Vandaag deed ik iets wat ik nooit eerder deed. Ik gooide mijn notitieboek in een fontein vol kwellende zwanen en luisterde niet naar de echo van wat ik had kunnen opschrijven.
Ik weiger voor het eerst een rookgordijn te serveren en zet mijn sommelierglas neer in het zand van een verlaten treinstation, waar woorden verwaaien voordat ze klank kunnen worden.
Ik spreek luidop tegen een steen, en als de steen niet terug praat - glimlach ik.
Want zelfs de stilte kan men soms overstemmen met een onverwacht gebaar van zacht niksdoen.
Vervolgens heb ik mijn schoenen achterstevoren aangetrokken en wandel ik achteruit een toekomst in die mij niet herkent. Ik klop aan bij een verlaten huis waar nooit iemand woonde en biedt excuses aan voor een misdaad die ik nooit begaan heb.
In een brief aan mezelf die nooit bezorgd al worden, beken ik de liefde aan een komma die ik ooit vergeten ben. Ik koop een kaartje voor een toneelstuk dat niet gespeeld wordt, en applaudisseer minutenlang voor een lege scène.
Als de maan opkomt, fluister ik een waargebeurde leugen in het oor van een slapende dennenboom
die mij verstaat maar weigert te antwoorden
om mij voor het eerst de rust van onbegrip te schenken.
“Waar taal verdampt, noteer ik het residu.”