Nog een leuk stukje van vriend Wilders:
Geert Wilders
Wat is er toch gebeurd in Nederland de afgelopen 25 jaar? In 1982 weigerde ons staatshoofd nog rabbijnen te ontvangen die haar geen hand wilden geven. Haar besluit om dit van moslimmannen wel te accepteren is door premier Balkenende geprezen als een uiting van voorbeeldige tolerantie.
9 juni 2006
Deze aanpassing is volgens Geert Wilders en Bart Jan Spruyt (Groep Wilders / Partij voor de Vrijheid) een heilloze weg die tot een ontkenning van onze Nederlandse waarden en normen leidt.
door Geert Wilders en Bart Jan Spruyt (Groep Wilders / Partij voor de Vrijheid)
Koningin Beatrix heeft eind vorige week de jubilerende Mobarak Moskee aan de Oostduinlaan in Den Haag, de oudste moskee van Nederland, met een bezoek vereerd. Alhoewel de moskee in de pers 'liberaal' werd genoemd, ging zij akkoord met de wens van de mannelijke bestuurders dat zij haar geen hand zouden geven. Op kousenvoeten betrad zij de moskee, en nadat de sprekers haar hadden gewezen op de speciale band tussen Nederland en de moslimwereld en op het vredelievende karakter van het islamitische geloof, kreeg ons staatshoofd bij haar vertrek een zware boekenbox met een vijfdelig Korancommentaar cadeau. De voorzitter van de Ahmaddiyya beweging in Nederland verklaarde dat hij de koningin had mogen uitleggen waarom moslims geen handen schudden met de andere sekse, en de koningin had hier volgens hem alle begrip voor getoond.
Premier Balkenende hield eerder deze week een toespraak in Zwartsluis en prees de manier waarop het staatshoofd zich had gedragen. In een pleidooi voor tolerantie noemde hij haar optreden voorbeeldig.
Die lovende uitspraak van de premier komt in een ander licht te staan wanneer we een vergelijkbaar voorval in herinnering roepen uit de begintijd van Balkenendes voorganger en partijgenoot Lubbers. De Conference of European Rabbis belegde haar tweejaarlijkse bijeenkomst in 1982 in Amsterdam, en een oude gewoonte volgend, werden er toen ook voorbereidingen getroffen voor een audiëntie bij het staatshoofd. Kort na de oprichtingsvergadering van dit Europees Rabbinaal Congres, in 1957 in Amsterdam, had koningin Juliana de deelnemers hartelijk ontvangen op paleis Soestdijk om hun betuigingen van respect in ontvangst te nemen. De joodse gedelegeerden waren zelfs een beetje beduusd geweest van de hartelijke ontvangst, die getuigde 'van een persoonlijke belangstelling en hartelijkheid, van een attentie tot in kleinigheden, die verre uitging boven de formele hoffelijkheden die men bij zulke gelegenheden verwacht'. Alle gedelegeerden waren één voor één aan de koningin voorgesteld, 'hetgeen steeds met een hartelijke handdruk en een enkel vriendelijk woord gepaard ging' (Nieuw Israëlitisch Weekblad, 15 november 1957).
In 1982 vroeg toenmalig hofmaarschalk Pym Osieck aan E. M. Maarssen, die de audiëntie namens de joodse conferentie met het hof besprak, of er misschien nog bijzonderde dingen waren die de aandacht vroegen, behalve de vraag natuurlijk of de hapjes en drankjes kosjer zouden zijn. Maarssen antwoordde toen dat er orthodoxe rabbijnen bij zouden zijn die de majesteit om religieuze redenen geen hand wilden geven. Of ze mochten volstaan met het maken van een buiging als groet?
Osieck antwoordde dat hij op dat punt geen problemen verwachtte. Daags na dit gesprek werd Maarssen op zijn kantoor gebeld. Osieck aan de lijn. En hij moest Maarssen mededelen dat het staatshoofd toch geen rabbijnen wenste te ontvangen die haar geen hand wilden geven. Het diplomatieke protocol schreef voor dat bij ambassadeurs wel aan culturele eisen tegemoet wordt gekomen. Maar in contacten met burgers wenste het staatshoofd die tegemoetkoming niet te doen.
Op de rabbijnenconferentie heeft Maarssen deze voorwaarden meegedeeld. Het gevolg was dat een groep rabbijnen wel naar het Nooreinde afreisde, terwijl anderen afhaakten en achterbleven. Er werd verder geen punt van gemaakt, aldus Maarssen, die ons het hele verhaal onthulde. Alles was in goed overleg gegaan, en de liefde tot het koningshuis weerhield de rabbijnen van het uiten van openlijke kritiek.
Die kritiek is ook nu niet aan de orde. Het staatshoofd is onschendbaar en kan zichzelf niet verdedigen omdat de ministers, en in het bijzonder de minister-president, verantwoordelijk zijn voor haar doen en laten.
Maar het contrast tussen de gebeurtenissen in 1982 en het bezoek aan de Haagse moskee vorige week is te groot om ongemerkt te laten passeren. In 1982 was de lijn blijkbaar nog dat man en vrouw volgens de Nederlandse waarden en normen gelijkwaardig zijn, en dat dat zich niet verdroeg met de weigering een vrouw de hand te schudden.
Vijfentwintig jaar later is de lijn geheel anders geworden. De bereidheid die waarden en normen terzijde te schuiven en tegemoet te komen aan de religieuze eisen van een godsdienstige minderheid is nu door de minister-president geprezen als een bewijs van voorbeeldige tolerantie.
Een tegemoetkoming aan religieuze eisen die een ontkenning van onze eigen culturele waarden betekent, kunnen wij onmogelijk als een bewijs van voortschrijdend inzicht waarderen. Wij zien in het voorval eerder het bewijs dat de Nederlandse regering een vorm van aanpassing cultiveert die alleen maar door intimidatie kan zijn ingegeven. De islamitische minderheid eist 'respect' voor haar religieuze normen op, en de regering is bereid voor die eis te buigen omdat zij bang is bij deze groep een agressie wakker te roepen die zich tegen onze samenleving zal keren. In ruil voor een bedenkelijke godsvrede blijkt de minister-president bereid zijn waarden en normen te verloochenen.
In goed Nederlands heet die houding dhimmitude. De minister-president is natuurlijk gehouden zich over de motieven van deze ongewenste en pijnlijke koerswijziging te verantwoorden.
Ik geef hem 100% gelijk, het gaat compleet de verkeerde kant op.
"If you harbor a terrorist, if you support a terrorist, if you feed a terrorist, you're just as guilty as the terrorists." - US President George W Bush