Mooi stuk van De Mart over 10 jaar Avondetappe.
De Avondetappe...
door Mart Smeets
Niet dat het programma die naam al vanaf het begin meekreeg. O neen, er was zelfs enige huivering tegenover wat zich daar ’s avonds, ergens in Frankrijk, aan die tafel ging afspelen. Was het niet té vrijblijvend, té ver van de snelweg, té speels, té Frans?
Wat moest je nu als immer politiek correcte NOS met een programma dat zelfs geen nulnummer had gemaakt, maar dat zomaar van start ging omdat een paar vrijgevochten geesten op de afdeling sport van de NOS de ietwat wankele en eigenlijk alleen maar op liefhebberij stoelende sponden van het televisieprogramma hadden neergezet?
Paul Vloon, de vaak geniale televisiemaker die in zijn werkzame leven een zwervend bestaan heeft gekend bij de publieke omroep, was de eerste eindredacteur; een ietwat officiële benaming voor ideeënmaker.
Vloon droeg het ouderwetse gevoel van “leuke televisie maken op basis van kennis, kunde en vooral gevoel” heel sterk in zich. Hij wist wie Jan Janssen was, maar ook dat Huub Zilverberg in Goirle woonde, dat Jacques Anquetil het met de dochter van zijn tweede vrouw deed en dat Rafael Geminiani de bijnaam “Le Grand Fusil” gekregen had… niet alleen vanwege zijn opmerkelijk grote neus.
Vloon was liefhebber van het brengen van (iets) nieuws, iets verrassends ook; met hang naar oude waarden als “mooi gemaakt” en behangen met historische gegevens. Als we zouden gaan uitzenden vanaf een dorpsplein moest die plek er wel goed uitzien en moest uitgelegd worden wie Maréchal Foch ook weer was; de kijker moest zich wel voelen bij het plaatje en de rest konden we invullen op basis van onze kennis van het vak. Dat gold voor allen: vanaf het eerste moment heeft dit avondlijke programma gewerkt met de beste specialisten die Hilversum kent: belichters, cameramensen, technici en regelaars.
De journalisten vulden de bestaande waarden van die specialisten in.
Ook in de aflevering die nu voorligt is de samenstelling van het personeel weer o.k. en ver daar doorheen: zoals zo vaak, het bijna geheim van de NOS. De meesten van ons zijn veteraan alhoewel ze dat niet willen toegeven.
In dat eerste jaar leerden we allen veel, heel veel. Het was eigenlijk een proefjaar en we maakten televisie op gevoel, maar het bleek veel kijkers te trekken. Het was niet alleen het wielrennen dat kijkers trok, maar het, zo bleek al snel, was meer het plaatje van Frankrijk dat veel deed; het werd voor vele Nederlanders een herkenning of een mooie herinnering: de marktplaats van Albi, waar de kijker ook wel eens in korte broek gestaan had… of de Joux Plane waar hele families tegenop gelopen waren om een hele dag in de brandende zon te staan wachten…
Met een mengeling van actuele informatie, mooi gefilmde portretjes en vaak kabbelende gesprekken met ex-renners, ex-ploegleiders, ex-bekendheden uit ons boeiende Nederlandse sociale leven zouden we, zo bespraken Vloon en ik, dit programma toen proberen op te zetten. Onderling vertrouwen, bijna jeugdig enthousiasme en liefde voor het (televisie)vak zouden de pijlers van het programma moeten worden en blijven. Ja, het was in die eerste dagen werkelijk “houtje-touwtje-televisie”, maar met een ferme dosis geluk en improvisatietalent van velen kwamen we toch een eind.
Jan Stekelenburg kwam in de plaats van Vloon, die ons allen op afstand bleef volgen en een trouw supporter van zijn eigen (goede) ideeën bleef.
Stekelenburg was, hoe bestond het, nog ouder dan de ook al bijna afgeschreven presentator van het programma, maar als er op één Hilversumse televisiemaker nou juist geen leeftijd plakplaatje geplakt dient te worden, is hij het wel.
Jan is 29 en 47 en ja, ook is hij misschien wel eenenzeventig.
God only knows.
Hij is vooral en boven alles een sociale, standvastige, enthousiaste geest die jongere mensen weet te stimuleren, die uit vakmensen nog meer “vak” weet te halen en die een groep van dik twintig werkers aanstuurt op een rustige, prettige manier, zonder dat hij vergeet dat het “mensen” zijn.
En ja, dat laatste trucje van zangeres Dalida is een trucje, net als het glas op tafel, waar het in andere programma’s een koffiekop of theemok is.
Neen, er wordt eigenlijk nooit over uiterlijkheden gesproken of erg lang vergaderd. De kleding van de presentator is nooit intern besproken, maar heeft een bijna vaste gesprekplaats in het peloton van volgers gekregen. Tot en met speelse kritiek of bijtend giftige onkunde…
Wat eigenlijk het geheim is?
Dat we, ja, we dus, ik spreek hier in meervoud, dat we ’s ochtends nog niet weten wat we ’s avonds zullen uitzenden. Dat we van plaats A naar B trekken, dat we de etappe van de dag (zo goed als het kan) volgen, dat we kranten en tabletten lezen, dat we Frankrijk doorkruisen, dat we ergens, in de midden- of late middag, onze tenten (letterlijk) ergens neerzetten en dat we gaan beginnen aan wat de meest vrije vorm van vrije televisie maken betreft.
Het wielrennen en de Tour vormen de basis, de gasten zijn (vaak) op voorhand uitgenodigd en voor de rest leven we als God in Frankrijk.
In de tien jaar dat we met elkaar plezier (en opmerkelijk weinig ruzie) gemaakt hebben, zorgden bliksem en regen voor sensatie (Morzine), maar we gingen door met uitzenden, hoewel een van de technische jongens met harde stem gebiedend riep: “Niemand mag welke draad of kabel aanraken… jongens let in Godsnaam op, het is bijna niet meer te beheersen”.
We hadden 54367289102837645673829 muggen om ons heen dansen en ook vervelende pesterige Franse jongetjes die met knalpotbrommertjes onze uitzending verstoorden en met opgeheven vinger op 35 meter hun beschaving toonden.
We aten goed en minder goed en ronduit beschamend slecht en soms moesten we wijn halen bij het tankstation. De flessen deden 2 Euro per stuk, maar de geëerde gasten dronken keurig door… niets aan de hand: santé.
En we volgden het nieuws, voor zover dat ging en Jan Koerts zei eens aan tafel, op zeer rustige manier, dat hij Epo had gebruikt en geen enkele instantie in de wielrennerij deed daar iets mee, niemand van de kijkers nam er zelfs aanstoot aan, nergens viel een kritische stem te beluisteren en het leven ging door.
We hadden mazzel met de affaire Rasmussen en zonden die avond voor wel twee miljoen kijkers uit. We hadden wel twee blije Belgische premiers aan tafel en Mark Rutte zag de Tour niet zitten, Bram & Eva maakten een beetje ruzie aan tafel, JW Roy zong mooi, Ronald Waterreus en Ellen van Langen waren de eerste gasten in Parijs, Karsten Kroon was mijn “alltime” beste verteller en tevens analist, Dries van Agt bracht ons de schoonheid van onze taal weer bij en Rob Harmeling werd bekend om zijn jaarlijkse Lebbis-moment als hij mocht (neen: moest) ontploffen.
Als hij die domme buitenwereld en iedereen aan tafel moest toebrullen dat het toch veel beter was niet altijd weer over die doping te gaan praten…
Als er ooit een programma “op het gevoel” gemaakt is, dan is het wel “De Avondetappe” van de NOS. Het draaiboek paste op een bierviltje; onderling vertrouwen was belangrijker dan vergaderingen, bijeenkomsten of bilateraal overleg.
In tien jaar leerden we veel en hoorden we heel weinig (uit de spelonken van het peloton), maar dat was een bekend gegeven. Soms zaten we, hemelsbreed, wel twee tot drie honderd kilometer van de koers vandaan; een op het eerste gevoel vrij onmogelijke positie, maar nood brak altijd wetten.
Dalida bracht ons de nacht in, we ruimden altijd met zijn allen op en we reden de nacht in. Met de wetenschap onder de arm dat we ons best gedaan hadden, dat improviseren een methode is om televisie te maken en dat de volgende ochtend ergens wel weer de zon zou opgaan.
Dan kregen we te horen hoe het thuisland had gereageerd. Hoe leuk die Thijs zijn gastenrol vervulde, hoe moeilijk Eddy Merckx soms te verstaan was en hoe vreselijk dom die Smeets weer gekleed was. Waar kocht je die overhemden?
(Ik vertel het geheim: die laat je maken).
We trokken verder en maakten er, nog altijd op gevoel, het beste van. We hoorden van de televisiekritieken in kranten en bladen en glimlachten, haalden de schouders op en gingen verder. Vanavond in een grote tuin, met honderden meters kabel, aan de rand van een vijver, dus met veel insecten…
Wie de etappe gewonnen had? Jezus dat was me zo wat… Jongens, weet iemand hoe die Fransman heet die vanmiddag won? En heeft iemand aspirines bij zich?
Ooit viel alle stroom weg op nog geen halve minuut voor het begin van de uitzending. Iedereen bleef rustig, het was even heel ernstig improviseren, maar de kijker merkte er bijna niets van. Ooit kreeg een toekijker een epilepsieaanval in beeld en moesten we snel stoppen, dat ook. Improviseren werd onze tweede natuur, als het dat al niet was.
En… nu komt het, we, de makers, vinden het nog steeds leuk om te doen. We weten dat het nog altijd beter kan en dat proberen we ook. Soms lukt het, soms dus ook niet.
Het is net het volle leven. Samengeperst in een uurtje televisie vanuit een wonderlijk mooi uitgelichte kasteeltuin in een klein Frans dorpje. Meer is het ook niet. Een beetje praten over sportmensen die iets doen dat ons, de buitenwereld, verbaast en aan het denken zet en ja, ook wel eens geheel uit het lood slaat. Met wat we nu weten, hadden we toen ook anders gewerkt… natuurlijk, maar dat telt voor iedereen in de Tour.
En ja, we wisten nooit of de uitslag van de dag ook de echte uitslag zou blijken te zijn en voor eeuwig zou staan. Dat maakte ons werk moeilijk, maar toch ook weer niet. Als het ganse leven eigenlijk een grote illusie is, dan past “de Avondetappe” daar immers nog wel bij. Een fraai uitgelichte, licht romantische, grote illusie. Over banddiktes, pakhazen, afzien & Het Grote Lijden, kusmissen en de eeuwige gele trui. Een televisieprogramma gemaakt door 22 mensen die allen onderweg zijn. Samen en alleen.
Pourqoui pas?
Ai… daar hoor ik Dalida al. Buenos noches…
Opruimen, afbreken en verder gaan. Totdat iemand een definitieve, niet te ontwijken finishlijn op de straat schildert…