In verschillende topics heb ik de discussie voorbij zien komen met betrekking tot in hoeverre ondernemingen een maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben in hun bedrijfsvoering; interessant genoeg voor een eigen topic, mijn inziens (voor samenvatting, zie laatste alinea).
Met betrekking tot deze vraag kun je vanuit verschillende zienswijzen redeneren. De makkelijkste uitweg in deze is wellicht te beargumenteren dat bedrijven geen enkele verantwoordelijkheid hebben, buiten die tot hun aandeelhouders en die met betrekking tot hun contractuele verplichtingen. Deze zuiver liberale opvatting voorkomt een hoop gedoe; er hoeft geen discussie plaats te vinden over hoe ver de verantwoordelijkheid van bedrijven gaat (die is tenslotte al scherp afgebakend, en voor derden feitelijk van geen enkel belang), en er hoeft ook op geen enkele manier toezicht op deze verantwoordelijkheid te worden gehouden, laat staan dat die hoeft te worden gehandhaafd. Echter, wanneer je de realiteit bekijkt is dit een wel erg ideaaltypische en theoretische blauwdruk voor iets dat in de prajtijk niet blijkt te bestaan. Zelfs in landen met een zgn. Angelsaksisch model woeden er regelmatig discussies over hoe ver ondernemingen in hun gedrag mogen gaan, en worden hier nog regelmatig correcties op aangebracht. Daarnaast bestaat er - althans, binnen de Westerse wereld - redelijke consensus over wat ontoelaatbaar is met betrekking tot strafrechtelijke en anderszins juridische normen, en worden deze ook vrij strikt gehandhaafd.
Reëel gezien spitst de vraag zich dus niet toe op of bedrijven een maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben, maar tot hoever deze opgaat. In het al eerder genoemde Angelsaksische model lijkt dit nog redelijk beperkt te zijn; totdat - bijvoorbeeld onder invloed van 'schandalen' - de electorale druk zo hoog wordt dat een overheidsorgaan zich gedwongen voelt in te grijpen. Arie Elshout, adjunct-hoofdredacteur van De Volkskrant, spreekt in deze ook wel van zelfcorrigerend kapitalisme. Een argument hiervoor is onder andere dat het kapitalisme in de kern onaangetast blijft, en dat er enkel wordt ingegrepen wanneer dat ook werkelijk door een grote meerderheid gewenst blijkt - m.a.w., onnodige regulering wordt zoveel mogelijk voorkomen. Daarnaast ligt er een sterke nadruk op de welbekende civil society om mogelijke misstanden aan de orde te stellen en bedrijven op hun verantwoordelijkheid te wijzen.
De historische tegenhanger van het Angelsaksische model is het zgn. Rijnlandse model; in dit model is de maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven min of meer vanzelfsprekend. Dit gaat meestal gepaard met een sterke invloed van werknemersorganisaties en andere belangengroeperingen, de zgn. stakeholders. Wanneer bedrijven dreigen de - geschreven dan wel ongeschreven - maatschappelijke normen met de voeten te treden, komen deze organisaties in actie om de betreffende bedrijven te corrigeren, en waar noodzakelijk verdere actie te ondernemen. Een vaak gehoord argument voor dit model is dat de nadruk ligt op een evenwicht tussen verscheidene heersende belangen, en dat daardoor minder conflicten intstaan tussen verschillende actoren.
Uiteraard heeft elk model ook zo zijn nadelen; bij het eerste - klassiek liberale - model geldt vooral dat het een vrij theoretisch model is; in de praktijk blijkt de maatschappij vrijwel altijd een grote invloed uit te oefenen op ondernemingen. Voor het Angelsaksische model geldt het vaak gehoorde kritiekpunt dat bedrijven uiteindelijk grotendeels hun eigen gang kunnen gaan, en daarmee niet alleen economische voorspoed brengen, maar ook zekere lasten afwentelen op de maatschappij, zoals milieuvervuiling en 'sociale dumping', en daarmee de tegenstellingen in de maatschappij vergroten, wat weer allerlei conflicten kan opleveren. Het Rijnlandse model wordt vaak bekritiseerd om haar stroperigheid: bedrijven zitten te veel vast aan maatschappelijke normen, waardoor ze zich slecht kunnen aanpassen aan veranderingen in allerlei omstandigheden, wat hun concurrentiepositie uiteindelijk aantast.
Moeten we maar alles haar gang laten gaan? Moeten we dan maar vertrouwenop het zelfcorrigerende karakter van kapitalisme? Het resultaat van de meest recente Kamerverkiezingen geeft toch eerder het beeld dat veel mensen geen afscheid willen nemen van de normen en instituties die ons polderlandje lang hebben gekarakteriseerd. Of is dat een achterhoedgevecht? Tenslotte, zoals een hoogleraar bedrijfskunde aan Nyenrode een tijdje terug zei: als de ene partij rugby speelt, terwijl de andere vasthoudt aan de spelregels van het cricket, is wel duidelijk wie wint.