Ayaan Hirsi Ali is niet de enige - Nahed SelimGeen verstandig mens zou ontkennen dat Ayaan Hirsi Ali bescherming verdient. Net zoals een andere bedreigde schrijfster die de prijs van Simone De Beauvoir kreeg, de Bengaalse Taslima Nasrin. De overeenkomsten tussen de twee vrouwen zijn groot. Beide leven onder een zware bedreiging van de kant van moslimfundamentalisten. Nasrin mag dan minder bekend zijn in Nederland maar ze wordt al bedreigd sinds 1990 toen de moslimfundamentalisten in Bangladesh een campagne tegen haar lanceerden, inclusief demonstraties en processies op straat en het inbreken in krantengebouwen waar ze werkte om haar kritische columns te schrijven waarin ze de onderdrukking van moslimvrouwen hekelde. Ze spanden rechtszaken aan tegen haar redacteuren en uitgevers.
Later moest ze onderduiken toen er in 1993, een fatwa tegen haar was uitgevaardigd, door een fundamentalistische organisatie, genaamd ’Soldiers of Islam’ die bovendien een prijs op haar hoofd heeft gezet wegens haar kritiek op de islam. Later volgden nog meer fatwa’s en ze vluchtte naar Europa. Haar boeken werden verboden. Van de 24 boeken is Lajja (Schaamte) de bekendste. Daarin beschreef ze de gruwelijkheden die moslimfundamentalisten in Bangladesh pleegden tegen hindoeminderheden. Dit boek werd een bestseller op het Indiase subcontinent en is vertaald in vele talen. Net als Ayaan is Taslima opgegroeid als moslima in een conservatief milieu waarbij de moeder een traditionele vrouw was en de vader een progressieve man die zijn dochter aanmoedigde om verder te studeren en zelf na te denken. Ze studeerde geneeskunde en werkte acht jaar lang als gynaecoloog in overheidsziekenhuizen in dorpen en steden. Door wat ze daar zag aan lichamelijk toetakeling van moslimvrouwen door hun omgeving, keerde Taslima de religie de rug toe en werd atheïst. Ze streed voor humanisme als alternatief voor religie.
Nu verkeert Taslima precies in dezelfde veiligheidssituatie als Ayaan, maar leeft ze eigenlijk onder veel zwaardere omstandigheden. Beide zijn een gewild doelwit van moslimfundamentalisten over de hele wereld en niet alleen binnen de grenzen van hun respectievelijke landen. In Zweden kreeg Taslima de Zweedse nationaliteit. Over haar beveiliging in Zweden is weinig bekend. Ik neem aan dat ze keurig beveiligd zou worden mocht ze verkiezen om weer in Zweden te wonen. Zij verkoos om in India te leven omdat ze haar rol ziet als een onderdeel van het culturele leven van de Bengalen, voor wie en over wie ze schrijft .
Daarnaast heeft ze ook een tijdje in Frankrijk gewoond, maar ze bleef schrijven in haar moedertaal, het Bengaals, en bleef verlangen naar terugkeer naar het Indiase subcontinent. In 2004 ging ze in Calcutta wonen totdat haar situatie daar onhoudbaar werd. Er ontstonden hevige rellen met vandalisme en geweld tegen Taslima, waarbij India voor het eerst sinds 15 jaar het leger moest inroepen om de orde in de straten van de stad te herstellen. daarna werd ze in New Delhi in een ’Safe House’ ondergebracht waar ze feitelijk als een gevangene woont. Telefonische contact met de buitenwereld mag ze niet en bezoek even min, ook niet van de media. Het enige contact dat ze nog heeft is via email. Hoe lang ze dit nog volhoudt weet ze zelf niet maar ze schreef dat dit haar wel neerslachtig maakt. Bij de uitreiking van haar gedeelde prijs met Ayaan, vorige maand in Parijs, was ze ook niet aanwezig, om medische redenen volgens een officiële verklaring.
Nederland heeft Ayaan veel meer bescherming geboden dan India aan Taslima. De Nederlandse regering is genereus geweest met de bescherming van Ayaan in Nederland en een jaar lang in de VS. Het probleem van mensen zoals Ayaan Hirsi Ali en Taslima Nasrin die hun levens wagen in de strijd tegen extremisme, vrouwenonderdrukking en islamitische terrorisme is een wereldwijd probleem die aangepakt moet worden door de hele wereldgemeenschap. Net zoals het globale terrorisme van islamitische kant een nieuw fenomeen is dat nieuwe wetgeving vereiste, dwingt de situatie van Ayaan en Taslima tot bijzondere oplossingen waarin de gebruikelijke regels van nationale staten niet voorzien.
Veel meer dan India heeft Nederland een naam te verdedigen als het gaat om vrijheid van meningsuiting. Het is bespottelijk dat diegenen die hun levens wagen voor vrijheid van meningsuiting niet dezelfde vrijheid van beweging en vestiging genieten als terroristen die vrijelijk over de hele wereld kunnen reizen. Het zal Nederland sieren om deze probleem aan te kaarten bij de Europese Unie of zelfs bij de Verenigde Naties. Een internationaal fonds voor vrijheid van meningsuiting zou overal ter wereld zulke mensen bescherming moeten bieden. De kosten daarvan vallen in het niets vergeleken met wat de wereld uitgeeft aan terreurbestrijding en het tegengaan van radicalisering. De kosten van een dagje oorlog in Afghanistan of Irak is voldoende om de heldinnen van vrijheid van meningsuiting en het verspreiden van mensenrechten een jaar lang te beschermen en het is nog effectiever ook.
Nahed Selim