abonnement bol.com Unibet Coolblue
pi_115635626
Omdat er al een topic is met mythes , leek het me leuk een topic te maken over sagen en legenden.

Wat is een legende:

Onder legende verstaat men kortweg een traditioneel christelijk (met name katholiek) volksverhaal, waarin een centrale rol is weggelegd voor een heilige, Jezus Christus, Maria, of een heilig voorwerp.
In de volksmond wordt het woord legende algemeen wel gebruikt voor een oud volksverhaal, maar dit is in feite niet correct.

Wat is een sage:

Een sage (van het Duits was gesagt wird) is een traditioneel volksverhaal dat zich afspeelt op een bekende plaats en op een bekend moment in de tijd.
De sage is doorgaans een kortere vertelling dan een sprookje, en een sage behandelt een bepaalde vorm van volksgeloof.
Sagen bevatten veel angstaanjagende, bovennatuurlijke elementen en vertellen bijvoorbeeld over hekserij, toverij, spokerij, weerwolverij, over reuzen, kabouters, nachtmerries (het wezen, niet de droom), Witte Wieven, duivels en dergelijke. Sagen kunnen ook vertellen over moedige en sterke helden, over geduchte rovers, onderaardse gangen, verborgen schatten en bodemloze putten. In principe werden de sagen vroeger als waarheid verteld. Voor vertellers en publiek werden ze ervaren als non-fictie

Bron : http://nl.wikipedia.org/w(...),_sagen_en_sprookjes

Wat zijn witte wieven (witte vrouwen):


Ik kom uit Drenthe en hier werd vroeger en nu nog vaak over witte wieven gesproken.
Witte wieven zijn flarden van mist en omdat de hei vroeger vol stond met jeneverbessen die menselijke vormen kunnen hebben dacht men door de mist er een persoon in te zien. De meeste mensen waren er bang van en dachten dat het geesten van heksen waren, dit vertelde een boswachter me toen ik mee ging met een excursie op de heide.
De verhalen over witte wieven kunnen per streek verschillend zijn.

Hieronder de uitleg van wikipedia:

Het is de naam voor vrouwenfiguren die in sagen voorkomen en soms goedaardig, soms kwaadaardig zijn.
Mistflarden of mistbanken worden in Noord- en Oost-Nederland ook wel witte wieven genoemd.
Witte wieven worden vaak in verband gebracht met heksen en/of spoken. De witte wieven hebben veel overeenkomsten met de Ierse Sídhe en de Banshee. Ook wordt verband gelegd met moerasvrouwtjes, feeën of elfen.

Witte wieven zijn dus mistvlarden, vaak rondom/boven moerassen en veenplassen, er waren mensen die dachten dat ze de witte wieven moesten volgen (net zoiets als dwaallichten) en kwamen dan om in het moeras. Misschien dat het veenlijk van het meisje van Yde daar ook wel mee te maken heeft.
Wie zal het zeggen.

Ook werden witte wieven in verband gebracht met geboortes van baby's dat ze kraamvrouwen hielpen. En de boeren hielpen met hun gewas. Je moest ze echter niet tergen want dat was vragen om problemen. Ze werden vaak als boosaardig gezien. Er zijn dus zowel verhalen waarin mensen hulp kregen en verhalen waarin mensen kwaad aangedaan werd.
Ook werden de witte wieven vaak in verband gebracht met grafheuvels en hunnebedden. Men dacht dat ze daar woonden.
In Lochem is er een verhaal over de witte wieven kuil:
http://www.beleven.org/verhaal/de_witte_wieven_van_lochem

Ik kwam op internet een hele mooie foto van witte wieven tegen deze wou ik jullie niet onthouden:


Evenals twee weken geleden hebben we met een aantal leden van Fotogroep Vlinderstad in alle vroegte, ruim voor zonsopkomst om half 7, in het bos bij Schoonoord het Landart-project bezocht. Vorige keer hing er al een magisch sfeertje in de lucht en dit keer hadden we helemaal geluk: voor wie het zien wil verschenen originele Drentse Witte Wieven ten tonele. Het viel nog niet mee ze in beeld te krijgen. Met belichtingstijden van 30 seconden zijn ze alweer verdwenen voordat ze goed en wel belicht zijn met als resultaat vage grondmist op de plaat. Door een speciale techniek te gebruiken ben ik er echter in geslaagd een aantal toch meer of minder scherp in beeld te vangen, geloof het of niet!
bron: http://www.harryvdveen.nl/weblog/archives/00000284.htm

Door deze foto kan ik me goed voorstellen dat mensen er vroeger wat in zagen. Ik kreeg in ieder geval de kriebels van deze foto. Zo moet het er ook ongeveer uit hebben gezien op de heide met mist rondom jeneverbessen. In het Dwingelderveld bij Dwingeloo staan nog jeneverbessen.

Maar niet alleen in noorden en oosten van ons land geloofden ze in witte wieven.
Het fenomeen komt in heel europa voor.
Zo heten ze bijvoorbeeld in Frankrijk Dames Blanches. In België was Madama Blanche de term voor een waarzegster. In Engeland zijn sagen bekend van white women, ook zij voorspellen geboorte en dood. De Banshee in Ierland voorspellen eveneens de dood, en Duitsland heeft Weiße Frauen.

Er is hier in Drenthe een verhaal over een boer die de witte wieven uitgenodigd zou hebben om te komen eten. Hij hield zich echter niet aan deze belofte en werd dood gevonden op de plaats waar hij zn belofte deed.
Meer witte wieven:
http://www.klap.net/verhalen/wittewieven.html

Weet je zelf een leuk oud verhaal van sagen en legenden vertel ze dan in dit topic.

[ Bericht 0% gewijzigd door mousy31 op 16-08-2012 11:34:05 ]
pi_115637451
Witte Wieven.. bij ons in de Achterhoek heb je ze ook :)
Playing guitar is a religion.
pi_115638091
Ik ben in 1997 naar Ameland geweest en ik heb daar een boekje gekocht met sagen en legenden van Ameland.

Rixt van het Oerd.

Onder het standbeeldje staat dit geschreven:


Rixt van het Oerd is wel de meest bekende sage van Ameland.

Een verhaal van een oude vrouw, die haar zoon in geen jaren meer had terug gezien en zich toen op het pad van de misdaad had begaf door zich te vergrijpen aan bezittingen van schipbreukelingen.

Eens liet zij door een misleidend lichtje te plaatsen op een stormachtige nacht een schip stranden.
De bemanning sloeg in de branding overboord.
Bij het krieken van de dag, ging de oude vrouw langs het strand op roof uit en bij het beroven van de aangespoelde lijken vond zij ook haar zoon.
Hierdoor waanzinnig geworden, doolt zij sindsdien over de verlaten duinen en hoort men haar kreten in de stromwind.
Je kunt haar dan Sjoerd horen roepen.

Volgens een van de vertellingen:
Was de oude vrouw die een vissersweduwe was, door de duivel bezeten.
Haar zoon heete Sjoerd en had een tijd lang bij haar gewoond, toen hij tegen de zin van moeder naar zee ging.
Zij zou in een hutje op de Oerd hebben gewoond.
Een oud vrouwtje van Ameland, die aan het eind van de vorige eeuw leefde herinnerde zich dat hutje nog vaag.

Rixt van het Oerd word ook wel Ritskemooi genoemd.

Het verhaal staat ook op deze website:
http://www.ritskemoei.nl/rixt.html
en
http://nl.wikipedia.org/wiki/Rixt_van_Oerd

[ Bericht 1% gewijzigd door mousy31 op 16-08-2012 12:59:14 ]
pi_115638924
Mooi topic Mousy ^O^

WITTE WIEVEN

Witte vrouwen (Witte wieven) vinden hun oorspong al in de Germaanse tijd. Omdat de witte vrouwen de gaven van waarzegging en toekomstvoorspelling bezaten, genoten deze groot respect bij deze stammen. Ze werden ook wel heksen genoemd. Het "witte" heeft eigenlijk geen betrekking op de kleur, maar op wijs (van weten). Uit hun midden werden priesteressen gekozen. Na het overlijden van de vrouwen bleef men deze eren bij de grafheuvels. Daar meende men ook de witte juffers als uit de doden opgestane spoken bij hun graf rondwaren (mistflarden) te zien.
Vooral gedurende de kerstening en de tijd erna werd de bevolking bang gemaakt voor duivels, spoken, heksen, ketters en andere verschijnselen. De witte vrouwen ondergingen een metamorfose. In plaats van wijs werden het kwaadaardige spoken, die je maar beter kon ontwijken. En dat kunnen we de Middeleeuwers ook moeilijk kwalijk nemen. Stelt u zich maar eens voor: Een donker bos bij helder maanlicht en het lichte ruizen van bladeren of de wind door het gras. De roep van een uil en het verre huilen van een wolf. Daartussen nevelflarden die steeds maar weer andere vormen aannemen en dreigend hun uitlopers uitspreiden. Tussen de bomen en de velden leken deze mistflarden al gauw op de witte vrouwen die met hun onzichtbare zeisen het gras maaiden (feitelijk het ruizen van de wind), of achter hun spinnenwiel zaten.
De naam Witte vrouwen leeft in de stad Utrecht ondermeer nog voort in de straatnaam Witte Vrouwensingel. De drie sagen die hier opgenomen zijn spelen zich af in Montferland; bij Lochem in de Achterhoek, nabij Barchem in de Witte wievenkoel; en op de Lonnekerberg noordelijk van het kerkdorp Lonneker halverwege Enschede en Oldenzaal.

HET WITTE WIEF VAN MONTFERTLAND

Zolang je de witte wieven niet lastig valt, zullen deze je geen haar krenken. Maar een boertje uit Beek, die 's avonds op weg naar huis door de bossen van Montferland liep, vroeg met zijn dronken kop aan een witte vrouw of deze met hem wilde dansen. En dat heeft het boertje geweten. De hele nacht bleef ze met hem dansen. Vele malen wilde het boertje er een eind aan maken, maar dat lukte maar niet. Hij werd gedwongen door te gaan, zelfs toen hij het niet meer aankon. Het zweet gutste van zijn hoofd als op een hete zomerdag toen hij rogge aan het maaien was. Bidden en smeken om op de houden hielp niet. En toen de dag aanbrak viel het boertje dood voor de voeten van het witte wijf neer.

DE WITTE WIEVEN VAN LOCHEM

in een diepe kuil, even ten zuidwesten van Lochem, hebben vele jaren drie witte wieven gewoond. Overdag lagen zij in het zand en waren daarvan niet te onderscheiden. Eerst des avonds stegen zij omhoog en vlogen als nevelen over de vlakte. Herbert en zijn zusje waren niet bang voor de witte wieven. Als kinderen gingen zij 's avonds vaak langs de kuil om nog een boodschap voor moeder te doen. Wanneer ze dan in de verte de nevelen zagen rijzen en dalen, wezen de kleine vingertjes er zonder vrees naar. Soms zelfs daalden zij in de kuil en plukten er bloemen. Dan gleed meermalen de oudste der witte wieven spiedend langs hen heen, de klauwen uitgestrekt als een kat, die aangevallen wordt. Doch wanneer zij de kinderen dan onder elkaar hoorde lachen, toog ze weer geruisloos verder. Daarom kende Herbert, ook toen hij ouder geworden was, geen vrees voor de witte wieven. Zijn buurmeisje Johanna, de dochter van Scholte Lodink, waarschuwde echter op zekere dag: "Ga niet weer in de kuil, Herbert, want van de witte wieven is nog nooit iets goeds gekomen". Sindsdien daalde Herbert niet meer naar beneden. Wanneer hij des avonds de kuil voorbij kwam, liep hij snel door naar huis. 't Was of hij Johanna's stem zacht hoorde zeggen: "Nee - nee, Herbert." Er was een eigenaardig warm gevoel in hem, dat hij nog niet eerder had gekend. Herbert's ouders en ook Scholte Lodink en zijn vrouw merkten dit alles zeer wel op. Glimlachend bekenden zij elkaar, dat Herbert en Johanna wel eens een paar zouden kunnen worden. "Als dat eens waar was", zei Scholte Lodink vrolijk, "dan zou er in heel Lochem geen tweede paar gevonden worden met meer rijkdom. Maar", voegde hij er aan toe, "ze moeten niet gedwongen worden. Al zou mijn dochter willen trouwen met een keuterboer, dan zou ze evengoed mijn toestemming krijgen." Zijn vrouw antwoordde hierop niet, maar ze dacht: "t Is maar goed, dat Herbert en Johanna bij elkaar zijn, want mijn dochter zal niet met een arme jongen trouwen." Enige jaren later kon Scholte Lodink zijn woorden waar maken. Herbert's ouders hadden buiten hun schuld alle spaarpenningen verloren. Toen waren de gedachten van Johanna 's moeder vol zorg over de toekomst. Moest de dochter van Scholte Lodink nu rouwen met zulk een armoezaaier, die alleen met de handen zijn brood kon verdienen? Ze ging voor de haard zitten en peinsde. Wat haar inviel was niet gelukkig voor Herbert en Johanna. Zij ontdekte een andere vrijer voor haar dochter, die alles had, wat je van een huwelijkskandidaat verwachten kon Albrecht. Albrecht was een kloekgebouwd man en hij was rijker dan wie ook in de Achterhoek. Hoe zou ze beiden bij elkaar kunnen brengen, zonder dat Johanna haar sluwe opzet gemerkte? Het toeval hielp haar, want korte tijd later ontmoette zij Albrecht. "Je moest eens een avond je bij ons komen praten", nodigde zij uit. De list gelukte prachtig, want Albrecht nam de uitnodiging aan en begaf zich op een avond naar het erf van Scholte Lodink. Natuurlijk was toen ook Johanna thuis, daar had haar moeder wel voor gezorgd. Het gesprek verliep echter anders dan zij gehoopt had, want Scholte Lodink wist iets bijzonders over Herbert te verhalen. Herbert was op een avond te paard uit Lochem gekomen. Hij reed op een smalle weg, toen plotseling een vogel met luid geschreeuw opvloog. Het paard schrok en sloeg op hol in de richting van de witte wieven kuil. Ongetwijfeld zou Herbert omlaag gestort zijn, als niet de oudste der witte wieven hem te hulp gekomen was. Ze sprong op en greep met haar klauwen het paard in de manen. Even nog trilde het angstige dier, voordat het, nog juist op tijd, tot stilstand kwam. Herbert klopte het bemoedigend tegen de nek en deed het rustig keren. Op het ogenblik dat hij gevaar liep verpletterd te worden. zag Herbert zich nog kans om een blik in de kuil te werpen. Hij zag daar een vuurtje, waarboven een vogel hing, net geplukt of het door mensenhanden was gedaan. Zij braadden 't vlees, de witte wieven. 't Was maar goed, dat Herbert zijn ogen zo goed de kost gegeven had, want daardoor was hij in staat dit later te bewijzen. Thuis gekomen, vertelde hij wat er gebeurd was. Hij vroeg aan zijn zuster of zij een driekoningenkoek wilde bakken, bruin van korst en zoet van binnen. Hij wilde die voor zonsondergang naar de witte wieven brengen. Zijn zuster wilde dit met plezier voor hem doen, onder voorwaarde, dat ze met hem mee mocht naar de kuil. Herbert wilde daar eerst niet van weten, maar moest tenslotte toch toegeven. Toen bakte zijn zuster een driekoningenkoek. Ze legde haar op een aarden schotel en omstak het gebak met een krans van groen klimopbladeren. Terwijl Herbert de schotel naar beneden bracht, wachtte zijn zuster boven aan de rand van de groeve. Wel klopte haar hart van angst, maar zij hield zich moedig. De volgende dag ging Herbert nog eens naar de kuil. In de diepte zag hij de schotel liggen, met de klimopbladeren er naast. Na dit verhaal wilde het gesprek tussen Johanna en Albrecht niet best meer vlotten. Johanna trok een gezicht alsof zij engelenmuziek had gehoord. Wat was Herbert toch goed en moedig van harte. Zelfs in de witte wieven kuil was hij gedeald om zijn dankbaarheid te bewijzen. Albrecht zat naast haar en 't woord "Herbert" was in zijn bewustzijn gelijk een vloek, terwijl hij het mooie meisje aankeek. Was hij eigenlijk minder dan Herbert? Diep in hem brandde de wraaklust. Hij zou trachten Herbert als dagloner te krijgen, zodat hij hem kon laten slaven. Herbert was knecht en hij de meester, dat zou hij Johanna duidelijk maken. Zijn plannen stonden vast toen hij afscheid nam. Die avond nog had de arme Scholte Lodink meer van zijn vrouw te verdragen dan tijdens zijn gehele huwelijk daarvoor. Of hij zich soms verbeeldde, dat zij haar toestemming zou geven tot een huwelijk tussen Herbert en haar dochter? Wist hij dan niet, wat Albrecht bezat en wat hij zou erven? Wat deed het ertoe of iemand in de witte wieven kuil daalde, dat durfde Albrecht ook, als 't daarom te doen was. Of er in het leven niet nog heel wat anders kwam kijken. Wel twee uur ratelde ze zo door. Eindelijk lukte het Scholte Lodink haar stop te zetten: Was Albrecht even moedig als Herbert? Dat had hij te bewijzen. Boven het geld stond mannenmoed. Scholte Lodink kwam met een plan voor de dag. Dit zou hij van de beide minnaars eisen: Te middernacht zouden zij naar de witte wieven kuil rijden, Herbert naar de west rand, Albrecht naar de zuidrand. Gelijktijdig moesten ze dan een haarspit (d.i. een ijzeren pin, waarop de zeis geslepen werd) in de kuil werpen om niet in de macht van de witte wieven te vallen. Toch wilde Herbert voor Johanna alles volbrengen en rustig reed hij op de vastgestelde avond naar de westrand van de kuil. In de verte hoorde hij de hoefslagen van Albrechts paard. Hij dreef de bles met een kort woord aan, tot hij kort voor de groeve stond. Albrecht was er nog niet. Hij wierp het haarspit met kracht naar beneden en riep met forse stem: "Wit-wit-wit, hier komt een ijzeren spit". Woest ijlde de bles de berg af. Uit de kuil steeg één van de witte wieven omhoog, haar klauwen uitgespreid en de mond wijd geopend. Onmiddellijk was ze achter de ruiter. De stormwind stak op en de takken van de bomen kraakten. De witte wieve kwam zo dicht bij Herbert, dat hij haar adem voelde. Hij zette het paard tot meerdere drift aan. "Hahaha" gierde de witte wieve. "Herbert, je kunt me niet ontkomen. Voor het huis van de Scholte zullen mijn klauwen je hebben. Sta maar stil met je paard, dat is te oud voor zulk een wedloop. Albrecht, die een vurig ros heeft gekocht, heeft het zelfs niet gewaagd met mij te wedijveren. Halverwege is hij omgekeerd." Als de witte wieve geloofde, dat zij Herbert met deze woorden zou tegenhouden, vergiste zij zich. In de ruiter was moed en in het dier angst. Vooruit hij voelde al even haar klauwen langs de nek, toen hij 't erf van Lodink opreed. Een hard voorwerp suisde hem na. De witte wieve haastte zich terug. "Hoezee" riep de Scholte, "over een paar dagen zal er bruiloft zijn." Johanna viel de kranige ruiter om de hals. "Heeft ze je niet geraakt?" vroeg ze bezorgd. Herbert stelde haar gerust, maar vertelde ook dat ze hem nog iets na gegooid had. Ze zochten op het erf. Herbert begon plotseling te lachen. "Ze wil ook niets houden", zei hij, "het is een stok van de schotel, die wij haar gegeven hebben". Scholte Lodink raapte de scherf op en bekeek hem thuis onder de lamp. Een juichkreet ontsnapte zijn keel: de schotel was van goud. Het was een huwelijksgeschenk van de witte wieven.

DE WITTE WIEVEN VAN DE LONNEKERBERG

Een meisje werd door witte wieven gevangen gehouden op de Lonnekerberg. Ze waren boosaardig. Het kind moest hard werken en zag geen licht van de zon en maan. Eens stuurden de witte wieven haar naar Oldenzaal, maar ze mocht aan geen mens verraden waar ze woonde. Bij de Dikke Steen voor de Plechelmusbasiliek (de steen die uit de IJstijd dateert en van de Tankenberg naar de stad was versleept) vertelde ze haar nood. Veel mensen hadden het gehoord, ze volgden haar naar de Lonnekerberg en joegen de witte wieven uit hun schuilplaats op. Sindsdien zijn de witte wieven van de Lonnekerberg verdwenen.
pi_115639074
Bedankt voor de aanvulling Lavender. :)
  donderdag 16 augustus 2012 @ 16:37:27 #6
279682 theguyver
Sidekick van A tuin-hek!
pi_115646785
quote:
0s.gif Op donderdag 16 augustus 2012 13:08 schreef Lavenderr het volgende:
Mooi topic Mousy ^O^

DE WITTE WIEVEN VAN LOCHEM

in een diepe kuil, even ten zuidwesten van Lochem, hebben vele jaren drie witte wieven gewoond. Overdag lagen zij in het zand en waren daarvan niet te onderscheiden. Eerst des avonds stegen zij omhoog en vlogen als nevelen over de vlakte. Herbert en zijn zusje waren niet bang voor de witte wieven. Als kinderen gingen zij 's avonds vaak langs de kuil om nog een boodschap voor moeder te doen. Wanneer ze dan in de verte de nevelen zagen rijzen en dalen, wezen de kleine vingertjes er zonder vrees naar. Soms zelfs daalden zij in de kuil en plukten er bloemen. Dan gleed meermalen de oudste der witte wieven spiedend langs hen heen, de klauwen uitgestrekt als een kat, die aangevallen wordt. Doch wanneer zij de kinderen dan onder elkaar hoorde lachen, toog ze weer geruisloos verder. Daarom kende Herbert, ook toen hij ouder geworden was, geen vrees voor de witte wieven. Zijn buurmeisje Johanna, de dochter van Scholte Lodink, waarschuwde echter op zekere dag: "Ga niet weer in de kuil, Herbert, want van de witte wieven is nog nooit iets goeds gekomen". Sindsdien daalde Herbert niet meer naar beneden. Wanneer hij des avonds de kuil voorbij kwam, liep hij snel door naar huis. 't Was of hij Johanna's stem zacht hoorde zeggen: "Nee - nee, Herbert." Er was een eigenaardig warm gevoel in hem, dat hij nog niet eerder had gekend. Herbert's ouders en ook Scholte Lodink en zijn vrouw merkten dit alles zeer wel op. Glimlachend bekenden zij elkaar, dat Herbert en Johanna wel eens een paar zouden kunnen worden. "Als dat eens waar was", zei Scholte Lodink vrolijk, "dan zou er in heel Lochem geen tweede paar gevonden worden met meer rijkdom. Maar", voegde hij er aan toe, "ze moeten niet gedwongen worden. Al zou mijn dochter willen trouwen met een keuterboer, dan zou ze evengoed mijn toestemming krijgen." Zijn vrouw antwoordde hierop niet, maar ze dacht: "t Is maar goed, dat Herbert en Johanna bij elkaar zijn, want mijn dochter zal niet met een arme jongen trouwen." Enige jaren later kon Scholte Lodink zijn woorden waar maken. Herbert's ouders hadden buiten hun schuld alle spaarpenningen verloren. Toen waren de gedachten van Johanna 's moeder vol zorg over de toekomst. Moest de dochter van Scholte Lodink nu rouwen met zulk een armoezaaier, die alleen met de handen zijn brood kon verdienen? Ze ging voor de haard zitten en peinsde. Wat haar inviel was niet gelukkig voor Herbert en Johanna. Zij ontdekte een andere vrijer voor haar dochter, die alles had, wat je van een huwelijkskandidaat verwachten kon Albrecht. Albrecht was een kloekgebouwd man en hij was rijker dan wie ook in de Achterhoek. Hoe zou ze beiden bij elkaar kunnen brengen, zonder dat Johanna haar sluwe opzet gemerkte? Het toeval hielp haar, want korte tijd later ontmoette zij Albrecht. "Je moest eens een avond je bij ons komen praten", nodigde zij uit. De list gelukte prachtig, want Albrecht nam de uitnodiging aan en begaf zich op een avond naar het erf van Scholte Lodink. Natuurlijk was toen ook Johanna thuis, daar had haar moeder wel voor gezorgd. Het gesprek verliep echter anders dan zij gehoopt had, want Scholte Lodink wist iets bijzonders over Herbert te verhalen. Herbert was op een avond te paard uit Lochem gekomen. Hij reed op een smalle weg, toen plotseling een vogel met luid geschreeuw opvloog. Het paard schrok en sloeg op hol in de richting van de witte wieven kuil. Ongetwijfeld zou Herbert omlaag gestort zijn, als niet de oudste der witte wieven hem te hulp gekomen was. Ze sprong op en greep met haar klauwen het paard in de manen. Even nog trilde het angstige dier, voordat het, nog juist op tijd, tot stilstand kwam. Herbert klopte het bemoedigend tegen de nek en deed het rustig keren. Op het ogenblik dat hij gevaar liep verpletterd te worden. zag Herbert zich nog kans om een blik in de kuil te werpen. Hij zag daar een vuurtje, waarboven een vogel hing, net geplukt of het door mensenhanden was gedaan. Zij braadden 't vlees, de witte wieven. 't Was maar goed, dat Herbert zijn ogen zo goed de kost gegeven had, want daardoor was hij in staat dit later te bewijzen. Thuis gekomen, vertelde hij wat er gebeurd was. Hij vroeg aan zijn zuster of zij een driekoningenkoek wilde bakken, bruin van korst en zoet van binnen. Hij wilde die voor zonsondergang naar de witte wieven brengen. Zijn zuster wilde dit met plezier voor hem doen, onder voorwaarde, dat ze met hem mee mocht naar de kuil. Herbert wilde daar eerst niet van weten, maar moest tenslotte toch toegeven. Toen bakte zijn zuster een driekoningenkoek. Ze legde haar op een aarden schotel en omstak het gebak met een krans van groen klimopbladeren. Terwijl Herbert de schotel naar beneden bracht, wachtte zijn zuster boven aan de rand van de groeve. Wel klopte haar hart van angst, maar zij hield zich moedig. De volgende dag ging Herbert nog eens naar de kuil. In de diepte zag hij de schotel liggen, met de klimopbladeren er naast. Na dit verhaal wilde het gesprek tussen Johanna en Albrecht niet best meer vlotten. Johanna trok een gezicht alsof zij engelenmuziek had gehoord. Wat was Herbert toch goed en moedig van harte. Zelfs in de witte wieven kuil was hij gedeald om zijn dankbaarheid te bewijzen. Albrecht zat naast haar en 't woord "Herbert" was in zijn bewustzijn gelijk een vloek, terwijl hij het mooie meisje aankeek. Was hij eigenlijk minder dan Herbert? Diep in hem brandde de wraaklust. Hij zou trachten Herbert als dagloner te krijgen, zodat hij hem kon laten slaven. Herbert was knecht en hij de meester, dat zou hij Johanna duidelijk maken. Zijn plannen stonden vast toen hij afscheid nam. Die avond nog had de arme Scholte Lodink meer van zijn vrouw te verdragen dan tijdens zijn gehele huwelijk daarvoor. Of hij zich soms verbeeldde, dat zij haar toestemming zou geven tot een huwelijk tussen Herbert en haar dochter? Wist hij dan niet, wat Albrecht bezat en wat hij zou erven? Wat deed het ertoe of iemand in de witte wieven kuil daalde, dat durfde Albrecht ook, als 't daarom te doen was. Of er in het leven niet nog heel wat anders kwam kijken. Wel twee uur ratelde ze zo door. Eindelijk lukte het Scholte Lodink haar stop te zetten: Was Albrecht even moedig als Herbert? Dat had hij te bewijzen. Boven het geld stond mannenmoed. Scholte Lodink kwam met een plan voor de dag. Dit zou hij van de beide minnaars eisen: Te middernacht zouden zij naar de witte wieven kuil rijden, Herbert naar de west rand, Albrecht naar de zuidrand. Gelijktijdig moesten ze dan een haarspit (d.i. een ijzeren pin, waarop de zeis geslepen werd) in de kuil werpen om niet in de macht van de witte wieven te vallen. Toch wilde Herbert voor Johanna alles volbrengen en rustig reed hij op de vastgestelde avond naar de westrand van de kuil. In de verte hoorde hij de hoefslagen van Albrechts paard. Hij dreef de bles met een kort woord aan, tot hij kort voor de groeve stond. Albrecht was er nog niet. Hij wierp het haarspit met kracht naar beneden en riep met forse stem: "Wit-wit-wit, hier komt een ijzeren spit". Woest ijlde de bles de berg af. Uit de kuil steeg één van de witte wieven omhoog, haar klauwen uitgespreid en de mond wijd geopend. Onmiddellijk was ze achter de ruiter. De stormwind stak op en de takken van de bomen kraakten. De witte wieve kwam zo dicht bij Herbert, dat hij haar adem voelde. Hij zette het paard tot meerdere drift aan. "Hahaha" gierde de witte wieve. "Herbert, je kunt me niet ontkomen. Voor het huis van de Scholte zullen mijn klauwen je hebben. Sta maar stil met je paard, dat is te oud voor zulk een wedloop. Albrecht, die een vurig ros heeft gekocht, heeft het zelfs niet gewaagd met mij te wedijveren. Halverwege is hij omgekeerd." Als de witte wieve geloofde, dat zij Herbert met deze woorden zou tegenhouden, vergiste zij zich. In de ruiter was moed en in het dier angst. Vooruit hij voelde al even haar klauwen langs de nek, toen hij 't erf van Lodink opreed. Een hard voorwerp suisde hem na. De witte wieve haastte zich terug. "Hoezee" riep de Scholte, "over een paar dagen zal er bruiloft zijn." Johanna viel de kranige ruiter om de hals. "Heeft ze je niet geraakt?" vroeg ze bezorgd. Herbert stelde haar gerust, maar vertelde ook dat ze hem nog iets na gegooid had. Ze zochten op het erf. Herbert begon plotseling te lachen. "Ze wil ook niets houden", zei hij, "het is een stok van de schotel, die wij haar gegeven hebben". Scholte Lodink raapte de scherf op en bekeek hem thuis onder de lamp. Een juichkreet ontsnapte zijn keel: de schotel was van goud. Het was een huwelijksgeschenk van de witte wieven.

:o das erg lang geleden dat ik dat verhaal gehoord heb/gelezen...
word weer slecht slapen vanacht :'(
Er staat nog een vraag voor u open!!
pi_115646838
quote:
0s.gif Op donderdag 16 augustus 2012 16:37 schreef theguyver het volgende:

[..]

:o das erg lang geleden dat ik dat verhaal gehoord heb/gelezen...
word weer slecht slapen vanacht :'(
Sorry :@
  donderdag 16 augustus 2012 @ 16:53:26 #8
279682 theguyver
Sidekick van A tuin-hek!
pi_115647359
quote:
11s.gif Op donderdag 16 augustus 2012 16:39 schreef Lavenderr het volgende:

[..]

Sorry :@
maakt niet uit ik woonde vroeger er niet ver vandaan. ben er mee opgegroeid :P
Er staat nog een vraag voor u open!!
pi_115647396
quote:
7s.gif Op donderdag 16 augustus 2012 16:53 schreef theguyver het volgende:

[..]

maakt niet uit ik woonde vroeger er niet ver vandaan. ben er mee opgegroeid :P
Heb jij weleens witte wieven gezien?
  donderdag 16 augustus 2012 @ 16:56:54 #10
279682 theguyver
Sidekick van A tuin-hek!
pi_115647459
quote:
0s.gif Op donderdag 16 augustus 2012 16:54 schreef Lavenderr het volgende:

[..]

Heb jij weleens witte wieven gezien?
vriendin van mij komt nooit buiten en is dus spier wit.
wit wief = dus ja ;)
Er staat nog een vraag voor u open!!
pi_115647689
Heb hier thuis een behoorlijke collectie boeken over sagen en legenden, en dit is toch wel het mooiste Nederlandse standaardwerk op dat gebied:
  donderdag 16 augustus 2012 @ 17:07:14 #12
279682 theguyver
Sidekick van A tuin-hek!
pi_115647876
quote:
0s.gif Op donderdag 16 augustus 2012 16:54 schreef Lavenderr het volgende:

[..]

Heb jij weleens witte wieven gezien?
nee grapje ik heb helaas niet gezien.
ben wel http://www.dewittewieven.nl/ geweest meer dan eens.
heel interressant niet alleen de beetje atracties maar ook de vele verhalen die je er kan lezen ;)
Er staat nog een vraag voor u open!!
pi_115648014
Je had behalve de Witte Wiev'n ook nog dwaallichtjes, moerasvlammetjes:

quote:
DE HÉMANNEKES VAN HET AAMSVEEN

Ten zuiden van het kerkdorp Glanerbrug in de gemeente Enschede bevindt zich het Aamsveen. Een veengebied op de Nederlandse - Duitse grens. Het landelijke gebied aan de Nederlandse zijde wordt oudsher de Enschedeër Es genoemd. Hier staan vele oude boeren hoeven.
De boeren gingen vaak naar het Aamsveen om turf te steken en kwamen daar vaak nabij de veenplassen de hémannekes tegen; vurige vlammetjes onder het voortdurende geroep van hé, hé, hé. Aan de oever van de veenplassen zat dan een witte vrouw op haar spinnewiel te spinnen; rrrt, rrrt, rrrt.

Op een van de boerenhoeven was een knecht werkzaam uit Holland en deze was voor de duivel niet bang en trok zich daarom ook niets aan van de vele geesten die in het Aamsveen rondhingen. Toen deze op een goede dag aan het turfsteken was begonnen de hémannekes weer hé, hé, hé te roepen. Niemand zou de geesten durven te beproeven, maar de knecht had er lak aan en begon deze in dezelfde bewoordingen uitdagend terug te roepen.
Een van de hémannekes nam dit niet en begon niet alleen steeds geestdrifter te roepen, maar kwam ook naderbij. Plots was hij zo nabij dat er geen weg meer terug was. De blauwe vlam kroop uit de kuil en besprong de knecht in zijn nek. Wild begon hij om zich heen slaan, rolde over de grond en sprong de kuil uit. Niets hielp, het hémanneke liet zich niet wegsturen en bleef zitten waar het zat. Vervolgens zette hij het op een lopen naar de boerderij, maar ze konden hem niet helpen.
Aangedaan trok de knecht door de deel om zich in de keuken te verschuilen. Het hémanneke bleef maar vlammen in zijn nek.
Pas toen de boerin met een gewijde kaars kwam sloeg het hémanneke op de vlucht. Het zweefde langs de binten en hield zich schuil achter een zeef aan de wand. Toen de deur open ging maakte de zeef zich los van de wand en zweefde met het hémanneke terug naar het Aamsveen. Later werd het hier terug gevonden en nog tot op de dag van vandaag wordt de zeef gebruikt voor het wannen van de rogge.
bron

Er is trouwens een boek over Nederlandse sagen en legenden met de titel 'De mooiste Nederlandse sagen en legenden', isbn 978-90-5513-369-7
Hieraan staan verhalen afkomstig uit alle Nederlandse provincies.
pi_115648177
Een sage of legende is tevens niet per se een oud volksverhaal. In het door mij genoemde boek komen ook meer recente sagen voorbij, zoals de spookboerderij in Brummen, de spoken van kasteel Doorwerth, de poltergeist van Druten en ook meer aardse zaken zoals de Smiley-bende.
pi_115649768
Ik ben - lang geleden - eens met ee TRU-meeting naar het Solse Gat geweest. Ligt bij Putten.
Weet alleen zo even niet meer wat het ook alweer precies was... Iets met een kathedraal die onder het oppervlak was gezonken ofzo. Nachtje in het bos gezeten :Y
"A flower would never force itself to bloom in the cold winter. So why would we?"
- Jonna Jinton
pi_115649865
quote:
0s.gif Op donderdag 16 augustus 2012 18:06 schreef Natalie het volgende:
Ik ben - lang geleden - eens met ee TRU-meeting naar het Solse Gat geweest. Ligt bij Putten.
Weet alleen zo even niet meer wat het ook alweer precies was... Iets met een kathedraal die onder het oppervlak was gezonken ofzo. Nachtje in het bos gezeten :Y
Was dat met Ryan en Staal?
Legendarische meet toch?
pi_115649985
quote:
0s.gif Op donderdag 16 augustus 2012 18:08 schreef Lavenderr het volgende:

[..]

Was dat met Ryan en Staal?
Legendarische meet toch?
Dat zou kunnen. Al kan ik me niets legendarisch herinneren. Geloof dat men vaker naar dat Solse Gat is geweest.
Iteejer was er iig bij, livEliveD, Alicey *denk denk*.
"A flower would never force itself to bloom in the cold winter. So why would we?"
- Jonna Jinton
pi_115650967
quote:
0s.gif Op donderdag 16 augustus 2012 18:06 schreef Natalie het volgende:
Ik ben - lang geleden - eens met ee TRU-meeting naar het Solse Gat geweest. Ligt bij Putten.
Weet alleen zo even niet meer wat het ook alweer precies was... Iets met een kathedraal die onder het oppervlak was gezonken ofzo. Nachtje in het bos gezeten :Y
Het is een in de grond verzonken klooster inclusief nu nog rondspokende monniken... Maar in werkelijkheid is het Solse Gat een oude leemput (steenbakkerij).

Dat geldt trouwens ook voor die Witte Wieven-kuil in Lochem (Zwiep). Dat is ook gewoon een leemkuil met een veldoven voor het bakken van steen. Dat verhaal zelf, is een verzinsel van de schrijver A.C.W. Staring...
pi_115653509
De witte juffer van Hoog Soeren
Rechts aan de grindweg van Hoog Soeren naar Apeldoorn, tegenover de plaats waar de weg van het Kruisjesdal (de Soerenseweg) op die grindweg uitkomt, staat aan de voet van de heuvel een reusachtige beuk, die meestal de Jufferboom of de Spinboom genoemd wordt. Daar huist de witte juffer van Hoog Soeren.

Sinds onheuglijke tijd staat die boom daar al. En lang geleden moet de witte juffer van Soeren er ook al geweest zijn, want meer dan één inwoner van Soeren weet iets te vertellen van de Jufferboom. In die boom, zó hol dat er wel een man rechtop in kan staan, is van onderen een grote opening. Als men 's nachts in het bos komt, kan men daar een lichtje zien branden en hoort men de juffer in de boom spinnen. Ook ziet men in de omtrek wel een zwarte hond met vurige ogen ronddolen of hoort men in de boom kloppen.

Op een zaterdagavond, het loon was uitbetaald, ging een arbeider van Soeren naar Apeldoorn om winkelwaar te halen. In Soeren was toen nog geen enkele winkel, en men ging bij voorkeur in de avond naar Apeldoorn om zijn inkopen te doen, men miste daar overdag de tijd voor. De arbeider hield zich wat langer in Apeldoorn op dan zijn plan was, hij bleef er wat plakken in een herberg en toen het gesprek daar over de witte juffer van Soeren ging, liet hij zich op zeer ongepaste wijze snoeverig over haar uit. Het zou hem duur te staan komen.

Het was al middernacht toen hij op weg ging naar huis, waar zijn vrouw al urenlang op hem zat te wachten. De Soerenseweg was donker, heel donker, zoals het er nog wel zijn kan in sterreloze nachten, en men alleen aan de lichtstreep boven tussen de boomtoppen de richting van de weg kan houden.

Hij stapte een uur lang stevig door en hoorde geen ander geluid dan zijn eigen stappen. Dicht bij de Jufferboom gekomen, zag hij eerst de zwarte hond, met ogen als lichtende vuurbollen, geluidloos in het bos verdwijnen. Plotseling voelde hij een paar geduchte klappen om zijn oren. Hij zag niets, hij hoorde niets, tastte met zijn stevige knuisten om zich heen, maar greep in het ledige, terwijl hij intussen zo'n geweldig pak rammel kreeg dat hij over de weg voortduizelde. Geheel ontdaan en bleek als een dode kwam hij eindelijk thuis, waar zijn vrouw bij de laatste gloeiing van de haard in de grootste angst op hem zat te wachten.

Op een keer gebeurde het dat een paar kinderen bij de boom aan het spelen waren, en een meisje haar hoofd in de opening stak, roepende: "Witte juffer, spin je nog altijd?" Toen ze haar hoofd terug wilde trekken om hard weg te lopen kon ze er niet meer uitkomen. De juffer hield haar bij de haren vast. Het kind schreeuwde en jammerde dat het verschrikkelijk was om aan te horen. Toen ze eindelijk bevrijd werd, kwam ze tevoorschijn met een gezicht vol schrammen en blauwe plekken. De juffer had haar duchtig gestraft voor haar oneerbiedige overmoed. Toch was de spinvrouw geen boze of kwaadaardige geest. Ze liet alleen niet met zich spotten. Brave, oppassende mensen was ze zeer goed gezind.

Op een kleine hoeve in Soeren woonde een oude vrouw met haar twee zonen en een dochter. Het was een slecht jaar geweest. Hoewel de beide zoons brave, ijverige mannen waren, was de oogst erg schraal uitgevallen. Het was een dure tijd. Het najaar kwam met zijn gure vlagen en het oude moedertje werd ernstig ziek. Eerst hadden ze zelf met huismiddeltjes gedokterd, maar het was er niet beter op geworden. De dokter werd gehaald, deze kwam elke dag terug en schreef dure recepten voor.

Nog vóór de winter kwam was het gezin heel wat geld kwijt, zodat op een dag de beide zoons en de dochter samen beraadslaagden wat ze doen konden om hun oud moedertje te kunnen behouden. Zij besloten het kalf naar de markt in Apeldoorn te brengen om op die wijze aan wat geld te komen.

De volgende dag gingen de beide jonge mannen met de koe op weg. Toen ze voorbij de Jufferboom kwamen, hoorden ze de vrouw spinnen. De beide mannen zagen elkaar aan en de een sprak tot de ander: "Hoor je de juffer spinnen?" - "Ja," antwoordde de ander. "Ik hoor het ook en ik wil maar wensen dat het een goed voorteken is." Daarna liepen zij weer zwijgend door. Op de markt maakten ze een buitengewoon hoge prijs voor hun kalf.

Ze kochten wat versnaperingen voor moeder en moesten toen bij de apotheker heel lang wachten voordat de drank gereed was. Zo was het al donker geworden toen ze eindelijk huiswaarts keerden. Het was een mooie vredige avond en het bos lag in diepe, geheimvolle stilte. De stammen rezen ernstig en statig omhoog. Het was er plechtiger dan tussen de kostbaarste pilaren van een grote stille kathedraal. Van verre zagen ze al de schijn van het lampje in de Jufferboom. De grote ontroerende betovering van het heilige stille avondwoud hield hun zielen omvangen, toen ze bij de boom in eerbiedige groet als vanzelf de pet afnamen. Zij zagen de witte juffer bij de boom staan en beiden hoorden haar met zachte doch duidelijke stem zeggen:
Diep in het Heidens Gat
begraven ligt een schat,
Wie hem bij volle maan weet uit te spitten,
en daarbij zwijgen kan, zal hem bezitten.
Boven het bos stond de maan groot en indrukwekkend aan de wolkeloze hemel, als het reusachtige oog van de nacht. De heide strekte zich uit tot de verste horizon. De glooiende heuvelruggen regen zich aaneen als de golven van een donkere eindeloze zee. Heel in de verte tekenden de bossen van Hoog Buurlo zich als een eiland tegen de lucht af.

De grote volle maan, die bloedrood was opgekomen, verspreidde nu een zilveren licht over de heide. De beide broers gingen na een dag van stoere arbeid zwijgend naast elkaar voort, elk met een spade op de schouder. Twee zwarte raven vlogen een heel eind voor hen uit, en telkens was het of ze neerstreken, maar dan vlogen ze weer verder, tot ze eindelijk bij het Heidens Gat kwamen.

Hier vlogen de vogels enige keren in grote kringen rond en verdwenen daarna in de richting van 's Greevenholt. Toen de beide broers in de diepe kuil afdaalden, wees een blauw licht de plaats aan waar de schat begraven lag, en een rilling beving hen. Zowel de een als de ander was wel geneigd om haastig naar huis terug te keren, maar ze wilden het voor elkaar niet weten en zo begonnen zij te graven.

Bij de eerste schop, die aarzelend in de grond gestoken werd, was de blauwe gloed plotseling verdwenen. Zij spitten lang en moeizaam. Om beurten groeven ze terwijl de ander rustte. Plots stootte de oudste op iets hards dat aan zijn schop weerstand bood. Bijna had hij zijn broer toegeroepen, toen hij zich nog net op tijd het gebod van zwijgen herinnerde. Om zijn broer de vondst mee te delen, stampte hij nu driemaal met de schop op het harde voorwerp, en bang dat zijn broer van vreugde opspringend opeens iets zeggen zou, legde hij meteen zijn vinger op de mond om hem aan het gebod te herinneren. Zwijgend werkten ze nu samen heel langzaam een loodzware kist naar boven.

Zij hadden haar met veel moeite bijna boven aan de rand van de kuil, toen de jongste het gewicht welhaast te zwaar werd en de kist weer naar beneden dreigde te vallen. Daar riep opeens de oudste: "Hou vaste," en als bij toverslag verdween bij deze woorden de hele kist met al wat er in zat in de diepte. Hoe ze ook groeven, totdat de schemer aanbrak en naderhand nog menig keer, als het weer volle maan was, ze vonden nimmer een schijn of schaduw van de schat terug, die onherroepelijk in de diepte scheen verdwenen. Maar hun moeder werd spoedig daarna beter en leefde nog lang in hun midden. Hiermee stelden zij zich tevreden en beschouwden dit als de grote rijkdom, die ze toch gekregen hadden.

Bron: "Veluwsche sagen" geschreven en verlucht door Gust. van de Wall Perné. Uitgegeven te Amsterdam bij Scheltens & Giltay, 1921. p. 32-49.
-------------------------------------------------------------------------------------
Overigens is het boek "Veluwsche Sagen echt een aanrader als je van Legendes en Sagen houdt

[ Bericht 0% gewijzigd door Valkyrjur op 16-08-2012 19:53:34 (post iets verduidelijken) ]
Skål
pi_115657526
Prachtige verhalen. Mooie toevoegingen _O_

Ik ben vanmiddag even bij mn moeder op bezoek geweest en vroeg wat zij nog wist van Ellert en Brammert de Drentse reuzen.
Mn moeder zegt dat was bij Ellertsveld en daar woonden ze, ze hadden een soort draden gespannen met belletjes eraan. Als er dus mensen in het gebied kwamen hoorden zij dat direct en beroofden zij de mensen. Ook zou er een vrouw geweest zijn die voor hen schoonmaakte.
Verder wist ze het ook allemaal niet meer zo goed ze zegt ik heb dat verhaal 70 jaar geleden gehoord als kind.

Ellert en Brammert:


Eeuwenlang was het landschap van Drenthe één groot heideveld met hier en daar moerassen en zandverstuivingen, waardoor het reizen er gevaarlijk was. Ook rovers maakten het afgelegen Drenthe dikwijls onveilig. Het meest berucht, in Drenthe en daarbuiten, waren Ellert en Brammert, twee reuzen, een vader en een zoon. Zij woonden in een donker hol, dat midden op het Grote Veld bijna onvindbaar was tussen moerassen en zandverstuivingen. Via een half weggerot veenbruggetje van planken en boomstammen moesten zij hun deuropening bereiken. Vensters hadden zij niet nodig en een schoorsteen of zelfs maar een luchtgat evenmin. Bij het flakkerend schijnsel van rossige fakkels inspecteerden zij van tijd tot tijd hun buitgemaakte voorraad: oorijzers, armbanden, halskettingen en geld, veel geld - het lag daar allemaal maar zo, bij hele hopen tegelijk. Maar ondanks alle rijkdom leidden zij een armzalig holenbestaan, minder nog dan de eerste de beste dagloner. Zij lagen en sliepen op legersteden van graszoden, schamel bedekt met stinkende schapenvachten, die vuil waren en aangevreten door luizen.

Hun grootste genoegen vormde het fantastische waarschuwingsmechaniek dat ze zelf hadden uitgedacht: zwarte, ijzersterke draden die vanuit hun hol over de heide werden gespannen. Ze kruisten karrensporen op meerdere plaatsen en vormden een monsterachtig spinnenweb. Als iemand aan zo'n draad bleef haken, dan luidde er in het hol een waarschuwende bel - een oude schapenbel die boven de slaapplaats van Brammert hing. Dan trokken zij er onverschrokken op uit, midden in de nacht, weer of geen weer, en steevast behaalden zij een rijke buit.

Ook stuurden zij wel eens "brandbrieven" rond: leg honderd daalders in die en die holle boom, anders steken wij uw huis en hof in de brand. En veel mensen lieten zich daardoor overbluffen, vooral wanneer de oogst binnen was en de schuren vol zaten met droog en o zo brandbaar koren.

Maar op den duur begon de eenzaamheid hun allebei danig dwars te zitten, ondanks alle spanning van nachtelijke avonturen. Vooral Brammert, de zoon, miste het vrouwelijke element in hun ongezellige woning. Vader Ellert kon hierin tot op zekere hoogte met zoon Brammert meegaan, al was het hem eerder om een huishoudster begonnen, die kon eten koken en sokken stoppen.

Op een zachte zoele voorjaarsdag - de vogels zongen en de berkentakken kregen al een groen waas - trokken zij er eens niet op uit om geld en goed te vergaren. Het was hun dit keer om een verzorgster te doen, een jong en fris meisje, dat tevens hun beider sponde zou moeten delen. Daarom waagden zij zich tegen hun gewoonte dichtbij Orvelte, nog wel midden op de dag. Tot hun vreugde bespeurden zij weldra een meisje dat helemaal in haar eentje was. Ze heette Jaantien Buning en zat treurig bij een boom uit te kijken over de wijde, troosteloze heide. Als welgestelde boerendochter mocht zij onder geen beding trouwen met de flinke Harm Wever, een eenvoudige daglonerszoon. En daarom dwaalde zij ver van de bewoonde wereld en moederziel alleen, om met zichzelf in het reine te komen - ondanks de waarschuwingen van haar dorpsgenoten om in deze onzekere tijden niet te ver van huis te gaan en altijd te zorgen voor gezelschap.

Het kostte vader en zoon maar weinig moeite de jammerende Jaantien mee te voeren naar hun afgelegen woonhol. Zij bood trouwens weldra weinig tegenstand meer, aangezien het leven in de mensengemeenschap voor haar een kwelling was geworden, nu ze niet met Harm Wever mocht trouwen. Morrend schikte zij zich, niet zonder vrouwelijke nieuwsgierigheid, in haar bizarre lot.

Ondanks alles hield Jaantien goede moed. Intuïtief besefte zij, bij alle ellende, dat zij eenmaal over beide reuzen zou zegevieren! En zij hield daarbij steeds - naast Harm Wever, in wie zij een onbegrensd vertrouwen had - wijlen haar grootmoeder voor ogen, naar wie zij vernoemd was. Een klein vrouwtje, net als zij, wier levensdevies luidde: Beter klein en kregel, dan een lompe vlegel!

De rovers namen Jaantien, omdat zij haar gevoelens op handige wijze wist te maskeren, meer en meer in vertrouwen. Ook maakte zij handig gebruik van de onvrede en de bijna dagelijkse ruzies tussen vader en zoon. De vader was hevig jaloers op de zoon, omdat die meer vermocht bij Jaantien dan hijzelf. En de zoon verzette zich steeds hardnekkiger tegen de kleinzielige argwaan van de vader, die er amper meer op uit wilde en dat aan zijn leeftijd toeschreef.

Vooral de nog vrij jeugdige Brammert werd door de invloed van Jaantien althans uiterlijk een beetje een ander iemand, al bleef hij zijn streken en zijn kwaadaardigheid behouden. Zelfs liet hij zijn wapperend hoofdhaar en zijn ruige baard door Jaantiens vlijtige vingers van tijd tot tijd fatsoeneren, zodat hij er weldra meer als een heer uitzag dan zijn vader. Maar dit gebeurde niet uit ijdelheid, zo suste hij zijn vader. Hij moest eindelijk eens zijn gezicht veranderen, want anders zouden de mensen hem bij zijn verkenningstochten op den duur in de gaten krijgen! Hij maakte zelfs een heel spelletje van het zich telkens weer anders voordoen: het ene seizoen droeg hij een dikke bos haar, een zware baard en een grote snor; het andere seizoen vertoonde hij zich helemaal kaalgeschoren, maar met een ruige muts. Nu eens had hij een bril op, dan weer keek hij zonder bril de wereld in.

Op een drukkend warme dag in de zomer, bijna zeven jaar na haar gedwongen komst in het rovershol, zag Jaantien eindelijk haar kans schoon. De oude Ellert was er kwaad vandoor gegaan (ze hadden weer eens woorden om haar). Brammert was vrolijker dan ooit tevoren, mede onder invloed van een vaatje zojuist buitgemaakte brandewijn, waarvan hij met volle teugen had genoten. Hij wist van gekkigheid niet meer wat hij moest doen. Hij ging op de houten bank voor het hol zitten, in de felle zon: hij wilde op stel en sprong geschoren worden, zo glad als een jonge kerel die nog niet eens de baard in de keel heeft! Jaantien pruttelde eerst wat tegen, maar ging niettemin aan het werk. Door drank, warmte en slaap overmand gleed Brammert langzaam opzij - weldra sliep hij als een marmot en snurkte hij dat het een aard had. Jaantien greep als de weerlicht het scheermes en sneed hem de keel af. Zo werd zij moordenares uit zelfbehoud, waardoor zij tevens haar medemensen verloste van een altijd dreigend kwaad.

Zo snel ze kon rende zij over de heide, richting Orvelte. Maar kort na de moord vond vader Ellert zijn dode zoon, badend in het bloed. Hij begreep wat er was gebeurd en welke richting Jaantien was opgegaan. Met zijn reuzenstappen zou hij de jonge vrouw makkelijk kunnen inhalen. Snel pakte hij een kolossale bijl, wel drie ellen lang. Maar Jaantien bevond zich al onder de eiken van het dorp, dichtbij de boerderij van haar ouders. Doch ditmaal waagde hij zich, in zijn uitzinnige woede, bij klaarlichte dag luidkeels brullend tussen de woningen van de mensen. Al kon hij haar niet meer in handen krijgen, hij had nog steeds zijn bijl. Die kon hij haar achterna gooien en dan zou hij haar zeker raken, want in het werpen van bijlen was hij onovertroffen!

Maar ook dit lukte hem niet: "Er zit te veel dak op het huis; in huis zijn boze geesten machteloos." Toch smeet hij zijn bijl maar die bleef trillend steken in de grote schuurdeur. Zo kwam Jaantien veilig thuis: hijgend, dodelijk vermoeid, maar zielsgelukkig.

Vader Ellert stortte neer en stierf ter plaatse - deze nederlaag kon zijn oude hart niet meer verkroppen! Maar de snede, veroorzaakt door Ellerts moordbijl, bleef nog jarenlang zichtbaar.

Na de zeven lange en bange jaren bleek Harm zijn Jaantien nog helemaal trouw gebleven. Drie weken na haar thuiskomst vierden zij een klinkende bruiloft, met wel duizend gasten uit heel de wijde omtrek.

Het Grote Veld had nu meteen een meer bijzondere naam gekregen: Ellertsveld.
bron: http://www.beleven.org/verhaal/de_reuzen_ellert_en_brammert

Verschillende versies van Ellert en Brammert kan je hier lezen
http://nl.wikipedia.org/wiki/Ellert_en_Brammert

Ik heb net ff op bol gekeken en dat mooie boek wat Joel13 noemt is nogal duur, het is alleen 2e hands verkrijgbaar en kost dan nog steeds 35 euro.
Ik zal er eens over na gaan denken.

[ Bericht 79% gewijzigd door mousy31 op 16-08-2012 21:41:15 ]
pi_115658031
Ellert en Brammert hebben zelfs hun eigen openlucht museum.

quote:
Ook zou er een vrouw geweest zijn die voor hen schoonmaakte.
Die sneed later een de strot door om te kunnen ontsnappen (dacht ik).
pi_115658789
Ja klopt k ben er ook wel eens geweest in Schoonloo. Is een leuk museum.
En van die vrouw klopt ook, heb het verhaal hierboven even geplakt.
pi_115660707
Grappig, in jou versie van het verhaal roven E&B een meisje, in de versie die ik heb gelezen gaat ze er zelf naartoe. En brillen, die komen ook niet voor in 'mijn' versie (die bestonden destijds nog niet eens).
pi_115661609
Goed topic! ^O^

Enkele verhalen uit mijn woonplaats;

quote:
Het Zigeunermeisje aan de galg.
In de buurt van Venlo was rond 1750 een groep zigeuners al dagenlang aan het kamperen. Ze waren ook al in de stad gezien. Op de markt hadden ze hun waren aangeboden en ze waren de huizen langsgegaan als scharensliep. Over zigeuners deed het verhaal de ronde dat ze zich, naast de handel en oude ambachten, ook bezighielden met criminele activiteiten. De inwoners van Venlo waren dan ook extra op hun hoede.

Een boerin, van een hoeve naast de stad, in de buurt van het kampement, kwam in die tijd terug van de stad, waar ze wat eieren en knollen had verkocht. Toen ze de hoeve naderde, zag ze dat de deur openstond. Ze wist zeker dat haar man op het land was en dat ze zelf de deur had dichtgedaan, dus voorzichtig benaderde ze het huis. Ze keek eerst om een hoekje van de deur, maar zag nog niks. In het huis ging ze van kamer naar kamer, tot ze in de slaapkamer kwam. Daar zag ze een meisje van een jaar of acht een ring uit haar linnenkast pakken en in haar zak stoppen. Geschrokken haalde ze haar man erbij. De boer haalde er een stadswachter bij, die het meisje beetpakte en meenam naar de stad. Onderweg stopte hij even en keek het meisje aan. Zijn vinger maakte een gebaar langs zijn keel. Het meisje besefte welk lot haar te wachten stond.

Een paar dagen later wordt het meisje uit haar cel gehaald en naar de kamer van de rechter gebracht. De rechter had bedacht dat volwassen booswichten aan de galg horen en geen meisjes van acht. Hij wil een proef doen met het meisje. Hij laat een appel en een goudstuk brengen, omdat hij denkt dat zo'n jong meisje misschien nog niet de waarde kent van de dingen en dus niet wist wat ze deed. Wat de rechter niet wist is dat kinderen van zigeuners al vroeg de waarde van goud leerden kennen. Als het meisje goud thuisbracht, kreeg ze geen slaag. Ze wist dat ze voor het goudstuk appels kon kopen, zoveel als ze maar kon dragen. Toen de rechter vroeg welke van de twee het meisje wilde hebben, pakte het meisje zonder aarzelen de munt.

"Zij heeft haar eigen vonnis geveld," sprak de rechter. "Zij weet wat waarde heeft en wat niet, als een volwassen vrouw." De beul pakte het zigeunermeisje en bracht haar naar de galg op het galgenveld.

Nog lang nadat het meisje was opgehangen, hoorden voorbijgangers op het galgenveld een klagende kinderstem "moeder, moeder" roepen. En misschien, als je goed luistert, hoor je het vandaag de dag nog steeds.
Het galgenveld stond op de plaats waar nu "Park Manresa" in Venlo Oost zich bevindt.

quote:
De vuurwagen van "'t Venn"
Op een julidag in het jaar 1778 trok Jan van den "Besjeshôf", een hoeve ongeveer een half uur van Venlo gelegen, met zijn knecht Helmes, een jongen uit Velden, naar de Hêringsche heide, om strooisel te hakken. Daar het die dag zo schroeiend heet was, gingen zij eerst om vijf uur in de namiddag van de hoeve weg, met het voornemen, laat door te werken. Het was al heel laat in de avond, toen beiden terugkeerden.
Aan de helling van de berg gekomen, bleven ze even rusten, want uit de verte klonk het klokje van de heremijt, die het Angelus luidde; het liep tegen middernacht. Daarna daalden zij de helling af door de holle weg, die leidt naar de dijk, waarlangs de Arenborg en Genraoi gelegen zijn.
Doodmoe van het zware, vervelende werk, stapten de "Besjes" lui voort. Zij konden de laatstgenoemde plaats nauwelijks achter de rug hebben, toen Helmes een gedruis in de lucht meende te horen. Hij greep de Besjesboer bij de arm en riep; "Baas, baas, kijk eens naar boven! Een vurige wagen met vier paarden ervoor en een mens erin, die lammenteert!"
"Jongen", zei Jan, "maak een kruis en bidt een Onze Vader, opdat ons geen kwaad overkomen. Ik weet, wie het is."
Door angst gedreven en tot in de ziel geroerd door het lijden van de ongelukkige, die hen was verschenen, spoedden zij zich de dijk over naar de Oude Straalseweg, op de hielen gezeten, zo meende ze door allerlei vreemde geesten en ander kwaad gespuis, waartegen het scherpste wapen en de grootste moed niets vermogen. Niet voor zij de kruin van de hoge linde van Besjeshof in het zicht kregen, viel hen de schrik van het lijf en durfde Helmes aan zijn baas te vragen, wie zij dan wel gezien hadden. " Zou het de man met zijn wagen zijn, waarvan Hoeberts Drik nog zo lang niet geleden vertelde?" vroeg hij. "Juist jongen", antwoordde Jan, " hij was het, Hazenpoot, de schelm, die de lonen van de werklieden achterhield. Nu is het te laat, maar zondag hebben wij tijd, dan zal ik je die geschiedenis wel eens vertellen, want ik ken ze goed".
En 's zondags vertelde Jan:
In de eerste jaren van 1600 waren deze landen Spaans en werden zij bestuurd door een aartshertogin, die haar zetel te Brussel had; als ze niet Bilke Clör of Eusenie heette, dan ben ik haar naam kwijt. Om de Hollanders, haar vijanden, die een winstgevende handel met Duitsland dreven, afbreuk te doen en de handel en de scheepvaart op haar eigen gebied wat op te beuren, besloot zij een kanaal te doen graven van Rheinberg naar Venlo, om daarmee de Rijn te verbinden met de Maas. In 1626 werd de eerste spade in de grond gestoken en het werk met ijver en moed op verschillende punten tegelijk begonnen.
Over het graven van het kanaal op Venlo's en Straals grondgebied stond een vreemde vent met een rode baard en een krom been als aannemer en opzichter. Hij werd in de wandeling Hazenpoot genoemd. Hij was er op uit om onder alle mogelijke voorwendsels het loon van de werklieden in te houden tot profijt van zijn eigen zak. De dagloner, die daar tegen op kwam en zijn rechtmatig loon eiste, werd door de wacht van het werk, die helemaal op de hand van Hazenpoot was, gegrepen en voor een dag op water en brood gezet. De mensen moesten zwaar werken en stonden dikwijls tot aan de knieën in de modder en in het water. Zij, die ziek werden en de koorts kregen, stuurde hij zonder hulp weg en werden aan de barmhartigheid van de goede mensen overgelaten. Zulk een handelwijze riep wraak voor Onze Lieve Heer. Maar luister ook, wat er gebeurde. Beladen met de algemene verachting, moest Hazenpoot zich uit de voeten maken en vluchtte hij naar Brabant.
Verscheidene jaren later keerde een troep mensen uit Venlo op Kerstnacht naar huis terug. Zij hadden de nachtdienst bij de bruine paters bijgewoond en waren daartoe, door de bemoeiingen van de Scholtes aan de Helpoort uit en ingelaten. Ter hoogte van het kanaal gekomen, sloeg hen opeens een warme gloed over het hoofd en toen zij naar boven keken, zagen zij een gloeiende wagen, met een man erin, die zij dadelijk herkenden als Hazenpoot en die de armen naar hen uitstak om ontferming. Die mensen waren zeer beangstigd en spoedden zich biddende naar huis.
Korte tijd daarna hoorde men vertellen, dat Hazenpoot na verloop van vijftien jaar en na zich te hebben bekeerd en al zijn geld en goed aan de armen te hebben gegeven, te Leuven gestorven was. Dus helemaal zal hij wel niet verloren zijn gegaan, maar dat is zeker, ik en Helmes hebben het gezien, zijn straf is nog niet uit. Hij zweeft nog altijd met zijn gloeiende wagen door de lucht en wordt geschroeid en geblakerd tot hij zal hebben voldaan aan de Hemelse gerechtigheid, als een waarschuwing voor ieder, die het zou durven bestaan, zijn voorbeeld na te volgen.
Het mooie van dit verhaal is dat alle locaties die genoemd worden nog daadwerkelijk bestaan. Een paar zelfs op een steenworp afstand waar ik woon. :)

quote:
De "Wannevleegers"
De Venlonaren danken hun scheldnaam aan een Uilenspiegelarij van een hunner stadgenoten.
ln oude tijden had een Venlonaar laten rondbellen, dat hij zou gaan vliegen. Op het bepaalde uur stonden de Venlonaren, die daar voor hadden betaald, met honderden op de Markt te gapen naar de vlieger, die zich aan iedere arm een kleine korenwan had bevestigd. Hij stond juist gereed om de lucht in te gaan en had het kijkgeld al in zijn zak, toen hem inviel, dat hij nog een kleinigheid had vergeten, zonder kon hij niet vliegen. Hij verontschuldigde zich dus met te zeggen, dat hij die kleinigheid nog even moest halen en beloofde de toeschouwers te zullen draven en direct terug te keren.
Hij zette het ook op een draf, maar draafde zo lang, tot hij voor goed weg was en nog steeds weg is. Intussen hadden de Venlonaren hun scheldnaam Wannevliegers gekregen, wat nu juist niet als een compliment voor genialiteit door hen wordt opgenomen.
:') :')
"Wannevleegers is overigens jarenlang een plaatselijke Vastelaoves(Carnavals)vereniging geweest. :)
pi_115661615
@Nemephis

Doordat verhalen vroeger van mond tot mond gingen, papier was er niet zijn er verschillende versies van de sagen en legenden ontstaan.
Het zelfde krijg je als je op een rijtje zit met een aantal mensen en een zin doorfluisterd, er zit altijd verschil tussen t begin en t eind.
abonnement bol.com Unibet Coolblue
Forum Opties
Forumhop:
Hop naar:
(afkorting, bv 'KLB')