Hier een bewijsje.quote:Geen huiswerk vraag maar gezien de bovenstaande post:
Snappen de meeste VWO wiskunde B/D'ers waarom bijvoorbeeld sin(A+B) gelijk staat aan SinACosB + CosASinB? Ik heb, dankzij falend onderwijs, nooit iets over sin/cos/tan gehad en zie vaak mensen met dit soort regels komen. Hoor je al die regels te snappen? Of is het een kwestie van de regels stampen en toepassen?
(Wil wellicht zelf Wiskunde B/D doen dus vraag dit uit interesse)
Die bewijzen met behulp van rechthoekige driehoeken vind ik niet fraai, omdat ze uitsluitend gelden voor scherpe hoeken α en β, terwijl er in de figuren bovendien vanuit wordt gegaan dat ook α+β een scherpe hoek is. De additietheorema's gelden echter voor willekeurige hoeken (rotaties), zowel positief als negatief. Er is een veel fraaier bewijs mogelijk met vectoren en de eenheidscirkel dat wél geldt voor willekeurige hoeken (rotaties), maar ik vind zo gauw geen webpagina waar dat goed wordt uitgelegd.quote:Op donderdag 5 mei 2011 01:10 schreef Bram_van_Loon het volgende:
[..]
Hier een bewijsje.
http://www.khanacademy.or(...)cos-b?p=Trigonometry
http://www.khanacademy.or(...)sin-b?p=Trigonometry
Dat lijkt maar zo. Als je, zoals op de middelbare school gebeurt, de goniometrische functies meetkundig definieert aan de hand van de eenheidscirkel, dan zou je eerst nog complexe getallen en de formules van De Moivre en Euler moeten behandelen (en afleiden) alvorens je daarmee dan de additietheorema's aantoont. Maar afgezien daarvan dat je dan didactisch een enorme omweg hebt gemaakt begeef je je dan in een cirkelredenering (no pun intended), want om te laten zien dat bij vermenigvuldiging van twee complexe getallen de argumenten optellen heb je dan ook al van de additietheorema's voor de cosinus en sinus gebruik gemaakt. Ik heb daar een hele tijd geleden op dit forum ook al eens op gewezen.quote:Op donderdag 5 mei 2011 09:17 schreef thenxero het volgende:
Ze zijn vrij makkelijk te bewijzen met de e-macht
Pas de productregel toe om xex te differentiëren naar x en haal dan bij het resultaat ex buiten haakjes.quote:Op donderdag 5 mei 2011 13:46 schreef Pipo1234 het volgende:
Kan iemand mij verklaren waarom de afgeleide van x keer e^x gelijk is aan (1+x) keer e^x?
x keer ex keer (1) = 1x keer ex... waarom moet die ex eruit gehaald worden?quote:Op donderdag 5 mei 2011 13:56 schreef Riparius het volgende:
[..]
Pas de productregel toe om xex te differentiëren naar x en haal dan bij het resultaat ex buiten haakjes.
Je kent de productregel? Deze toepassen op de functie levert .quote:Op donderdag 5 mei 2011 14:37 schreef Pipo1234 het volgende:
[..]
x keer ex keer (1) = 1x keer ex... waarom moet die ex eruit gehaald worden?
quote:Even iets tussendoor: Hoe kan ik van de wortel van 4,5 naar 1,5 keer de wortel van 2 komen? Aangezien het antwoord daarmee komt en het feitelijk hetzelfde is.
Dat klopt, de wortel van een negatief getal bestaat niet (niet in de reële getallen in ieder geval).quote:Is het trouwens zo dat een negatieve wortel niet mag. Dus op de volgende wijze: -SRT(2) (en dus niet de wortel van een negatief getal).
wordt enkel gedaan om het eenvoudiger op te schrijven e^x + x*e^x = e^x * (1+x)quote:Op donderdag 5 mei 2011 14:37 schreef Pipo1234 het volgende:
[..]
x keer ex keer (1) = 1x keer ex... waarom moet die ex eruit gehaald worden?
quote:Even iets tussendoor: Hoe kan ik van de wortel van 4,5 naar 1,5 keer de wortel van 2 komen?
Wortel van een negatief getal bestaat niet (enkel complex), maar je kan wel min de wortel van een positief getal hebben.quote:Aangezien het antwoord daarmee komt en het feitelijk hetzelfde is. Is het trouwens zo dat een negatieve wortel niet mag. Dus op de volgende wijze: -SRT(2) (en dus niet de wortel van een negatief getal).
Bedankt! Daar kan ik denk ik wel wat meequote:Op woensdag 4 mei 2011 10:47 schreef thabit het volgende:
fn is ongeveer fn-1 * (1 + 1/b). In elk geval zit het tussen fn-1 * (1 + 1/b) en fn-1 * (1 + 1/b) + 1. Dus fn zal ongeveer a * (1 + 1/b)n-2 zijn. Dat is in elk geval een ondergrens. Voor een bovengrens moet je de recursie fn = 1 + fn-1 * (1 + 1/b) oplossen. Dat doe je door eerst een c te vinden zdd deze vergelijking tot fn - c = (1 + 1/b) * (fn-1 - c) herleidt.
De formule van Euler kan ook eenvoudig bewezen worden met calculus en wat basisalgebra, zie http://en.wikipedia.org/wiki/Euler%27s_formula#Using_calculus .quote:Op donderdag 5 mei 2011 13:03 schreef Riparius het volgende:
[..]
Dat lijkt maar zo. Als je, zoals op de middelbare school gebeurt, de goniometrische functies meetkundig definieert aan de hand van de eenheidscirkel, dan zou je eerst nog complexe getallen en de formules van De Moivre en Euler moeten behandelen (en afleiden) alvorens je daarmee dan de additietheorema's aantoont. Maar afgezien daarvan dat je dan didactisch een enorme omweg hebt gemaakt begeef je je dan in een cirkelredenering (no pun intended), want om te laten zien dat bij vermenigvuldiging van twee complexe getallen de argumenten optellen heb je dan ook al van de additietheorema's voor de cosinus en sinus gebruik gemaakt. Ik heb daar een hele tijd geleden op dit forum ook al eens op gewezen.
Met die bewijzen voor de formule van Euler die in het Wikipedia artikel worden opgevoerd is ook van alles mis, lees de - inmiddels zeer omvangrijke - discussie er maar eens op na. Er is overigens een bewijs mogelijk zonder differentiaal- of integraalrekening uitgaande van een definitie van exp(z) als de limiet van (1 + z/n)n voor n naar oneindig, maar uitgerekend dat bewijs staat niet in het engelstalige Wikipedia artikel.quote:Op donderdag 5 mei 2011 18:07 schreef thenxero het volgende:
[..]
De formule van Euler kan ook eenvoudig bewezen worden met calculus en wat basisalgebra, zie http://en.wikipedia.org/wiki/Euler%27s_formula#Using_calculus .
Toch wel, want als je exp(z) definieert aan de hand van een machtreeks, dan moet je wel aantonen dat die reeks convergeert voor elke z uit C.quote:Het enige resultaat dat je daarvoor nodig hebt is dat d/dx e^ix = i e^ix.... Dit feit volgt direct uit de machtreeks van e^ix. We kunnen e^ix definiëren als die machtreeks, waardoor we ook geen kennis van Taylorreeksen nodig hebben.
Inderdaad. En dan blijft didactisch het bezwaar dat je wel een enorme omweg maakt om de additietheorema's te bewijzen. Feitelijk moet je dan ook cos(z) en sin(z) definiëren als (exp(iz)+exp(-iz))/2 resp. (exp(iz)-exp(-iz))/2i waarmee de formule van Euler tot een tautologie wordt. Niet geschikt voor een elementaire behandeling van de goniometrie op school.quote:Het enige wat je dus moet doen is e^ix definiëren als een machtreeks, toch? Op die manier zitten we niet in een cirkelredenering.
edit: ik bedenk me wel dat je nog uniforme convergentie moet aantonen om termgewijs te differentiëren, waardoor het toch wel iets gecompliceerder wordt. Niet echt stof voor de middelbare school.
Nee, dan heb je een slechte docent gehad. Dit volgt onmiddellijk met behulp van de kettingregel.quote:Aan de andere kant hebben ze bij mij op de middelbare school ook nooit aangetoond dat d/dx e^kx = k e^x voor reële k, dus ze zouden het ook gewoon als onbewezen stelling kunnen poneren.
Dat je er een k voor zet komt inderdaad door de kettingregel, maar dat de afgeleide van e^x gelijk is aan e^x is bij mij nooit bewezen. Volgens mij werd e^x geïntroduceerd als lim (1+x/n)^n, en daarvoor zou dan toevallig gelden dat d/dx e^x = e^x , maar dat is niet helemaal duidelijk.quote:Op donderdag 5 mei 2011 18:29 schreef Riparius het volgende:
Nee, dan heb je een slechte docent gehad. Dit volgt onmiddellijk met behulp van de kettingregel.
quote:Op donderdag 5 mei 2011 19:34 schreef thenxero het volgende:
[..]
Dat je er een k voor zet komt inderdaad door de kettingregel, maar dat de afgeleide van e^x gelijk is aan e^x is bij mij nooit bewezen. Volgens mij werd e^x geïntroduceerd als lim (1+x/n)^n, en daarvoor zou dan toevallig gelden dat d/dx e^x = e^x , maar dat is niet helemaal duidelijk.
De elementaire behandelingen hiervan verschillen nogal. Soms wordt eerst ln x geïntroduceerd via de nog ontbrekende primitieve van x-1 en dan is ex uiteraard de inverse functie. Via de kettingregel is dan ook duidelijk dat ex zichzelf als afgeleide heeft. Het is ook mogelijk te beginnen met de afgeleide van glog x via de definitie van de afgeleide, dat dan aanleiding geeft (via een substitutie h = kx) tot het beschouwen van de limiet voor k→0 van (1+k)1/k, en daarmee de introductie van het getal e. De afgeleide van glog x blijkt dan x-1∙glog e te zijn, waarmee de speciale status van de natuurlijke logaritme ook meteen duidelijk wordt, immers voor g = e reduceert dit tot x-1. Daarna is de behandeling van de afgeleide van de exponentiële functie ax niet moeilijk meer en komt de bijzondere status van ex ook niet uit de lucht vallen.quote:Op donderdag 5 mei 2011 19:34 schreef thenxero het volgende:
[..]
Dat je er een k voor zet komt inderdaad door de kettingregel, maar dat de afgeleide van e^x gelijk is aan e^x is bij mij nooit bewezen. Volgens mij werd e^x geïntroduceerd als lim (1+x/n)^n, en daarvoor zou dan toevallig gelden dat d/dx e^x = e^x , maar dat is niet helemaal duidelijk.
Je doet hier iets wat niet klopt. eh is niet gelijk aan lim h→0 (1+h) = 1.quote:
h is gedefineerd als 1/n dus klopt welquote:Op donderdag 5 mei 2011 20:53 schreef Riparius het volgende:
[..]
Je doet hier iets wat niet klopt. eh is niet gelijk aan lim h→0 (1+h) = 1.
Om aannemelijk te maken dat limh→0 (eh - 1)/h = 1 zou je wel een substitutie eh - 1 = k en dus h = ln(1+k) kunnen gebruiken.
Nee, het klopt echt niet. eh is niet gelijk aan limh→0 (1+h) = 1, want dan zou eh gelijk zijn aan de constante 1 en dat is niet zo. Dit is slechte didactiek (en slechte wiskunde).quote:Op donderdag 5 mei 2011 21:07 schreef Nelis89 het volgende:
[..]
h is gedefineerd als 1/n dus klopt wel
limh→0 eh = limh→0 (1+h)quote:Op donderdag 5 mei 2011 21:12 schreef Riparius het volgende:
[..]
Nee, het klopt echt niet. eh is niet gelijk aan limh→0 (1+h) = 1, want dan zou eh gelijk zijn aan de constante 1 en dat is niet zo. Dit is slechte didactiek (en slechte wiskunde).
Dit is juist, maar het verandert niets aan mijn bezwaren. Wat je hierboven bij de bepaling van de afgeleide van ex doet is niet correct.quote:Op donderdag 5 mei 2011 21:22 schreef Nelis89 het volgende:
[..]
limh→0 eh = limh→0 (1+h)
h = 1/n
limn→∞ e1/n = limn→∞ (1+1/n) = 1
Jaja, zit 1 keer een klein foutje in. Voorlaatste regel moet starten met lim h→0quote:Op donderdag 5 mei 2011 21:28 schreef Riparius het volgende:
[..]
Dit is juist, maar het verandert niets aan mijn bezwaren. Wat je hierboven bij de bepaling van de afgeleide van ex doet is niet correct.
Nee, er zit een principieel probleem in je afleiding. Je vervangt in feite eh door 1 + h en probeert dat te legitimeren door erop te wijzen dat:quote:Op donderdag 5 mei 2011 21:33 schreef Nelis89 het volgende:
[..]
Jaja, zit 1 keer een klein foutje in. Voorlaatste regel moet starten met lim h→0
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 | % per row een oscillator: frequency, amplitude en een phase. De eerste twee zijn in mijn model stimulus node en de overige 4 recognition. De phases van de recognition zijn random tussen [0,2pi] gekozen. T=[14,4,0; 21,4,0; 10,1,rand(1)*2*pi; 15,1,rand(1)*2*pi; 20,1,rand(1)*2*pi; 25,1,rand(1)*2*pi]; % Couplings, dus hoe ze met elkaar verbonden zijn. In mijn model, alles is met coupling 1 gekoppeld op de verbindingen tussen de stimulus na (die is 0) NS = 2; NR = 4; K = []; for i = 1:NS+NR M = []; for j = 1:NS+NR if (i<=NS && j <=NS && i ~= j) M = [M, 0]; else M = [M, 1]; end end K=[K; M]; end % Kuramoto's equation % wat in het plaatje staat. t=[0:0.01:0.5]; % delta T dus 0.01. pM = zeros(NS+NR,length(t)); % de differenties van pM for k = 1:length(t) tt = t(k); if tt == 0 for n = [1:NS+NR] pM(n,1) = T(n,3); % op het eerste tijdstip is het gewoon waar we mee begonnen end else for n = [1:NS+NR] uit = 0; for i=[1:NS+NR] uit = uit+T(n,2)*T(i,2)*K(i,n)*sin(pM(i,k-1) - pM(n,k-1)); % kuramoto binnen de sum end pM(n,k) = ((uit+T(n,1))/(2*pi))+pM(n,k); % alles opgeteld en een /(2*pi) erbij (in me paper) end end end xM = repmat(T(:,2),[1,length(t)]).*cos(pM); % hoe ze frequentie volgens de paper berekenen % xM = repmat(T(:,2),[1,length(t)]).*sin(repmat((2*pi*T(:,1)),[1,length(t)])+pM); % zou werken voor een lijn tekenen plot(t,xM(1,:),t,xM(2,:),t,xM(3,:),t,xM(4,:),t,xM(5,:),t,xM(6,:)) |
Forum Opties | |
---|---|
Forumhop: | |
Hop naar: |