Altijd handig als een regisseur maar zo'n 160 minuten aan film heeft gemaakt, zodat je een heel oeuvre op één avond kan kijken. Dus.
À Propos de Nice (Jean Vigo, 1930): registratie van de dagen rond het carnaval van Nice. Er wordt flink snel en associatief geknipt waardoor het wat impressionistisch en quasi-intellectueel overkomt. Wat satirische elementen en de korte speelduur maken dit nog best genietbaar. Oh, en tieten in een film uit 1930 kom je ook niet erg vaak tegen. 7-.
Taris (Jean Vigo, 1931): dit korte filmpje over de destijds wereldrecord-zwemmer lijkt vooral bedoeld als stijloefening. Er wordt tijdens het laten zien van de technieken van deze beste man flink gebruik gemaakt van slow-motion, achteruit afspelen en onderwaterfilmen. Ja. Niet bijster interessant. 5,5.
Zéro de Conduite (Jean Vigo, 1933): erg toffe film over wat kwajongens op een kostschool waar schilderijen bewegen, voetballen op magische wijze verdwijnen en het hoofd een lilliputter is. Toch wordt er een tamelijk realistisch beeld van de jochies gegeven, wat een beetje een Antoine-Doinel-op-Zwijnstein-gevoel geeft. En dat werkt eigenlijk verrassend goed. Sterke acteerprestaties, memorabele scènes en een hip einde zijn er ook nog. Lindsay Anderson heeft hier toen ze
If... regisseerde vast goed naar gekeken. 8,5.
L'Atalante (Jean Vigo, 1934): dit staat bekend als Vigo's Grote Meesterwerk, en hoewel ik
Zéro de Conduite nog een stukje beter vond is dit ook heel okay. De vergelijking met Murnau's
Sunrise is snel gemaakt als een koppel op reis gaat, hun relatie uiteenvalt en ze weer bij elkaar komen. Hoewel de film op visueel gebied uiterst in orde is haalt dit het toch absoluut niet bij
Sunrise, en dan vooral omdat de mannelijke hoofdpersoon zo'n eikel is. De mannelijke bijrollen zijn veel leuker, grappiger en zelfs beter uitgewerkt, waardoor de climax minder werkt en de film een beetje een deprimerend einde krijgt. Dat is op zich niet erg natuurlijk, maar ik zie toch liever de fijne simplistische naïviteit van
Sunrise. 8.