ja, en? Dit is deel 2quote:Op zondag 24 april 2011 23:18 schreef Daywalk3r het volgende:
Nederlandse leger in de Tweede Wereldoorlog
Iemand vroeg een link naar deel 1. Vergeten de quote er bij te zetten.quote:
De link staat anders gewoon in de OP.quote:Op maandag 25 april 2011 11:44 schreef Daywalk3r het volgende:
[..]
Iemand vroeg een link naar deel 1. Vergeten de quote er bij te zetten.
Zelfs Vierte Welle reservistenquote:De veroudering en de tekorten waren in landen als Tsjechoslowakije en Polen nog veel nijpender. En zelfs het Duitse leger was in 1940 lang niet zo geavanceerd als vaak werd aangenomen, zéker niet de onderdelen die in Nederland werden ingezet: dat waren veelal 'Dritte Welle' militairen (lees: oudere mannen, huisvaders) die met grendelgeweren uit 1898 liepen (de K.98, slechts enkele eenheden met moderne Schmeissers) en zich te voet, per fiets of te paard moesten verplaatsen.
Bron: Dagboek 2-I-24 R.I. door Reserve-kapitein J.J. van Heyst. Deze is volledig te lezen op de website van Stichting Kennispunt Mei 1940.quote:D A G B O E K
2e Compagnie, Ie Bataljon, 24e Regiment Infanterie
Samengesteld door
J.J. VAN HEYST
Reserve-kapitein der Jagers
Aan de gevallen Kameraden
En ik hoorde eene stem uit den hemel,
die tot mij zeide: Schrijf, zalig zijn de
dooden, die in den Heere sterven, van
nu aan. Ja, zegt de Geest, opdat zij
rusten mogen van hunnen arbeid; en
hunne werken volgen met hen.
Openbaring 14 : 13
EEN WOORD VOORAF
Eenige dagen na de afkondiging der algeheele mobilisatie, toen de compagnie nog te Puiflijk gelegerd was, ben ik met het aanleggen van mijn dagboek begonnen. Ik deed dit voor mijzelf, om later - wanneer mijn herinneringen aan de mobilisatie wat zouden zijn verflauwd - mijn geheugen wat te kunnen opfrisschen. Mijn dagboek lag immer op mijn schrijftafel in het compagniesbureau, om toch vooral het dagelijksch bijhouden niet te vergeten. Al spoedig rijpte bij mij het plan om nà de mobilisatie aan alle officieren en onderofficieren der compagnie een exemplaar van het dagboek aan te bieden. Nu ik thans aan officieren en onderofficieren van 2-I-24 R.I. mijn dagboek aanbied, moet ik de lezers waarschuwen. Mijn dagboek is geen roman, slechts een sobere opsomming van de feiten, welke zich van 25 Augustus 1939 tot en met 14 Mei 1940 hebben afgespeeld. Wanneer ik daarbij aan de verdiensten van sommigen van het personeel der compagnie tekort heb gedaan, bied ik dezen mijn verontschuldiging aan. Met eerbied denk ik terug aan de gevallen kameraden der compagnie. Aan hen draag ik mijn dagboek op. Ten slotte wensch ik allen, die bij mijn compagnie hebben gediend en de vijf oorlogsdagen hebben overleefd, een voorspoedigen terugkeer in de burgermaatschappij.
LEVE HET VADERLAND!
LEVE 24 R.I.!
Puiflijk, 24 Juni 1940.
De reserve-kapitein der Jagers,
compagniescommandant,
J.J. VAN HEYST.
(w.g.) VAN HEYST.
----------------------------------
24 Augustus 1939. Donderdag.
Om 18 uur een radiobericht van het Algemeen Nederlandsch Persbureau opgevangen, dat de regeering de voormobilisatie had gelast. Op dat oogenblik bevond ik mij te Noordwijk. Ik begaf mij onmiddellijk naar 's-Gravenhage en, na mij thuis verkleed te hebben, ben ik om 21 uur per auto naar Delft gegaan. Aldaar om plm. 21.30 uur aangekomen in de mobilisatiekazerne, de Elout van Soeterwoudeschool, Spoorsingel 8, trof ik daar aan den 2en luitenant Arriëns, die in het bezit was van de administratiekist der compagnie.
Kort na mijn aankomst meldden zich daar de dienstplichtige sergeant-majoor-administrateur Krul en de dienstplichtige sergeant-fourier v.d. Staay.
Ik heb daarna de mobilisatiekazerne laten sluiten en mij begeven naar het Bataljonsbureau, Molslaan 139. De bataljonscommandant had zich nog niet gemeld, zoodat ik - ingevolge de mobilisatie-instructie - het bevel van het bataljon op mij nam en mij terstond meldde bij den regimentscommandant in de Dr. Bavinckschool aan de Maarten Trompstraat.
5e Reserve Grenscompagnie 37e Grensbataljon onder commando van het 13e Grensbataljon gelegen tussen Slenaken en Eijsden.quote:Op donderdag 21 april 2011 09:41 schreef Mores het volgende:
[..]
Jazeker, mijn opa was van de 5e Reserve compagnie, 13e Grensbataljon, dat was een tirailleurcompagnie, mijn vader heeft al zijn boekjes nog.
Niet op elke foto,quote:Op dinsdag 26 april 2011 23:54 schreef Nibb-it het volgende:
Mooie toen-en-nu's, Clan. Is dat je vader op de foto?
ben het niet helemaal met je eensquote:Op maandag 25 april 2011 16:11 schreef Snamyook het volgende:
Nibb-it is iemand met verstand van de materie, zie ik al meteen.
Het Nederlandse leger in mei 1940 was op zichzelf geen "leger om je voor te schamen", in die zin dat de veroudering en de tekorten waarmee het te kampen had eigenlijk in vrijwel alle landen een probleem was. Het Belgische leger, waarvan vaak wordt geroepen dat het veel beter was (hielden het achttien dagen vol!), was qua uitrusting en geoefendheid beslist niet beter dan het Nederlandse, eerder slechter. Het was wel groter (600.000 man, versus 280.000 in Nederland), maar dat het het langer volhield dan Nederland was toch vooral omdat in België een Brits Expeditieleger en vooruitgeschiven Franse divisies aanwezig waren. Het Nederlandse leger stond er (op wat minieme assistentie na) alleen voor.
De veroudering en de tekorten waren in landen als Tsjechoslowakije en Polen nog veel nijpender. En zelfs het Duitse leger was in 1940 lang niet zo geavanceerd als vaak werd aangenomen, zéker niet de onderdelen die in Nederland werden ingezet: dat waren veelal 'Dritte Welle' militairen (lees: oudere mannen, huisvaders) die met grendelgeweren uit 1898 liepen (de K.98, slechts enkele eenheden met moderne Schmeissers) en zich te voet, per fiets of te paard moesten verplaatsen.
De noordelijke stoot, richting Afsluitdijk: ouderwetse cavalerie te paard en te voet. De middelste stoot, richting Grebbelinie: een paar modern uitgeruste SS-regimenten die echter te boek stonden als slecht getraind en nog niet klaar voor het echte werk. De zuidelijke stoot, door Limburg en Brabant richting Moerdijk: overwegend voetvolk, met voorop één Panzerdivision, de 9e, en dat was niet eens een complete, maar een soort 'restjesdivisie'.
De luchtlandingstroepen en Fallschirmjäger: licht bewapende troepen die zomaar middenin de Vesting Holland werden gedropt, aan alle kanten omsingeld. Nederland had in de Vesting bovendien een heel Legerkorps (25.000 man) als strategische reserve beschikbaar.
De Duitse artillerie, ja, die was beter en moderner dan de Nederlandse, maar het was statisch/defensief allemaal goed bruikbaar (op wat echte oude troep na) en een beslissende factor was het niet. Op veel plaatsen deed de Nederlandse artillerie qua vuurkracht bepaald niet onder voor de Duitse: hij werd alleen veel te spaarzaam, conservatief en vanuit ouderwetse, amateuristische denkwijzen ingezet.
Kortom: Nederland verloor de oorlog NIET zo ontzettend snel vanwege verouderde wapens of het gebruik van fietsen en paarden. Nederland verloor ook niet omdat ze numeriek volslagen werden overweldigd (dat was feitelijk alleen in de lucht zo): tegenover de 280.000 man van het Nederlandse leger werd een Duitse hoofdmacht ingezet van een slordige 170.000 man. In totaal was er dus geen sprake van een ondertalsituatie, wat overigens niet erg relevant is, omdat het er natuurlijk om gaat waar de aanvallen precies worden geplaatst. Op bepaalde plekken sloegen de Duitsers tamelijk massaal toe (in de Peel-Raamstelling in Noordelijk Noord-Brabant), bijvoorbeeld, en daar kregen de verdedigers wel degelijk een vrij forse overmacht tegenover zich. Maar op de meeste plaatsen in de hoofdverdedigingslinies (Afsluitdijk, Grebbelinie, Moerdijk, binnen in de Vesting Holland) is van een numerieke Duitse overmacht eigenlijk totaal geen sprake geweest.
Nederland verloor ook NIET vanwege het bombardement op Rotterdam. Veel Nederlanders menen dat Nederland zich ontzettend taai verzette en dat er voor de Duitsers geen doorkomen aan was, en dat daarom tot de laffe misdaad van het bombardement werd overgegaan. Dat klopt niet, jammer genoeg voor ons zelfrespect. Op 14 mei was de situatie al volslagen hopeloos geworden. Grebbelinie gevallen, aansluiting door Noord-Brabant tot stand gebracht, de tanks stonden in Rotterdam - het was over en uit. Alleen in Rotterdam hielden de mariniers nog stand en dat begonnen de Duitsers zat te worden: ze hadden hun materieel en mankracht elders nodig, ze wilden verder. Daarom eisten ze de overgave van de stad (niet van het land, alleen de stad), en anders zou er gebombardeerd worden om die overgave af te dwingen. Dat bombardement ging vervolgens door vanwege miscommunuicatie (de plaatselijke bevelhebber had zich bereid getoond tot capitulatiebesprekingen, maar de afgelasting kwam niet meer goed door).
Waarom was het dan toch zo snel afgelopen?
Een paar factoren.
1. De Duitse suprematie in de lucht. Daar was het verschil wél heel groot. Op 10 mei heeft de kleine, deels verouderde Nederlandse luchtmacht zich dapper geweerd en best heel knappe prestaties geleverd, maar na één dag was het zo goed als gebeurd en konden de Duitsers in vrijwel het hele land ongestoord al hun aanvallen luchtsteun geven. In de Grebbelinie, in de Peel-Raamstelling en bij de Afsluitdijk was van luchtafweergeschut geen sprake; de verdedigers waren volmaakt machteloos tegen luchtaanvallen.
2. Gebrek aan moderne communicatiemiddelen. Veldtelefoons, zendapparatuur, het was er te weinig, het werkte niet goed, het moest via de gewone PTT-lijnen. Er werd veelal gewerkt met ordonnansen te voet en dat maakte het Nederlandse leger statisch en log. Grote manoevres waren volmaakt onmogelijk. Als er één gat in een linie viel (Grebbelinie, bijvoorbeeld) was het niet mogelijk om de belendende sectoren tijdig in te lichten zodat ze een flankverdediging konden inrichten of terug konden slaan. Eén doorbraak betekende in de praktijk: ontruimen en terugvallen om omsingeling te voorkomen.
3. Slecht geoefende troepen en kader. In het algemeen waren kleine eenheden met een doortastend bevelhebber te velde best tot een stevig gevecht in staat. Maar zodra er op een niveau hoger dan compagnies- of bataljonsniveau gecoördineerd moest worden, hield het op en ontstond vrijwel automatisch wanorde. Geen communicatie, niet op getraind; niet voor niets was ervoor gekozen om een WO-I verdediging te voeren, in statische, vaste linies en stellingen. De legertop wist heus wel dat dat een verouderd concept was, maar men wist ook dat het kader en de troepen niet tot dynamische oorlogvoering in staat waren. Ook op het niveau van het veld was trouwens heel vaak sprake van elementair krijgskundig onbenul: op het Eiland van Dordrecht, zuidelijk van Rotterdam, zijn gevallen bekend van officieren die domweg niet wisten hoe je een brug verdedigt (bruggenhoofd op beide oevers, etc.). Die zetten wat wachtposten aan één kant neer en dachten dat het zo goed was. (Bekwame officieren waren er ook; ik wil geen karikatuur schetsen).
4. Mentale gesteldheid. De Duitse troepen waren nauwelijks ervaren in de oorlog (95% beleefde in Nederland zijn vuurdoop, precies zoals hun Nederlandse tegenstanders), maar ze waren wel voorbereid op wat ze op het slagveld te wachten stond. Ze hadden een taak, wisten wat ze te doen stond, waren mentaal ingesteld op moorden en op oorlog. Daar ontbrak het aan Nederlandse zijde volledig aan. De gemiddelde Nederlandse soldaat had geen idee wat er op hem af kwam, kon het eigenlijk maar amper geloven (al wisten de meesten zuiver rationeel wel dat er oorlog aan zat te komen) en dacht dat hij bijvoorbeeld bovenop de Grebbeberg tamelijk veilig zat: kazematten, loopgraven, prikkeldraad... dat zag er allemaal stevig uit, knappe jongen die die berg opkwam. Er bestond een totaal verkeerd beeld van de defensieve mogelijkheden.
5. De Blitzkrieg. Laten we niet vergeten dat niet alleen Nederland snel moest buigen in 1940, maar vrijwel ieder land dat met een Duitse aanval te maken kreeg. Op het Duitse opmarstempo had niemand een antwoord in 1940: ze doorbraken een linie op één zorgvuldig uitgekozen punt, rolden zo'n linie vervolgens niet op, maar stootten metéén door, recht op het doel af. Het Franse leger gold in 1940 als het sterkste van Europa. Enorme defensieve kracht. Maar de Duitsers stonden na vier weken in Parijs, terwijl de meeste Franse verdedigers nog geen Duitser hadden gezien. Het ging pijlsnel, in één stoot. Zo was het in Nederland ook: de Afsluitdijk was nog niet eens getest en de hoofdverdediging (Grebbelinie) hield nog stand toen bij Moerdijk de aansluiting door Noord-Brabant een feit was, het begin van het einde. Er was tactisch gezien geen kruid tegen gewassen.
Het is een delicaat onderwerp. Zeggen dat 'we' het nog razend knap deden met al die oude troep uit de 19e eeuw is natuurlijk altijd plezieriger dan zeggen dat het materieel zo belabberd niet was, maar dat er krijgstechnisch gezien op veel plaatsen toch best flink gefaald is.
Weet je toevallig waar hij was ingedeeld?quote:Op woensdag 27 april 2011 11:31 schreef jpjedi het volgende:
fantastische informatie en foto`s in dit topic zeg. Een onderwerp dat me mateloos intrigeert. Dank aan allen.
Ik zal zelf ook wat mobilisatie foto`s opsnorren van mijn opa aan de Peel-Raam stelling in September '39 tot Mei '40. Mijn opa was met paard gemobiliseerd en is in mei na het vallen van de stelling terug getrokken en heeft nog een nacht in het Liesbos gebivakkeerd bij Prinsenbeek. Hij heeft 2 weken krijgsgevangen gezeten en heeft daarna zijn boerenleven weer opgepakt.
Mooie kanttekening dat mijn opa in die tijd mijn (Limburgse) oma heeft ontmoet en ik dus indirect product ben uit die tijd.
Hetzelde verhaal hier. Mijn vader was een Hagenees en werd gedetacheerd bij de Kmar in Eijsden en kwam daar mijn moeder tegen, hij is toen in Zuid Limburg blijven hangen tijdens de oorlog en in 1943, zo'n 6 maanden voor mijn geboorte met haar getrouwt.quote:Op woensdag 27 april 2011 11:31 schreef jpjedi het volgende:
fantastische informatie en foto`s in dit topic zeg. Een onderwerp dat me mateloos intrigeert. Dank aan allen.
Ik zal zelf ook wat mobilisatie foto`s opsnorren van mijn opa aan de Peel-Raam stelling in September '39 tot Mei '40. Mijn opa was met paard gemobiliseerd en is in mei na het vallen van de stelling terug getrokken en heeft nog een nacht in het Liesbos gebivakkeerd bij Prinsenbeek. Hij heeft 2 weken krijgsgevangen gezeten en heeft daarna zijn boerenleven weer opgepakt.
Mooie kanttekening dat mijn opa in die tijd mijn (Limburgse) oma heeft ontmoet en ik dus indirect product ben uit die tijd.
In 5 dagen tijd 314 vliegtuigen neerhalen vind ik een knappe prestatie (een record afgemeten naar tijd) en hoe jij erbij komt dat er op Kornwerderzand en de Grebbelinie geen lua zou staan is mij een raadsel.quote:Op maandag 25 april 2011 16:11 schreef Snamyook het volgende:
1. De Duitse suprematie in de lucht. Daar was het verschil wél heel groot. Op 10 mei heeft de kleine, deels verouderde Nederlandse luchtmacht zich dapper geweerd en best heel knappe prestaties geleverd, maar na één dag was het zo goed als gebeurd en konden de Duitsers in vrijwel het hele land ongestoord al hun aanvallen luchtsteun geven. In de Grebbelinie, in de Peel-Raamstelling en bij de Afsluitdijk was van luchtafweergeschut geen sprake; de verdedigers waren volmaakt machteloos tegen luchtaanvallen.
Daarbij, Speidel en Kesselring lulden uit hun nek?quote:RHENEN
RHENEN is de naam verbonden aan de gevechten in de omgeving van de Grebbeberg. Voor wat betreft de luchtdoelartillerie heeft dit vooral betrekking op gevechten van de 4e en 7e Compagnie luchtdoelmitrailleurs behorende tot II Lk en van de 10e batterij ( drie kanonnen 7,5cm tl Vickers) behorende tot de luchtverdedigingsgroep 1 Lk. De beide compagnieën met stellingen bij Zeist, Maarn, Rhenen en de Grebbeberg schoten in totaal vermoedelijk 36 vliegtuigen neer.
quote:De Duitse generaal Speidel schreef in 1958 dat het verlies aan transportvliegtuigen zich nog jaren lang deed gevoelen. Zijn chef Kesselring verklaarde zelfs dat men het de gehele verdere oorlog niet meer te boven kwam.
Dat lijkt Kamp Waalsdorp wel ( Opleiding Grenadiers en Jagers ), aan die barrak op de achtergrond. Waren deze foto's bij Meijel gemaakt? Mijn vader zat in 1939 een tijd in Dorplein ( bij Weert ) bij het 37e Grensbataljon en die was Grenadier, die hadden ze toen allemaal verdeeld onder grenscompagnieën om wat overmacht uit te stralen.quote:Op woensdag 27 april 2011 23:16 schreef jpjedi het volgende:
Geen info nog over zijn onderdeel maar dit zijn de foto`s in ieder geval. Moet ergens bij Meijel in de buurt zijn.
[ afbeelding ]
[ afbeelding ]
Ik weet niet of je nog meer spulletjes van 'm hebt (veldzakboekje, hepla...) maar daar staat ook precies op waar hij was ingedeeld. Ik kan helaas niet zien wat voor insigne er op de kraag zit. Welk van de heren op de foto's is trouwens jouw opa?quote:Op woensdag 27 april 2011 23:42 schreef jpjedi het volgende:
Hoopte ook stiekem dat iemand iets herkent aan het uniform.
In Prinsenbeek zit een mobilisatie misuem van Pim Monee. Denk dat ik hem ook eens vraag of hij wat weet.
Waalsdorp, Den Haag? Kan me niet herinneren dat hij ooit boven de rivieren is geweest.. Barakken lijken er ook niet zo op eigenlijk:
[ afbeelding ]
Zijn dat de enige foto's die je hebt? Als je zijn naam even via een DM doorstuurd kan ik eens op naam zoeken.quote:Op woensdag 27 april 2011 23:42 schreef jpjedi het volgende:
Hoopte ook stiekem dat iemand iets herkent aan het uniform.
In Prinsenbeek zit een mobilisatie misuem van Pim Monee. Denk dat ik hem ook eens vraag of hij wat weet.
Waalsdorp, Den Haag? Kan me niet herinneren dat hij ooit boven de rivieren is geweest.. Barakken lijken er ook niet zo op eigenlijk:
[ afbeelding ]
Het 13e Grensbataljon, onder commando van majoor D.M. Nierstraz, bestond uit vier tirailleurcompagnieën, te weten de 1ste en 2e Compagnie van dit bataljon en de 2e en 5e Reserve Grenscompagnie. Het bataljon was versterkt met 3 stukken pantserafweergeschut van 4,7 cm , 4 geweren tegen pantser en 6 zware mitrailleurs. Het bataljon verdedigde de zuidgrens van de provincie, de stad Maastricht en het Julianakanaal tussen de hoofdstad en Bunde. De 35ste Divisie van het Duitse leger plaatste de aanval op de bruggen over het kanaal tussen Geulle en Meerssenhove (Bunde).quote:Op dinsdag 26 april 2011 00:22 schreef Clan het volgende:
[..]
5e Reserve Grenscompagnie 37e Grensbataljon onder commando van het 13e Grensbataljon gelegen tussen Slenaken en Eijsden.
quote:Op woensdag 6 april 2011 13:22 schreef Karrs het volgende:
Ik zou graag meer willen weten van de strijd in Dordrecht. Daar scheen het NL leger nog behoorlijk tekeer te zijn gegaan.
Wie weet meer, of heeft titels van boeken ende geschriften?
Ik ben een beetje omslachtig, maar mijn vader zat bij de 5e Reserve Grenscompagnie 37e Grensbataljon onder commando van het 13e Grensbataljon gelegen tussen Slenaken en Eijsden.quote:Op donderdag 21 april 2011 09:32 schreef Nibb-it het volgende:
[..]
Was hij tirailleur (deel III)? Zuinig op zijn hoor!
Die in het eerste filmpje in dat masaagraf, of die langs de weg? Vind al die foto's gruwelijk als je bedenkt hoe jong dat die mensen, over het algemeen, waren.quote:Op vrijdag 29 april 2011 22:49 schreef Id_do_her het volgende:
Die gesneuvelde Nederlandse soldaten zijn wel pijnlijk.
De gemiddelde leeftijd van dienstplichtig jongens lag laag, zo rond de 18-20 jaar. Er waren uiteraard ook veel oudere lichtingen die opnieuw opgeroepen werden (de hooggenummerde regimenten). De oudste lichting die was opgeroepen was die van 1924.quote:Op zaterdag 30 april 2011 06:49 schreef Mores het volgende:
[..]
Die in het eerste filmpje in dat masaagraf, of die langs de weg? Vind al die foto's gruwelijk als je bedenkt hoe jong dat die mensen, over het algemeen, waren.
Ik ben vaak op de Grebbeberg geweest ( Ik fiets er wel eens langs ) en elke keer valt me op dat ik steeds ouder dan die gesneuvelden aan het worden ben.
Allemaal eigenlijk wel, ik ben eens bij het oorlogskerkhof in Nederweert geweest toen ik negentien was of zo, ik gok dat rond de 60% toch zeker wel zeventien en achttien waren.quote:Op zaterdag 30 april 2011 06:49 schreef Mores het volgende:
[..]
Die in het eerste filmpje in dat masaagraf, of die langs de weg? Vind al die foto's gruwelijk als je bedenkt hoe jong dat die mensen, over het algemeen, waren.
Ik ben vaak op de Grebbeberg geweest ( Ik fiets er wel eens langs ) en elke keer valt me op dat ik steeds ouder dan die gesneuvelden aan het worden ben.
quote:Op zaterdag 30 april 2011 10:43 schreef Nibb-it het volgende:
[..]
Ik ben er een paar vergeten over te typen jaheb de lijst even aangepast.
quote:Reeds kort na de verschijning van de automobiel in het laatste decennium van de vorige eeuw, groeide in Oostenrijk, Frankrijk en Engeland de militaire belangstelling, dit nieuwe transportmiddel taktisch dienstbaar te maken aan de behoeften der toenmalige krijgsmachten. Hoewel de Generale Staven de ongekende mogelijkheden als vervoermiddel onderkenden, besefte een aantal vooruitstrevende officieren eveneens een mogelijke rol, die de auto als taktisch voertuig in een toekomstige strijd zou kunnen gaan vervullen. Aanvankelijk worstelde men met het probleem dat de eerste auto's - die niets anders waren dan motorisch voortbewogen voertuigen - van een té lichte konstruktie waren. Wilde men deze voertuigen geschikt maken voor taktisch gebruik te velde, dan zou het aanbrengen van de bewapening en bepantsering noodzakelijk zijn.
In tegenstelling tot het bepantseringsprobleem, bood het reeds ver ontwikkelde Maxim- machinegeweer ongekende mogelijkheden voor een doeltreffende bewapening.
De motorfiets
Van de vele pogingen tot ontwikkeling van een dergelijk voertuig moge de Dion-Bouton vierwielige motorfiets, waarop door F. R. Simms een Maxim- mitrailleur was gemonteerd, voorzien van een lichte front-pantserplaat, worden gememoreerd. De eerste demonstratie van dit ons nu vreemd aandoende gevechtsvoertuig vond plaats in juni 1899, te Richmond, in het Graafschap Surrey.
Enige maanden later toonde Major R. P. Davidson van het Amerikaanse leger, een gelijksoortige bewapende motorfiets.
De Automobieltentoonstelling te Parijs in 1902
Door de snelle ontwikkeling welke de automobiel doormaakte, kon men op de Automobieltentoonstelling te Parijs, in 1902 reeds een gedeeltelijk gepantserde aura, voorzien van toren en machinegeweer, aanschouwen. Dit was een vinding van de Société Charron, Girardot en Voigt. Reeds in 1906 werd door genoemde firma een geheel gepantserde auto eveneens voorzien van toren met machinegeweer op de markt gebracht. In hetzelfde jaar konstrueerde men in Oostenrijk bereids de volledig gepantserde Austro-Daimler. Al deze experimenten en ontwikkelingen hadden tot gevolg, dat bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog - in augustus 1914 - de strijdende partijen, zelfs de Belgen, reeds over inzetbare pantserwagens beschikten.
Pantserauto's in Wereldoorlog I
Het Belgische leger heeft o.a. haar pantserauto's, de z.g. auto'mitrailleuses, in 1914 met succes ingezet tegen de oprukkende Duitse troepen rond Leuven. In het verdere verloop van Wereldoorlog I hebben Duitse pantserwagens (auto's) in samenwerking met o.a. de cavalerie hun doelmatige inzetbaarheid bewezen tijdens de opmars in Roemenië onder Veldmaarschalk von Mackensen.
Pantserwagens voor revolutionaire en contra-revolutionaire doeleinden
Een ander historisch gebeuren met een pantserauto, dat ik de lezer niet wil onthouden, is wel de beroemde rede die Lenin in 1917 vanaf een dergelijk voertuig hield, vrijwel direkt na zijn terugkeer in Petersburg na het uitbreken van de Russische Revolutie. Dit historisch gebeuren werd op een aantal schilderijen en zelfs door een beeld voor het nageslacht vastgehouden. In de op de eerste Wereldoorlog volgende revoluties bleek de pantserwagen zeer doelmatig te zijn als ondersteuningswapen van politietroepen ter bestrijding van opstandige bewegingen in de grote steden.
Mogelijkheden en taken van de pantserwagen
De ervaringen in de eerste Wereldoorlog hadden geleerd, dat de pantserwagen zeer geschikt was voor het escorteren van konvooien en het doen van verkenningen, alsmede het uitvoeren van verrassingsakties in dorpen, waarin zich rustende eenheden bevonden etc. De pantserauto had in grote lijnen de taak van de huzaar, derhalve die van de lichte cavalerie, overgenomen.
Een bezwaar bleef, dat het voertuig gebonden was aan de wegen en vrijwel niet terreinvaardig. De konstruktie liet niet toe het voertuig te bewapenen met kanons van een zwaarder kaliber dan 60 mm. Hierdoor was een massale inzet en samenwerking met grotere infanterie-eenheden vrijwel onmogelijk. Ter effektuering van dit doel was een ander gevechtsvoertuig op de gevechtsvelden van Frankrijk verschenen, nl. de tank, waarop nader zal worden terggekomen.
Pantserwagens in Nederland
Ondanks het vele geëxperimenteer en het niet altijd op de juiste wijze inzetten van gepantserde eenheden, waren na Wereldoorlog 1 de gepantserde gevechtsvoertuigen van het moderne gevechtsveld niet meer weg te denken. Welke invloed heeft dit gepantserde en gemechaniseerde materiaal op de Nederlandse militaire autoriteiten rond 1920 gehad? De zich manifesterende conservatieve gedachtengang, ten aanzien van de moderne oorlogvoering - welke een gevolg was van het neutraal blijven gedurende de eerste Wereldoorlog - en de daaropvolgende vèrgaande bezuinigingen hebben er toe geleid, dat de invoering van gepantserd materiaal in het Nederlandse leger verre ten achter is gebleven.
De potkachel
Kort na het einde van Wereldoorlog I, werd door de Nederlandse krijgsmacht een Duitse Ehrhardt pantserwagen aangekocht. Omstreeks 1920 werd dit voertuig door de Siderius-fabriek ten behoeve van de Koninklijke Landmacht van een nieuwe bovenbouw voorzien. De opbouw was naar de huidige maatstaven zeer hoog en het voertuig werd dan ook in de soldatenmond de potkachel genoemd.
Het moet als bewapening een 60 mm kanon hebben gehad, dat uit de achterzijde van het voertuig stak. In de draaibare toren kon een mitrailleur worden gemonteerd. De thans nog in
Vught wonende heer S. de Haan, in het begin van de twintiger jaren verbonden als hoofdmonteur aan de Artillerie-Inrichtingen de Hembrug, kan zich nog herinneren dat deze pantserwagen voor onderhoudsbeurten naar de Hembrug werd gebracht. De motor van deze Ehrhardt kan slechts worden gestart met behulp van een zware slinger. Slechts een drietal personen in de krijgsmacht, waaronder de heer de Haan, waren in staat het voertuig te besturen. Het voertuig werd dan ook vrijwel niet gebruikt. De bemanning bestond uit 3 à 4 personen. Het gewicht bedroeg hoogstwaarschijnlijk rond de 8 ton en de maximumsnelheid zou ± 50 km per uur hebben bedragen.
Renault-tanks
Tussen 1925 en 1936 werden voor de Landmacht twee lichte Franse tanks aangeschaft, beide van hetzelfde merk, nl. Renault, maar elk van verschillend type, nl. van 1917 en van 1935. Het eerste type woog bijna 7 ton, haalde een snelheid van 8 tot 12 km en was voorzien van een 37 mm halfautomatisch kanon. Het tweede type had een gewicht van 12 ton, haalde 18 km per uur en voerde een 47 mm halfautomatisch kanon.
Met beide tanks werd druk gedemonstreerd en geëxperimenteerd. Helaas werd al te nadrukkelijk gewezen op wat die tank niet kon, al waren er officieren die toen reeds het grote belang van de tank ook in Nederlands terrein inzagen. Uit rapporten en ingewonnen informaties, is mij allengs duidelijk geworden, dat de hogere legerleiding uit de twintiger en dertiger jaren er van overtuigd was dat hier te lande de tank - op een enkel hoger gebied na - volledig ongeschikt was voor het inzetten in het Nederlandse gevechtsterrein. Het tankvraagstuk tussen 1916 en 1940 is echter een hoofdstuk apart in de militaire geschiedenis, zowel in Europa, Amerika, Azië, als ook in Nederland. Hierop zal uitvoeriger worden teruggekomen in een der volgende nummers van Armamentaria.
(bron)quote:Pantserwagen van de tekentafel
Gelet op het reeds toenmaals in vergelijking met de andere West-Europese landen uitgebreide Nederlandse wegennet, is men echter wel overgegaan tot het aanschaffen van pantserwagens. Omstreeks 1933 heeft de Siderius- fabriek een pantserwagen voor de Koninklijke Landmacht ontworpen; dit ontwerp dat zou worden geplaatst op een 6 x 4 Austro-Daimler chassis, is echter niet gerealiseerd en kwam derhalve niet verder dan de tekentafel.
Koekblikjes
Omstreeks dezelfde jaren, vervaardigde de Hembrug onder leiding van de oud-officier der Artillerie J. Wijnman, een soort pantserwagen. Deze bestond uit een carosserie van staalplaten, gemonteerd op een 6-wielig onderstel van Morris. In het totaal werden drie van deze pantserwagens, welke een koepel hadden, aangemaakt. Zij droegen de namen van Buffel, Bison en Wisent. De bewapening bestond uit een of meer mitrailleurs. Het geheel zag er uit als een ietwat taps toelopend koekjesblik. Bij de onlusten te Amsterdam, in de zomer van 1934, werden deze pantserwagens ingezet en bleken voor dit doel deugdelijk te zijn, vooral in de nauwere straten, waar de bereden politie gevaarlijk hinder ondervond van omlaag geworpen stenen, huisraad en ander materiaal.
Deze Wijnman-pantserwagens hebben tot 1940 dienst gedaan en zijn na de capitulatie vernield of in Duitse handen gevallen.
Echte pantserwagens
Eind 1934 werd besloten over te gaan tot de aanschaf van een eskadron (echte) pantserwagens, bestaande uit twaalf voertuigen. Deze pantserwagens werden vervaardigd bij de Gammele Lansverk- fabrieken te Karlskrona in Zweden. De koepel en het kanon werden betrokken van de firma Bofors, eveneens in Zweden. Het chassis en de motor werden geleverd door de Mercedes-Benz fabrieken te Mariënfelde. De reeds eerdergenoemde S. de Haan, werd o.a. voor een aantal maanden gedetacheerd te Mariënfelde en Karlskrona. In samenwerking met enkele Zweedse deskundigen werd de gehele pantseropbouw tot de kleinste onderdelen toe uiteengenomen en gefotografeerd. Op deze wijze konden op korte termijn de zo noodzakelijke detaillijsten worden vervaardigd. Het zelfde geschiedde met de onderhoudsgereedschappen. De luitenant Jelgersma werd gedetacheerd bij Bofors om studies te maken van het geschut. Deze serie pantserwagens werd in de Koninklijke Landmacht opgenomen als de Paw. 36. Het gewicht bedroeg 6 ton en de bemanning bestond uit drie koppen. De Ritmeester H. Wilbrenninck werd belast met het commando over dit eerste eskadron. Om zich te bekwamen voor dit toenmaals in Nederland onbekende onderdeel, werd hij voor enige tijd gedetacheerd bij een opleidingseenheid van de z.g. Schnelle Truppen te Munster in Westphalen.
Pantser-eskadrons
Het eerste eskadron pantserwagens werd opgenomen in de organisatie van het wapen der cavalerie. Van de bestaande huzaren-regimenten werd beroepspersoneel aangetrokken, dat werd omgeschoold bij het korps motordienst in de Ripperda-kazerne te Haarlem. 1 April 1936 gold als officiële oprichtingsdatum van het eskadron en op die dag marcheerde, of liever gezegd reed, het eskadron van de Hembrug" naar 's Hertogenbosch waar het in garnizoen kwam te liggen.
In de zomer van 1938 werd overgegaan tot het oprichten van een tweede eskadron pantserwagens. Deze pantserwagens hadden geen Mercedes-Benz chassis, maar werden voorzien van een Bussing-onderstel. Dit pantservoertuig werd in de krijgsmacht opgenomen als pantserwagen type M 38. Het front-aanzicht van deze pantserwagen week sterk af van de Paw. 36. Ook was het gewicht groter; dit bedroeg rond de 8 ton. Dit tweede eskadron kwam in garnizoen te Amersfoort en werd gelegerd in de huidige Bernhard-kazerne, die speciaal voor dit onderdeel was gebouwd. Het commando werd gevoerd door de toenmalige Ritmeester . . . Bruinier.
Zowel de Paw. 36 als de M. 38 hadden als nadeel dat zij niet beschikten over een stalen bodem. Derhalve waren zij aan de onderzijde zeer kwetsbaar. Ook stonden deze pantserwagens vrij laag bij de grond en waren naar verhouding te lang, hetgeen de terreinvaardigheid niet ten goede kwam.
Beide Paw- modellen hadden een bemanning van vijf koppen en wel: een commandant
een richter een hoofd-chauffeur een schutter een chauffeur-schutter
Het voertuig had een hoofd-chauffeur, aangezien in bijzondere omstandigheden de achter- schutter (chauffeur-schutter) de besturing van het voertuig kon overnemen. Het voertuig reed even gemakkelijk voor- als achteruit. De achter-schutter (chauffeur-schutter) bediende uitsluitend het stuur, koppeling en rem.
Een aantal oud-huzaren, behoord hebbend tot deze pantserwagen-eskadrons wisten mij nog te vertellen, dat de konstruktie van het stuurwiel gedurende het rijden dusdanig was, dat het onderhands moest worden vastgehouden. De eerste dag was dit enigszins moeilijk, doch men wende vrij snel.
Rond het uitbreken van de mobilisatie in 1939, werd aangevangen met de oprichting van een derde eskadron, dat helaas door het uitbreken van de oorlog op 10 mei 1940 niet op sterkte is gekomen.
Nederlands fabrikaat
Dit eskadron werd uitgerust met een voor die tijd revolutionair type pantserwagen, welke was vervaardigd door de Daf- fabrieken te Eindhoven. Het voertuig was opgebouwd uit een chassisloze konstruktie en de toegepaste wijze van plaatsing van de motor en de transmissie- organen, maakten een doelmatiger indeling van het interieur mogelijk dan die van de Paw. 36 en 38.
Door het ontbreken van een chassis konden zowel gewicht als lengte belangrijk werden verminderd. De motor was achterin geplaatst, naast de plaats van bestuurder. De voor- bestuurder en de mitrailleur-schutter naast hem, behoefden dus niet over een lange motorkap heen te kijken en hadden een vrijer uitzicht over het terrein. De motor was van binnenuit toegankelijk, zodat kleine storingen konden worden verholpen, zonder dat de bemanning zich aan vijandelijk vuur behoefde bloot te stellen.
Deze Paw's werden bemand door vier à vijf personen. Een klein aantal van deze pantserauto's, die hun tijd verre vooruit waren, werd als type Paw, 39 bij de krijgsmacht ingedeeld.
De Carden Loyd Carriers
De beschikbare plaatsruimte, welke in deze publicatie ter beschikking is gesteld, staat niet toe dieper op de organisatie en de inzet gedurende de mobilisatie 1939-1940 en de daaropvolgende oorlogshandelingen in te gaan. Wel wil ik nog een ander gepantserd voertuig memoreren, waarvan de Nederlandse krijgsmacht in 1935 een vijftal aankocht en wel de Engelse Carden Loyd Carriers.
Dit type was de voorloper van de Universal carrier, d.w.z. van de roemruchte brencarrier uit de Tweede Wereldoorlog. De Carden Loyd Carrier was in tegenstelling tot de brencarrier van boven niet open. Zij was voorzien van twee pantserdeksels. Deze vijf Carden Loyd Carriers waren als peloton ingedeeld bij het Korps Rijdende Artillerie te Arnhem. Zij droegen de namen van Jaguar, Panter, Poema en Lynx. De Lynx was het commandovoertuig en werd door de troep aangeduid met de bijnaam Lijn 10.
De voor-oorlogse Carden Loyd Carrier was een produkt van de Vickers' Armstrong- fabrieken in Engeland. Een van de oogmerken waarvoor het was ontworpen betrof de aanvoer van munitie van de eigen Artillerie door ruw terrein, hetwelk onder vijandelijk vuur lag. Achter de Carrier kon nl. een gepantserd bakwagentje, eveneens van rupsbanden voorzien, worden aangehaakt. Door de bewapening (een zware mitrailleur) en de bepantsering, kon het voertuig ook offensief worden ingezet tegen lichte weerstanden. Het gewicht van de Carden Loyd Carrier bedroeg slechts ± 112 ton. Voorzover niet vernietigd, viel na de kapitulatie al het pantsermateriaal in Duitse handen. De Duitsers waren zeer gebrand op de Paw. 39. Volgens mededelingen van oud- gedienden zouden de Duitsers kort na de inval een tweetal dezer voertuigen bij Scheveningen uit het water hebben gehaald en daarna hebben meegenomen.
De Paw. 36 en de Paw. 38 zijn door eenheden van de Duitse militaire politie nog gebruikt tegen partisanen in de Oekraïne rond de jaren 1942-1943.
Forum Opties | |
---|---|
Forumhop: | |
Hop naar: |