Michiel Mans met Wapens: de familie AMX in NederlandOndanks het gebruik van vooral Engels (Amerikaans) jargon, kom je nog regelmatig archaïsch Frans tegen. Zo hebben sommigen het nog over ‘mitrailleur’, of bedoelt men HE (High Explosive) met ‘brisant’. Toch is kennis van het Frans af en toe handig. Zeker als we het over de periode hebben waarin we aanzienlijke hoeveelheden Frans materiaal gebruikten. Tussen 1961 en 1983 ratelde de Landmacht deels rond op rupsbanden uit de Atelier de construction d’Issy les-Moulineaux. Een bek vol lastig elegant uitspreekbaars, dus houden we het op AMX. De aangeschafte AMX familie bestond uit een lichte tank, de AMX 13 (131 stuks), een pantserrupsinfanterievoertuig, de AMX-pri (345), en een gemechaniseerde houwitser voor de veldartillerie, de AMX-pra (82). Samen met afgeleide commando-, genie- en andere versies (288) ging het om 846 voertuigen. Een aardige Franse exportorder. Fijn voor hen, maar wat vonden onze militairen van de familie AMX? Om in stijl te blijven, zeg maar gerust merde.
Ondanks een negatieve Duitse evaluatie schafte Nederland de AMX telgen toch aan in 1960. Deels vanwege haast om de parate gevechtseenheden mobieler en beter gepantserd te maken, deels uit overwegingen van standaardisatie, en deels omdat ze goedkoper waren. Later in de zestiger jaren werden de duurdere Amerikaanse kandidaten toch aangeschaft (M113 pantservoertuigfamilie, M109 155 mm gemechaniseerde houwitser). Ook de invoering van de DAF YP 408 (vanaf 1964), een pantserwielvoertuig voor de infanterie dat we zelf ontwikkelden, maakte een farce van de standaardisatie. Bovendien betekende invoering van zowel wiel- als rupsvoertuigen voor hetzelfde type tank-infanterie formaties, dat volledig gemechaniseerde (op rupsbanden) eenheden in terrein mobieler waren dan tank-infanterie eenheden waarvan de zandhazen in een YP zaten. Wat ze hierin wel ruimer en minder door elkaar gerammeld deden dan in de AMX-pri. Daar pasten dertien Fransozen in, terwijl polderlanders er uiteindelijk met z’n tienen nog krap in zaten. Het zitten achterin gebeurde rug-aan-rug wat de gelegenheid bood om door de kijk-schietgaten in de zijkant de vijand in het snotje te houden. Een prettig gesprek voeren was rug-aan-rug wel een stuk minder. Gelukkig kon je regelmatig buiten bijpraten als dit Franse spul weer stuk was.
Naast overvloedige onderhoudsproblemen* binnen de familie, kon het pantser van de AMX 13 toren ook (haar)scheuren gaan vertonen. Volgens rapporten betrof het slechte fabricage en had het weinig te maken met de inbouw van een (te) zwaar kanon. Meestal deed de AMX 13 het met een 75 mm of 90 mm kanon, maar wij schoten uit een Franse 105mm/L44 loop. In een uniek Creusot-Loire gedeeld torenontwerp waarvan het bovenste deel scharnierend (voor elevatie) op het onderste deel rust. In het bovenste deel zit het kanon met automatische laadinrichting voorzien van twee revolvermagazijnen met elk zes granaten. De auto-lader geeft een hoge vuursnelheid en maakte een lader overbodig zodat een AMX 13 slechts twee bemanningsleden had in de krappe toren. Volgens verhalen mochten deze niet langer zijn dan 1,70 meter. Wellicht wenste je nog meer op Sarkozy te lijken als je onder vuur uit de tank moest om na twaalf schoten het magazijn achterop de toren te herladen. Een handicap dat de inzet effectief beperkte tot vooral hit&run tactieken. Iets wat goed aansloot bij het Nederlandse gebruik in verkenningseenheden en als tank killers in antitank batterijen bij de artillerie. Ook werden ze korte tijd samen met verbouwde AMX-pri’s (tot AMX-prat Pantser Rups Anti Tank -met TOW) in antitank compagnieën bij de infanterie ingedeeld.
Het langst gingen de AMX-pra’s bij de afdelingen veldartillerie stuk. De L30 (dertig kalibers lang) 105 mm schietbuizen van onze pra’s droegen weliswaar verder (15 km) dan de standaard L23 buizen, maar de bijbehorende HEbrisantgranaten van ± 17 kilo (met vaste kardoeshulzen) waren nietig vergeleken bij de ± 42 kilo wegende 155 mm projectielen uit de eveneens ingevoerde M109 houwitsers. Het 155 mm geschut reikte daarnaast iets verder (18,5 km). De verlangde standaardisatie binnen de Koninklijke Landmacht werd met de invoering van de YPR-765, die zowel de AMX-pri als de YP 408 verving, pas in de tachtiger jaren redelijk afgerond. De tanks bleven nog wel van elkaar verschillen, hoewel de twee overgebleven modellen na de uitfasering van de Centurion allebei luisterden naar de naam Leopard. Wat ze inmiddels niet meer doen. In mei ’40 kon de minister van Oorlog op de order “stuur tanks” aan generaal Winkelman, tenminste nog het licht sarcastische antwoord “een of allebei?” krijgen. Te weten, Franse Renault FT-17s uit 1917. Merde.
* Van: AMX voertuigen in de Koninklijke Landmacht, 1961-1983 – Piet F. van den Heuvel en Alfred Staarman (collectie legermuseum .pdf)
[-]Curieus is dat in januari 1979 de 11e Afdeling Rijdende Artillerie de Inzetbaarheidsprijs kreeg terwijl op dat moment slecht één van de achttien AMX vuurmonden inzetbaar was![-]
The Postonline