quote:
Op zaterdag 14 januari 2006 00:03 schreef jpjedi het volgende:Wat zei die presentator nu over die Soapie die eruit ligt (Winston Post) Hij had het over de mening in het thuisland en over "uitvallen moet je accepteren en volgend jaar weer een kans".
Hebben die comotie gemaakt ofzo?
Ze maken er een fijn drama van.. Welles, nietes, modder gooien enzo.
Uit het Brabants Dagblad van vandaag:
quote:
Dollevoet weigert op de noodknop te drukken
Zaterdag 14 januari 2006 - Ebert Dollevoet uit Nuland keerde gisteren terug in Nederland van een hachelijk avontuur in de rally Le Dakar.
Vrijdagochtend. Ebert Dollevoet (39) komt net het vliegtuig op Schiphol uitgelopen. De in Nuland woonachtige coureur is er nog steeds ondersteboven van. Zijn derde Dakar Rally, voor het eerst met de auto... uitgelopen op een grote sof. Dollevoet is boos, zeg maar gerust pisnijdig. „Maar ik ga de waarheid boven tafel krijgen!“, klinkt het strijdig. Hij voelt zich in de steek gelaten. Niet door het team zelf, maar wel door het management. Zijn Kia, de tweede auto van het Hutten Rally Team, strandde midden in de negende etappe. Vijftig uur (!) wachtte Dollevoet op hulp. Maar die kwam niet. Hij stuurde sms’jes en belde de teamleiding regelmatig. Maar kreeg helemaal geen bericht terug. Uiteindelijk moesten hij en co-piloot/acteur Winston Post de auto achterlaten, op dringend advies van de organisatie. „Het teambelang werd blijkbaar opgesplitst. En wij konden het uitzoeken.“ Bijna geen eten, bijna niks te drinken. Tenminste, dat is het verhaal van Dollevoet. Teammanager Chris Walraven ontkent het verhaal in alle toonaarden.
Op een houtje bijten
Twee keer eerder deed Dollevoet mee aan Le Dakar. Weliswaar op de motor, maar dit had hij toch nog nooit meegemaakt. Aanvankelijk leek er weinig aan de hand. Hij lag op koers, 33ste plaats. De rustdag was gehaald, zonder kleerscheuren. De zwaarste etappe van de rally, over zeshonderd kilometer, stond op het programma. Dollevoet: „Als we deze zouden voltooien, moest Dakar haalbaar zijn.“ Maar zover kwam het niet. Op 240 kilometer van Kiffa, het doel, stopte de auto ermee. En toen begon het grote wachten.
Dinsdag om zes uur stuurden ze een sms naar de teamleiding, dat ze vaststonden. „Ze hadden 22 uur om ons te slepen en de auto te repareren.“ Maar de beloofde hulp kwam nooit opdagen.
Ondertussen moesten Dollevoet en Post zichzelf zien te redden met hun lunchpakketje van de ochtend, maar na een etmaal was dat op en moesten ze op een houtje bijten. Van opgeven wilde Dollevoet niets weten. Het enige dat hij daarvoor moest doen, was de noodknop indrukken. Maar dat weigerde hij. „Dat doe je echt pas als je gewond bent of in gevaar verkeert.“
Uiteindelijk besloten Dollevoet en Post toch het hoofd te buigen. „De laatste auto van de organisatie kwam langsrijden en adviseerde ons om mee te gaan. Toen hebben we onze handbagage gepakt en zijn we weggegaan.“
Hij is duidelijk zwaar gedesillusioneerd. „Je wilt zo graag, maar het kon gewoon niet meer“, treurt hij. „Als het management wel op oorlogssterkte en van een goed niveau was geweest, hadden we er nu nog ingezeten.“ Dat vindt hij nog het ergst. „Ons valt in ieder geval niks te verwijten“, verklaart hij. „En dat ze ons niet konden slepen is lulkoek, want de dag ervoor werd de teambaas wel vierhonderd kilometer op sleeptouw genomen.“
Te gevaarlijk
Teammanager Chris Walraven heeft zo zijn kant van het verhaal. Walraven: „Luister, wij zaten veertien uur van ze vandaan. De ’proef’ was ook nog in volle gang, dus het was te gevaarlijk om er met een vrachtwagen naartoe te rijden. We hebben voortdurend contact gehouden. Maar achttien uur later zouden wij ze pas op kunnen komen halen. Maar er is een auto naartoe gestuurd met genoeg eten en drinken en zelfs tenten.“
Kwalijk
Er was onderling een duidelijk afspraak gemaakt. De auto, toch zo’n 250 duizend euro waard, mocht alleen achtergelaten worden als er iemand gewond was. „En dat nemen we hem kwalijk“, vervolgt Walraven. „Hij is nooit in levensbedreigende situaties geweest. Als wij beloven hem te komen halen, dan doen wij dat ook. Maar als meneer Dollevoet bang is en om zijn moeder gaat roepen, hoort hij niet in Dakar.“