1.18.
V&D heeft op 4 februari 2015 bekend gemaakt de op 19 januari 2015 aangekondigde reductie van arbeidsvoorwaarden te zullen verzachten. De reductie zal aldus gaan plaatsvinden:
- per 1 februari 2015 geldt een salarisvermindering van 3% voor alle werknemers
- per 1 februari 2016 geldt een salarisvermindering van 2,8% voor alle werknemers
- voor het winkelpersoneel dat daarna nog boven het niveau van de V&D (HP) Arbeidsvoorwaardenregeling 2014 zit, volgt zowel in 2017 als in 2018 jaarlijks een verlaging van maximaal 2,1%
- per 1 februari 2015 worden de reeds toegekende seniorendagen bevroren; er komt vanaf deze datum geen nieuwe instroom bij
- per 1 februari 2015 wordt er per jaar 1 vakantiedag minder toegekend, 24 in plaats van 25
- per 1 augustus 2015 verdwijnt de toeslag op de winkelopenstelling voor de werknemers in de winkels
- per 1 februari 2015 wordt voor werknemers in schaal A de zondagtoeslag verhoogd van 60% naar 100%
- de werknemers zullen in geval van winstgevendheid van V&D in de toekomst daarin meedelen door middel van een variabele beloningsregeling.
toekomst perspectief en wat het opleverd
9 Indien de door V&D aangekondigde maatregelen worden doorgevoerd stelt V&D in haar conclusie van antwoord dat voor V&D Group Holding B.V. in 2015 een verlies wordt voorzien van 14 miljoen euro, in 2016 een breakeven-resultaat en in 2017 een winst van 11 miljoen euro. Ter zitting heeft de heer [naam 5], Chief Restructering Officer, deze getallen als volgt gepreciseerd. Zonder loonaanpassing zal de Group in 2015 een verlies maken van afgerond 18,7 miljoen euro, in 2016 van 9,7 miljoen euro, in 2017 een winst van 0,8 miljoen euro en in 2018 een winst van 10 miljoen euro, waarbij aangetekend wordt dat dit wordt bewerkstelligd door een fors positief resultaat van La Place. Met loonaanpassing is het verlies in 2015 13,8 miljoen euro, in 2016 breakeven, in 2017 een winst van 11,9 miljoen euro en in 2018 van 21,6 miljoen euro. Ook in dat geval blijft V&D zonder La Place in 2017 nog verliesgevend.
40 CNV vordert nakoming van de oude arbeidsvoorwaarden voor haar leden. CNV moet worden geacht met deze vordering het standpunt van haar leden te vertegenwoordigen. De vorderingen van CNV worden daarom toegewezen ten behoeve van haar leden.
41 FNV vordert nakoming van de specifieke arbeidsvoorwaarden zoals deze voor 1 februari 2015 golden voor alle werknemers van V&D. FNV beperkt haar vordering derhalve niet tot haar leden. FNV stelt hiertoe op grond van haar statuten gerechtigd te zijn, nu haar statuten voorzien in het opkomen voor werknemers in het algemeen. V&D heeft daartegenover gesteld dat het merendeel van de werknemers van V&D akkoord is met de (herziene) wijziging van arbeidsvoorwaarden. V&D wijst in dat verband op een door haar onder de werknemers gehouden schriftelijke enquête. FNV heeft de representativiteit van die enquête (waarvan de precieze uitkomsten overigens niet zijn overgelegd) in twijfel getrokken, omdat werknemers tegenover haar verklaard hebben zich daarbij door V&D onder druk gezet te voelen. FNV heeft gewezen op 1.500 werknemers die tegenover haar schriftelijk hebben verklaard niet in te stemmen met de verlaging door V&D. V&D heeft daarover opgemerkt dat 1.500 werknemers veel minder is dan de helft van de werknemers bij V&D, en dat dit getal dus onderstreept dat het merendeel van de werknemers instemt met de plannen van V&D. De kantonrechter constateert dat met de door FNV genoemde cijfers en het overige door haar ingebrachte materiaal niet vaststaat dat haar vordering om ook voor de niet-leden ongedaanmaking van de loonsverlaging te vorderen, gedragen wordt door (een duidelijke meerderheid van) die niet-leden, zijnde werknemers van V&D. Voor zover de vordering van FNV betrekking heeft op andere werknemers dan haar leden wordt deze daarom afgewezen.
http://uitspraken.rechtsp(...)LI:NL:RBAMS:2015:899