Column Hugo Borst. Slik
Geen spijt of oud zeer, alleen bewondering, trots en liefde
Mijn vader is gestorven. Veertig jaar hebben we samen de thuiswedstrijden van Sparta bezocht, maar morgen moet ik alleen.
Wat rest zijn mooie herinneringen. Hoe ik mijn vaders hand stevig vasthield om niet te verdrinken in de mannenzee die ons door Spangen voerde, tot aan het Kasteel. Het was 1968. Je kwam toen nog van de andere kant het stadion binnen. Mannen droegen hoeden, Van Beveren stond op doel.
Zelf begon hij in 1938 op de Jongenstribune. Later stond hij onder de eretribune of aan de lange zij. In de jaren vijftig nam hij zijn kleine neefje mee, Hans van Heelsbergen. Dat is een van de beste investeringen voor Sparta geweest.
Toen ik voor het eerst meeging, zat mijn vader. Gezeten heeft hij overal. Op het Kasteel, de Schietribune, de eretribune en, toen hij gepensioneerd was en steeds moeilijker ging lopen, op uitnodiging in de loges. Daar werd hij de laatste jaren in de watten gelegd. Een bitterbal met mosterd, een blokje kaas, colaatje-rum.
Wat ik fijn vind is dat de laatste wedstrijd die hij op het Kasteel zag een landskampioenschap opleverde. Op 3 mei zagen we Sparta A1 met Godee, Strootman en Viergever in de slotminuut van AZ winnen. Hopelijk heeft mijn vader contouren gezien van Sparta's toekomst. Dat 'we' straks misschien moeten verhuizen - na honderd jaar weg van deze gewijde grond - daarvan had hij kennis genomen. Mijn vader had er nog geen mening over. Hij was een wijze man; eerst diep nadenken, dan pas wat roepen. Laat me u voor zijn: ik lijk niet erg op hem.
Ze vroegen eens of hij Sparta 1 had gehaald. Zijn actieve voetballoopbaan hou ik kort. Toen hij eens met WIA 2 een wedstrijdje had gespeeld, kwam er iemand naar hem toe die zei: 'Henk, wat kan jij mooi inwerpen.'
Daar lette hij nog altijd op. Of een speler wel met beide voeten op de grond stond bij het ingooien en of de handen met de bal ver genoeg in de nek waren. Want spelregels zijn spelregels. Ja, mijn vader respecteerde het gezag. Zelfbeheersing, hij had het uitgevonden. Laat me u weer voor zijn: ik begin het nieuwe seizoen bij WIA4 met een schorsing. Ook op de tribune bij Sparta flap ik er wel eens wat uit. Alleen als het echt te bont werd zei mijn gentleman-vader: 'Nou, hou je in!'
Vijf jaar geleden. Halve finale KNVB-beker. Scheidsrechter Vink vergat de doelman van FC Utrecht rood te geven. Nou, die ging ik eens de waarheid zeggen in de rust. 'Doe dat nou niet,' riep hij me nog na. Maar ik sloeg zijn waarschuwing in de wind. De emotie won het weer eens van de rede. 'Oplichter' riep ik in de catacomben. Beter had ik naar mijn ouweheer geluisterd.
Wat geruststellend was: mijn vader zei wat hij vond zonder me te veroordelen. Ik mocht mijn eigen leven leiden. Nooit heeft hij me opgezadeld met schuldgevoelens. Dat maakt het nu eenvoudiger zijn dood te aanvaarden. Want er is geen spijt of oud zeer, er is alleen bewondering, trots en liefde.
Ik mis hem zo. Ik zou verbitterd kunnen zijn dat het voorbij is, maar een mens moet ook dankbaar zijn. Immens blij ben ik dat hij al die jaren aan mijn zijde was. Ook bij Sparta was het altijd zó gezellig, bij neerlaag of victorie, bij voor- en tegenspoed, met Gonnie en Tony van Ede naast ons, wij bleven braaf de Sparta-marsch zingen, dikwijls tegen beter weten in. Zijn trouw aan Sparta was onvoorwaardelijk.
Trots keek ik op het laatst wel eens opzij. Naar mijn ouwe dibbes, onberispelijk gekleed, glad geschoren, fris ruikend en ritueel zingend. Bij een doelpunt kon het kippenvel op zijn kaken staan. Ik kreeg er vlinders van in mijn buik. Verliefd zijn op je eigen vader, het bestaat.
In 1968 begon het allemaal, veilig aan zijn hand. In 2008 is het geëindigd. Aan het slot van zijn leven, toen mijn vader etalagebenen had en nog veel meer gebreken, leunde hij wel eens eventjes op mij. In gedachten hoor ik het getik van zijn stok naast mij. Zijn echo zal nooit verdwijnen. Nooit ben ik helemaal alleen.