De Telegraaf:
quote:
HEADLINE: In zijn eigen wereld
HIGHLIGHT:
Mooi portret van welbespraakte, eigenzinnige Drs. P.
BODY:
Fascinatie. Dat is eigenlijk het enige woord dat bij Heinz Polzer naar boven komt. In de nadagen van zijn leven lijkt de afstand nog groter dan destijds. Alsof het een surreele film betrof, staarde hij in 1940 naar de vlammen die Rotterdam verteerden. Heinz stond op het dak van een gebouw in de Witte de Withstraat en zag hoe de ineenstortende Bijenkorf de hemel bezaaide met een vonkenregen.
Zijn pand was zo ongeveer het enige dat niet door de Duitse bommenregen was verwoest. In zijn handen bungelde een brandspuit. Zijn aanwezigheid was totaal zinloos. Deze hel, waarbij Dante's Inferno verbleekte, zou hem nog verder van de realiteit van het leven verwijderen.
Observator
Het waren geen angst, machteloosheid of compassie die hem beroerden, maar fascinatie. Het was bedroevend wat hij zag, maar hij ervoer het als een buitenstaander. Heinz, die wij later zouden leren kennen als de zich enigszins uitzonderlijk gedragende Drs. P., had afstand van de wereld genomen. Van participant was hij observator geworden.
Zestig jaar later slijt hij zijn dagen in de lobby van een groot Amsterdams hotel. Toeristen uit de hele wereld trekken als een traag stromende rivier aan hem voorbij. Het frustreert hem dat zijn ogen hem daarbij hinderen. Een observator kan niet zonder. Hij is nog altijd met zijn vrouw Mieke. Elke avond komt hij thuis. Maar het is al lang geleden dat zij besefte dat haar man voor een groot deel in zijn eigen wereld leeft. Bij mooi weer schrijft Drs. P. zijn verzen in de tuin.
Zijn connectie met de buitenwereld is de in Antwerpen woonachtige Paul Ilegems, docent aan de kunstacademie aldaar. Een vriend met wie hij intensief correspondeert in de zogenoemde 'Olleke Bolleke'-versvorm. De vruchten van hun samenwerking worden door uitgeverij Meulenhof tot boekjes gebundeld en vinden al jaren gretig aftrek bij een specifieke groep aanhangers.
Zijn leven lijkt grote overeenkomsten te vertonen met Voskuils 'Het bureau'. Zonder grote emotie wordt het leven geleefd. Bij het beeindigen van ons gesprek zal ik hem nog vele jaren in goede gezondheid wensen. Maar dat is niet nodig, zo deelt hij droogjes mede: "Ik hecht niet meer zo aan het leven."
Het is geen verbittering, want hij heeft naar eigen zeggen een mooi leven geleid. Maar er is gewoonweg niet veel meer waar hij warm van wordt. De degeneratie van de nieuwe generaties, het verliezen van het oog voor detail. Afschuw is misschien een te sterk woord. Weerstand om verder te gaan past waarschijnlijk beter. Nee, zijn tijd is voorbij.
Drs. P. zag in 1919 in het Zwitserse Thun het levenslicht. "Een trouwhartig dorp. Zwitserland past goed bij mij. De mensen zijn er hoffelijk en het is er ordentelijk. Hoewel ik inmiddels meer dan vijftig jaar in een redelijk chaotisch Amsterdam resideer, koester ik die stijl nog altijd."
Hoe het kwam weet hij zelf niet, maar Drs. P. dook al vlug met zijn neus in de boeken en creeerde daar zijn eigen wereld. "Ik heb ze allemaal gelezen, van Jules Verne tot de grote filosofen. Maar ik moet u waarschijnlijk teleurstellen als ik u vertel dat ik mij juist bij Verne thuis voelde. Ik straal misschien de academicus uit, maar ik wil niet stoffig en grijs zijn."
"Veel meer houd ik van de fantasie, die is veel rijker. De behaaglijkheid van weloverwogen taalgebruik heeft mij altijd sterk bekoord. Het mag voor mij echter nooit uitmonden in het archaische woordgebruik zoals Reve dat deed."
Dat taalgebruik zou hij zich eigen maken en zou uitgroeien tot zijn handelsmerk. Hij werd 'ontdekt' door Willem Duys die, gefascineerd door de entree die hij maakte, de naam Drs. P. opperde. "Het dualistische zit zeer sterk in mij. Hoewel ik sterk op mijn privacy ben gesteld, schuw ik het optreden in het openbaar niet. Ik ben misschien een beetje ijdel, maar beslist niet krampachtig daarin. Bovendien is het een zeer aangename manier om aan geld te komen."
Afgezworen
Maar die optredens heeft hij reeds lang geleden afgezworen. "Ik heb ook nooit meer mijn 80 dichtbundels gelezen of het dozijn langspeelplaten beluisterd die ik heb opgenomen. Het zijn herinneringen die in mijn geest voortleven."
De zoon van een Oostenrijkse vader en een Nederlandse moeder kwam na de scheiding van zijn ouders op 3-jarige leeftijd naar Nederland, waar hij later bedrijfseconomie in Rotterdam ging studeren. Zijn keus voor deze stad kwam voort uit een bijna kinderlijke naiviteit. "Het was mij grotendeels volledig ingegeven door het vierde deel van het boek van Merijntje Gijzen, waarin een jongetje naar de Maasstad trekt omdat in de haven altijd iets valt te beleven..."
Toen hij tijdens de letter M op de bureauredactie van de Winkler Prins-encyclopedie een aanstelling kreeg, kwam hij voor het eerst direct in aanraking met taal. "Ik mocht zelf teksten schrijven, dat vond ik mooi werk." Maar de letter Z naderde dreigend. Juist op tijd vond hij een nieuwe baan als copywriter bij reclamebureau Lintas, dat hem al snel voor acht jaar uitzond naar hun kantoor in het Indonesische Jakarta. "De jaren vijftig, het was een mooie tijd. Ik wilde altijd al graag reizen en heb dat tot redelijk hoge leeftijd volgehouden."
Maatschappelijke ambitie heeft hij nooit gekend. "Ik heb altijd maar zo'n beetje aan de zijlijn gelopen. Ik hou van poezen, ik voel verwantschap. Ze zijn eigenwijs, gaan hun eigen weg. En als het einde daar is zijn ze ineens verdwenen. Het ga u goed..."
Het Parool:
quote:
HEADLINE: 'Rijmkundige' hoeft zichzelf niet te zien op televisie: 'Ik wil er niets mee te maken hebben' ; 'ik vond het avontuurlijk en in veel gevallen ook erg aangenaam'
BYLINE: PAROOL
BODY:
Monique Brandt
Het zal best een hele eer zijn. Maar toch zal de hoofdpersoon van de Close Up-documentaire Drs. P: niet van talent gespeend, zondag zelf niet kijken. "Ik kijk nooit naar mezelf op televisie, zoals ik ook geen platen van mezelf draai. Ik ben absoluut niet beschaamd over die platen, net zoals ik hoop niet beschaamd te moeten zijn over de filmopnamen, maar ik wil er niets mee te maken hebben," klinkt het gedecideerd. Drs. P (87), alias Hein Polzer is, voorzien van koffie en sigaren, zojuist aangeschoven op zijn vaste plek in de tuinen van hotel Pulitzer op de Amsterdamse Keizersgracht.
De van geboorte Zwitserse plezierdichter met het omvangrijke oeuvre schrijft tegenwoordig uitsluitend nog voor tijdschrift De tweede ronde en het wijkblad. Optreden doet hij ook al bijna tien jaar niet meer, maar desondanks wordt hij nog bijna dagelijks op straat aangesproken. "Dat gebeurt gelukkig altijd op een prettige en beheerste manier. Ik ben geen popster. Ik word niet aangeraakt, men zeurt niet bij mij. Men zegt: 'Ik geniet van uw liedjes' of: 'Ik lees u graag' en daarmee is het afgedaan."
En zo is het mooi, wat hem betreft. 'Dr. Pulitzer', zoals hij in kleine kring ook wel bekend staat, zat dan ook echt niet te springen om een tv-portret. Uiteindelijk is het er, na heel veel aandringen van de kant van maker Frank van Osch, toch van gekomen. Met medewerking van Polzer zelf, dat ook nog. Maar nu wil hij er niet al te veel klinkende volzinnen meer aan vuil maken. "Er werd nogal op aangedrongen en ik ben gezwicht. Het zal hoofdzakelijk over mijn werk gaan. Ik meen dat ik ook nog wel in beeld kom, wandelend. En ik ben nog even geinterviewd."
Waarom hij niet wil kijken? "Het is misschien een neiging het verleden te laten rusten.Wat voorbij is moet je in het archief opbergen en nooit meer bekijken. Neem bijvoorbeeld de studententijd. Het is nimmer bij me opgekomen om een reuenie mee te maken. Je studeert, je bent lid van het corps, je hebt buitengewoon veel plezier, je moet ook aan de wetenschap doen, je studeert af en dan is het een gesloten boek geworden."
In de film worden beelden van humoristische Drs. P-klassiekers Dodenrit, Veerpont en Knolraap en lof, schorseneren en prei, afgewisseld met gesprekken en interviews. Twee jaar geleden alweer, rond zijn uitbundig gevierde, 85ste verjaardag, werd met het idee voor de film bij hem aangeklopt, maar aanvankelijk weigerde hij. Terugkijken hoeft niet voor hem, benadrukt hij nog maar eens. Om vervolgens zelf in gedachten uitgebreid terug te gaan in de tijd. Naar zijn persoonlijke 'Gouden Eeuw' in Indonesie bijvoorbeeld, waar de als bedrijfseconoom afgestudeerde Polzer door reclamebureau Lintas vanaf 1954 een paar jaar werd gestationeerd. "Een bijzonder mooi land, een beleefd klimaat. In de tropen gaat de zon op, schijnt vlijtig tot zes uur en zinkt even gezwind als die opgekomen is. Je weet het en je houdt er rekening mee en hebt niet dat gezeur en getob van 'zouden we het licht niet al aan doen?'"
Dat reizen zat hem trouwens in het bloed. De Filippijnen, China, de Verenigde Staten, Finland, waar is hij eigenlijk niet geweest? "Toen ik jonger was dacht ik zelfs dat ik, als ik op leeftijd zou zijn, in Costa Rica zou wonen - rustig, geriefelijk en lommerrijk. Toen ik het bezocht, het is al enige tijd geleden, was het vergelijkbaar met Zwitserland wat betreft ambiance en burgerzin. Er was ook een maximumsnelheid van. Ideaal."
Het liep allemaal anders. De 'rijmkundige' werd een televisiepersoonlijkheid. Willem Duys, zijn vroegere Lintas-collega, verzon in 1965 hoogstpersoonlijk zijn merknaam: "Meesterlijk: het is kort en vermoedelijk zonder spelfouten te schrijven." Als Drs. P werkte hij vervolgens mee aan tal van programma's op radio en televisie, tot optredens in Toppop en Op losse groeven aan toe. "Ik heb mezelf echter nooit zozeer als tv-vedette gezien, maar ik aanvaardde wel de situatie dat er door een aantal mensen op mij werd gelet en dat men daar geen spijt van had. Ik vond het avontuurlijk en in veel gevallen ook werkelijk erg aangenaam om dit te verrichten, maar het idee: ik ben een ster, kwam niet bij me op. En waarschijnlijk tot mijn geluk, want mensen die zichzelf beschouwen als ster, leiden een tamelijk riskant bestaan. Als ze aan het einde van hun krachten zijn, moeten ze waarnemen hoe het publiek en de publiciteit afneemt, en dat is dan smartelijk. Ik had het zeer grote voordeel dat ik al het een en ander achter me had. Ik had gestudeerd en ik had gereisd en dus een grotere horizon dan iemand die meteen begint op te treden en verder niets leert of weet."
Het rijmen bleef echter altijd het leukste wat hij zou kunnen bedenken. "Ik zou het kunnen vergelijken met het werk van een landschapsschilder. Die ziet dat het mooi weer is en trekt erop uit. Hij zoekt een landschap, en vult het doek: geboomte, een beekje, hij voegt er wat mensen aan toe om het levendig te maken, in de lucht vliegt wellicht een vogel. Zo vult hij die paar vierkante meters op. Het is net plezierdichten: het zeer doelbewust aandachtig hanteren van de Nederlandse taal in een strak kader. Dat is werkelijk heerlijk werk."
Als groot liefhebber van het Nederlands kijkt hij met weemoed terug op de tijd toen het in zijn ogen nog een veelzijdige en wendbare taal was. "Het Nederlands dat je nu in de krant leest en in zeer veel boeken is armoedig geworden."
Zelf hoopt hij, al is dat misschien een tikkeltje te idealistisch, dat zijn werk een steentje bijdraagt aan de liefde voor en het behoud van de taal. Dat de film mensen kan aanzetten tot het lezen van zijn werk, is dan toch wel weer meegenomen.
"Jan Boerstoel heeft eens een gedicht gemaakt over een acteur die zichzelf op televisie ziet. Hij is al in zijn nadagen maar het is een oude opname en hij denkt dan: ja, zo moet het, kon ik het nog maar zo! Want die tijd is verstreken, hij is niet meer toe in staat. Maar hij is erg bevredigd dat hij het toen wel kon. Dat is dan een soort traktatie."