Ik mis je.
Zo erg dat het pijn doet in mijn hele lichaam.
Ik wil je weer zien, ik wil je weer voelen, ruiken, aanraken.
En toch is het nog maar zo kort geleden dat ik afscheid van je heb genomen. Jij, mijn liefste, mijn trouwste metgezel, mijn steun en toeverlaat, mijn net - nog -geen bedgenoot, het is over. Voorgoed over.
Niets vrienden blijven. Ik weet het, ik zou dat graag willen, maar het kan niet, het mag niet. Je weet toch, voordat je het weet hang je weer aan me lippen en verlang ik weer net zo heftig naar je als vroeger.
Vroeger, mijn god, ik stond met je op en, nou ja....
Hoeveel avonden hebben we niet tot laat doorgezakt, jij en ik?
Wat gingen we vaak samen uit, een onafhankelijk duo.
Kun je je nog herinneren dat ik je mee had genomen naar vrienden van mij?
Wat was dat gênant Eén blik op jou en het was gebeurd.
Je was niet welkom. Ik heb voor je gevochten, gestreden, maar het hielp niet.
Jij, mijn trouwe vriend, mocht niet mee naar binnen.
Nu we afscheid van elkaar hebben genomen, durf ik je wel te vertellen dat ik mijn vrienden wel begreep.
Iets wat ik destijds niet wilde laten merken, zeker niet aan jou.
Nee lieve schat, het is geen trap na, het is meer een ontwaken, een bewustzijn, het is da realiteit waarin jij op dat moment niet paste. Maar het blijft gek, een gemis, een onbestendig hol gevoel.
Je was zo'n vast punt in mijn leven, zo aanwezig.
En ineens ben je weg, voor altijd. Weg ben je, maar nog niet van binnen.
Van binnen ben je nog bij mij, maar met het voortschrijden van de uren, dagen en maanden zal jouw herinnering langzaam vervagen, verdwijnen, totdat niets meer herinnert aan je dominante aanwezigheid, je kracht je verwoestende kracht, waarin je niets en niemand ontzag.
Als je bij mij wilde zijn, of liever gezegd, als ik behoefte had aan jouw gezelschap, dan was geen berg te hoog, geen afstand te ver, dag of nacht, zomer of winter, het maakte niet uit, wij werden als magneten naar elkaar toe getrokken. Ik vond je zo mooi, zo rank, zo slank, en sterk.
Het liefste zag ik je in pak, prachtig vond ik dat, lichtglanzend, mijn hemel wat een genot als ik dat pak van je af mocht pellen, zodat jij in al je naaktheid en schoonheid naar buiten kon komen.
Ik mocht je pakken, ik mocht je nemen zo vaak als ik wilde, totdat je helemaal op was.
We konden niet zonder elkaar, of kon ik niet zonder jou?
Zelfs nu ik je drie dagen niet gezien heb, voel ik je aanwezigheid.
Ik mis je, ik wil je, ik voel me leeg en verlaten, ik bijt m'n nagels kapot....
En toch toegeven aan dat wanhopige verlangen is voor mij geen optie.
Niet meer en nooit meer.
Ja, ik weet dat je een verklaring wilt en misschien heb je daar ook wel recht op. Je bent al zo vaak aan de kant gezet, gedumpt, vervloekt en verbannen; pas in moeilijke tijden mocht je weer komen opdraven.
Ik weet dat je dat als een overwinning beschouwde en daar heb ik het moeilijk mee.
Jouw liefde is niet onbaatzuchtig, de prijs is te hoog, in ieder geval voor mij.
Ik weet dat je een hartenbreker bent, maar je schoonheid is aan het verbleken en dat weet je.
Vroeger was je een graag geziene gast, overal en bij iedereen, maar dat word minder, veel minder.
Je geeft ook te weinig, echt waar, je neemt alleen maar, je vreet je weg naar binnen, ook bij mij.
Je verwoeste me, je maakte me kapot onder de ogen van me kinderen.
Ik kan het dat niet toestaan, ik wil dat niet en ik hoef dat niet in mijn leven.
Het is hard en het is moeilijk, maar het is de waarheid: ik hou niet meer van jou, ik laat je los, ik laat je gaan, voor altijd, voorgoed.
Dag sigaret...........dag.