Op vrijdag 24 mei 2019 13:38 schreef Rellende_Rotscholier het volgende:[..]
[
afbeelding ]
Na Locana fietsen we nog een aantal kilometer verder door de vallei. De weg door de vallei is breed en het uitzicht is beeldschoon. Links en rechts doemen verschillende hoge bergen op, maar de renners ondervinden daar voorlopig nog weinig hinder van. In het stuk na Pont Canavese loopt de weg een kilometer of 10 vals plat omhoog, we komen iets meer dan 100 meter hoger uit in dit stuk. De weg is vooral recht, met her en der wat flauwe bochten naar links en rechts. Veel zal dat ondertussen niet uitmaken, want na de zware Pian del Lupo zal de groep hier inmiddels niet meer zo groot zijn. Af en toe rijden de renners door een schattig gehuchtje, zoals Bardonetto. Hier wordt de weg wat smaller en volgt er ook een kort klimmetje, waarna we buiten dit plaatsje ineens de rivier Orco zien liggen. Best een prima riviertje, niks mis mee. Langs de rivier fietsen we verder, terwijl de weg ondertussen gewoon vlak is. Na de licht oplopende sprint in de straten van Locana fietsen de renners nog een aantal kilometer verder door de vallei. Het is nog een kilometer of 13 fietsen tot de slotklim echt begint. In deze 13 kilometer komen de renners dan wel weer 400 meter hoger uit, de weg begint steeds heviger omhoog te lopen terwijl de natuur steeds ruiger wordt. Buiten Locana valt het nog wel mee met het klimwerk, het gaat eerst twee kilometer omhoog aan 2%. Daarna krijgen we een kilometer aan 3%, met daarna weer twee kilometer aan 2%. Vooral vals plat dus, al wordt het na het eerste tunneltje waar de renners doorheen moeten wel een wat ander verhaal. We krijgen zowaar te maken met een kilometer aan 4%, afgewisseld door wat werk aan 3,5%. We passeren het ene na het andere pittoreske dorpje, waar de weg af en toe wat smaller wordt. Na nog een paar kilometer aan 4% bereiken we bijna Noasca, waar de organisatie de klim officieel laat beginnen. Volgens de organisatie is de klim slechts 20 kilometer lang, eigenlijk gaat het 34 kilometer omhoog. En dan te bedenken dat men de laatste vijf kilometer van deze klim nog geschrapt heeft ook. Het fraaie dorpje Noasca bereiken we dus op 20 kilometer van de streep, de laatste twee kilometer richting dit dorp loopt het zowaar vrij steil omhoog met een kilometer aan 6% en eentje aan 5%. De Colle del Nivolet is nu echt losgebarsten.
[
afbeelding ]
Het kaartje van de hele klim, met de vals platte aanloop en ook het laatste deel dat we niet doen, na Lago Serrù.
[
afbeelding ]
Voorbij Noasca gaat het dus echt los. Zoals op de verschillende profielen te zien valt is de Colle del Nivolet, die we nu de klim naar Lago Serrù noemen omdat we de top niet gaan bereiken, een onregelmatige klim. Buiten Noasca wordt het meteen lastig, we komen kort achter elkaar vier haarspeldbochten tegen en hier gaat het aan 10% omhoog. Anderhalve kilometer aan 8%, dat is toch fatsoenlijk. Daarna krijgen we wel te maken met anderhalve kilometer vals plat. Vervolgens verlaten we de brede doorgaande weg, omdat we anders door een tunnel van drie kilometer zouden moeten rijden. Dankzij de gebrekkige Italiaanse techniek zouden we dan vrij lang niemand zien, dus pakken we een alternatieve weg. Deze alternatieve weg is lastig, het gaat drie kilometer omhoog aan 8,7% gemiddeld. Tussendoor zit er een steil stukje aan 14% tussen, dat is het echte werk. Op oude beelden ziet deze alternatieve weg er trouwens heel slecht uit, maar het schijnt dat er ook hier een nieuw laagje asfalt is neergelegd. Na nog wat haarspeldbochten maken we weer de aansluiting met de normale weg, ook meteen het signaal dat een wat vlakker stuk zich aankondigt. In de buurt van het dorpje Prese krijgen we met een kilometer aan 3% te maken, waarna er richting Ceresole Reale nog wel even een steile kilometer aan 7% volgt. We fietsen door dit dorpje dat heeft te gelden als aankomstplaats, maar zijn er dan nog lang niet. Het is nog 12 kilometer fietsen tot de finish, terwijl we langs het kunstmatig aangelegde meer van Ceresole rijden. Best een blauw meertje.
[
afbeelding ]
[
afbeelding ]
In de laatste 12 kilometer van de rit krijgen we eerst te maken een korte afdaling zonder lastige bochten. Daarna is het een kilometer of vier min of meer vlak. Het loopt heel vals plat omhoog, terwijl we door een omgeving fietsen die steeds aan schoonheid lijkt te winnen. Veel groen, af en toe gigantische rotsen langs de kant van de weg en soms komt de rivier ook weer in beeld. Een lust voor het oog. Na het lange stuk vals plat komen we weer in een aantal haarspeldbochten terecht, waar de weg uiteraard wat steiler omhoog loopt. Kilometer aan 7,5%, lekker. Daarna vlakt het wel weer wat af, een vals platte kilometer aan 2% volgt. We werken daarna toe naar de volgende haarspeldbochten en hier krijgen we ook met een verandering van het terrein te maken. We verlaten het bos en komen in open terrein terecht. De vergezichten zijn hier prachtig, de weg begint voor de renners wat minder prachtig te worden. We komen in de bochtige slotfase van de rit terecht. In de laatste zes kilometer van de klim gaat het aan 9% gemiddeld omhoog, terwijl er ondertussen meer dan 10 haarspeldbochten afgewerkt moeten worden. Het venijn zit dus in de staart, met op drie kilometer van de streep zelfs een kilometer aan 10%. In de voorlaatste kilometer van de rit gooien we er nog een schepje bovenop, met een halve kilometera aan 11%. Daarna hebben we het zwaarste werk wel gehad, in de slotkilometer zakt het langzaam van 10% richting 4%. In de laatste meters van de rit wordt het dus weer makkelijk, terwijl de renners recht op de stuwdam van Lago Serrù afstevenen.
[
afbeelding ]
Na een kleine 200 kilometer is de rit gedaan, maar het had nog zoveel mooier kunnen zijn. De klim stopt niet in Serrù, het gaat nog een kilometer of vijf verder omhoog. Die laatste kilometers van de Colle del Nivolet zijn de mooiste van de hele klim, maar dat gaan we dus niet te zien krijgen. Een gemiste kans, nog vijf kilometer aan 7,5% erbij was natuurlijk fantastisch geweest. De organisatie durfde dat echter niet aan, misschien vanwege ruimtegebrek op de top of omdat ze het op deze manier ook wel zwaar genoeg vinden. Zwaar is het natuurlijk wel, we gaan duidelijk boven de 2000 meter. Als Valverde hier van de partij was riep hij nu al om z'n moeder. De Colle del Nivolet behoort met zijn 2612 meter tot de hogere geasfalteerde bergpassen van Europa. Het landschap is in deze zone ongeschonden en erg ruw, volgens Wikipedia. Dat kan ik wel bevestigen. In zuidelijke richting heeft men hier uitzicht op de berg Cima d'Oin en zijn gletsjer. 300 meter onder de pashoogte liggen twee stuwmeren; het één groen, het ander blauw. Daar weten we alles van, want we gaan dus finishen bij een van deze meertjes. Dat doen we trouwens voor het eerst in de historie van de Giro. De Nivolet is nochtans een bekende klim, zeker onder wielertoeristen. Desondanks is men nog nooit op het idee gekomen om deze klim daadwerkelijk aan te doen. Gelukkig komt daar nu verandering in. Het is absoluut de moeite waard. Ceresole Reale, dat de aankomst zou moeten zijn, is overigens een piepklein dorpje met 164 inwoners. Ze moeten het hier vooral van de toeristen hebben die in de zomer door de bergen willen wandelen. Er is een
hiking trial van negen kilometer rond het meer van Serrù, voorzien van
picnic areas! Er is ook een bezoekerscentrum, waar je leert over de geschiedenis van deze locatie. Onder meer over de verhouding tussen man en de alpensteenbok. Nou, dat lijkt me reuze interessant. Goed, leuke klim, volgende keer wel graag tot de top van de Nivolet, al was het maar voor de plaatjes. Al schijnt de berg momenteel wat minder groen te zijn, richting de top komen we momenteel vooral enorme sneeuwmuren tegen. Het is maar goed dat Kruijswijk er niet bij is. Misschien ook wel een van de redenen waarom we deze klim niet eerder hebben gezien, ze hebben best wat moeite moeten doen om alle wegen begaanbaar te maken.
[ [url=https://thumbs-prod.si-cdn.com/aw29az30PwtsXIyAeDcvJPp4U5Y=/fit-in/1072x0/
https://contest-public-me(...)87b93.jpg]afbeelding[/url] ]
Ja, ondertussen is de rit dus al bezig. Eurosport is ook al begonnen met de uitzending, dus niemand gaat mijn poging om de beschamende vertoning van afgelopen nacht te rectificeren lezen, maar afijn. Wellicht dat het nog de moeite van het vermelden waard is dat we niet zo'n best weer hebben in de buurt van van de aankomst. 13 graden in Ceresole Reale, richting de top zal het dan nog wel wat frisser zijn. Er is kans op regen, wat niet zo fraai is. Toch een aantal lastige afdalingen onderweg, dus het zou de voorkeur genieten als het gewoon droog blijft. Wind is er dan weer niet echt, dat scheelt.
Ondertussen zitten we al op een kilometer of 120 van het eind en na een razendsnelle openingsfase is er een vrij omvangrijke groep weggereden, met in die groep onder meer Mollema en Zakarin. Een dappere poging van Mollema, het mag gezegd. Deze groep heeft al drie minuten voorsprong en aangezien er zulke sterke gasten voorin zitten lijkt het me niet eens volledig uitgesloten dat de kopgroep het gaat halen. Op voorhand leek me dat niet het meest logische scenario. Ik was normaal gesproken uitgegaan van een strijd tussen de klassementsmannen. Dat kan nog steeds natuurlijk, het stuwmeer is nog ver. Iemand heeft een poging gedaan om mij te imiteren en met de top vijf die deze persoon heeft bedacht kan ik redelijk goed leven, daarom nemen we het integraal over. Al is Sam Oomen natuurlijk een waardeloze suggestie.
[..]