Oorsprong en migraties van de FriezenHet ontstaan van het woongebied der Friezen; en de eerste bewoning
Hoe de kleigebieden langs de Noordzeekust ontstonden (2000- 500 v.o.j.) De kleigebieden die langs de Noordzeekusten van Nederland, Duitsland en Denemarken liggen, waren vóór 700 v.o.j. onbewoonbaar.[1] Alleen in het huidige West-Friesland woonden mensen.[2]
Rond 2000 v.o.j. ontstaat er langs de Noordzeekust, van de Zeeuwse eilanden tot aan Denemarken, een duinenstrook. Achter deze duinenstrook vormt zich een onbewoonbaar veengebied. Ten oosten van dit veengebied liggen de hogere zandgronden die wel bewoond zijn (zie plaatje).[3] [4] Grote rivieren zoals de Maas, Rijn, Oer-IJ, Eems, Weser, Elbe, Eider doorsnijden de duinstrook, en monden uit in de Noordzee.
hogere zandgronden (bewoond) [geel] duinenrij [paars] veengronden (onbewoond)
De Noordzeekust rond 2000 v.o.j. Dan breekt rond 2000 v.o.j. de zee ten noordoosten van Texel door de duinenrij heen, en ruimt het veen op. Daarbij wordt een klei-afzetting gedeponeerd. Bij Terschelling, ten noorden van Ameland, bij de mondingen van de Hunze en de Eems waren al doorbraken in de duinenrij waardoor de zeeklei zich af kon zetten. Deze klei-afzettingen vormen de basis voor de vroegste bewoning van het Fries-Groningse kleigebied zo'n 1300 jaar later.[5]
Tussen 800 en 500. v.o.j. zet zich langs de gehele Noordzeekust, van Zeeland tot en met Zuidwest-Jutland, op de kwelders achter de duinenrij, een vruchtbare kleidek af. Dit kleidek is met gras begroeid, en daardoor zeer geschikt voor beweiding. Er zijn aanwijzingen dat de bewoners van de hogere zandgronden zomers met hun vee naar de weidegronden op de kleigebieden trekken, en daar het hele seizoen blijven.[6]
De eerste kolonisatie van kleigebieden langs de Noordzeekust (3000 v.o.j.- 0) West-Friesland
In West-Friesland had zich rond de monding van de Oer-IJ een kleidek gevormd, waardoor van 3000 v.o.j. tot 800 v.o.j. bewoning mogelijk was. Na 800 v.o.j. werd door veenvorming de bewoning voor enkele eeuwen onmogelijk.[4]
Fries-Groningse kleigebieden
Pas vanaf 800 v.o.j. worden de eerste sporen van mensen op de Fries-Groningse kleigebieden ontdekt. Dit zijn vuurstenen sikkels. Deze vuurstenen sikkels zijn ook in zeer grote aantallen gevonden in West-Friesland (daterend van 1200 tot 700 v.o.j.), Drenthe en Oost-Friesland. Ze werden gebruikt voor het steken van plaggen. Deze plaggen werden o.a. voor de huizenbouw gebruikt .[5]
Vanaf 600 v.o.j. vinden we de eerste nederzettingen op het Fries-Groningse kleigebied (Texel, Tritsum, Hichtum, Wommels, Stapert, Hogebeintum, Ezinge en Middelstum). Vanaf 550 v.o.j. is er sprake van een vrij massale kolonisatie. Dan begint een terpenlandschap te ontstaan.[6]
Nederzettingsgebied van de eerste kolonisten van de Fries-groningse kleigebieden Bewoners van de hogere zandgronden
De eerste nederzettingen op het Fries-Groningse kleigebiedOost-Friesland
700 v.o.j. vond een systematische kolonisatie van de (zoetwater)kleigebieden van de Eems- en Weseroever plaats (Hatzum-Boomborg, Jemgum, Huntebrück-Wührden).[7] Pas vanaf 100 v.o.j. werd door een verdergaande verlanding de zeekleigebieden in het westen van Oost-Friesland gekoloniseerd.[8]
Noord-Friesland
500 v.o.j. zijn bij de monding van de Eider grote kleivlaktes opgeslibd. In het zuiden van het schiereiland Eiderstedt vinden we de oudste nederzettingen op de klei (warf Tofting). Deze dateert echter pas van het jaar nul. De eilanden Sylt, Föhr, Amrum en het schiereiland Eiderstedt waren, als we op de vondsten afgaan, dicht bevolkt. De bevolking woonde er op de hogere zandgronden en gebruikten de uitgestrekte klei-kwelders, die slecht op enkele honderden meters afstand lagen, als weidegrond. Deze kwelders waren tussen 700 en 500 v.o.j. ontstaan in een gebied ten zuiden van Sylt tot het schiereiland Eiderstedt. De hogere zandgronden van de eilanden waren al veel eerder, namelijk vanaf 1500 v.o.j. bewoond.[9]
Zuidwest-Jutland
De zeekleigebieden in Zuidwest-Jutland konden (in het zuiden) rond 700 v.o.j., en in het noorden (bij Ribe) rond 500 v.o.j. als weidegebieden gebruikt worden. Er zijn geen nederzettingen midden op de kleigebieden aangetroffen. De kleigebieden waren slecht een paar kilometer breed, waardoor de mensen op de hogere zandgronden konden blijven wonen.[10]
Friese Volk: haar Kern-, Herkomst- en Brongebied
Het Friese Kerngebied
Van een lijst met geografische namen, die door de geograaf Claudius Ptolameus rond 150 n.o.j. te Alexandrië werd samengesteld, werden in de 15e eeuw in Europa landkaarten gemaakt.[11] Op deze kaart staan ook de namen vermeld van de stammen die in het Noordzee kustgebied woonden. Hedendaagse onderzoekers hebben de gegevens van deze kaart overgebracht op een moderne kaart. Hieruit blijkt dat in Zuidwest-Jutland (vanaf Ribe), Noord-Friesland en Dithmarschen tot aan de Elbe, Saksen woonden. Tussen Elbe en Weser woonden 'grote' Chauken. In Oost-Friesland woonden 'kleine' Chauken. En van de Eems tot de Rijn woonden Friezen. De beschrijving van Ptolameus komt overeen met de culturen van het begin van de jaartelling, zoals die uit archeologische vondsten gereconstrueerd zijn.[12]
Kaart met Germaanse stammen; naar PtolemeusUit het bovenstaande kunnen we concluderen dat in Oost- en Noord-Friesland van oorsprong geen volken woonden die zich in de Romeinse tijd Friezen noemden. West Friesland was door veenvorming van 800 v.o.j. tot 400 v.o.j. onbewoonbaar geworden. Als ontstaansgebied van de Friezen blijft over het Fries-Groningse kleigebied. Uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de eerste nederzettingen in het Fries-Groningse kleigebied dateren uit een periode van 600 tot 400 v.o.j.. De nederzettingen zijn in drie gebieden te onderscheiden: Texel, Hogebeintum en Ezinge.[13]
Het ontstaansgebied van de Friezen -de Fries/Groningse kleigebieden- wordt door mij aangeduid als het Friese Kerngebied.
De herkomst van de eerste bewoners van het Friese KerngebiedEems/Weser kolonisten (600 - 400 v.o.j.)
De eerste bewoners van de Fries-Groningse kleigebieden komen uit Noordwest Nedersaksen, namelijk uit het gebied tussen de benedenloop van de Eems en de Weser. Om precies te zijn een gebied van de linker Eemsoever, over de Oostfriese geestgronden tot en met de Weser kleigebieden.(zie plaatje)[14]
(De bewoners van de Eemsoever zijn verwant aan die van Holstein. Het aardewerk uit het Eemsgebied is namelijk beïnvloed door dat van Holstein.[15])
Drentse kolonisten (400 - 300 v.o.j.)
Een tweede groep kolonisten komt uit Drenthe en de aangrenzende zandgebieden van Groningen en Friesland.[16]
woongebied van de eerste groep kolonisten[lila] woongebied tweede groep kolonisten
De herkomstgebieden van de eerste Friezen Herkomst van de Eems/Weser groep
De eerste boeren van het Eems/Weser gebied waren de hunebedbouwers (Trechterbekercultuur) die zo'n 3400 jaar v.o.j. opdoken. Deze boeren kwamen waarschijnlijk uit een gebied dat rond de Elbe en Saale lag. Ze vormden een culturele eenheid met de eerste boeren van de Drentse zandgronden. Deze eerste boeren troffen in het Eems/Weser gebied een bevolking van jagers en verzamelaars aan. Van deze jagers/verzamelaars zijn na de migratie van de boeren geen sporen meer aangetroffen. Over de omgang tussen die twee groepen is niets bekend.[17]
Herkomst van de Drentse groep
Van 4000 - 3400 v.o.j. zijn er geen sporen van bewoning van de Drentse zandgebieden. Er waren misschien wel enkele jagers/verzamelaars groepjes in de beekdalen. Vanaf 3400 v.o.j. vinden we de eerste sporen van de trechterbekercultuur beter bekend als de hunebedbouwers. Deze hunebedbouwers zijn boeren en komen waarschijnlijk uit Denemarken en Sleeswijk-Holstein. Ondanks veranderingen in o.a. grafrituelen (hunebed naar grafheuvel) geeft Fokkens in zijn proefschrift aan dat er toch sprake is van een culturele continuïteit.[18] Hieruit kunnen we concluderen dat de "Drentse" groep kolonisten van het Friese Kerngebied van oorsprong uit Denemarken en Sleeswijk-Holstein komt. Het brongebied van de Friezen is te herleiden als het herkomstgebied van de kolonisten uit het Eems/Weser gebied en de kolonisten van het Drents-, Fries-, Groningse zandgebied. Dit brongebied overlapt voor een groot deel het gebied van de Trechterbekercultuur uit de oudste periode: Denemarken, Sleeswijk Holstein en het Eems-Saale gebied.[19]
![]()
[indent][indent][indent]
Brongebied van de eerste Friezen[/indent][/indent][/indent]
West-Friesland was geen herkomst gebied (800 v.o.j.)
Taayke geeft in zijn zeer verdienstelijke proefschrift aan, dat het aardewerk uit West-Friesland en het Friese Kerngebied niet op elkaar aansluiten. Hij sluit een vroege kolonisatie vanuit West-Friesland uit.[20]
Gebiedsuitbreiding van de Friezen Ontstaan van de Oer-Friezen (400 - 200 v.o.j.)
Tussen 400 en 200 v.o.j. ontwikkelt zich uit de Eems/Weser- en de Drentse groep kolonisten een groep met een eigen identiteit. Sommige archeologen noemen dit de Proto-Friese cultuur (De archeoloog Ernst Taayke houdt echter een slag om de arm; volgens hem lijkt het aardewerk van deze "Proto-Friezen" wel op elkaar, maar houdt dit niet perse een sterke onderlinge band in). Deze Oer-Friezen woonden in een gebied dat tussen Leiden en Delfzijl ligt.[21]
Uitbreiding van Rijn tot Eems (200 v.o.j. - 0)
De 'Proto-Friezen' breiden in de volgende eeuwen hun woongebied uit. In het jaar 0 loopt het woongebied van Wijk bij Duurstede tot aan de Eems. [22] Dit gebied komt precies overeen met de beschrijvingen die Ptolameus geeft van het woongebied der Friezen. (Het type aardewerk dat kenmerkend is voor deze "vroege" Friezen komt vooral in de huidige provincie Friesland voor; meer naar het oosten neemt het aantal vondsten snel af. -Mededeling van Ernst Taayke-)
Uitbreiding van het Friese woongebied: Rijn tot Eems
in de Romeinse tijdDe ontwikkeling van Frisia Magna
Rond 802 n.o.j. wordt, in opdracht van Karel de Grote, de Lex Frisionum opgesteld. De Lex Frisionum is een in het Latijn geschreven wetstekst waarin het volksrecht van de Friezen opgetekend is. In deze wetstekst wordt het Friese rechtsgebied aangewezen als zijnde van de Sincfal (Vlaanderen) tot aan de Weser.[23] [24] Dit gebied wordt ook wel aangeduid als Frisia Magna (Groot Friesland).[25] Dit Frisia Magna is veel groter dan het Friesland zoals dat op de kaart van de geograaf Claudius Ptolameus uit de Romeinse tijd staat. De volksbeweging die plaats vond in de zeshonderdvijftig jaar, die tussen de kaart van Ptolameus en die van Karel de Grote zit, kan aan de hand van archeologische vondsten gereconstrueerd worden.
Romeinse tijd Verlies van het Groningse kleigebied aan de Chauken (0 - 250)
Door de komst van de Romeinen in de zuidelijke Nederlanden, in 12 v.o.j., kunnen de Friezen hun woongebied niet verder naar het zuiden van de Amstel en de Rijn uitbreiden.[26] Ook verliezen de Friezen in de eerste eeuw van de jaartelling de Groningse kleigebieden aan de Chauken, die oprukken uit Oost-Friesland.[27]
Ontvolking van de Friese kleigebieden (250 - 400 )
Er vindt tussen 250 en 400 n.o.j.een nagenoeg gehele ontvolking plaats van de Friezen in Noord Holland en het Friese kleigebied. De Friese aardewerkstijl verdwijnt en de potten gaan sterk op die van de oosterburen (Chauken?, Saksen?) lijken (Mededeling van Ernst Taayke). Deze ontvolking vindt niet alleen in het Friese gebied plaats, ook in de Baltische- en Noord-West Europese kustgebieden trekt de bevolking aan het einde van de tweede eeuw de binnenlanden in.[27a]Over de oorzaak van deze ontvolking tasten wetenschappers nog in het duister; voor overstromingen en zeespiegelrijzing zijn nog geen bewijzen gevonden.[27b] Misschien moeten we denken aan misoogsten, veepest, of betere economische perspectieven andere streken.
Waar de Friezen naar toe verhuizen is niet met zekerheid te zeggen. Het is mogelijk dat ze in de derde eeuw eerst naar Vlaanderen geëmigreerd zijn, en vandaar overstaken naar Kent in Engeland. Er is namelijk Fries aardewerk (Tritzumer aardewerk) gevonden in Vlaanderen en in Kent.[27c] Een tweede mogelijkheid is dat de Friezen zijn opgegaan in het stammenverbond van de Franken. Zo rond 300 n.o.j. ontstaat een nieuwe stam die de naam Franken draagt. Kerst Huisman oppert dat de Friezen van de overstroomde kleigebieden naar Oost-Friesland getrokken zijn, en daar samen met de Chauken de stam der Franken gevormd hebben.[28]
Ook In het Noord-Duitse terpengebied (Oost Friesland en de Noord Friese eilanden) vindt een nagenoeg gehele ontvolking plaats, echter pas in de 5e eeuw.[29]
Volksverhuizings periode Herbevolking van de Friese kleigebieden (400 - 600)
Na 400 n.o.j. is er weer sprake van bewoning in het Fries-Groningse kleigebied.[30] Gebruiksvoorwerpen van deze nieuwe groep kolonisten vertonen, na 450 n.o.j., een sterke overeenkomsten met gebruiksvoorwerpen van de kustgebieden van Noord-Duitsland en Zuid-Denemarken uit die tijd.[31] Deze kustgebieden bij de Elbe en van Sleeswijk-Holstein waren in de vijfde eeuw de woongebieden van de Saksen, Angelen en Juten. Aangenomen wordt dat de nieuwe kolonisten van de Fries-Groningse kleigebieden de Saksen, Angelen en Juten waren, die zich vermengden met een zeer kleine groep achtergebleven Friezen uit de Romeinse periode.
In een rond 802 n.o.j. opgestelde wetstekst (het Lex Frisionum) wordt een gebied van de Sincfal (Vlaanderen) tot aan de Weser aangewezen als zijnde bewoond door Friezen.[32] Hoe is het te verklaren dat de Angelsaksische en Juutse kolonisten van de vijfde eeuw zich in een negende eeuws geschrift laten aanduiden als zijnde Friezen? Kerst Huisman geeft daarover de volgende theorie: In het Fries-Groningse kleigebied hadden zich veel mensen gevestigd uit het Elbegebied en Sleeswijk-Holstein. Dat deze Angelen, Saksen en Juten in de latere geschiedbronnen aangeduid wordt als Friezen, komt doordat de Friese elite (die in 300 n.o.j. samen met de Chauken de Frankische stam vormden) weer terug keerden naar de Fries-Groningse kleigebieden. Door de komst van deze Friese elite gingen de Anglosaksische en Juutse kolonisten zich Friezen noemen. Bij Germaanse stammen uit die periode was het de gewoonte dat de naam van de politiek leidende laag gekoppeld was aan die van de stam.[33]
Frisia Magna Het in de vierde eeuw ontvolkte Noord Holland wordt na 500 n.o.j. weer gekoloniseerd tot aan de Oude Rijn.[34] [35] In de volgende 150 jaar veroveren de Friezen het kustgebied ten zuiden van de Oude Rijn tot aan het riviertje de Sincfal in Vlaanderen.[36] Rond 650 n.o.j. veroveren de Friezen het deltagebied van de Rijn, de Maas en de Schelde op de Franken. In dat gebied liggen de belangrijke handelsplaatsen Dorestad en Utrecht.[37]
In Oost-Friesland en de Noordfriese eilanden hadden de overstromingen in de 3e e 4e eeuw minder effect gehad dan in de FriesGroningse kleigebieden, maar in de loop van de Volksverhuizingsperiode waren beide gebieden vrijwel geheel ontvolkt.[38]
Rond 600 n.o.j vestigen zich in Oost-Friesland en in Butjadingen en in Wursten, op de kleigebieden, kolonisten. Deze kwamen van de Groningse kleigebieden.[39]
De expansiedrift van de Friezen door kolonisatie en verovering leidt er toe, dat in 690 n.o.j. Koning Redbad heerst over een gebied dat reikt van de Schelde tot aan de Weser, het bekende Frisia Magna uit de Lex Frisionum.
Fries gebied rond 605 n.o.j.[paars] Friese verovering na 650 n.o.j.
Koning Redbad's Frisia MagnaFrankische Periode
In het Lex Frisionum wordt het Friese rechtsgebied door de Franken in drieën verdeeld. Deze driedeling wordt gemarkeerd door rivieren. In het zuiden is het het gebied tussen het Sincfal en het Vlie, in het midden tussen het Vlie en de Lauwers en in het Noorden tussen de Lauwers en de Weser. Deze driedeling heeft waarschijnlijk te maken met de drie fasen waarin de Friezen door de Franken onderworpen zijn.[40] In 720 wordt Friesland tot aan het Vlie veroverd vervolgens wordt in 734 Friesland veroverd tot aan Lauwers, en met de overwinning op Wittekind, in 782, volgt ook het gebied tussen Lauwers en Weser.[41] [42]
Noord-Friesland werd in twee golven opnieuw gekoloniseerd. Als eerste worden de Noordfriese eilanden gekoloniseerd door Friezen die komen uit het gebied tussen de Weser en het IJsselmeer. Hiertoe behoren de eilanden Sylt, Föhr, Amrum en vermoedelijk ook Helgoland en de hoger gelegen delen van Eiderstedt. Dit gebeurt in de 7e en 8e eeuw. [43] [44] In de tweede kolonisatiegolf die in de 9e en 10e eeuw plaatsvindt wordt het vasteland van Noord-Friesland en de Hallingen bewoond.
Audaces fortuna juvat.
Beati pauperes spiritu.