Een officier van de Koninklijke Marine, een officier van de Koninklijke Landmacht en een sergeant der mariniers zijn onderweg naar de hemel.
De sergeant loopt voorop en geeft het tempo aan.
De beide heren officieren volgen vol vertrouwen. Dat wil zeggen zij hebben het volste vertrouwen in de sergeant.
Aan de andere kant moeten zij nog even wennen aan de nieuwe situatie.
De officieren zijn niet gewend te reizen zonder dat zij het reisdoel kennen, terwijl de sergeant daar geen last van heeft.
Hij marcheert als vanouds met vertrouwen in zichzelf en in het tempo van de gewone pas.
Bij de poort aangekomen, laat de sergeant de beide heren voorgaan.
Ene Petrus blijkt hier de wacht te hebben.
Deze richt zich tot de marine-officier met de woorden; 'Broeder, waar komt u vandaan? En ... als ik vragen mag wat doet u vermoeden dat u zal worden toegelaten tot de hemel?'
'Waarde meneer Petrus, ik kom uit Nederland. Misschien sta ik wel aan de verkeerde poort, maar de sergeant heeft onderweg de leiding op zich genomen. Hij leek me nogal zeker van zijn zaak. Ik hoop dat ik u niet lastig val. Om uw vraag te beantwoorden: ik heb de Koninklijke Marine gediend; ik heb dus meegeholpen met het openhouden van de zeewegen voor de vrije wereld. Overal ter wereld heb ik mijn bemanning in de gelegenheid gesteld de kerkdienst te bezoeken.
En wanneer aan boord God's naam werd misbruikt, ben ik daar tegen opgetreden. Hoewel, nu ik erover nadenk, wellicht niet consequent genoeg.'
'Genoeg, mijn broeder. U lijkt mij een goed mens. Mijn personeel zal echter uw antwoorden moeten controleren, want wij gaan niet over één nacht ijs. Kom intussen de wacht binnen en neem gerust plaats in die stoel links van mij.
Daarna wendde Petrus zich tot de collega van de Landmacht.’En u broeder, waar komt u vandaan? En welk recht denkt u te hebben de hemel te mogen betreden?’ Ík om uit Nederland, maar ik heb altijd in de Duitse laagvlakte gezeten om de christelijke wereld te beschermen tegen het communisme.Tot heden met succes, zoals u wellicht zult weten.
De pater, die God in mijn onderdeel vertegenwoordigt, is een persoonlijke vriend van mij. Ik heb mijn vader en mijn moeder ..... ' 'Genoeg, genoeg, treed binnen en neem tot nader order rechts van mij plaats.'
Petrus richt zich tenslotte tot de sergeant der mariniers. 'En u broeder, die zo dapper voorop liep. Bent u wel aan de goede poort?'
'Tegen mij hoef je niet te ouwehoeren, Peter. In de eerste plaats ben ik je broer niet en dat weet je donders goed. Ten tweede, maak ik zelf wel uit door welke poort ik ga en tenslotte zou ik als ik jou was maar eens opstappen, want je zit in mijn stoel!
Cobra4: "
Twijfelen aan de kennis van Rave. :')EllaN: Rave IS een parel. Mijn parel. Onze parel O+. Voor altijd.Amphibisch getraind voor het zinkende [DEF]-schip