quote:
Er zijn genoeg Nederlandse bedrijven met hangende pootjes weer teruggekeerd uit Oost-Europa.
quote:
Eerste bedrijven terug uit Oost-Europa
Door Anja Kruise
OLDENZAAL - Steeds meer Nederlandse bedrijven hevelen hun productie (deels) over naar nieuwe EU-lidstaten als Polen, Hongarije en Tsjechië, gelokt door lagere loonkosten en minder complexe regelgeving. Volgens TC Project Management in Oldenzaal is het verplaatsen van bedrijfsactiviteiten naar Oost-Europa vaak onverstandig en onnodig. De eerste spijtoptanten zijn al weer terug.
Even voor alle duidelijkheid: het ingenieurs & adviesbureau TC Project Management is niet per definitie tegen het verplaatsen van bedrijfsactiviteiten naar Oost-Europa. ‘Er zijn werkgevers die uit het oogpunt van werkgelegenheid zelf zeggen ‘ik denk er niet over’. Maar is dat wel de juiste keuze? Misschien kan overheveling van bepaalde bedrijfsonderdelen op de lange termijn juist veel beter zijn. Lagere prijzen kunnen beter zijn voor je concurrentiepositie, waardoor je op den duur werkgelegenheid creëert’, vindt Martin van Zanten, adviseur productieoptimalisatie bij TCPM.
Van Zanten interviewde in het kader van zijn afstudeerproject aan de economische universiteit Nyenrode 27 ondernemers die hun productieactiviteiten, of een deel daarvan, naar het oosten hebben verplaatst. Dat zijn bedrijven van twintig tot meer dan duizend werknemers. Uit het rapport dat met al die praktijkervaringen werd samengesteld, komt een veel minder positief beeld over off-shoring naar voren. ‘Er zijn te veel ondernemers die onvoldoende inzicht hebben in kostenopbouw voordat zij zich vestigen in het buitenland’, zegt Van Zanten.
Zijn collega André Bolink heeft dezelfde ervaring: ‘Het management van bedrijven kijkt te veel naar de loonkosten alleen, winstmaximalisatie is de voornaamste drijfveer. Kwaliteit is het ondergeschoven kindje.’ Van de 27 geïnterviewde bedrijven, die op hun verzoek in het rapport niet met naam en toenaam worden genoemd, zijn inmiddels zes weer teruggekeerd naar Nederland.
Aangetrokken door de lagere lonen elders in de wereld, zijn bedrijven maar al te graag bereid hun horizon letterlijk te verleggen. Met alle risico’s en enorme aanloopkosten vandien. De maakindustrie richt het vizier nu massaal op China, bedrijven die beperkt houdbare producten maken trekken in groten getale naar het dichterbij gelegen Oost-Europa. Iedereen steekt iedereen aan veel ondernemers zullen emigratie op z’n minst overwegen.
Soms worden zij daartoe min of meer gedwongen. Het komt volgens Van Zanten en Bolink voor dat een grote klant die naar Polen verkast, van een bedrijf eist hetzelfde te doen. ‘Als je voor 60 procent van je omzet van zo’n klant afhankelijk bent, zul je niet lang aarzelen’, zegt Van Zanten. Een ander argument om de grens over te gaan is nog simpeler: de concurrent zit er, dus wij ook.
Goedkope bouwgrond in het buitenland kan heel aanlokkelijk zijn, zeker als een bedrijf wil uitbreiden maar steeds tegen de beruchte Nederlandse bureaucratie en regelgeving aanloopt. Dat wil niet zeggen dat het in het buitenland beter is geregeld, want door plaatselijke politieke mores (corruptie!) liggen tal van adders onder het gras. Zo is onteigening van grond in Hongarije bijvoorbeeld een zeer moeilijke aangelegenheid. En menig bedrijf verkijkt zich op het belang van tweetalig management, dat bovendien de cultuur van het nieuwe productie-land van binnenuit kent. ‘Management op afstand vergt heel andere kwaliteiten’, aldus Bolink. ‘Bedrijven kunnen alles, ze hebben internet en e-mail. Maar ze kunnen niet buiten de emotie, het zweet en de lichaamtaal.’
De twee adviseurs van TCPM durven te stellen dat de trek naar het oosten vaak onverstandig is. ‘Managers vergeten dat de grotere afstand tot de markt tot onvoorziene problemen kan leiden als je je daar niet goed op voorbereidt.’ Succesverhalen hebben vaak een dun laagje vernis, althans als het succes is terug te voeren op vermindering van de loonkosten. Het gevolg van het lidmaatschap van de Europese Unie van lage-lonenlanden als Polen, Tsjechië en de Baltische staten is dat de beloningen in die landen stijgen. De salarisverschillen worden kleiner.
De eerste spijtoptanten zijn inmiddels terug in Nederland. Bolink noemt als voorbeeld een bedrijf in de food-sector. ‘Het bedrijf dacht met het verplaatsen van de productie naar het oosten goedkoper uit te zijn, maar kwam behoorlijk op de koffie. Er was geen rekening gehouden met het feit dat de hygiëne-normen in het betreffende land anders waren dan in Nederland. De werknemers in het buitenland konden er helemaal niet mee omgaan. Daardoor werd houdbaarheid onverwacht een item. Er ontstonden grote logistieke problemen, waardoor niet altijd op tijd geleverd kon worden. Dat is natuurlijk dodelijk, zeker voor artikelen met een beperkte houdbaarheid. Niet leveren betekent goodwill bij je klanten verliezen. Je kunt niet het maken om drie keer te moeten zeggen ‘sorry, het is er niet.’
De gevolgen van de verhuizing waren desastreus. Terwijl klanten steeds vaker moesten worden teleurgesteld, was de (hygiënische) kwaliteit van de producten zo ver achteruitgehold dat leveren bijna onverantwoord was geworden. Het bedrijf kon tenslotte niet anders dan terugkeren naar Nederland, wat op zich al een fors kapitaalverlies betekende. Daar kwam bij dat het bedrijf hier tijdens het buitenlandse avontuur een deel van de markt was kwijtgeraakt aan alerte locals . Die bleken wél flexibel te zijn en konden wél in een mum van tijd leveren.
Uit de Tubantia van 7 oktober jl.