Hier het interview waarin hij verbinding wil
Akwasi: ‘De juf noemde me Aquarium, waarop de hele klas moest lachen’Je ouders, de plaats waar je opgroeide, cruciale gebeurtenissen: ze bepalen deels wie je nu bent. Tien Nederlanders onderzoeken dit in deze zomerserie. Deze week: Akwasi.
,,De energie die ik van mijn moeder en mijn vader heb gekregen, komt uit de godsdienst. Want waar Ghanezen zijn, is een kerk. Als 6-jarig jochie mocht ik vaak voor de hele kerkgemeenschap in Amsterdam voorlezen uit een van de bijbelboeken, zoals Korintiërs of Samuel. Elke week leerde ik een nieuw stuk tekst uit mijn hoofd. In die kerk heb ik het Woord meegekregen: een voorliefde voor het geschrift en het geschrevene. Ook leerde ik er Ghanees spreken, wat me van pas komt als ik in Ghana ben.
Mijn grootvader had veel vrouwen en veel kinderen. Mijn ouders stelden me overal voor aan ooms en tantes die ik helemaal niet kende. Ik bleek volbloed neven en nichten te hebben over de hele wereld: van Duitsland en Engeland tot allerlei steden in de Verenigde Staten. Ik ga daar nog eens een stamboom van maken. We spreken niet allemaal dezelfde taal, maar we herkennen elkaar wel in de Ghanese cultuur.
Van mijn moeder heb ik zorgzaamheid, optimisme en drang naar verbinding overgenomen. Verbinding komt tot stand door met elkaar te praten, daarvan ben ik overtuigd. Dat is waarom ik als artiest zoveel pijnlijke zaken benoem, op die manier wil ik verbinding zoeken. Van mijn vader heb ik het ondernemende, altijd maar ideeën uitvoeren.
Mijn moeder bracht me, toen ik 8 was, elke dinsdag naar de bibliotheek. Een verademing. Ik mocht een strip pakken, maar ik moest ook serieuze boeken lezen. Dat waren eerst die van Paul van Loon, maar op een gegeven moment nam ik ook de De Grote Bosatlas mee. Ik moest en zou van alle landen de hoofdstad weten. Niet alleen haalde ik daardoor goede cijfers met topografie, ik was ook al snel sterk in begrijpend lezen en goed in dictee. Mijn vader vond cijfers belangrijk, mijn moeder woorden.
Wat ik ook van mijn ouders heb, is het grote respect voor de oudere; dat zit erg in de Ghanese cultuur. Al heeft een oudere het hartstikke mis, als jongere heb je het te slikken. Bij mij kon het soms anders gaan. Ik was degene binnen het gezin die zei: dit kan niet. Heel Nederlands: draag je hart op de tong, zeg waar het op staat. Misschien heb ik dat ook te danken aan mijn vele theatervaders en theatermoeders. Docenten op de toneelschool voedden me met hun ervaring en wijsheid. Naar hen kon ik eindeloos luisteren. In die zin had ik wel weer dat respect.
Mijn moeder heeft me de liefde voor Ghanees eten meegegeven. Als ik bij mijn ouders kom, staat dat voor me klaar. Cassave, aardvruchten en eto: het equivalent van stamppot. Ik ben blij dat ik zelf Ghanees kan koken, het is altijd een rustgevend moment. Dat is echt iets van de laatste jaren, want als puber at ik het liefst lasagne.
Nederland is mijn thuis, ik ben hier geboren, maar in Ghana voel ik me ook thuis. Ik ben er vaak geweest, weet waar ik moet zijn en durf er te autorijden – dat is daar niet ongevaarlijk. Lange tijd durfde ik er niet heen. Dat kwam door een verhaal over een neefje, Emmanuel. Een talentvolle leuke voetballer, uit Amsterdam-Osdorp, die stage liep bij Newcastle United en even in Ghana op vakantie was. Hij was 14 jaar oud. Ineens was hij overleden, niemand wist waaraan. Later bleek dat een achternicht hem had vergiftigd. Wat er precies is gebeurd weet ik niet, maar ik hield reizen naar Ghana vanaf dat moment even af.
Er wordt niet geluisterd. Zwarte mensen blijven gepijnigd worden
Nu heb ik Ghana weer in mijn hart gesloten. Ik ben supertrots dat ik me daar verstaanbaar kan maken en mijn vrienden kan rondleiden. Dealtjes voor ze kan sluiten met de locals. Ik hou van de warmte, maar ook van de mensen. Er is rijkdom en er is armoede, maar iedereen is er vrolijk en open. Er bestaat daar ook geen woord voor depressie. Dat heeft ermee te maken dat iedereen zo zorgzaam is.
Zo lette ik een keer niet op toen ik uit een wagen stapte en keihard in een greppel belandde waarin ze poepen en plassen. Te smerig. Mijn been bloedde en ik liep mank. Voor ik het wist, stonden er dertig man om me heen om me naar de apotheek te begeleiden. Niet voor geld, maar omdat ze wilden helpen. Toen we daar waren, bood ik iedereen een drankje aan. Je ziet het ook op de markten: achter de koopman hangen altijd wat mensen rond om te helpen. Dat is het geheim van Ghana: de saamhorigheid, het voor elkaar opkomen.
Afgelopen juni was de meest bizarre maand uit mijn leven. Ik bén toch geschrokken van de hoeveelheid haat en beledigingen die ik over me heen kreeg. Op de Dam, op 1 juni tijdens de demonstratie van Black Lives Matter, heb ik uit mijn hart gesproken. Om een vuist te maken tegen racisme. Dat ik zei dat ik Zwarte Piet op z’n gezicht wilde trappen: niemand van de tienduizend mensen die erbij waren, dacht daarbij aan geweld of aan trappen. Iedereen vond het juist een krachtig statement, helemaal niet awkward. Dat ik later werd neergezet als geweldpleger was bijzonder betreurenswaardig en een goede afleidingsmanoeuvre. Het gesprek ging over mijn toon in plaats van over de boodschap. Ook ging het gesprek meer óver mij dan mét mij.
Mijn grote angst is dat er door Black Lives Matter niets verandert. Ik weet niet of je racisme helemaal kunt uitbannen, maar ik blijf me evengoed inzetten voor gelijkheid. Daar schrijf ik al sinds mijn 14de teksten over, daar maak ik al jaren kunst over. Maar er wordt niet geluisterd. Zwarte mensen blijven gepijnigd worden. Daarom heb ik op de Dam duidelijk gemaakt dat het een keer genoeg moet zijn.’’
Mijn ouders hebben het nooit breed gehad en ik mocht op mijn verjaardag blij zijn met een felicitatie en een stuk taart
Vroeger schaamde ik me voor mijn naam Akwasi. Dat was geen Gerard of Richard. De juf noemde me eens Aquarium, waarop de hele klas moest lachen. Dat heeft me heus geen trauma bezorgd, maar dat is toch raar voor iemand die geacht wordt kinderen een veilige plek te bieden. Pas toen mijn vader me uitlegde dat mijn naam zondagskind betekent, zag ik de kracht ervan. Vanaf mijn 13de was ik trots op Akwasi.
Ik ben altijd mezelf gebleven. Ik zeg nog steeds hetzelfde als wat ik zei in 2007. Ik ben ook niet de typische artiest die op een punt in zijn leven verzeild zal raken in een neerwaartse spiraal. Misschien omdat ik vroeg volwassen ben geworden. Mijn ouders hebben het nooit breed gehad en ik mocht op mijn verjaardag blij zijn met een felicitatie en een stuk taart. Dat was het.
Zakgeld was er meestal ook niet, dus ik zocht vanaf mijn 14de baantjes, ook om mijn ouders te steunen. Zo kwam ik terecht bij New York Pizza. De franchisenemer zag wel wat in me en leerde me omgaan met verantwoordelijkheid. Op mijn 14de schoonmaken, op m’n 15de pizza bakken, toen ik 16 was shiftleider en met 17 jaar was ik manager. Mocht ik openen en sluiten, personeel aannemen en ontslaan. Hij heeft mij geleerd hoe om te gaan met mensen, hoe hen te verleiden tot een aankoop, maar ook wat te doen als er iets fout gaat. En bij hem heb ik de hiphop ontdekt: die stond de hele dag aan.
Ik werd aangenomen op de toneelschool en in dezelfde maand bood hiphop-platenlabel Top Notch onze hiphopformatie Zwart Licht een contract aan. Ik kon niet kiezen en heb toen op beide paarden gewed, en dat heeft voor het fundament gezorgd voor alles wat ik nu doe.
Ik kan me alleen voelen, maar ik ben iemand die wel overal, de hele tijd, inspiratie vindt. Dat heb ik geleerd op de toneelschool: oogkleppen afdoen en rondkijken. Als je beseft dat alles wat er is ook een geschiedenis en een toekomst heeft, dan loop je over van inspiratie.’’
https://www.ad.nl/show/ak(...)est-lachen~a1904d72/Wat een randdebiel