De oorsprong van de Friezen ligt in een gebied dat ruwweg Zuid-Scandinavië, Denemarken en de regio Weser/Oder beslaat. In de periode tussen 1750 en 700 vC maakten ze nog deel uit van een grotere groep mensen, de Germanen (of Teutonen) genoemd. Deze grotere groep was voornamelijk van het Nordische ras (dolichocranic). (Tussen de Nordiërs leefden ook een –kleinere- groep van brachycranics, die mogelijk de positie van slaaf had)
![]()
Na 1400 vC vond er een expansie van de Germanen plaats richting Zuid-Europa.
Rond 1400 vC was de oorspronkelijke Germaanse groep gesplitst in een West-, Oost- (de Goten en de Vandalen) en een Noord-Germaanse groep (de Scandinaviërs). De verschillen kunnen worden gevonden in taal en cultuur. Aan het eind van de Bronstijd (700 vC) had de expansie van de West- Germanen de kuststreken van Noordwest-Duitsland bereikt (thans de provincie Hannover).
De West-Germanen kunnen, langs religieuze grenzen, worden onderverdeeld in drie stamgroepen: de Inguaeonen, de Istuaeonen en de Irminonen. De Friezen behoren tot de Inguaeonen. De naam Inguaeonen is afgeleid van de god Inguz: de Friezen geloofde dat ze van hem afstamden. Inguz is een andere naam voor de Germaanse god Freyr. Andere stammen die tot de Inguaeonen behoorden waren: de Juten, De Warnsers, De Angelen en de Saksen. Van deze stammen waren de Saxen het meest verwant met de Friezen. Alle Inguaeonen woonden in de kuststreken van de Noordzee. De Chaukianen, ook een stam die aan de Noordzee woonde, behoorde tot de Irmionen
Vanuit het noordwesten van Duitsland en, om preciezer te zijn, de kuststreken rond de mondingen van de rivieren de Eems en de Weser, koloniseerden de Inguaeonen de kleigronden langs de kusten van de huidige Nederlandse provincies Friesland en Groningen (700-600 vC)
Tussen 700 en 400 vC kan niemand spreken van een afzonderlijke Friese groep omdat er nog steeds een homogene cultuur bestond tussen Texel (Nederland) en de Weser (Duitsland).
Pas rond 200 vC komen er veranderingen op cultureel gebied.
ulius Ceasar veroverde tussen 58 en 50 vC het Keltische Galicia (het huidige Frankrijk en België). Hiermee verplaatste hij de grenzen van het Romeinse Rijk tot aan de rivier de Rijn. Op dat moment in de geschiedenis leefden de Friezen nog ten noorden van de Rijn en vielen dus buiten de grenzen van het Romeinse Rijk. Onder Keizer Augustus (28 vC-14 nC) wilden de Romeinen de rivier de Elbe, in plaats van de Rijn, hun meest noordelijke grens maken. De Friezen kozen voor sasmenwerking met de Romeinen. Echter rond het jaar nul werden de balastingen zo hoog dat de Friezen in opstand kwamen. 20 jaar was Friesland vrij. Er werden echter nieuwe afspraken gemaakt met Corbulo. Een overeenkomst werd opgesteld waarin werd opgenomen dat men het eens was over het feit dat de Rijn en gemeenschappelijke grens was die beide partijen zouden respecteren. Friesland zou onder de Romeinse invloedssfeer vallen, maar niet langer bezet zijn.
In 58 nC namen de Friezen een onbewoond stukje grond ten zuiden van de Rijn in bezit, waarbij zede afspraken met Corbulo schonden. Twee Friese aanvoerders, Verritus en Malorix (dit zijn Romeinse vertalingen van hun Friese namen) gingen naar Rome om aan de Romeinse Keizer Nero te vragen of ze daar mochten blijven. Spijtig genoeg werden de Friezen met geweld van dat stukje grond ten zuiden van de Rijn verwijderd.
In 69 nC kwamen de Batavieren (een Germaanse stam, die woonden in het midden van Nederland en dus de zuidelijke buren van de Friezen) ook in opstand tegen de Romeinse bezetters. Deze regio was de noordwestelijke hoeksteen van het Romeinse Rijk. De Friezen en de Kaninefaten (ook een Germaanse buurstam van de Friezen in het westen van Nederland) werden bondgenoten van de Batavieren. Jammer genoeg is de opstand een mislukking. De Romeinen verslaan de Batavieren. De Rijn blijft de grens tot de ineenstorting van het Romeinse Rijk in 410 nC.
-Na 400 nC stopt de stijging van de zeespiegel. Het Friese volk en hun adel keren terug naar de Friese kleigronden, die tegen die tijd alweer in bezit genomen is door mensen vanuit de regio van de Elbe en Sleeswijk/Holstein. Deze stammen assimileren en gaan de geschiedenis in als de Friese stam zoals we die vandaag kennen.
In 300 nC hadden andere kleinere West-Germaanse stammen ook grotere stam-groepen gevormd, die bekend staan als de Allemanen, de Saksen, de Thuringers, en de Bayerns. De Chaukiaanse stam verdwijnt helemaal. Hij is in de Friese en Saksische stam opgenomen
Rond 400 nC begonnen de Friezen hun eigen Friese Rijk te stichten. In 500 nC en zeker in 600 nC was er een snelle expansie en een sterke toename van de handel. Op zijn hoogtepunt, in de 7e eeuw, bestond dit rijk uit de kustgebieden vanaf het noorden van België tot aan het zuiden van Denemarken. En het controleerde een groot deel van de handelsroutes over de Noordzee van Friesland naar Engeland, Frankrijk, Scandinavië en Noordwest-Rusland. De periode van Volksverhuizingen heeft blijkbaar slechts een kleine invloed gehad op de raciale kenmerken.
Pas in de zesde eeuw beginnen bronnen weer over de Friezen te spreken. Een ‘Groot-Friesland’ (Magna Frisia) is gecreëerd. Dit historische Groot-Friesland bestond uit een smalle strook land langs de Noordzee, vanaf het Zwin (België) in het zuiden tot aan de Weser (Duitsland) in het noorden. Dit historische Friese Rijk bleef van 500 nC tot 719 nC bestaan. Het grensde aan de Saksen in het noorden en het oosten, de Franken in het zuiden en de Anglo-Saksen in het westen aan de overkant van de Noordzee.
Erg weinig is bekend over deze periode van de geschiedenis. Er zijn geen historische documenten van Friese oorsprong, en slechts een paar van Frankische en Anglo-Saksische oorsprong. De Frankische geschriften geven niet altijd een historisch correct beeld van de Friezen. Vanaf het moment dat de Franken onder Clovis (496 nC) zijn opgestapt op het Christendom zijn de Friezen hun grootste tegenstanders geworden. Daardoor zijn de Frankische teksten nogal eenzijdig werden op basis van politieke en religieuze gronden. Clovis bekeerde zich tot het Katholicisme voor machts-politieke redenen. De Gallo-Romeinse aristocratie en de kerk in Rome, wiens steun Clovis nodig had gedurende de periode van opbouw van zijn rijk, waren allemaal Katholiek. Andere Germaanse stammen in de vroegere invloedssfeer van het Romeinse Rijk (de Goten en Vandalen) waren bekeerd tot een vorm van Christendom die meer in overeenstemming was met hun Germaanse ziel: het Arianisme. De Germaanse stammen in het noorden, waaronder de Friezen, oefenden nog steeds het geloof uit van hun voorvaderen, thans bekend als Odinisme of Asatru, uit. In dit artikel wordt de term ‘Heiden’ gebruikt.
Door Katholiek te worden werden de Franken automatisch de grootste tegenstanders van de Friezen.
Rond 500 nC had Clovis zijn Frankische Rijk gevormd. Het zou de erfgenaam worden van het Romeinse Rijk met de zegen van de paus in Rome. De meest noordelijke grens van zijn rijk werd gevormd door de steden Utrecht en Dorestad, en grenzend aan de Friezen.
Na de dood van Clovis in 511 nC maakten de Friezen gebruik van de interne Frankische machtsstrijd en veroverden Utrecht en Dorestad. Beide steden zouden in voor meer dan honderd jaar (511 – 628 nC) in Friese handen blijven. De verovering van deze steden was van groot belang voor de Friezen omdat ze poorten waren voor de handel met het Saksische en Frankische achterland naar de Noordzee. In de zesde en zevende eeuw waren de Friezen de belangrijkste handelslieden op de Noordzee. De Noordzee werd zelfs ‘Mare Frisicum’ genoemd. Vanuit een religieus gezichtspunt was het Friese heidendom niet langer een bedreiging voor het Frankische Christendom omdat er geen uitvalshaven (Utrecht) meer was.
In het jaar 628 nC versloeg de Frankisch/Christen koning Dagobert een verenigd leger van Saksen en Friezen (zowel Friezen als Saksen waren heidenen). Door dat te doen viel de stad Utrecht toe aan de Franken. Dagobert richtte in Utrecht een kerk op gaf orders aan een bisschop om te beginnen met het bekeren van de Friezen. Christendom was een werktuig geworden in de handen van de Franken om de Friese onafhankelijkheid ten noorden van de Rijn te vernietigen.
Koning Redbad (679 – 719 nC)
De heidense koning Redbad is de grootste volksheld van de Friezen. Hij is de verdediger van de Friese vrijheid tegen de binnenvallende Frankische legers en tegen de Kerk van Rome. Redbad was vrome heiden. Dus toen de Franken intern verdeeld waren over de vraag wie de Franken zou regeren, viel hij de Franken aan, veroverde Utrecht en vernietigde de kerk. Het Christendom werd toen krachtdadig verwijderd uit het Friese rijk.
In 689 nC voerde Pepijn II de Frankische verovering aan in de Friese landen en hij neemt Dorestad in. Tussen 690 en 692 nC valt Utrecht eveneens in de handen van Pepijn. Daardoor controleert hij de belangrijkste handelsroutes vanaf het Frankische achterland naar de Noordzee via de rivier de Rijn. Pepijn sterft in 714 nC. Redbad maakt hiervan gebruik en verslaat in 716 nC de Frankische legers, onder aanvoering staan van Charles Martel, nabij Keulen. Hierdoor herovert hij opnieuw het Friese Rijk. Koning Redbad overlijdt in 719 nC en laat een Groot en heidens Friesland na.
![]()
Friesland, tot aan de Lauwers, werd in het Frankische Rijk opgenomen. Het verloor zijn vrijheid en de kerk kreeg er voet aan de grond. De zoon van Poppa, Abba (voluit Alfbad), werd de eerste Friese Hertog onder Frankisch bestuur (749 – 775 nC).
Audaces fortuna juvat.
Beati pauperes spiritu.