HET AMSTELHOTEL
Ik ben er klaar voor. Ik ben goed voorbereid. Alles klopt, alles is geregeld. Weken ben ik er in het geheim mee bezig geweest; weken waarin ik tussen hoop en vrees heb geleefd, tussen diepe zelfhaat en grote zelfoverschatting. Pure waanzin. Op en neer. Heen en terug. Huilen en lachen. Maar nu weet ik het zeker. Ik bel een taxi en rits het stewardessenkoffertje dicht. Snel werp ik een laatste blik in de spiegel. Uiterlijk ben ik niet veranderd, gek genoeg. Ik zie er normaal uit.
Ik heb steeds geweten dat het tijdelijk zou zijn tussen Daniël en mij. Toch ben ik een beetje verslaafd aan hem geraakt; aan zijn uitzinnige levensstijl, zijn onbeholpen machogedrag, zijn overhemden zonder das. Zijn geld, dat was ook onweerstaanbaar. De nonchalance waarmee hij het uitgaf. De seks, niet te vergeten. Ik verloor mezelf onmiddellijk als hij me aanraakte. Maar het meest verslavend waren de momenten na de seks, ik bedoel als we samen plannen maakten – plannen die ons heel even uittilden boven het zompige moeras van alledag. Daarna vielen we steevast hand in hand in slaap. Net kleine kinderen.
Madame heeft gelijk, besef ik nu. ‘Leven als in een roman’, daar was het mij om te doen. Het begon als een vlucht. Niet nadenken – ik wilde dansen en zweven en extatisch om mijn as draaien, en zuipen en krijsen en alles vergeten, en het liefst deed ik al die dingen tegelijk. Waanzin. Vrijheid. Extase. Met Daniël kon dat. Eén blik van hem was genoeg om elke gedachte aan mijn moeder te verjagen. Dat is ook een kunst.
Het gaf richting aan mijn leven. Daniël, bedoel ik; hij weet het zelf niet, maar hij heeft mijn leven richting gegeven, structuur, een invulling. Ik weet eindelijk wat ik wil. Een paar weken geleden gebeurde het. Plotseling zag ik de contouren van een plan voor me. Het maakt me ijzig kalm en doodsbang tegelijk. Het was, met andere woorden, een goed plan. Er moet iets op het spel staan. Aan de andere kant: wat heb ik te verliezen?
Even zappen...
Daniël. Oh kijk, daar zit hij, in de lobby. Ik loop naar hem toe, het stewardessenkoffertje rolt soepel achter me aan. Van een afstandje kan hij doorgaan voor een filmacteur, van dichtbij trouwens ook. Ik kus hem op zijn wang. Lekker, hij ruikt naar iets van citroen. Ik laat het handvat van het koffertje los en glimlach. Even raak ik zijn hand aan - een geruststellend en vertrouwd gebaar.
Hij wijst op het koffertje: “Ho! Wat ben jij allemaal van plan?”
“Hoe bedoel je?” Ik plof naast hem neer op de bank. “We gaan toch naar Amerika? Ik ben mijn huis kwijt, dus ik dacht...”
Hij kijkt naar mij zoals je naar een hele enge hond kunt kijken. Eén verkeerde beweging en je bent er geweest.
“Nadine,” zegt hij ernstig.
Ik blijf verwachtingsvol glimlachen.
Er zit niets anders op - hij moet door het stof. Eerst steekt hij een sigaret op, daarna komt hij verrassend snel to the point: “Ik moet je iets zeggen... Het komt op een heel slecht moment, maar Amerika... dat wordt niks. Sorry. We moeten het vergeten. Er is iets tussen gekomen. Iets onverwachts.” Hij werpt me een afwerende blik toe. “Ik kan nu niet weg.” En dan, heel zacht: “We kunnen elkaar niet meer zien.”
De bijl is gevallen. Ik ben nog geen vijf minuten binnen; we lopen voor op schema.
“Waarom niet?” vraag ik.
“Ik ben een klootzak, ik heb alles verziekt.” Hij maakt een agressief handgebaar. “Ik heb zin om een kogel door mijn kop te schieten. Wil jij het doen, schiet jij een kogel door mijn kop?”
Ik schud langzaam van nee. “Wat is er aan de hand?”
“Het is gecompliceerd. Ik zit klem. Anne-Sophie en ik... We gaan het nog een keer proberen." Hij wendt zijn gezicht af, maar ik heb het al gezien: zijn ogen zijn vochtig. “Ik weet het allemaal niet meer, Nadine... Ik ben zo moe. De afgelopen maanden zijn slopend geweest, ik ben zo verschrikkelijk moe, ik ga proberen... dit is mijn laatste kans om mijn bedrijf en mijn huwelijk te redden. Ik kan er niet voor weglopen. Ik besef nu dat ik mijn verantwoordelijkheid moet nemen.”
“Oh, okay,” zei ik kalm. “Je wordt dus volwassen.”
“Zoiets, ja.”
“Je kunt niet altijd roekeloos zijn.”
“Nee.”
"En nu?"
"Ik wil je niet kwijt..." Er drupt een traan uit zijn oog. Ik volg hoe de traan in een kaarsrechte lijn over zijn wang rolt. “Ik ga je verschrikkelijk missen.”
“Laat maar,” zeg ik. “Het is goed. Ik begrijp het wel. Ik heb altijd geweten dat het tijdelijk zou zijn.”
“Echt?” Hij kan het niet geloven.
“Natuurlijk.” Ik doe mijn best om berustend te klinken, als iemand die wel vaker met dit bijltje heeft gehakt, maar mijn hart gaat als een razende tekeer. "Ergens moet ik je dankbaar zijn, weet je dat? En ik ben je ook dankbaar. We hebben een geweldige tijd gehad. Nu is het afgelopen. Voorbij. Maar zo gaan die dingen... alles gaat uiteindelijk voorbij. Ik heb veel aan je gehad, Daniël.”
"Door een klootzak te zijn heb jij veel aan me gehad?"
"Ik begrijp het wel,” zeg ik nog een keer. "Je bent zoveel ouder. Jouw leven loopt - nou ja: niet op zijn eind, zo bedoel ik het niet, maar... voor het najagen van je dromen is het een beetje laat. Die tijd is geweest. Jij moet realistisch zijn. Verantwoordelijk. In zekere zin," en ik knijp heel even in zijn arm, "is het een moedige beslissing."
Hij kijkt naar de grond.
"Moedig, omdat je de kracht hebt om je erbij neer te leggen. Bij je leven, bij hoe het is. Niet veel mensen kunnen dat." Ik zwijg even. "Ik zou het niet kunnen."
Hij sluit zijn ogen en balt zijn vuisten. Als hij zijn ogen weer opendoet, begint hij op zakelijke toon te praten. “Ik heb nagedacht. Luister, Nadine... je hoeft je geen zorgen te maken. De komende tijd...” en hij tast in zijn binnenzak “... kun je in een hotel gaan zitten. Of huur een appartement. Het maakt niet uit wat het kost.” Hij overhandigt me een mosterdbruine envelop.
“Wat is dit?” vraag ik. “Een afkoopsom? Zwijggeld?”
“Een cadeautje. Ik wil dat je weet hoeveel ik om je geef. Ik laat je niet vallen. Als je meer cash nodig hebt...”
“Ik heb meer cash nodig.”
Hij grijnst: “Maak eerst die vijftienduizend maar op.”
“Vijftienduizend,” zeg ik, en ik fluit zachtjes tussen mijn tanden. “En daar hoef ik me alleen maar voor uit te kleden?"
“Ik wil niets liever,” zegt hij. “Als het maar tussen ons blijft.”
“Wat?”
“Het geld,” zegt hij. “Onze affaire. Als Anne-Sophie het ooit ontdekt...”
“Maak je niet druk." Met een snelle beweging open ik het zijvak van mijn koffer en laat de envelop erin glijden. "Anne-Sophie weet van niks. Ik ben trouwens ontslagen, had ik je dat al verteld?”
“Wat?” Zijn mond zakt open. “Hoe bedoel je: ontslagen?”
“Ik heb de zak gekregen. Anne-Sophie heeft me niet meer nodig.”
“Nadine..,” brengt hij uit, duidelijk geschokt. “Wat... waarom weet ik dat niet? Wat was was de reden?”
“Geen reden.” Ik haal mijn schouders op. “Ze was op me uitgekeken, denk ik. Zeg, we zitten onze tijd te verdoen. Had jij geen kamer geregeld?”
Zodra de deur achter ons in het slot valt, veranderen we in beesten. Laat ik maar gewoon zeggen waar het op staat – het is rauw en hardhandig en grof en overweldigend, er scheurt zelfs een laken. We zeggen geen woord. We gaan tekeer alsof het de laatste keer is, en dat is het ook, daarom juist.
“Mag ik je iets zeggen?” Daniëls stem klinkt zacht.
“Wat valt er nog te zeggen?”
Hij pakt me vast en drukt me heel dicht tegen zich aan, ik ruik de geur van seks en citroen, en hij fluistert: “Het slaat nergens op, het kan niet en het moet ook niet, het heeft geen enkele zin, maar...”
“Wat?”
“Ik kan niet zonder je.”
“Ik wel zonder jou.”
“Ben je erg kwaad?”
“Nee. Een beetje, misschien. Ik heb iets te vieren. En zonder jou... met wie moet ik het nou vieren?”
Ik spring van het bed en begin mijn kleren bij elkaar te rapen. Onderbroek, Sevilla-jurk, tangoschoenen. Na enig zoeken vind ik mijn bh terug op de minibar.
“Wat heb je te vieren?” vraagt hij vanaf het bed.
“Oh,” zeg ik, en ik draai me naar hem toe, zodat ik hem in zijn ogen kan kijken. “Dat was ik nog helemaal vergeten te vertellen.”
“Wat?”
Ik wijs naar het stewardessenkoffertje in de hoek van de kamer.
“Dat,” zeg ik. “Weet je wat daar in zit?”
“Ja, je kleren.“
“Dat zijn mijn kleren niet. Dat is mijn internetdagboek. Lieve Kitty, weet je nog? Ik ben er op jouw aandringen mee gestopt...”
Daniël knikt aandachtig.
“Alleen... ik ben er niet mee gestopt.” Ik trek de jurk over mijn hoofd en strijk de stof glad. “Dat was ik helemaal vergeten te vertellen. Ik heb er een uitgever voor gevonden. Het wordt een boek. Ben je blij voor me?”
Het duurt een paar tellen voor hij reageert. “Een uitgever?” zegt hij ongelovig. “Waar heb je het over, wat voor boek?”
“Gewoon, een boek.” Ik zak door mijn knieën om de schoenen vast te gespen. “Met een kaft eromheen. Als het meezit, ligt het dit jaar nog in de winkel.”
Hij zit nu rechtop in bed, zijn ogen staan verwilderd.
“Zie het maar als een aandenken,” zeg ik, terwijl ik het koffertje openrits en de stapel printvellen tevoorschijn haal. “Alles staat erin. Elk moment dat wij samen hebben doorgebracht - elk uur, elke minuut, ik heb het allemaal opgeschreven."
Met een plechtig gebaar leg ik het pak papier op het voeteneind.
“Oh ja,” zeg ik, “Anne-Sophie krijgt het morgen met de post. Ze houdt toch wel van lezen?”
Daarna trek ik de deur achter me dicht en verlaat het hotel.
[ Bericht 0% gewijzigd door Nadine26 op 17-03-2006 00:57:17 ]