De lepel als statussymbool
In de middeleeuwen werd in Europa reizen zonder lepel als een uitdrukking van de ergste armoede beschouwd. De arme reizigers hadden een houten lepel op zak, de rijken bezaten een zilveren of een gouden lepel. Deze lepels werden in een foudraal, een op maat gemaakt doosje, bewaard. Het was tot in de 17e eeuw gebruikelijk dat iedere gast zijn of haar eigen bestek meenam.
Het maken van goede lepels is een kunst op zich en lepels werden dan ook door de lepelmaker vervaardigd. Mes, en soms ook vork, werden elders gemaakt en gekocht. Er zijn wel tal van zilversmeden geweest die zowel lepels als vorken vervaardigden. De oude couverts bestaan daarom uit een lepel en een vork. De messen werden tot aan het einde van het gildesysteem ten tijde van de Franse Revolutie door weer een andere ambachtsman vervaardigd.
Als uitdrukking van genegenheid en toewijding werd door een man vaak een bijzonder mooie, kunstig bewerkte lepel aan een vrouw gegeven, die als siervoorwerp aan de muur werd gehangen.
De 19e eeuw zag een grote groei van het aantal modellen lepels. Waar ooit een enkele lepel en vork dienst deden werd de tafel nu gedekt met sauslepels, natfruitlepels, groentelepels, soeplepels, opscheplepels, aardappellepels, punchlepels, roomlepels, mosterdlepels, dessert- en hors d'oeuvrelepels, juslepels, opengewerkte strooilepels en wat dies meer zij. De toegenomen welvaart en de grote zilverproductie maakten dat mogelijk.
In Nederland worden de voor de handel bestemde zilveren en gouden lepels van een jaarletter en een gehaltestempel voorzien.
Hier schreef JustinK het volgende:@:Hooidraad spreekt altijd de waarheid