Aardig interview Met de CDC over uruzgan
http://www.vn.nl/vn/show/id=64590 19-08-2006 Interview Generaal Dick Berlijn De commandant der strijdkrachten (‘CDS’) over de missie-Uruzgan: ‘We zijn daar in Uruzgan primair voor de wederopbouw, maar we zijn niet gek. We hebben ook de spullen om af en toe een lel uit te delen aan de mensen die dat proces van opbouw niet zien zitten.’
Door Ko Colijn
Op defensie is jaar in, jaar uit bezuinigd, want wat moesten we er na de koude oorlog nog mee. De organisatie begon hier en daar aan zichzelf te twijfelen. Werd ze niet meer gewaardeerd door de burgermaatschappij? Srebrenica, Eritrea, Kosovo, Irak, het waren niet allemaal even gelukkige expedities. Dat was de achtergrond van een essaywedstrijd, anderhalf jaar geleden, voor het defensiepersoneel. De opdracht was: op zoek naar de sympathie van een onverschillige natie. De krachtige diagnoses waren niet van de lucht: ‘use it or lose it’, ‘out of sight, out of business’, ‘defensie is een logge doofpotmachine zonder uitstraling’. Een van de winnende essays gaf de aanbeveling dat defensie op de divan moet, in relatietherapie met de samenleving.
‘Use it or lose it, die kreet spreekt me wel aan,’ zegt commandant der strijdkrachten Dick Berlijn. De krijgsmacht zit niet stil, benadrukt hij: ‘We doen wat de wereld vraagt, we zijn een rijk en verantwoordelijk land, en als de samenleving wil dat we aan dergelijke operaties meedoen zijn we dat aan onze stand verplicht. Als we de zeven en een half miljard die de samenleving in ons investeert niet waarmaken, dan verspelen we de steun. In het verleden heeft defensie zich misschien wel eens wat arrogant opgesteld. De krijgsmacht hoeft niet in relatietherapie, maar ze moet zich wel heel bewust zijn van het mechanisme out of sight, out of business.’
De essaywedstrijd laat zien dat defensie er nog niet goed uit is hoe de steun van de samenleving kan worden versterkt. Een grote groep inzenders dubt over de aard van de missies en ‘de hoogte in het geweldspectrum’. Moet Jan Soldaat zich dicht bij huis goed zichtbaar nuttig maken met het ophokken van kippen of het sjouwen van zandzakken langs de Maas? Of moet hij zich ver van huis op de Afghaanse jachtvelden manifesteren met Apache-helikopters? Of moet defensie gewoon het zoveelste uitstralingsprobleem oplossen?
Berlijn: ‘De imagovraag is niet de goede. De sleutelvraag is en blijft wat de samenleving van ons vraagt. Daar moet je niet zelf in willen sturen. Als het moet, ondernemen we “harde” missies dicht bij huis. En we doen ook zogenaamd zachte missies ver weg, neem de hulp na de orkaan Katrina. Onze waarnemingsmissie in Soedan oogt misschien niet spectaculair, maar is heel belangrijk. En ik denk dat maar weinig mensen weten dat we tot op de dag van vandaag al dertig jaar met waarnemers in Libanon zitten, en dat we nog steeds vierhonderd man in Bosnië hebben.’
Houdt het militaire bolwerk zichzelf toch niet te veel schuil?
‘Het beeld van de onzichtbare logge doofpotmachine herken ik niet. Misschien is er een element van beroepsdeformatie. Mensen die lang in de organisatie zitten, hebben de neiging om te zeggen: als er een probleem is, dan lossen we dat zelf wel op. Dan keert men zich naar binnen. Tot op zekere hoogte is dat niet verkeerd. Maar de samenleving moet ons zien als een organisatie die af en toe met de billen bloot durft. Het zou fnuikend zijn als we dat afhielden. We zijn niet bang als de ongevallenraad van Pieter van Vollenhoven komt kijken.’
Moeten de communicatiebureaus en marketingspecialisten defensie beter in de markt zetten?
‘Ik vind dat we moeten overkomen als een fatsoenlijke organisatie waar je een beetje trots op kunt zijn. Ik vind het hartstikke leuk dat de radiozender Uruzgan.FM op gang is gekomen. Dat is een initiatief uit de samenleving geweest, een teken van meeleven waar we niet zelf achteraan hebben gezeten. Ook de werving loopt goed. Defensie lijkt geen last te hebben van een Uruzgan-effect. Vroeger liepen de aanmeldingen bij ons wel eens terug als het met de economie beter ging, maar daar merken we nu ook niets van.’
Is Dick Berlijn, van wie wordt gezegd dat hij van alle bevelhebbers het vaakst bij de ministerraad op bezoek gaat, een ‘politieke’ CDS?
‘Het politieke primaat staat volstrekt buiten kijf. Een politieke commandant der strijdkrachten ben ik alleen in die zin dat ik me bewust ben van het politieke krachtenveld. Als ik in de kranten zie dat bepaalde aannamen in een discussie over een missie niet kloppen, vraag ik natuurlijk wel aan mijn minister om daar iets aan te doen. Maar ik schipper niet met mijn militaire advies, ik buig dat niet bij omdat de politiek dat zo graag zou willen. Ik ben maar een keer of drie in de Treveszaal bij de ministerraad geweest. Dan ging het om de inlichtingensituatie, de uitvoerbaarheid van de missie, heel concrete feiten. Ik geef goudeerlijk advies. Ik kan adviseren dat een missie uitvoerbaar is of niet, wat de risico’s zijn. Meer kan ik niet doen.’
U organiseerde vorig jaar december wel politiek getinte briefings voor journalisten, vlak voor het Uruzgan-debat.
‘Ja, maar dat deed ik niet op eigen houtje. Dat gebeurde op basis van het mandaat dat ik kreeg van mijn minister.’
Hebben we de trauma’s van de jaren negentig overwonnen?
‘Wij hebben lessen geleerd, soms heel zware – Srebrenica. De krijgsmacht is daar overheen; of de samenleving die trauma’s helemaal heeft overwonnen, weet ik niet. Onze mensen hebben nu betere spullen, een betere uitrusting; we nemen onze eigen verantwoordelijkheid, nemen binnen de Navo soms ook een iets andere positie in dan toen. In Uruzgan zijn we primair voor de wederopbouw, maar we zijn niet gek. We hebben ook de spullen om af en toe een lel uit te delen aan de mensen die dat proces van opbouw niet zien zitten. Dat mag nooit doorslaan naar: jongens, we gaan alleen maar knokken en af en toe een paar leuke dingen tussendoor doen. De twee uitersten, puur vechten en uitsluitend opbouw, zijn karikaturen. Onze focus is op opbouw, maar de werkelijkheid draagt kenmerken van allebei. We zijn nog maar net begonnen. We zijn intensief in gesprek met de gouverneur, met stamhoofden, as we speak, om te peilen waar de grootste behoefte aan is. We zetten een radiozender op om de bevolking duidelijk te maken dat we geen bezettingsmacht zijn. Ondertussen letten we goed op of we niet onder schot worden genomen.’
De Amerikaanse generaal Barry McCaffrey, ooit triomfator op de Highway of Death naar Bagdad tijdens operatie Desert Storm in 1991, reist nu als hoogleraar van de US Military Academy om het halfjaar naar Afghanistan om een situatierapport te maken voor de Amerikaanse regering. De laatste versie van juni is heel somber. De Taliban vochten drie jaar geleden in benden van hooguit tien man. Vorig jaar werden dat eenheden van honderd, dit jaar weten ze zich tot bataljons van wel vierhonderd man te organiseren. Hun wapens zijn beter dan die van het ANA (Afghaanse Nationale Leger). Hij zegt dat er eigenlijk een volle Amerikaanse divisie zou moeten vechten, opgetuigd met kanonneervliegtuigen, zware artillerie, en special forces om de terroristen uit te schakelen. En niet voor even, maar voor tien tot vijftien jaar.
‘Dat beeld van de Taliban zie je niet overal in Afghanistan. Je zou eigenlijk aan conflict mapping moeten doen, per gebied en dorp in kaart brengen welke vriendelijk en rustig zijn, en welke onder controle van de Taliban. Mijn idee is dat we van de vriendelijke naar de onvriendelijke, van makkelijk naar moeilijk moeten werken en niet overal tegelijk. Dat kun je inderdaad de inktvlekstrategie noemen, waar de Britten in Helmand nu ook voor lijken te kiezen. Wij stelden dat een jaar geleden al voor, maar dat werd door de internationale collega’s niet meteen toegejuicht.’
Berlijn pauzeert. Dan vastberaden: ‘De internationale gemeenschap moet een heel lange commitment tot wederopbouw aangaan, dat ben ik met McCaffrey eens. Ja, de Taliban lopen nu heel eenvoudig een dorp in en hangen een oma met haar kleinkinderen op, de bevolking is daar bang voor en zwicht voor terreur. Maar de diepe oorzaak is onveiligheid én onderontwikkeling. Die moet je wegnemen, dan heeft de Taliban geen kans. Ik ben het niet met McCaffrey eens dat je dat vooral met gunships en howitzers moet doen. De geschiedenis leert dat je zo geen insurgencies overwint.’
McCaffrey is ook niet aardig voor Nederland. Hij schrijft dat ‘het alom wordt geloofd dat Nederland een belangrijk doelwit is, vanwege de zwakke parlementaire steun’ voor de missie.
‘Ik hoor dat niet onder mijn Navo-collega’s. Integendeel. Het heeft ook een voordeel dat we in Nederland een goede en lange discussie hebben gevoerd. Iedereen begrijpt nu tenminste goed waar het om gaat. In andere landen zou een tegenslag misschien wel eens fellere reacties kunnen oproepen, omdat ze die discussie daar kort hebben gehouden. Ik heb geen aanwijzing dat de Taliban nu alles op alles zetten om juist ons uit die provincie te werken. En dan nog, uit alle contacten die we tot nu toe met de Taliban hebben gehad, zullen ze inmiddels wel door hebben gekregen dat we prima ons mannetje staan.’
Nederland bedong het vertrek van de oude gouverneur, Jan Mohammad. Maar er zijn berichten dat hij via de achterdeur, notabene met toestemming van president Karzai, weer terug is met een militie.
‘Jan Mohammad heeft bij zijn vertrek werkelijk alles meegenomen wat hij kon meenemen. Auto’s, geweren, bureaus, noem maar op, alles was leeg. Zo had de nieuwe gouverneur Munib inderdaad een zeer slechte uitgangspositie. Toen de situatie verslechterde bij Chora en in de Baloechi-pas heeft Jan Mohammad inderdaad een rare rol gespeeld en Karzai aangeboden om daar wel eens even de veiligheid te herstellen. Laat ik eerlijk zeggen dat wij daarbij misschien niet het perfecte overzicht hebben gehad. Munib was twee maanden geleden een beetje bangig, zat duidelijk in over zijn eigen veiligheid, maar nu oogt hij een stuk beter. Een dezer dagen trekt hij ook gebieden in waar zelfs Jan Mohammad zich niet vertoonde. Maar ik durf niet te zeggen of die nu van het toneel is verdwenen.’
De Taliban worden aangestuurd uit het Pakistaanse grensgebied. In de lokale pers stond dat Nederland begin april een overeenkomst op inlichtingenniveau met de Pakistaanse regering heeft gesloten.
‘Ja, minister Kamp is er geweest en ik heb contact gehad met mijn counterpart. We voeren onze spullen aan via de haven van Karachi, dus we hebben ondersteuning nodig. Tegelijkertijd weten we dat Pakistan, eh, hoe zal ik dat nu eens verwoorden, een ambivalent land is met zo zijn eigen uitdagingen. Of laat ik het anders zeggen: het land zit in een moeilijke positie, en de controle van de Pakistaanse overheid in dat grensgebied is een probleem. In de stad Quetta worden de operaties van de Taliban waarschijnlijk ook op een bepaalde manier gestuurd. Dat maakt onze operatie extra lastig.’
Nederland hamert op het verschil tussen de vechtmissie Enduring Freedom en de opbouwmissie ISAF, waarover wij nu het bevel voeren in Uruzgan. De Canadese commandant Brian Irwin zegt dat er wat hem betreft geen verschil meer is tussen het optreden van zijn mannen in de ene of de andere missie.
‘Ik ben het daar per-ti-nent niet mee eens. Dat zou het failliet van de missie zijn. Wij gaan er a priori heen om de veiligheid op te bouwen in dat gebied, en dat doen we door gouverneur Moenib te helpen om de politie op te bouwen, het leger te helpen effectief op te treden, banen te scheppen, irrigatiekanalen te graven, enzovoort.
We zijn niet zo naïef te denken er meteen met opbouwen te kunnen beginnen.
We hebben allerlei mensen daar zitten. Pantserinfanterie. Ook groene baretten, KCT’ers. (Korps Commandotroepen, VN). Die kun je inzetten als special forces, maar ook als verkenners van je taakgroep, zoals dat nu het geval is. Tijdens de deployment-fase hadden we met de luiken dicht op de basis kunnen blijven zitten, maar je kon de troepen er ook op uit sturen om ze de omgeving te laten verkennen. Ik wil en kan er niet meer over zeggen. Het klinkt misschien cryptisch, maar we houden ons precies aan de afspraken met het parlement. We hadden in de Baloechi-pas (waar Nederlandse soldaten half juli naar zeggen van Berlijn misschien achttien Taliban-strijders in een operatie doodden, VN) een heel unieke situatie. We hadden zeer directe aanwijzingen dat men vanuit die pas iets ging ondernemen tegen ons kampement. Dan kun je niet gaan zitten wachten tot de coalitiepartners van Enduring Freedom daar iets tegen gaan doen. Nee, we hebben onze eigen verantwoordelijkheid genomen. We hadden een gezamenlijk doel. Zij vanuit operatie Enduring Freedom, wij vanuit ons eigen mandaat. Het was in ons beider belang daar tegen op te treden, zonder elkaar voor de voeten te lopen.’
Zou je kunnen zeggen: wij waren bij dat gevecht bereid ons als aambeeld te gedragen, terwijl de troepen van Enduring Freedom de hamer waren?
‘Zo hebben we dat niet gespeeld. We hebben niet met een knipoog gezegd: als jullie nou zus doen, dan kunnen wij de zaak zo afmaken. Ik kan niet zeggen wie het initiatief nam. Zo werkt dat niet. Er ligt een intel-plaatje (informatie van intelligence, VN), en dan volgt er een periode van goed overleg met de bondgenoten: wij gaan dit doen, jullie gaan dat doen, hoe kunnen we elkaar niet voor de voeten lopen.’
Defensie biedt journalisten op weekbasis aan om als embedded verslaggever mee te gaan naar Uruzgan. De journalist Joris Luyendijk heeft zijn gedachten over deze nieuwsvoorziening. Als opperbevelhebber Dick Berlijn in een dienstmededeling zegt dat ‘de’ bevolking van Uruzgan blij is met de komst van de Nederlandse militairen, zegt Luyendijk: ‘Zet in de krant dat je Berlijn hebt gevraagd hoe hij dat weet en dat hij daarop geen zinnig antwoord kan geven. Of stel de vraag hoe hij een volkspeiling heeft gehouden in een provincie zonder communicatiemiddelen. Dat is journalistiek van de eenentwintigste eeuw.’
‘Ik heb natuurlijk geen huis-aan-huisenquêtes in de provincies gehouden, ik baseer mijn uitspraken op de contacten die we hebben met de dorpsoudsten via de patrouilles die we nu lopen.’
En dan nu de human interest vraag. Elke beschrijving van Dick Berlijn schildert hem af als ideale schoonzoon, het vleesgeworden aanzien van de krijgsmacht. Hoe ziet die schoonzoon zichzelf?
‘Ik zit hier niet om over die rol na te denken, ik zit hier als CDS.’ De persoonlijk voorlichter van de generaal schiet hem te hulp: ‘Het imago van de generaal is dat van de hardwerkende professional. Minstens tachtig uur in de week. Hij is dus absoluut niet de ideale schoonzoon.’
You're a fucking ugly bitch. I want to stab you to death, and then play around with your blood.