quote:
De vijand? Die moet je er zelf bij denken
Wie 18 jaar of ouder is, kan toetreden tot de nationale reserve. Maar door bezuinigingen hebben reservisten sinds juli vorig jaar nauwelijks kunnen oefenen.
De noodtoestand is uitgeroepen in Apeldoorn. Er is een IS-afsplitsing actief in de regio en bij een inval in Oeken, een dorp zo’n 20 kilometer verderop, heeft de politie onlangs wapens, explosieven en plattegronden van de stad aangetroffen. Sindsdien wordt rekening gehouden met een terreurdaad, en nu de jaarlijkse Lentedagen in aantocht zijn, wil burgemeester John Berends geen enkel risico nemen. Hij schakelt de hulp van het leger in.
Sergeant-majoor Alex van den Berkmortel (51) is de man die daarvoor moet zorgen. Hij staat in de wapenkamer op het terrein van de Generaal Majoor Kootkazerne in het Gelderse Stroe en telt de geweren. Aan het aantal wapens kan hij precies zien hoe groot de opkomst binnen zijn peloton vandaag is: 23 man. Niet slecht.
Kwart over 8 op zaterdagochtend
Buiten staan de leden van het derde peloton van de Echo Compagnie te kletsen en te roken. Het is kwart over 8 op zaterdagmorgen, en niemand lijkt zich erg druk te maken over de dreiging die de inwoners van Oeken en omgeving boven het hoofd hangt. Maar de opkomst van deze mannen en vrouwen is dan ook een oefening, de eerste van het jaar. En er is extra reden voor optimisme: de voorspelde regen is uitgebleven.
Militaire bijbaan
Er zijn in Nederland zo’n 5.500 mensen met een ‘militaire bijbaan’. 4.000 van hen zitten bij de Koninklijke Landmacht, zij hebben zich aangesloten bij de nationale reserve en zetten zich naast hun baan in de burgermaatschappij in voor vrede en veiligheid. In de praktijk betekent dat vooral veel oefenen, zodat zij altijd klaarstaan voor het geval zich een watersnood, bosbrand of andere ramp voltrekt.
Reservisten bij de landmacht kun je indelen in twee categorieën, zegt luitenant Robert Witsen, verantwoordelijk voor de communicatie binnen het korps. De grootste groep, ongeveer 3.000 man, heeft militaire taken. Zij worden ingezet om strategische objecten te bewaken, de openbare orde te handhaven of te helpen bij calamiteiten. Hun achtergrond kan van alles zijn, zegt Witsen, van huisschilder tot directeur. „Deze mensen zijn ontzettend belangrijk voor het korps, het is de kurk waarop wij drijven.”
Ook vind je in deze categorie mensen die na hun diensttijd reservist zijn geworden. „Die missen de saamhorigheid.”
Daarnaast heb je de specialisten: juristen, medici, accountants en tolken. Zij hebben kennis in huis die de krijgsmacht niet of onvoldoende bezit. Als het nodig is ondersteunen ze de autoriteiten in Nederland, maar ze kunnen ook worden ingezet bij internationale vredesmissies. Vanwege hun specialisme krijgen zij meteen de rang van kapitein of majoor.
Jaarlijks beginnen zo’n 400 mensen aan de militaire opleiding, die tien werkdagen duurt. Wie het haalt, mag zich soldaat der tweede klasse noemen en krijgt meteen een contract voor vier jaar aangeboden. Lang niet iedereen maakt dat vol, zegt Witsen: „Je ziet dat mensen die een drukke baan nemen of kinderen krijgen, vaak afhaken.” Maar wie na vier jaar wél bijtekent, gaat meestal niet meer weg. „Dan weet je dat het kwartje gevallen is.”
Voor het eerst leidinggeven
Alex van den Berkmortel (51) is precies 30 jaar in dienst. Vandaag is een bijzondere dag: omdat de pelotonscommandant afwezig is, mag hij als zijn plaatsvervanger voor het eerst leiding geven. Hij kijkt op zijn horloge. Terwijl de manschappen materiaallijsten afwerken, roept Van den Berkmortel de groepscommandanten bij elkaar om het doel van de oefening toe te lichten: het betreden en beveiligen van een locatie in Kamp Nieuw Milligen.
Verderop in dat kamp is soldaat Marieke Warnaar (33) dan al zo’n twee uur bezig. Ze is samen met een paar anderen vooruitgestuurd om ‘de locatie in kaart te brengen’ en ‘zwakke plekken te identificeren’. Het is wel even omschakelen, zo’n oefening: „Ik ben in het dagelijks leven hr-manager, echt een kantoorbaan.” Het grootste verschil? „Het samenwerken. De burgermaatschappij is ontzettend op het individu gericht, hier draait alles om de groep.”
Het is een paar minuten over tien als drie legertrucks en twee Volkswagen Amaroks het terrein oprijden. De pick-up trucks zijn gloednieuw: het afgelopen jaar werden er in totaal zo’n 1.600 aan defensie geleverd. De reservisten zijn blij met de nieuwe voertuigen. Het is een van de eerste investeringen sinds de vele bezuinigingen de afgelopen jaren, en de Mercedes Benzen waarin ze hiervoor reden waren al ruim twintig jaar in gebruik.
Toch zitten de bezuinigingen veel reservisten dwars. Wegens overschrijding van het personeelsbudget heeft de landmacht de inzet van de reservisten vorig jaar ingeperkt, en hebben ze sinds juli nauwelijks kunnen oefenen. Momenteel staat er één opkomst in de maand gepland, terwijl dit er eerst twee of drie waren, zegt Alex van den Berkmortel. Zijn grootste zorg is de „inzetgereedheid” van de manschappen: „Hoe kan ik nieuwe mensen in de beperkte tijd die we hebben toch zover bijspijkeren dat ze verantwoord kunnen worden ingezet? We draaien, maar we draaien minimaal.”
Het inperken van de uren was volgens defensie een tijdelijke maatregel, die tot het einde van het jaar van kracht bleef. In 2016 zou het normale aantal uren weer worden gehaald. Om op een verantwoorde manier te worden ingezet, moeten per militair minimaal 121 uren worden gemaakt. Die norm zal in ieder geval worden gehaald, beloofde minister van Defensie Jeanine Hennis-Plasschaert vorige maand in een brief aan de Kamer.
Achter de vuilcontainer
„Alarm! Alarm! Alarm!” klinkt het even later over het terrein. Soldaten richten zich op als stokstaartjes, en wisselen hun baret razendsnel in voor een gevechtshelm. Marieke Warnaar laat een tentzeil uit haar handen vallen en neemt positie in achter een vuilcontainer. Turend door het vizier van haar geweer speurt ze naar de vijand. Die zal ze dit keer niet vinden: tijdens een meerdaagse oefening worden vaak figuranten of een oefenvijand ingezet, maar vandaag niet. Vandaag is de dreiging helemáál fictief.
via NRC.nl