Beste mevrouw Beatrijs Ritsema,
Onderwerp: uw recensie in NRC Handelsblad van vrijdag 4 februari - HELP NOU JEZELF EENS EEN KEER - De elite veroorzaakte de onstuitbare verwording van de onderklasse
{Theodore Dalrymple: Leven aan de onderkant. Het systeem dat de onderklasse instandhoudt. Vertaald en ingeleid door Chris Rutenfrans, Het Spectrum, 272 bladzijden, euro 19,95.}
Ik las met enige verbazing uw recensie van het boek Leven aan de onderkant - Het systeem dat de onderklasse instandhoudt.
Die verbazing kwam niet voort uit het feit dat U een politiek conservatief betoog onweersproken liet; zo is het getalsmatig onweerlegbaar aan te tonen dat het concept van de verzorgingsstaten, welke de particuliere vaak door kerkelijke organisaties georkestreerde eerdere armoede na de Tweede Wereldoorlog verdrong - d.w.z.dat die meestal onbestrijdbare, structurele armoede statisch gemiddeld sterk (en daarbij onpersoonlijk) adequaat teruggedrongen werd - het democratisch controleerbaarst werkt, derhalve het functioneelst is; die verbazing stoelde op het feit dat U geen weerwerk bood op de gekkigheid van een Engelse psychiater, die kennelijk ook algemeen filosofische boeken leest.
Maar daarover straks meer.
In het katern de Verdieping schrijft Ulli d'Oliveira onder de kop Je kunt iemands afkomst beter maar niet weten, 'dat het bekend is dat migranten oververtegenwoordigd zijn in bepaalde sectoren van de criminaliteitstatistieken'. "Ook wel ondervertegenwoordigd, zoals in de wijdverbreide bouwfraude en andere upperclass witkoppencriminaliteit"
Theodore Dalrymple heeft het over - wanneer hij over de onderklasse spreekt (en hij doelt natuurlijk op een sociaal-psychologische categorie ervan) troosteloos, een leegte zonder interesse of hobby's, slechts gevuld met de makkelijkste van alle genoegens (alcohol, drugs, veel en vet eten, televisie, gokken en seks. Dan nog 'zijn' feit - want generaliseren komt hem wel uit, terwijl enig statistisch bewijs volkomen ontbreekt (waar weinig is, zal de ondernemende Diefstal BV toch niet gaan werken?) - dat de buurten waar de onderklasse (sociaal-economisch) geconcentreerd is, gekenmerkt wordt door berovingen en geweld (buitenshuis) als seksuele en gewone mishandeling van huisgenoten (binnenshuis).
Is dat zo?
Even denkend vanuit zijn politieke perspectief: dat wat binnenshuis plaatsvindt is los van rangen en standen aan de gang, dus niet beperkt tot iets of wat; dat wat buitenshuis geschiedt is veelal terug te voeren tot een kwestie van economische- versus oneconomische macht.
Om zijn terminologie te volgen: in de zaakwereld heerst ook bij velen een troosteloze intellectuele leegheid, heeft men geen tijd voor hobby's en geeft men ook daar zich niet zelden over aan alcohol, seks en drugs. In ieder geval kent men meestal maar één overheersende ambitie, en dat is geld verdienen op een zo makkelijk mogelijke manier, zodat men daarmee zo onderscheidend -extravagant- mogelijk zich kan uiten.
De mens blijft tenslotte een aap. 'Pronkgedrag' tekent ons allerlei leven, wèl op voor een ieder dan wel verschillende wijze.
Hebben we hier te maken met (zaken)lieden die zich intellectueel onderscheidend gedragen? Nee.
Meestal zijn het speculanten; economische opportunisten die door de kennis op hun [vak]gebied en hun daaraan ontleende maatschappelijke positie tijdelijk kunnen profiteren van imperfectie in 'hun markt'.
Het duidelijkste voorbeeld blijft Bill Gates en de werkwijze van Microsoft.
Laat Bill gewoon Microsoft 'marktconform' functioneren, zodat de gemeenschap ook transparant concurrerend op dat gebied wordt. De overheid belastingen ontvangt wat marktconform aan belastingregels parlementair zijn bepaald, waardoor die zelfde overheid democratisch gecontroleerd -en niet de privé-persoon Bill Gates- politiek redelijke minimumvoorzieningen in stand kan houden. Dus gèèn Reagan-, Thatcher- enz., politiek gedoe in dezen; kortom, 'de' politici met een sociaal gesimplificeerd pronkgedrag. Wel evenwichtig mens wil met zijn armoede pronken? Mogelijk bestaan ze; ik sluit niets uit!
Dan het kenniselement, want ik neem direct aan dat de grootgeldverdieners keihard en lang/onregelmatig werken; alleen doen anderen, die dit niet zijn/kunnen worden, dat veelal ook. Het is dat gegeven ontkennen, de minachting voor andere harde werkers m/v, die deze grootverdieners in mijn ogen zo onsympathiek maken.
De column van deze zaterdag in NRC Handelsblad van Robbert Dijkgraaf Seks in Harvard zal U niet zijn ontgaan: er is dus zo'n 0,004% onderscheid tussen jongen/meisje om zich 'vernieuwend onderscheidend' te ontwikkelen. Er is dan sprake per beroep van zo'n 'vernieuwend onderscheidende' ontwikkeling bij mannen van zo'n 0,005, wat gesteld wordt door Robbert - in de orde moet je denken, zeg ik ook als wiskundige - van de kans dat iemand bijvoorbeeld (zijn voorbeeld) een briljante scheikundige wordt die zeer klein is: voor de man van 99,995% én voor de vrouw van 99,999%.
Dan heeft 'men' het over 'vernieuwend onderscheidend' werk.
Toch kan de politiek conservatieve wereld er maar geen genoeg van krijgen te melden dat veel 'supertalent' verloren gaat; dat het een schande is hoe lui enz., etc. de huidige jeugd wel niet is.
Alhoewel men qua functionele universiteitsbureaucratie - de menskracht die iemand van die vernieuwend onderscheidenen m/v beschikbaar staat - enorm wordt verwend aan de topuniversiteiten in de wereld, die dus die 'meespelen' en bijdragen op een bepaald wetenschappelijk deelgebied, zijn de meeste niet-wetenschappelijke c.q. anderzins beheerders van het universele onderwijsveld/de universitaire wereldgemeenschap nog volledig verstrikt in hun concept mean and lean; zij willen dan ook voortdurend en hardnekkig volhoudend de politieke mondiale goegemeente doen geloven, dat als er maar meer betaald wordt er meer universitair toptalent komt.
Ook zo'n politiek conservatief sprookje.
De psychiater Theodore Dalrympole weet het... armoede kan de oorzaak niet zijn, omdat men vroeger (en elders op de wereld) veel armer was (is), terwijl de criminaliteit in die armoediger omstandigheden lang zo verstrekkend niet was (is).
Wat een aantoonbare onzin.
Maar ja, indien je de waanwijsheid bezit elk als relevant algemeen erkend criminologisch onderzoek op deelgebieden te verklaren tot het instandhouden van de armoede/de erbarmelijke toestand, wat verwacht je dan van zo iemand? Intellectueel niet veel.
De lokale, regionale, landelijke en mondiale corruptie is IN ALLE KRINGEN aantoonbaar [dat wil zeggen, vaak genoeg wettig en overtuigend bewezen] aanwezig.
Zou Theodore Dalrympole gestopt zijn met het lezen van de dagelijkse krant?
Waarom hebt U zich aangesloten bij de speculanten?
Waarom behoort U tot de bende van geldfraudeurs? - miljarden munteenheid inzetten namens hedgefunds met het doel het geldsysteem te ontwrichten.
O, U bent nogal beïnvloedbaar - het is U niet geworden...zo ging, gaat en zal het toch altijd gaan is uw visie, waardoor U zelf kennelijk vindt dat U niet moreel medeschuldig heeft te voelen.
Laat U zich zo makkelijk beïnvloeden, als mensen tegen U zeggen dat U eens een andere cursus een ander vak kan doen, zodat U uit uw branche kan komen, dat U daar geen zin in heeft... onbegrijpelijk...
Nu de reden van mijn schrijven, sorry voor het voorgaande, doch al typende kon ik mij niet inhouden.
De tijd is kennelijk voor deze psychiater voorbij dat met hem dezulken aankwamen met: de politieke democratie is alleen zinvol te maken door verstandige mensen.. en die zijn er maar weinig. Dat kun je kennelijk in Groot Brittannië anno 2005 niet meer maken, zonder als een rabiaat rechtse doener/denker te worden getypeerd.
Nadat hij armoede afserveerde als (mede)oorzaak voor criminaliteit, komt meestal ook nog uit 'die politiek rechtse kringen' het raciale en genetische element, doch de wetenschappelijke onhoudbaarheid heeft hem kennelijk genoopt dit te laten rusten.
Mogelijk schreef hij er vroeger uitgebreid over.
Hij noemt het nu slechts onbevredigende verklaringen. Doch dit is toch zijn vakgebied; dat moet hij toch beheersen?
Iets is verklaarbaar of onverklaarbaar... het is toch niet een kwestie van wenselijkheid?
Ook is in die optiek van hem de verzorgingsstaat niet [voldoende?] debet aan het door hem geconstateerde.
Hetzelfde geldt: het is hier toch niet een kwestie van politiek? Zo'n redenatie heeft grond van waarheid, of niet.
Het lijkt wel zijn rechtscorrecte denken; hij etaleert ze zo als het ware even politiek.
De vraag is natuurlijk relevant óf er een explosie in de afgelopen 25 jaar aan criminaliteit is geweest, óf: dat er door de stand van de techniek, een veel betere registratie van de criminaliteit optrad die meer recht deed en doet aan de sinds jaar en dag bestaande veelvormige criminele werkelijkheid.
Zo'n zelfde adequate registratiesituatie zien we trouwens ook ten aanzien van het internationale, nationale, lokale terrorisme en de (lokale, regionale) oorlogen. Daar is het wel direct statistisch overtuigend duidelijk te maken, dat het om veel minder gaat nu dan toen- hoe vreemd dat ook klinkt in de oren van velen.
Maar ja, als je de specialisten m/v op dat gebied verwijt specialist(e) te zijn, dan is het overduidelijk dat voor jou niet welgevallige wetenschappelijke informatie niet telt.
Waar zou Theodore Dalrymple zich eigenlijk op baseren?
Ik wilde het boek kopen, doch het was nog niet geleverd. Mogelijk staat het allemaal vermeld; ik ben benieuwd.
Veel is terug te leiden tot de wereld van de ideeën, dat is zeker zo!; zo ook het bovenbehandelde.
De grote, intellectuele theorieën van de twintigste eeuw volgens deze psychiater:
- het structuralisme
- de seksuele bevrijdingsleer
- het cultureel relativisme.
Dat is mallotigheid van de bovenste plank.
'Theorie' in een definitie is bijvoorbeeld: een leer van een geheel der grondregels en beginselen van een wetenschap of kunst.
Ik wil het hier bij laten, doch ik neem aan dat Theodore Dalrymple bedoeld heeft zoiets als: een stelling, bewering van iemand persoonlijk.
Ten slotte worstelt daar 'zijn' vakgebied mee.
Wanneer iemand mij zou vragen waar ik het eerste aan zou denken bij wat baanbrekend aan theorievorming was
in de twintigste eeuw: dan antwoordde ik, gezien dat ik net iets weer over las:
- de oerknalkosmologie. Maar er is natuurlijk veel, dat in vergelijking ook genoemd zou moeten worden; doch nimmer door mij zal dat zijn: het structuralisme, het filosofische relativisme. En wat ik met DE seksuele bevrijdingsleer aanmoet? Ik weet het niet! U?
De oerknalkosmologie is de ontdekking - werkgroep George Smoot met Cosmic Background Explorer, sporen van rimpelingen in de ruimte-tijd van het 300.00 jaar oude heelal - amenderingen beter, van de lijn Aristoteles/Ptolemaeus, Copernicus, Lemaître, Hawking - van de onbegrensdheid van het heelal.
Vanzelfsprekend is dat denkwerk, dus dat hoeft niet apart te worden getypt. De mens denkt toch!; dat geldt voor een ieder van ons die zich gangbaar ontwikkelt...lijkt mij.
Doch zelf uit 1945 'stammend' vond en vind ik nog altijd methodologisch interessant - in de lijn van Freud: Marcuse's idee over vanzelfsprekende macht.
"Het is uiterst nuttig, zich het bestaan van deze verschillende tolerantievormen bewust te zijn om de feitelijke macht te kunnen onderkennen. De macht is vaak zo vanzelfsprekend geworden en dient zich zozeer met innerlijk gezag aan (in plaats van met vroegere uiterlijke geweld), dat de overheersten geen verandering van het bestaande, ook als dit als onrechtvaardig wordt ervaren, meer wensen.Vooral Freud, en in zijn voetspoor Marcuse, hebben aangetoond, hoe de macht van buitenaf geleidelijk is geïnterioriseerd: om niet de akelige ervaring te hoeven hebben, dat men aan macht van buiten is onderworpen, past men zich zo aan, dat de macht als van binnenuit wordt beleefd. De macht van buiten wordt tot een Über-Ich, tot een 'super-ik', tot een innerlijke instantie, bijvoorbeeld het geweten. Dit realiteitsprincipe (het leren leven met de bestaande macht) gaat het lustprincipe (het volgen van eigen lust, en het nastreven van zelfontplooiing) overheersen. De moderne vorm van dit relaiteisprincipe wordt door Marcuse aangeduid als het prestatieprincipe: de wens om anderen te concurreren door prestaties te leveren om zo een aanvaardbare plaats in de bestaande orde te verwerven. In onze maatschappij verdraagt de mens, merkwaardig genoeg, een teveel aan repressie, een surplus-repressie, omdat hij behoeften meent te moeten bevredigen langs een weg die hem maar onderdrukking oplevert, terwijl hem die behoeften alleen maar aangepraat, opgelegd zijn. Alle mogelijke technische middelen worden door de mens 'gekocht' ten koste van veel inspanning en onderdrukking in de arbeid. Een uitweg uit dit alles kan gevonden worden, wanneer individueel gezien het lustprincipe de overhand zou krijgen over het realiteitsprincipe. In de maatschappij als geheel zou dit, zoals Reich aantoonde, een revolutie betekenen."
Primair gaat het mij niet om deze zestiger jarentekst- alhoewel ik hem nog alleszins de moeite waard vind, wel om het volgende.
En ik meen dat U de U.S.A, - net als ik - enigszins kent.
Wonend in Boston en werkend voor MIT reisde ik door de VS en vroeg mij met Rineke -mijn vriendin- vaak af: hoe is het toch mogelijk dat 'men' dit sociaal accepteert/geaccepteerd heeft?
Gemakshalve verwijs ik ter documentatie van 'ons' gevoel naar De achterkant van de Amerikaanse droom (Nicked and dimed) van Barbare Ehrenreich, Atlas, Amsterdam - ISBN 9045008998, 240 bladzijden, euro 19,90.
Onder het kopje 'richtingen om te komen tot filosofische kennisbenadering' schaart men zich globaal achter deze zeven denkrichtingen:
-realisme
-empirisme
-rationalisme
-idealisme
-kriticisme
-pragmatisme
-scepticisme
Al die denkrichtingen hebben elementen in zich die de [te denken] werkelijkheid betrekkelijkheid meegeven.
Doch dat zal deze psychiater niet menen; hij voert aan 'het' relativisme.
Dan kreeg je zoiets als een opvatting kan relativistisch worden genoemd als daarin wordt verdedigd dat iets bestaat, of bepaalde eigenschappen of kenmerken heeft, of waar is, of in een andere zin het geval is, niet op zichzelf maar in relatie tot iets anders.
Men noemt dan bijvoorbeeld persoonlijke of algemene uitspraken.
"Ik vind ijs lekker" (naar wiens smaak?).
"De som van de hoeken van een driehoek is gelijk aan 180 graden" (in de Euclidische of de niet-Euclidische meetkunde?).
"Ik ben in rust"(met betrekking tot mijn auto, tot de aarde, tot de zon?).
Er is veelal sprake van cognitief en moreel relativisme.
Cognitief relativisme heeft betrekking op kennisaanspraken in het algemeen, niet slechts op uitspraken over waarden en dergelijke.
Ik laat dit; het is een complexe materie.
Het morele relativisme is niet minder complex, maar dit zal toch het kennisobject moeten zijn van Theodore Dalrymple (althans als ik hem serieus wil nemen, lijkt mij).
We weten in de fysische wereld dat Einsteins idee is geamendeerd, dat luidde dat ruimte en tijd niet voor elke waarnemer gelijk zijn, maar afhankelijk van zijn bewegingstoestand.
Relativisme in de [fysische] kennisleer is mening dat er geen waarheid is die wij door ons denken zouden kunnen benaderen.
In de zedenleer de ontkenning van het bestaan van algemeen geldende normen.
In filosofische handboeken staat derhalve over relativisme ongeveer dit. Opvatting dat waarheid relatief (betrekkelijk) is, niet objectief vast te stellen. Kentheoretisch de mening dat alle kennis afhankelijk is van het standpunt dat ingenomen wordt. Het ethisch relativisme houdt in dat er geen absolute zedelijke normen zijn.
"Dat morele relativisme, zowel in de oudheid als in de moderne tijd in de hand gewerkt door antropologische verslagen over culturele diversiteit, heeft meer in het bijzonder betrekking op uitspraken over waarden, plicht, enzovoort. Zoals de cognitieve relativist(e) 'waar' zal vervangen door 'waar voor', zo zal de morele relativist(e) 'juist' vervangen door 'juist voor', en bijvoorbeeld zeggen dat kanniblaisme juist is voor bepaalde primitieven maar verkeerd voor Europeanen. Maar dit is iets anders dan wanneer men zegt dat kannibalisme door Europeanen wordt beschouwd als (in absolute zin) verkeerd. Ook is men niet noodzakelijk relativist als men zegt dat kannibalisme verkeerd is (in absolute zin) voor Europeanen maar toegestaan als de hongerdood dreigt, of dat kinderen slaan is toegestaan voor ouders maar niet voor onderwijzers. Het is immers duidelijk dat het antwoord op de vraag of een handeling juist of toegestaan is mede afhangt van de omstandigheden en van de rol die de handelende persoon vervult. Ook hoeft iemand die meent dat alle morele oordelen betrokken zijn op bepaalde samenlevingen enzovoort daaruit niet te concluderen dat het (in absolute zin) juist is om te leven en laten leven. We moeten onderscheiden tussen het oordeel dat iets (in absolute zin) 'juist is voor mensen in bepaalde omstandigheden', en de opvatting dat 'juist' op zichzelf geen betekenis heeft en moet worden vervangen door een andere term 'juist voor' of 'juist naar die en die normen'; een relativist(e) zou kunnen zeggen dat niets 'juist' kan zijn tenzij gemeten aan een norm, en dat normen alleen kunnen worden beoordeeld door ze te meten aan weer andere normen. In hoeverre vertoont 'juist' hier overeenkomst met 'waar'? Een andere vraag is of de relativist(e) bedoelt dat iedere handeling slechts kan worden getoetst aan de normen van de handelende persoon of zijn samenleving, dan wel of iedere morele beoordeling alleen kan worden getoetst aan de normen van de beoordelaar of zijn samenleving (Lyons). Dit kan bijvoorbeeld verschil maken voor onze mening over de beoordeling van een samenleving door een andere. Stel de abortus van A wordt door B goe - en door C afgekeurd: volgens de eerste opvatting zal alleen die beoordeling juist zijn die overeenkomt met de normen van A's samenleving; volgens de tweede opvatting kunnen beide beoordelingen juist zijn als ze maar overeenkomen met de normen van de samenleving van B respectievelijk C. Relativisme is niet hetzelfde als subjectivisme. Een relativist(e) kan subjectivist(e) zijn, maar zijn subjectivisme is dan geen logisch gevolg van zijn relativisme."
Men kan ten aanzien van de Continentale Filosofie, een stokpaardje van iemand als Simon Critchley - Continental Philosopy: A Very Short Introduction, Oxford University Press, eerste druk 2001 - terwille van het snelle overzicht, komen met zijn indeling (die mij wel aanspreekt. Vandaar):
1. De kloof tussen kennis en wijsheid
2. De oorsprong van de continentale filosofie: de weg van Kant naar het Duitse idealisme
3. Een bril en ogen om mee te zien: twee culturen in de filosofie
4. Kan filosofie de wereld veranderen? Kritiek, praktijk, emancipatie.
5. Wat moet er gedaan worden? Hoe te antwoorden op het nihilisme.
6. Een casestudy in misverstand: Heidegger en Carnap
7. Sciëntisme versus obscurantisme: hoe het traditionele probleem in de filosofie te vermijden
8. Sapere aude: het bankroet van de theorie en de belofte van de filosofie
Appendix: Systemprogramm
Literatuur
Register
Fotoverantwoording
Zo ingedeeld - in overleg met de auteur - in de uitgave van uitgeverij Het Spectrum BV, 2003, ISBN 90 274 7903 8 NUR 730; 168 bladzijden groot is deze pocket -
www.spectrum.nl.
In ieder geval spreekt mij bovenstaand meer aan dan Filosofie voor krantenlezers - Trouw Dossier nummer 19 - De rage van wijsbegeerte, 176 bladzijden telt deze pocket, 2002, ISBN 90 417 0364 0 (Trouw Dossier is een gezamenlijke uitgave van Rainbouw Pocketboeken en dagblad Trouw).
Op bladzijde 43 van Continentale Filosofie komt het vraagstuk mens = God aan de orde.
"Maar de mens heeft die keus, die ene keus: niets of een god. Als hij niets kiest, maakt hij zichzelf tot God; dat wil zeggen, hij maakt een verschijning tot God, want als er geen God is, is het onmogelijk dat de mens en alles wat hem omringt niet slechts een verschijning is. Ik herhaal: God is, en is buiten mij, een levend wezen, bestaand in zichzelf, of ik ben God, Er bestaat geen derde mogelijkheid - het chimerisme (hersenschimmigheid) van de - God is de essentie van de rede - Friedrich Heinrich Jacobi (1743-1819). Waar tegenover staat iemand als Max Stirner (1806-1956) met als ik niet ben, dan ben ik niet niets in de zin van leegte, maar ben ik het creatieve niets, het niets van waaruit ik zelf als schepper alles schep.
Simon Critchley deelt in, onder het motto wat voor hem continentale filosofie is.
Continentale filosofie is de benaming voor een 200 jaar durende periode in de geschiedenis van de filosofie die begint met de publicaties van de kritische filosofie van Kant in de jaren tachtig van de achttiende eeuw. Dit leidde tot de volgende belangrijke stromingen:
1. Duits idealisme, Duitse romantiek en navolgers (Fichte, Schelling, Hegel, Schlegel en Novalis, Schleiermacher,
Schopenhauer)
2. De kritiek op metafysica en de 'meesters van verdenking' (Feuerbach, Marx, Nietzsche, Freud, Bergson)
3. Duitstalige fenomenologie en existentiële filosofie (Husserl, Max Scheler, Karl Jaspers, Heidegger)
4. Franse fenomenologie, hegelianen en anti-hegelianen (Kojève, Sartre, Merlau-Ponty, Levinas, Bataille, de Beauvoir)
5. Hermeneutiek (Dilthey, Gadamer, Ricoeur)
6. Westers marxisme en de Frankfurter Schule (Lukàcs, Benjamin, Horkheimer, Adorno, Marcuse, Habermas)
7. Frans structuralisme (Lévi-Strauss, Lacan, Althusser), poststructuralisme (Foucault, Derrida, Deleuze), postmodernisme (Lyotard, Baudrillard) en feminisme (Irigaray, Kristeva)
Dan zijn er voor hem twee manieren om met de continentale filosofie te beginnen.
"Rond 1900 begint dat met de publicaties van "Logische Unterchungen" van Husserl. Iemand wordt doordrongen van het huidige onderscheid tussen analytische en de continentale filosofie, vooral is dat een onderscheid tussen twee groepen van tradities. Enerzijds zijn er de tradities die voortkomen uit de revolutionaire filosofie van logica en taal van Gottlob Frege - bijvoorbeeld de vroege Wittgenstein, het Weense logisch positivisme en de Anglo-Amerikaanse taalfilosofie - en anderzijds de tradities die voortkomen uit een vaak kritische confrontatie met de fenomenologie van Husserl - bijvoorbeeld het existentialisme en het deconstructivisme. Frege en Husserl hadden regelmatig contact met elkaar. In 1894 publiceerde Frege een diepgravende bespreking van het eerste boek van Husserl, "Philosophie der Arithmetik" (1891). Dit had een enorme invloed op Husserl en veranderde zijn kijk op de relatie tussen logica en psychologie. In tegenstelling tot wat Husserl aanvankelijk gedacht had, bleek uit Freges betoog dat logica niet gereduceerd kan worden tot psychologie."
[...]
"Het verschil tussen analytische en continentale filosofie komt voor een groot deel neer op hoe men Kant leest en hoeveel men van Kant leest. Dat wil zeggen of men zich alleen bezighoudt met de epistemologische punten van zijn eerste kritiek of wel "de Kritik der reinen Vernunft" (1781) of dat men ook de grotere systematische ambities van de derde kritiek of "Kritik der Urteilskraft" (1790) meeneemt. Wie zich op de eerste kritiek richt, is meestal vooral geïnteresseerd in het succes van het argument van de transcendentale deductie. Kant probeert hiermee aan te tonen dat om objecten te ervaren we bepaalde - zoals hij dat noemt - 'categorieën van het verstand' moeten vooronderstellen. Om het object te ervaren, moet men dus het verwarrende veelvoud van perceptuele ervaringen onder een bepaald concept verenigen. Kant zegt het zo: "Objecten richten zich naar concepten, concepten niet naar objecten" Een dergelijke lezing van Kant wordt geleid door de vraag of hij een geldig fundament of grondslag weet te leggen voor empirische kennis en of hij daarmee de uitdaging van het scepticisme van David Hume weet aan te gaan. Kant zei dat Hume hem wakker schudde uit zijn 'dogmatische sluimer'. Dat deed hij door aan te tonen dat als we deze uitdaging serieus nemen, we nooit zeker kunnen zijn of onze concepten, die immers gebaseerd zijn op voorbijgaande gewaarwordingen en indrukken, adequaat corresponderen met de objecten zelf en of deze daarmee kennis produceren. Kant antwoordt door de hele zaak om te draaien. Dat doet hij door te erkennen dat, hoewel we de dingen nooit als zodanig kunnen kennen, de objecten van onze representatie zich conformeren aan de concepten die we ervan hebben. Dat levert kennis op. Kant noemde deze omkering de 'Copernicaanse wending' in de filosofie. De empirische wereld is daadwerkelijk echt voor ons. Om echter te verklaren hoe we de wereld begrijpen moeten we logisch gezien - in de woorden van Kant 'transcendentaal'- a priori een subject aannemen ofwel een bewustzijn dat intuïties verenigt in concepten. Dit is de ruwe vorm van de these die 'transcendentaal idealisme' wordt genoemd, een these die volgens Kant consistent is met het empirisch realisme. Wie Kant zo leest, zal van mening zijn dat Kant vooral veel aan de epistemologie heeft bijgedragen en daarmee aan de wetenschapsfilosofie. Dat was ook de manier waarop hij werd gelezen door de filosofen van het neo-kantianisme, de school die de Duitse en Franse academische filosofie tussen 1890 en 1930 domineerde. Deze epistemologische zienswijze van het werk van Kant, te vinden in het werk van Peter Strawson en anderen, domineerde tot voor kort ook de Anglo-Amerikaanse kijk op Kant."
"De bedoeling van de derde kritiek is echter heel anders. Kant probeert een brug te slaan tussen het vermogen tot begrip - het domein van de epistemologie, dat over kennis van de natuur gaat - en het vermogen tot rede - het domein van de ethiek, dat over vrijheid gaat - door middel van een kritiek over het vermogen tot oordelen. Dit vermogen zou de verbindende factor zijn tussen de domeinen van epistemologie en de ethiek en zou beide elementen van de kritische filosofie in één systeem kunnen verenigen. Bij deze kijk op de filosofie van Kant gaat het vooral om de plausibiliteit van de relatie tussen de pure en de praktische rede, tussen vrijheid en natuur of om de eenheid van theorie en praktijk. Dit is de weg die de Duitse idealisten insloegen met Fichte, F.W.J. Schelling, Hegel en de vroege Duitse romantici als Friedrich Schlegel en Novalis. Men zou kunnen stellen dat dit de weg is die de continentale filosofie is blijven bewandelen."
Wat is de bodem van de maatschappij?
Is dat iemand die te lui is - in de geest van de woorden van deze psychiater - 'om de ene voet voor de andere' figuurlijk te zetten'?
Zou die iemand desalniettemin zo'n intellectuele gerichte interesse erop nahouden! Onzin; baarlijke onzin.
Indien iemand maatschappelijk kwaad in de zin heeft, dan zal zo iemand toch niet eerst daarvoor zich in allerlei abstracte, veelzijdige theorieën willen verdiepen, opdat zo iemand 'intellectueel gelegitimeerd' filosofisch relativistisch uit stelen kan gaan? Of dat zo iemand, gestudeerd en al, daardoor op het idee komt om gericht geweld te gaan gebruiken?
Alleen al het hier getypte over het onderwerp 'relativisme' geeft reeds aan hoe divers de werkelijke problematiek hiervan is.
De vooronderstelling is daarbij ook nog, dat 'de besten' (waarin eigenlijk?; hoe wordt men 'elite'?; is dat een zichzelf benoemende categorie, bijvoorbeeld door 'politieke conservatieven'?) dit allemaal, zulks in tegenstelling tot 'de bodem van de maatschappij', niet zullen overkomen, ondanks [enige?] kennis 'van deze drie noties'. U weet wel: 1) het structuralisme, 2) de seksuele bevrijdingsleer en 3) het cultureel relativisme.
Geloven criminologen m/v, dat de mens een gevangene is van zijn omstandigheden?
Al ver voor Karl Marx dachten vele [maatschappij]analytici, dat de mens deels geconditioneerd wordt door zijn omgeving.
Het lijkt mij een alleszins empirisch verdedigbare stelling.
Het draait dan verder om de relatie empirie/ratio.
Empirisme is de wijsgerige opvatting dat alle betrouwbare kennis alleen op ervaring, bevinding berust; rationalisme is de overtuiging van de functie van de rede; toepassing van de rede op alles wat de mens in de ervaring gegeven is, om het daarnaar te beoordelen en te toetsen. Wijsgerig staat ratio ook voor het gezond verstand als de enige brom van kennis.
Ik verwacht dat onder andere dit overgenomen is door welzijnswerkers, politieagenten en beleidsmakers, zowel vrouwen als mannen wel te verstaan.
Over had ik nooit begrepen dat de criminologie zo'n invloed op deze beroepsgroepen had; net of vanuit die specialismen geen eigen onderzoek plaatsvond, zo schrijft Theodore Dalrymple over hen. En waarschijnlijk tot grote verbazing van de criminoloog/criminologe, die toch door hem een invloed wordt toebedacht...
"De combinatie van deze cynische visie (uit de criminologie, wat men daar 'gelooft' volgens deze psychiater) met het idee dat je je seksuele driften zonder onderdrukkende moraal zou moeten kunnen uitleven, én het idee dat elke culturele uiting even veel waard is als een willekeurige andere, heeft de cultuur van de onderklasse, die niet zo heel ver afstond van die van de middenklasse, totaal ontmanteld, zodat alleen het rauwe bestaan van de jungle overbleef."
Wie onderdrukt wat? En waarom? Wat is de lokale, enz. gangbare moraal, want een moraal onderdrukt nu eenmaal niet zelf?
In eerste instantie heeft een ieder zich toch gewoon aan de Wet te houden! En in tweede, derde, vierde enz. toch ook!
Er is een enorm kennisverschil per persoon per kennisgebied. Wie zal deze feitelijkheid ontkennen?
Niet ieder idee is van iemand evenveel waard als die over hetzelfde van een ander? Wie zal deze feitelijkheid ontkennen?
Toch niet de filosofische relativist(e)! Waarom zou zo iemand dat? Zo ja, dan heeft dat in ieder geval toch niets met het filosofische relativisme te maken...
Zijn die buiten het huwelijk geboren kinderen in 1850 of 1900 0f van mijn part 1950 meer of minder de norm dan in 2005?
Ja, het was en is nu eenmaal een feit dat 'ongehuwde moeders kinderen krijgen van opeenvolgende partners die weer snel vertrokken zijn'.
Dat veranderde echt niet, omdat - volgens deze psychiater althans - 'de mensen uit de onderklasse bijna geëmancipeerd waren tot de middenklasse'. Bedoelt hij, dat in de middenklasse meer met het condoom wordt gewerkt?; dat het 'vreemdgaan' daar opeens stopte zal hij toch wel niet ingecalculeerd hebben! En hoe denkt hij dan over het seksuele gedrag van de 'hogere' (zich psychologisch zelf trouwens als zodanig voelende, en dus afficherende), voormalige, en nog aanwezige, adellijke 'stand'?
Een 'indrukwekkend' boek noemt de recensente het, terwijl in de recensie de politieke schijnheiligheid er al aan alle kanten van afdruipt. Wat in inleving van 'onze' psychiater; die nog wel het beste voorheeft met zijn geborneerde ideeën en politieke conservatieve houding met de mensen van de onderklasse.
Zeker voor mij is reeds, dat hij zich zeer politiek demagogisch weet af te zetten tegen de hem onwelgevallige lieden m/v.
Wil niet iedere ouder het beste van zijn kind?
Indien dat niet het geval is- kan zijn, dan is het aan de lokale gemeenschap, politiek gestructureerd - dus controleerbaar - om daar iets aan te doen. Niet aan oncontroleerbare instituties, hoe effectief en efficiënt die ook willen en kunnen zijn/werken.
We leven toch in Nederland in een politieke democratie, niet in een plutocratie.
Ja, laat de politiek bij monde van de mensen zelf voor voldoende budgetten zorgen, zodat gespecialiseerden m/v 'de mensen van de onderklasse' democratisch gecontroleerd en politiek gedoseerd helpen kunnen.
Wat is er tegen 'medelijdend helpen"?
En het toppunt van gekkigheid is de idee, dat de ene mens de andere 'beroven kan' van zijn intellectuele vermogen.
Zonder kunstmatige middelen is toch iemands gedachtenwereld van hem- of haarzelf!
De laatste zinnen uit de recensie zijn daarom voor mij zo veelzeggend:
Het kernwoord van dit indrukwekkende boek is 'verantwoordelijkheid'.
Sociaal-wetenschappelijke denkers met hun permissiviteitstheorieën, progressieve hulpverleners, die nooit veroordelen, zelfs niet oordelen, alleen maar 'medelijdend helpen', criminologen, de overheid, politici, modieuze smaakmakers die koketteren met cultuuruitingen van laag allooi (tatoeages, piercings, obscene rapteksten), zelf de politie - zij allen hebben met vereende krachten de onderklasse beroofd van een van de belangrijkste levenskrachten: de gedachte dat je zelf verantwoordelijk bent voor je eigen lot, en dat je dat dus kunt verbeteren.