4. De vagina
De vagina is het vrouwelijk paringsorgaan. De holte van de vagina is de voortzetting van die van de cervix en gaat naar beneden toe over in de voorhof of vestibulum. De richting van de vagina verschilt van die van de uterus. Zij gaan van achter boven naar voor onder. De vagina is zeer rekbaar. De voorwand is ongeveer 7 cm lang, de achterwand 9 cm. Op de overgang van de vagina en het vestibulum vinden we een plooi die een gedeeltelijke afsluiting vormt tussen het vestibulum en de vaginaholte. Deze plooi heet het hymen. Bij vrouwen die een kind gehad hebben, is het hymen sterk ingescheurd. Voor de voorwand van de vagina loopt de urethra.
De wand bestaat uit drie lagen. De binnenste, een slijmvlieslaag, bestaat uit plaveiselepitheel. Bij vrouwen die geen kinderen hebben gehad, zien we hierin een aantal dwarsverlopende plooien. In voor- en achterwand vinden we bovendien nog een in de lengte verlopende plooi. In het onderste deel van deze voorste plooi loopt de eerder genoemde urethra. Om de slijmvlieslaag heen loop teen spiermantel, bestaande uit glad spierweefsel. De buitenste lag wordt gevormd door bindweefsel, waarin zich een uitgebreide veneuze plexus bevindt.
Het epitheel van de vagina is net als dat van de uterus onderhevig aan cyclische veranderingen. Tijdens de oestronfase, de proliferatiefase van uterus, treedt ook proliferatie van het vagina-epitheel op. Het epitheel wordt dikker en de cellen verzamelen veel glycogeen. In de tweede helft van de cyclus, de progestreronfase, worden veel epitheelcellen afgestoten en het epitheel wordt weer dunner. Door het te gronde gaan van de epitheelcellen komt vooral in deze fase veel glycogeen vrij.
In de vagina leven de bacillen van Doderlein. Deze bacillen breken het glycogeen af en produceren melkzuur. Daardoor reageert de inhoud van de vagina sterk zuur. In dit zure milieu kunnen andere bacteriën in het algemeen niet lieven, zodat de vrouw door de bacillen van Doderlein wordt beschermd tegen infecties. Dit is van groot belang omdat er via de vagina, uterus en tube bij de vrouw een verbinding bestaat tussen de buitenwereld en de peritoneale holte.
Zonder een dergelijke bescherming zouden vrouwen een sterk vergroot risico lopen voor het krijgen van infecties, zoals peritonitis. Net als met de colibacillen zien we hier een samenleven van mens met micro-organismen, tot beider voordeel. We noemen een dergelijk samenleven een symbiose.
Een kleine compilatie vormt het feit dat ook zaadcellen in het zure milieu van de vagina niet kunnen leven. Zij moeten hiertegen dus op hun beurt beschermd worden. Dat gebeurt door het prostaatvocht, zie blz 454 (verteld in 1 vd vorige SC topics – Zotheid). Tijdens de menstruatie wordt de zure vagina-inhoud voor een groot deel geneutraliseerd en weggespoeld. Dat is het moment dat de vrouw het meest kwetsbaar is voor infecties.
Op donderdag 4 februari 2010 19:01 schreef jitzzzze het volgende:[..]