Zouden we over 9 maanden een Amsterdamse geboortegolf krijgen?
Misschien leuk voor niet Amsterdammers die meelezen:
Paroollezers hebben
achenebbisj (armetierig, scharrig) gekozen tot het mooiste Amsterdamse woord. Opvallend was dat het grootste gedeelte van de ingezonden worden toch nog steeds uit het Jiddish afkomstig is. De rest van de woorden waren veel afkomstig uit talen van nieuwe Nederlanders en met name het Surinaams.
SAMENVATTING: HET MOOISTE AMSTERDAMSE WOORD
Nassen, kanen en snaaien, penose, bajes, befgajes
DOOR PAUL ARNOLDUSSEN
De strijd in ronde acht van de verkiezing van Amsterdams mooiste woord - de maaltijd - was hard. Winnaars werden nassen (zeventien procent), kanen (zestien procent) en snaaien (elf procent). Gaboentje kwam achteraan sukkelen met tien stemmen.
Mokum is meer dan twintig keer ingezonden, onder meer door Eddy Dasberg, die in het woord 'geborgenheid' aantreft. ''Het klinkt stoer,'' vindt Caro Schenk. En B. Bijl: ''In de jaren zestig stond er al Mokum op het gele bordje op het voorspatbord van mijn bromfiets.'' Makom is stad in het Hebreeuws. Enno Endt in zijn Bargoens Woordenboek: ''De joodse reizende handelaars duidden de grote steden vanouds aan door de beginletter van de stad in kwestie in Hebreeuwse benaming achter mokum toe te voegen. 'Mokum Ollif' (aleph) Amsterdam, 'Mokum Beisz', Berlijn, 'Mokum Dollet', Delft.'' Alleen Amsterdam heeft standgehouden en dat Ollif hebben we dus niet meer nodig.
Attenoje is ook vele malen genomineerd. Toegegeven, attelenojeheine is nog wat poëtischer, maar we hebben gekozen voor de vaak gehoorde uitdrukking. Ottelenojeheine bestaat trouwens ook, net als oddeleheinu. Het zijn uitingen van verbazing, allemaal terug te voeren tot adonai eloheinu, mijn Heer en mijn God in het Hebreeuws.
Sappelen is ploeteren, over het algemeen met weinig resultaat. Het Duitse zappeln (spartelen, oorspronkelijk rusteloos bezig zijn) kwam via het Jiddisch het Amsterdams binnen, geholpen door het hier al bestaande woord sabberen, dat, aldus Endt, betekent: de balen op hoofd en schouders de trappen of ladders van het pakhuis opdragen. Aandoenlijk is Izak Meyers wiegelied (tekst J. Cohen van Elburg), waarin een vader, sinaasappelenhandelaar, zijn piepkleine zoontje toezingt:
Later trouw je ook, m'n schat
Ben je van het boemelen zat
Krijg ie zelf een kindje weer
En misschien krijg je wel meer
Waar je heel hard voor moet sappelen
Doe maar niet in sinaasappelen
Wat sinaasappelen, daar zit toch maar weinig handel in:
Trek je d'r maar niets van aan
Hoe de sinaasappelen staan
Wees jij nog maar niet verscheerd
Hoe je vader concurreert
Met die verrotte Uiekruier
Doe maar stil wat in je luier
De pieremegoggel is een gammel bootje, de term werd algemeen bekend door de pieremegoggelraces tijdens Sail. Het woord wordt ook wel gespeld als pieremachochel. Begrijpelijk dat een uit de provincie binnengehaalde Parool-redacteur sprak van 'pierre ma sjosjel'. De term schijnt ook voor (lelijke) vrouw te staan, maar daar trekken we ons niets van aan.
Dan hebben we
pierement. Inzendster Benny Snepvangers: in andere plaatsen hebben ze hooguit een draaiorgel, maar een pierement vind je alleen in Mokum. Pieren is (onder meer) muziek maken, het achtervoegsel ment is, aldus Endt, ontleend aan de ambtenarentaal (document en ook bikkesement, een woord dat al eerder aan de ore was.)
De wat artistiekerige, al dat niet studerende jeugd (caesarkapsel) die zich in de jaren vijftig en zestig verzamelde rond het Leidseplein noemde zich
Pleiners. We hadden ook voor
Dijkers kunnen kiezen (de al dan niet werkende tegenhangers, die zich verzamelden op de Nieuwendijk, kuif). We deden kop of munt en het lot zat, zoals zo vaak, de Dijkers weer tegen.
Een fiselafasie is een ponum, wellicht een samenvoeging van fysionomie en face.
Het dooienfonds is de begrafenisverzekering. In het nummer Laten wij moeder eens verwennen van Don Quishocking vragen de kinderen zich af wat te doen met moeders zestigste verjaardag. Een van de alternatieven:
Zeg, is moeder wel verzekerd
Is ze bij een dooienfonds
Nee, ik geloof niet voor d'r eigen
Ze betaalde wel voor ons
Nou, dat moet dan snel geregeld
Dit is de gelegenheid
Als we steeds maar langer wachten
Zijn we steeds meer centen kwijt
Wou je dan een graf bestellen
Ja, een grafsteen en een kist
Jij bent mal, ze is pas zestig
Nodig heeft ze hem beslist
En dat krijgt ze als kado dus
We bestellen het alleen
En dan geven we haar bloemen
Doe dan maar een krans meteen
De grootvader van lezer Jules Warnies was niet altijd tevreden met de rapporten die zijn kleinzoon mee naar huis nam. Warnies: ''Hij boog zich met hoornen leesbril over mijn rapport, nam kennis van de povere resultaten en de zorgelijke opmerkingen van de mentor, keek mij aan en zei: 'Anders word je toch
oppikkelateur?' De man dus die met een prikker de plantsoenen schoon houdt.
Een labberdoedas is een draai om de oren, mogelijk via haberdoedas gekomen van habe du das: pak aan. Een woord uit de Amsterdamse aristocratie, het komt voor in De lotgevallen van Ferdinand Huyck van Jacob van Lennep.
Een katholiek wordt in joodse kring - en inmiddels ook wel daarbuiten - een
toffelemoon genoemd. En een
temeier is een prostituee, (temea = onrein in het Hebreeuws). Tol Hansse in Big City:
Een dame als een toverfee
In een grote BMW
Wil je van 't trottoir afracen
't Zal wel een temeier wezen
Met d'r vent in de WW
Amsterdam holadiee.
Toges is achterwerk, komt ook uit het Hebreeuws.
En
aspotten. Jacob van Lennep en J.A. Alberdingk Thijm verzamelden in de negentiende eeuw Amsterdamse woorden uit allerlei milieus. Aspotten onder meer. Het betekent in de keuken zitten vrijen, bij afwezigheid van de vrouw des huizes, het werd gezegd van dienstboden. Nooit gehoord, prachtig woord.
'Nieuw Amsterdams' is het thema van de negende categorie. Daarin woorden van min of meer nieuwe of zeer nieuwe verschijnselen en woorden uit de hedendaagse 'multi-etnische' jongerentaal, die nogal wat invloed heeft uit het Amerikaans, het Sranantongo (Surinaams), het Turks en het Marokkaans Arabisch.
In Amsterdam heeft, aldus verschillende onderzoekers, het Surinaams vooral invloed gehad. En dat is niet zo gek: grote groepen Surinamers begonnen hun bestaan hier in de Bijlmermeer. Surinaams hebben we dus naar ons toegetrokken, plus wat woorden uit het Marokkaans en het Turks.
Ons lijstje begint uiteraard met
Damsko, Amsterdam, Surinaams van oorsprong. ''Het heeft een krachtige en stoere klank, zegt een inzender die zich 'Kader' noemt. Ook Masterdam en Tripple X komen als nieuwe bijnamen voor de stad op. Stichtingen, bedrijven en een radiostation hebben zich er naar genoemd. Ook vele andere steden hebben hedendaagse aanduidingen: Den Haag, is Agga, Utrecht Outka, Rotterdam heet onder meer Rota en Rocca.
De sukkelbus is de bijnaam voor de Opstapper. De naam sukkelbus verwijst ongetwijfeld naar de snelheid. Veel wachten, vaak uitwijken naar een andere gracht vanwege een opbreking of een verhuizing. Zelf zorgt de bus ook voor ergernis: vandaar de andere bijnamen, opstopper en afstopper.
Fawaka, oorspronkelijk in twee woorden, fa waka, is een groet. Het betekent 'hoe is het' in het Surinaams. Inzendster Nellie Bakboord: 'De uitspraak zorgt bij voorbaat voor een fijn gevoel. Klank en betekenis gaan samen.' Het woord stijgt uit boven zijn betekenis. Christiaan Ruesink in Hard gras van juni 2000: 'Edgar Davids verveelt zich nooit in Amsterdam-Noord. Hij voetbalt. Net als zijn buurjongen Patrick Kluivert. Het liefst de hele dag. Op het Naardermeerplein, vlak achter de flat waarin hij met zijn één jaar oudere broer Ricardo en zijn vader en moeder woont. Of op het plein van de IJdoornschool, schuin tegenover zijn huis. De jongens mogen achter de gymzaal voetballen. Het voorplein is voor de andere kinderen. Ze geven de pleintjes in de buurt eigen namen. Zoals fawaka, wat in het Surinaams 'hoe gaat het' betekent. Je hebt het rode pleintje en het zwarte pleintje. Niemand vraagt ooit waar het is. Iedereen weet het, ook al staat er een andere naam op het straatbordje.' Voor de minder ingewijden, het Fawakaplein is volgens het stratenboekje het Meeuwenplantsoen.
De poenschoen kennen we ook als klapschaats, kruimeldief, glazen muiltje, klomp op pootjes en strijkijzer. Het zijn bijnamen voor het in 2002 geopende kantoorgebouw van de ING Groep aan de A10 bij de Nieuwe Meer, dat formeel het ING House heet.
Doekoe of Duku, geld, is weer Surinaams, ook wel duku. En doekoeloos is dus geen geld. Taalkundige René Appel deed in 1999 onderzoek naar straattaal onder Amsterdamse jongeren. Zijn top tien werd aangevoerd door doekoe, daarna volgden loesoe (weggaan), chickie (meisje).
De flappentap (lezeres Carla Eppinga: 'Het woord ligt zo lekker in de mond') hebben we toegeëigend omdat de eerste in Amsterdam stond. De Gemeentegiro had in 1976 de primeur van de experimentele geldautomaat, juist vanwege het beperkte werkterrein van die instelling.
Panna is poortje in het Surinaams, panna is een voetbalterm: met de bal 'door de benen' van een tegenstander spelen. Panna is, vertelde een Amsterdamse straatvoetballer in de documentaire Panna knock-out, alsof je 'een chickie probeert te scoren' en vervolgens ten overstaan van al je vrienden door 'haar wordt gedist'.
Watskeburt was de zomerhit van 2005, de titel werd een gevleugeld woord. Het Parool van 7 mei 2005: 'Al een paar maanden circuleert de single Watskeburt?! van de Amsterdamse hiphopgroep De Jeugd van Tegenwoordig op internet. Over een relaxte beat klinkt een brabbeltaaltje. Wat is njou, krouww? Watskeburt in die sguur? Is het bij jou alles rustik, of geseur met de buur? Zijn het biertjes voor kratis, of is 't gewoon pleurisduur? En ben je bou die bou, of een treurig fikuur? ... Watskeburt?!'
Wat wist de alledaagse autochtoon voor 2004 nu van
habibi? Dat de Indonesische president zo heette, wellicht. Een enkeling kende het Marokkaanse allochtone homocafé Habibi Ana van Atef Salib, maar daar bleef het bij. Maar nadat in 2004 de film Shouf shouf habibi! in première was gegaan, wist iedereen dat het schatje of vriend betekent.
Het meest recente woord uit de competitie is de
hanggans. Als verschijnsel bestaat het al lang, de term dook op in maart 2006. Shirley Brandeis, correspondente voor de website Amsterdam Centraal, berichtte over hangganzen in buurt 5 van Geuzenveld/Slotermeer (de omgeving rond het Confuciusplein.) 'Een groep van circa 27 ganzen hangt er rond en maakt het leven van bewoners soms flink zuur. Ze vertrappen het gras, poepen de Platostraat en omgeving onder en vallen de jongste bewoners - lekker klein en op ooghoogte - aan.'
Pinaren (Surinaams) is sappelen, het moeilijk hebben. Het is opgenomen in de jongste druk van Van Dale, dus officieel Nederlands. En het raakt ook ingeburgerd in andere kringen.
Hoe lang zal het woord
Maupoleum nog stand houden? Het gebouw aan het Mr. Visserplein is gesloopt in 1994 en stond er toen pas 22 jaar. Het was genoemd - bijnaam uiteraard - naar projectontwikkelaar Maup Caransa. De officiële naam, Burgemeester Tellegenhuis, kende vrijwel niemand. Het Maupoleum, een rechthoekig geval in gebruik door de Universiteit van Amsterdam stond model voor lelijkheid.
Merhaba is Nieuw-Amsterdams voor 'gegroet'. Veel mooier dan 'hallo', zegt inzender Sibe Soutendijk. Het komt uit het Turks/Arabisch, maar ook Iraniërs, Afghanen, Koerden, Somaliërs en Eritreeërs kennen het woord. En inmiddels ook een groeiend aantal autochtonen.
Het woord
Stopera is zo ingeburgerd, dat we ons nauwelijks meer realiseren hoe merkwaardig deze samenvoeging van stadhuis en opera is. Inzender Peter Berkhout: 'Het gebouw is voor de helft best aardig, maar het woord is, om een uitdrukking van Komrij te gebruiken, 'een monster in onze taaltuin'.
De fietsflat ten slotte verscheen in maart 2001 voor het Centraal Station. Aanvankelijk dook in de pers ook de naam fietsenflat op. Geen mooi woord. Fietsflat is een mooi woord.
Meer info op
http://www.parool.nl/dossiers/mooistewoord/052706-maw.html[ Bericht 48% gewijzigd door Manono op 30-05-2006 15:16:43 ]