quote:
Vitesse-NEC heeft de naam een zwaarbeladen derby te zijn, omgeven met grote sentimenten. Maar waar gaat het eigenlijk over? Op zoek naar de zin en onzin van een rivaliteit die eigenlijk maar van één kant komt.
''Dag dames en heren, dit is Studio Sport. De eerste wedstrijd van vanavond is NEK tegen Den Bosch. In Nijmegen is iedereen trots op het nieuwe stadion. Maar dat is dan ook het enige waar ze in Nijmegen trots op kunnen zijn.''
Als je zoals Mart Smeets (57) een geboren en getogen Arnhemmer bent, is het moeilijk om pesterijtjes richting Nijmegen achterwege te laten. De Studio Sport-nestor hekelde diverse maten het shirt en het stadion van NEC. NEC noemde hij NEK, een gewoonte die hij volgens de NEC-aanhang pas na vele klachten richting de NOS opgaf. Want in Nijmegen geldt: NEK zit onder je hoofd, N-E-C zit in je hart. Smeets, quasi-verbaasd: ''Wordt daar over gestruikeld in Nijmegen? Ik ben ook maar dom. Het is toch de Nijmeegse Eendracht Combinatie? Maakt het wat uit hoe je dat uitspreekt? Is het trouwens NAC of N-A-C?''
Dat er sprake is van rivaliteit tussen NEC en Vitesse, lijkt zo klaar als een klontje. Bart Latuheru (38) kan erover meepraten. Hij speelde zes seizoenen voor Vitesse en sloot zijn carričre af met vijf seizoenen NEC. ''Bij Vitesse had ik nooit het gevoel dat we naar een beladen duel toewerkten.'' Hoe anders was dat bij NEC. Daar kreeg Latuheru vanaf de eerste trainingsdag te horen dat het maar om één wedstrijd ging: Vitesse thuis.
''Maanden van tevoren werd er in de spelersgroep over gesproken, vooral door de Nijmeegse jongens. Sommige trainers hadden er ook een handje van. Zo kon Jimmy Calderwood de hele groep opjutten. Dan werden er pakjes kauwgom in de kleedkamers uitgedeeld. You can do it! stond er op. En er waren altijd jongens zoals Dennis Gentenaar die helemaal gek werden als we gewonnen hadden. Dan was net een week feest op de club.''
''Als we wonnen, werd ik op straat constant gefeliciteerd. Dat heb ik in Arnhem nooit meegemaakt. Trouwens, tegenwoordig word ik vrijwel niet meer herkend als ik in Arnhem door de stad loop. In Nijmegen spreekt iedereen me aan. En dan te bedenken dat ik mijn beste jaren bij Vitesse heb gehad.''
Waar komt de rivaliteit vandaan? En is ze in Nijmegen echt groter dan in Arnhem, zoals Bart Latuheru‘‘s verhaal doet vermoeden? Tijd voor een korte introductie van beide steden: ‘''Arnhem en Nijmegen voor dummy’‘s''
De feiten zijn dat de steden slechts vijftien kilometer van elkaar liggen en gescheiden worden door twee grote rivieren, de Waal en de Rijn, met daartussen een leeg stukje Betuwe. Ander feit: op bestuurlijk niveau wordt al jaren nauw samengewerkt in het zogenaamde KAN, het Knooppunt Arnhem-Nijmegen. En de dames burgemeesters van beide steden kunnen het prima met elkaar vinden.
Tot zover niets aan de hand. Maar er zijn kleine stekeligheden. Arnhem is de provinciehoofdstad en dat vormt voor sommige Nijmegenaren een steen(tje) des aanstoots. Want wat hééft Arnhem nou helemaal? Vooruit, de gezellige Korenmarkt. En volgens Mart Smeets heeft de stad ook een fraai stadspark, Sonsbeek: ''Daar vind je een beeldententoonstelling die in Parijs of Milaan niet zou misstaan.''
Nijmegen kan daar heel wat jaloersmakends tegenover stellen. Het heeft zijn eigen universiteit. Het heeft de fameuze Vierdaagse en de bijbehorende Zomerfeesten. En ook voor terrassen en winkels moet je in Nijmegen zijn, zeker sinds enkele jaren geleden de Marikenstraat werd gebouwd, die zich volgens Nijmegenaren kan meten met de mooiste winkelstraten van het land. Ze zouden het in Arnhem allemaal willen hebben.
Maar met alleen simpele sentimenten verklaar je een rivaliteit niet. Helaas is een sluitende verklaring moeilijk te geven. Want wie op zoek is naar wetenschappelijk onderbouwde gegevens over de verhouding tussen Arnhem en Nijmegen, komt bedrogen uit: de band tussen de twee steden is nog nooit serieus onderzocht. En dus moeten we het doen met 'ervaringsdeskundigen' - en dat is eigenlijk veel leuker dan keiharde feiten.
''Ik heb de rivaliteit tussen Vitesse en NEC nooit gevoeld'', beweert Arnhemmer Mart Smeets met een stalen gezicht. ''Vroeger was het allemaal niet zo erg. Mijn ouders waren extreem liberale mensen, ik ging naar een openbare school. Het protestante Arnhem ken ik van horen zeggen, maar meegemaakt heb ik het niet zo zeer. Mijn ouders waren atheīsten. Vanaf mijn vierde jaar ging ik aan de hand van mijn vader naar Vitesse. We woonden vlak bij het station, aan de Dalweg, een nette, ietwat elitaire wijk. Ik hoorde wel mensen om me heen over die Nijmegenaren praten, maar ik trok me daar nooit veel van aan.''
Voor Johan Derksen (55), hoofdredacteur van Voetbal International en dankzij RTL Sport uitgegroeid tot een Zeer Bekende Nederlander, lag dat heel anders. De in het Gelderse Heteren geboren Derksen voelt zich tot de dag van vandaag honderd procent NEC'er. ''Mijn hele familie woonde in het Nijmeegse Waterkwartier, een echte volkswijk. Daarom voelde ik me Nijmegenaar. Vanaf mijn zesde ging ik met mijn vader en opa naar alle thuiswedstrijden. Uitwedstrijden bezocht ik met mijn vader. Achter op de BSA naar de kleinste dorpjes van Nederland.''
Derksen genoot zijn basisonderwijs op de Arnhemse Fontanusschool. ''Ik was als enige in de klas voor NEC. Dat was in die tijd niet zo'n ramp, maar als NEC een keer van Vitesse won, dan kon ik daar dagenlang mijn klasgenoten mee stangen.''
Historicus dr. Jan Brabers is niet verbaasd als hij de ervaringen van Bart Latuheru, Mart Smeets en Johan Derksen naast elkaar legt. Ze bevestigen slechts zijn indruk dat de rivaliteit in Nijmegen veel meer leeft dan in Arnhem. Hij meent bovendien te weten waar de Nijmeegse gevoelens vandaan komen. ''De Nijmeegse bevolking is een roomse bevolking met een aangeboren minderwaardigheidscomplex,'' beweert hij.
Dat klinkt als een ongenuanceerde uitlating, maar enig recht van spreken kan de historicus niet ontzegd worden. Jan Brabers is verbonden aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en voorzitter van Numaga, de historische vereniging van Nijmegen. Brabers doet voornamelijk onderzoek naar universiteitsgeschiedenis en naar de stadsgeschiedenis van Nijmegen.
Honderd jaar geleden, legt de historicus uit, was Nijmegen voor zeventig procent katholiek. De overige dertig procent bestond uit een Liberaalprotestante bovenlaag. Zij beschouwden de katholieken als tweederangsburgers. ''Katholieken moesten elke dag vechten tegen liberalen, protestanten, socialisten en andere groepen die op hen neerkeken,'' zegt Brabers. In heel Nederland werden tal van katholieke verenigingen, politieke partijen, kranten, ziekenhuizen en universiteiten opgericht die het katholieke deel der bevolking omhoog moesten stuwen in de vaart der volkeren.
In de jaren zestig werd de katholieke emancipatie voltooid. Maar vanaf dat moment verloor het katholicisme voor veel mensen zijn aantrekkingskracht. De Katholieke Universiteit Nijmegen werd rood in plaats van rooms. ''Maar het idee dat je omhoog moet kijken, dat je moet vechten omdat anderen op je neerkijken, van dat idee zijn in de stad Nijmegen nog altijd restanten over,'' aldus Brabers. ''Die houding valt niet meteen weg bij een volgende generatie, hoe onzinnig de gevoelens ook zijn.'' En dan is er ook nog het verschil tussen arm en rijk. ''Arnhem is chic, een stad met een klassieke elite,'' aldus de historicus. ''Nijmegen is roomse eenheidsworst met een beetje elite, die bovendien voor negentig procent aan de universiteit verbonden is en die vrijwel helemaal van buiten Nijmegen komt.''
Het verschil in stand is er altijd geweest. ''Terwijl de fabrieken in Nijmegen op volle toeren draaiden en de arbeiders dag in dag uit op de fiets naar hun werk gingen, nipten de Arnhemse dames en heren aan hun kopje thee om vervolgens richting stad te vertrekken. Je ziet het terug in de voetbalclubs,'' meent Brabers. ''NEC werd opgericht door arbeiders, Vitesse kwam voort uit een cricketclub. Vitesse heeft altijd wat meer te verteren gehad dan NEC.''
Het gedrag van de supporters lijkt de 'Theorie van Brabers' te ondersteunen. NEC-supporters nemen de rivaliteit zeer serieus, bij Vitesse vinden ze het allemaal niet zo belangrijk. De Arnhemse supporters verven één dag voor de wedstrijd de kanonnen aan de Waalzijde geel-zwart. Of ze vermaken zich als NEC met een sponsor komt aanzetten (CSS) die een geel-zwarte bij als logo voert. ''Een geelzwarte bij, dank je wel voor de steun,'' riepen de supporters uit Arnhem. ''De bij is niet geel-zwart, maar oranje-zwart,'' reageerde Nijmegen. Arnhem sloeg zich op de dijen van plezier. ''Hebben jullie wel eens een oranje-zwarte bij gezien?''
Vier jaar geleden bekladden enkele leden van Rijnfront Arnhem café Goffertzicht - sinds jaar en dag de ontmoetingsplaats voor NEC-supporters - met de tekst 'Rijnfront Arnhem Forever.' De NEC-supporters moesten er vooral om lachen. Wilden de supporters van Vitesse zo aanzien winnen? Dan moesten ze toch echt de directe confrontatie aan durven gaan.
De directe confrontatie, dat is meer de stijl van de Nijmeegse harde kern, de HKN. Die letters staan voor Hazenkamp Nijmegen - naar de naam van de tribune in het oude Goffertstadion waar de leden hun vaste stek hadden - of voor Harde Kern Nijmegen. Afgelopen januari deden de heren nog van zich spreken in Amsterdam. Met 150 man togen ze naar de hoofdstad voor een harde clash met Ajax-aanhangers.
'Nijmegen leeft, Arnhem beeft' is een veelgehoorde uitspraak van de HKN, die het Rijnfront Arnhem een gebrek aan lef verwijt. ''De supporters van Vitesse voeren een virtuele oorlog. Alles gebeurt via het internet, ze durven het alleen niet waar te maken'', beweert HKN’‘er Niels Huisman (30). Hij is sinds tien jaar lid, en werd recentelijk gedagvaard voor zijn vermeende aandeel in de rellen in Amsterdam. ''De supporters van vistas [bijnaam van de HKN voor Vitesse, red.] doen zich groter voor dan ze zijn. Grote bek achter het hek. Als wij iets aankondigen, dan voeren we het uit. Ik heb foto's waarop wij met de HKN op Nieuw-Monnikenhuize ons vak uitbraken en de supporters van Vitesse te lijf gingen. Maar wat heeft Rijnfront Arnhem nou gedaan om aanzien te krijgen in de supporterswereld?''
De verschillen tussen de supporters van NEC en Vitesse zijn volgens Huisman eenvoudig te verklaren. ''Als ik in ons vak om me heen kijk, zie ik mensen van verschillende leeftijden. Er staan veertigplussers tussen, mensen die de rivaliteit met Arnhem in hun bloed hebben. Bij Vitesse bestaat de harde kern uit veertig jochies van zestien tot vijfentwintig jaar. Die weten helemaal niet waar het om gaat.''
Allemaal onzin, beweren de supporters van Rijnfront Arnhem. Het zijn de scherpe beveiligingsmaatregelen die hen beletten tot actie over te gaan. De supporters van NEC worden asociaal genoemd. Rijnfront-aanhanger Timo de Vries: ''Bij ons wordt nooit schunnige taal uitgeslagen. Als je in de Goffert bent is het dit, dat. Ouders steken hun middelvinger op terwijl hun kind van vier toekijkt. Wij hebben hart voor de club, maar wat ze in Nijmegen doen, heeft niks met het supporterwezen te maken. Voetbal is oorlog. Maar dan wel op het veld en niet op de tribune. Wij hoeven niet zozeer.''
In Nijmegen hoeven ze wel. Zeker sinds Vitesse tien jaar geleden een voorzitter kreeg die de Arnhemse arrogantie volgens de Nijmegenaren perfect belichaamde: Karel Aalbers, de Verlosser van Arnhem.
Vitesse-supporter John Mus (59): ''Ik ben vijftig jaar supporter van Vitesse. Ik heb vroeger met Nijmegenaren gewerkt. Prima mensen. Maar sinds een jaar of tien is het compleet omgeslagen. Op het moment dat Vitesse de weg omhoog insloeg, sprongen in Nijmegen de stoppen. Vroeger stonden we voor een wedstrijd met de supporters van NEC voor café Goffertzicht. Na de wedstrijd werd er een beetje gejend, maar daar bleef het bij. Er was een gezonde rivaliteit. Nu kom ik liever niet meer in Nijmegen. Te gevaarlijk.''
NEC-fans kregen het in de jaren negentig zwaar te verduren. De Arnhemse begroting was hoger, het stadion mooier, de prestaties beter, de aandacht van de media groter. Bovendien was de man achter de Arnhemse successen niet vies van een provocerende uitspraak op z’‘n tijd. ''Gelderland heeft ruimte voor slechts één professionele voetbalclub,'' was zo'n tekst waarmee Karel Aalbers het bloed onder de Nijmeegse nagels vandaan haalde.
Om vervolgens zijn droomstadion in de uiterste zuidpunt van Arnhem te bouwen, op slechts vijftien minuten rijden van het centrum van Nijmegen. ''Aalbers wil supporters uit Nijmegen trekken,'' interpreteerden de NEC-supporters. Bovendien ontving de megalomane ondernemer voor de bouw van het Gelredome subsidie van de provincie Gelderland. En alsof dat nog niet genoeg was, wist Karel Aalbers als hoofdsponsor Nuon te strikken, het bedrijf waar heel Nijmegen zijn energierekeningen aan betaalde.
‘''De plannen van Karel Aalbers werden in Nijmegen als arrogant beschouwd,'' weet Johan Derksen. ''De man had een grote liefde voor Arnhem, zijn bedoelingen waren goed, maar hij dreef door. Er ontbrak iemand in het bestuur van Vitesse die hem kon tegenhouden. Dat het is misgelopen, vond iedereen in Nijmegen natuurlijk fantastisch. Er zijn supporters in Arnhem die nog steeds roepen om de terugkeer van Karel Aalbers. Dan ben je echt zo dom als het achtereind van een varken.''
Mart Smeets: ''Vitesse is, net als NEC, niet meer dan een provincieclubje. Dat besefte Aalbers niet, hij leed aan grootheidswaanzin. In het Gelredome kom ik zelden. Ik vond het verschrikkelijk toen dat stadion gebouwd werd. Een stadion moet je in een volksbuurt neerzetten, daar hoort het thuis. Nu zie je overal in Nederland van die merkwaardige bouwsels langs de snelwegen. Het voetbal is niet meer van de mensen. Ik kan me voorstellen dat de bouw van het Gelredome de rivaliteit tussen beide steden versterkt heeft.''
Bart Latuheru: ''De grootste boosdoener is Karel Aalbers. Zijn gedrag werd niet getolereerd in Nijmegen. Groot stadion, dure spelers. In Nijmegen scheppen mensen niet graag op. De plannen van Aalbers, hoe goed die ook waren, werden als arrogant gezien. Aalbers was de man die hoog van de toren blies, met geld zwaaide en veel in de media verscheen. Hans van Delft [voorzitter van NEC, red.] is precies het tegenovergestelde.''
Stadshistoricus Jan Brabers: Het Gelredome heeft de Nijmeegse gevoelens versterkt. Ook daaruit spreekt het minderwaardigheidscomplex’‘ De officiële website van NEC: ''Waarschijnlijk was de oplevering van het pompeuze Gelredome in Arnhem net wat nodig was om in Nijmegen ook iets in gang te zetten. Men begreep dat de grote concurrent Vitesse dankzij het nieuwe stadion een enorme voorsprong zou krijgen die misschien nooit meer te overbruggen zou zijn.'' En dus bouwde NEC zijn eigen stadion.
De statistieken laten zien dat de nieuwe Goffert NEC geen windeieren heeft gelegd, want sinds de opening in 2000 wisten de Nijmegenaren alle thuisduels tegen Vitesse te winnen. De statistieken leren bovendien dat NEC sinds de invoering van het betaald voetbal in 1954 21 van de 52 derby's in winst omzette, dat Vitesse er 15 won en dat 16 confrontaties in een gelijkspel eindigden. Op de eeuwige ranglijst van de eredivisie, die uiteraard niet is gebaseerd op de onderlinge duels tussen de rivalen, staat NEC één plaats hoger dan Vitesse: 14 om 15. Wat valt er nog te klagen voor NEC? Een fraai stadion, een legendarische speler als trainer, stabiel in de middenmoot, Europees voetbal gehaald, plaaggeest Aalbers vertrokken ... Wat wil de Nijmeegse fan nog meer?
Eindelijk lijkt het ook tot hem door te dringen dat er weinig reden meer is om Vitesse te haten. Hardcore fan Niels Huisman bekent dat de thuiswedstrijden van zijn club tegen de Arnhemmers hem weinig meer doen. ''Nu we zes keer op rij thuis hebben gewonnen, is het niet zo speciaal meer. Vroeger leefden we net als de spelersgroep maandenlang naar NEC-Vitesse toe. De eerste van die zes overwinningen was er één om nooit te vergeten. Het was op 25 april 1999. We wonnen met 3-1 door twee doelpunten van Jack de Gier en één van Bart Latuheru. Maar inmiddels is het vrijwel zeker dat we thuis van Vitesse winnen.''
Voor Vitesse-NEC, op 7 november, kan hij nog wel warmlopen; NEC wist in Arnhem nog nooit te winnen. Bij NEC worden ze een beetje moe van het woord rivaliteit. In elk geval moet voorlichtster Marij Peters eens diep zuchten als ze de term hoort. ''Voor ons telt het niet. Het is een gewone risicowedstrijd, meer niet.''
Bron: Johan (november 2004)