Dag 14, donderdag 26 mei: Seyun - SanaaHalf drie op, vier uur vertrek. De rit van Seyun naar Sanaa is de langste die we deze reis maken. De tocht telt elfhonderd kilometer en dat is, zeker in Jemen, een behoorlijke tijd tuffen. De verwachting is dat we niet voor vijf uur ‘s middags in Sanaa zijn.
Onze chauffeurs hebben zelfs voorgesteld de reis nóg langer te maken. Als we een omweg maken van ongeveer twee uur zullen we pas echt de mooiste delen van de woestijn zien: zandduinen, bedoeïenen. We zullen sowieso een stuk door de woestijn rijden, maar dat is lang niet zo mooi. Volgens hun dan. En, oh ja, ze willen er wel ruim 20 euro per persoon voor hebben.
Mij lijkt dat wel wat, maar ik sta daarin vrijwel alleen. Er worden allerlei redenen aangevoerd waarom we het niet moeten doen. Ze hebben al eens zandduinen gezien, de chauffeurs willen gewoon een extra centje bijverdienen (nou en?), de reis is al zo lang en nadat we een paar dagen terug twee dagen achter elkaar zeshonderd kilometer per dag reden klaagden de chauffeurs al dat ze zo moe waren, dus hoe moet dat nu dan wel niet zijn? Elfhonderd kilometer is meer dan genoeg, anders worden ze te moet en is het niet meer veilig. Kortom: het gaat niet door.
Iets voor zevenen stoppen we bij een restaurantje langs de weg om het ontbijt te nuttigen. Deels meegebracht uit het hotel (jam, kaasjes, pakjes drinken), deels vers (brood, thee). We zien de zon opkomen vanachter het totale niets dat het eettentje omgeeft. Hier ontmoeten we ook de bedoeïenen die met ons mee zullen rijden door de woestijn. Omdat ze de weg kennen (er zijn geen wegen) en omdat we door hun gebied zullen rijden en dat afgekocht moet worden.
De chauffeurs laten de banden van de auto’s een stukje leeglopen en de bagage wordt deels overgeladen in de pickup van de bedoeïenen. Een paar moedige reisgenoten besluiten ook met de twee bedoeïenen mee te rijden in de bak van hun auto. Waarom is me een raadsel: je ziet veel minder en wordt volledig gezandstraald.
Even nadat we weer vertrokken zijn draaien we de weg af en rijden de woestijn in. Een onafzienbare zandvlakte, waar we met een vaartje van 100 km/u overheen jagen. De auto’s naast elkaar, een stofwolk erachter. Sadr klimt tijdens het rijden uit het raampje van zijn auto, gaat op de treeplank aan de buitenkant staan en laat de reisgenoot die naast hem op de voorbank zat het rijden een tijdje overnemen. Die zit natuurlijk met een enorme grijns te sturen!
Opeens moeten we afremmen. Pas als we vlakbij het punt zijn waar de bodem opeens een paar meter lager is, is te zien waarom. Zonder de plaatselijke gids zouden we een flinke smak gemaakt hebben. Nu rijden de LandCruisers rustig de diepte in. Nog steeds best stoer: steil naar beneden door het rulle zand. De Neus stopt, zodat we foto’s kunnen maken van de auto’s die achter ons komen.
De woestijn is hier trouwens opmerkelijk groen: kleine groene plantjes met gele bloemetjes steken her en der boven het zand uit. Ook wandelt er een eenzame kameel rond. Nadat iedereen de hindernis genomen heeft blijven we nog even staan. Hamid zet de autoradio een tandje hoger. Het is nu acht uur, we zijn midden in de woestijn en onze chauffeurs dansen gearmd en met getrokken dolken tussen de auto’s...
De volgende stop is bij een familie bedoeïenen. Temidden van de kuddes schapen en kamelen staan twee tenten. Een grote, waarin we ontvangen worden, en een kleine waar we niet te dichtbij mogen komen. De kleine tent is voor de vouwen en kinderen. Een paar kleintjes staan ons op veilige afstand nieuwsgierig te bekijken. En wij hun.
De grote tent blijkt leeg, met uitzondering van het tapijt en de kussens. Met kousenvoeten zitten we in een grote kring. Een oude, half blinde man gaat rond met een grote ketel mierzoete thee en blijft bijvullen als je glaasje leeg is. Veel meer dan vriendelijk lachen en een fotootje maken van de karakteristieke, verweerde koppen is niet mogelijk. De taal is een barrière en we kunnen ook niet lang blijven. Even later draaien we de gewone weg weer op. We stoppen bij een tankstation om de banden weer bij te vullen.
Bij de bedoeïenenAls we lunchen blijkt eens te meer dat Jemen veel armoede kent. De ‘muren’ van het restaurantje bestaan uit hekwerk en als we klaar zijn met eten bewegen de mensen die aan de andere kant van het hek op de stoep zitten ons ertoe de resten tussen de spijlen door aan te geven. Het wordt gulzig, met handenvol tegelijk, in hongerige monden gepropt. Het voelt vrij decadent, gênant.
Voor we Sanaa bereiken bezoeken we Marib. Dit is het centrum van het oude Jemen, het Gelukkige Arabië, het rijk van de koningin van Sheba. Hier zijn twee tempels die aan de legendarische heerseres gewijd zijn. Dat willen de Jemeniten althans doen geloven, de meningen van historici schijnen op z’n minst verdeeld te zijn. Rondscharrellende tienerjongens proberen, al dan niet nagemaakte, antiquiteiten te verkopen. Daar gaan we dus niet op in. Als het echt is hoort het in Jemen te blijven. Als het nep is, is het dure kitsch.
We zien de oude stad Marib, nu een verzameling ruïnes, en de dam waaraan het zijn welvaart te danken had. De dam zorgde er namelijk voor dat het dal bevloeid kon worden en de landbouw kon floreren. Als we even later bij een uitzichtpunt een korte fotostop maken haalt Hamid een paar foto’s van zijn zoontje tevoorschijn. Nog even, nog een paar uur voor we terug in Sanaa zijn. Nog een paar uurtjes voordat hij zijn kleintje weer vast kan pakken...
Sanaa is vertrouwd. Hetzelfde hotel, alleen een andere, veel betere kamer. Op de hoek, aan de straatzijde, met een prachtig uitzicht over de stad. Met een goed werkende douche ook. Erg welkom na al dat woestijnzand.
Als we gaan eten is er een beetje baldadige stemming. Waar gaan we eten? En wat? Kip maar weer? We kunnen onderhand geen kip meer zien. ‘McDonalds!’ roept iemand. Nou is er in heel Jemen geen McDonalds te vinden. Geen enkele fastfoodketen heeft er trouwens vestigingen. Behalve... Pizzahut! Er is in Sanaa een Pizzahut.
Een deel van mijn reisgenoten moet er niks van weten. Belachelijk. Ben je in Jemen, ga je eten bij de Pizzahut. Het idee! Ik kan de humor er echter wel van inzien. De curiositeit en de nieuwsgierigheid zijn genoeg reden om de zoveelste kip te laten schieten. Met een busje van het hotel worden we afgeleverd. De hut ligt in een parkachtig stukje van de stad. Veel gezinnetjes met spelende jonge kinderen op de gazons.
Hoewel ik nooit eerder in een Pizzahut ben geweest lijkt het er binnen inderdaad uit te zien zoals overal ter wereld. Wel worden we aan tafel bediend, hetgeen me ongebruikelijk lijkt voor een fastfoodketen. De manager komt persoonlijk de bestelling opnemen, aangezien er verder kennelijk niemand Engels spreekt.
Dit is een van de weinige restaurant waar je ook vrouwen ziet. In veel restaurants in Jemen zie je alleen mannen. In de duurdere soms ook wel vrouwen, maar dan vaak door kamerschermen afgeschermd van al te nieuwsgierige blikken. De Pizzahut lijkt echter gezien te worden als een familie-uitje, inclusief vrouwen en kinderen. Al zoekt het stelletje aan de tafel naast ons wel snel een ander plekje op. Een plekje waar de vrouw niet kunnen zien zitten.
Verder is het weinig spectaculair: ik eet een prima pizza, meer valt er eigenlijk niet van te zeggen. Taxi’s brengen ons terug naar het hotel. Er is nog even onenigheid over de prijs (de ene chauffeur rekent 200 riyal, de andere 600), maar dat is snel gesusd. Het is een lange dag geweest. Terug op mijn kamer nog even tv gekeken, maar daarna al snel als een blok in slaap gevallen.