De hele uitspraak van het O.M. is hier te vinden ---> http://www.om.nl/?s=3&p=pg&id=4628Ik licht het gedeelte over homo's van een hoge constructie gooien er even uit:
De Weg van de Moslim.Het boek ‘De Weg van de Moslim’ bevat een samenvatting van de geloofsopvattingen en leefregels van de islam volgens de streng wahabitische leer van Saoedi-Arabië. Het behoort tot de literatuur die in het kader van de wahabitische geloofsverkondiging in massale aantallen vanuit Saoedi-Arabië gratis over grote delen van de islamitische wereld werd verspreid en er langs die weg in slaagde een zekere invloed te krijgen.
De schrijver van het boek stelt zich bij zijn formulering van geloofs- en gedragsregels de maatschappelijke situatie voor ogen die volgens hem bestaat of moet bestaan in een Islamitische staat. Uit andere publicaties van de schrijver blijkt dat hij, ondanks zijn streng wahabitische geloof, erkent dat moslims die buiten de Islamitische wereld verblijven aan de rechtsorde van hun verblijfsland gehoorzaamheid verschuldigd zijn en dat wat hij als strafrecht behandelt alleen geldt binnen het Islamitische staatsbestel
De wetenschap die wil vaststellen hoe de Islamitische Sharia luidt, en welke gedragsregels de Sharia in concreto voorschrijft, wordt in het Arabisch ‘fiqh’ genoemd. De ‘fiqh’ omvat ook de studie en de beschrijving van het ritueel, aangezien ook de godsdienstige rituele plichten tot het levenspad van een goede Moslim behoren. Een goede Nederlandse vertaling van ‘fiqh’ is plichtenleer. De ‘fiqh’-boeken behandelen niet alleen het Islamitisch ritueel maar ook het Islamitisch strafrecht. Strafbare handelingen worden in drie groepen onderverdeeld:
vergrijpen tegen lijf en leven; een vijftal misdrijven waarop het Islamitisch recht een ‘vaste’ straf (in het Arabisch ‘hedd’) heeft gesteld, te weten ontucht, betichting van ontucht, het drinken van wijn, diefstal en straatroof;
overige vergrijpen (als bedrog, afpersing) waar de rechter zelf de strafmaat voor vaststelt.
De tweede categorie van misdrijven, de misdrijven waarop een vaste straf is gesteld, spelen een grote rol in het bewustzijn van de gelovigen. Pas wanneer deze hedd-straffen volledig geïmplementeerd worden, zo meent menigeen, mag de gemeenschap Islamitisch genoemd worden. De zogenaamde Hedd straffen mogen alleen ten uitvoer gelegd worden door rechters.
De Weg van de Moslim bestaat uit 3 delen.
In deel 3 vinden we in het hoofdstuk wettelijke straffen de gewraakte uitlating aangaande straffen die zouden moeten volgen op sodomie.Ter illustratie vindt u hier de tekst over van de definitie die in het hoofdstuk wordt gegeven over de ‘hedd’ (= wettelijk straf):
De ‘hedd’ is het opleggen van een lichamelijke straf, van geseling tot doodstraf, aan degene, die een door Allah verboden handeling heeft verricht, om af te schrikken. De ‘hedd’ is ook de grens van de goddelijke wetten, die men nooit moet overschrijden zelfs niet naderen.
In het hoofdstuk worden achtereenvolgens voorwaarden, doel en wijze van straffen en het opleggen daarvan gegeven aangaande feiten als drinken van alcoholische dranken, ontucht, overspel, diefstal en sodomie.
Over sodomie staat op p. 226 van deel 3 het volgende:"Opmerkingen
De ‘hedd’ voor sodomie is steniging tot de dood, of men wel of niet getrouwd is. De profeet (vzmh) zei:
-"Wie u ook maar schuldig vindt aan sodomie, doodt hem evenals degene, die zich hiervoor laat misbruiken."Aboe Daoud en Tirmidi
Ten aanzien van de wijze, waarop ze te doden, levert men over dat compagnons van de Profeet (vzmh) dit op verschillende manieren hebben gedaan. Sommigen hebben ze gedood met vuur, anderen hebben ze gestenigd tot de dood. Ibn Abbes zei: men zoekt de hoogste constructie, waarvan men ze vanaf het terras met het hoofd naar beneden gooit, vervolgens doodt men ze met stenen"Bij bovenstaande passage blijkt al meteen dat het hier gaat om een
toelichting op de heilige geschriften en dat deze gedeelten een zakelijke weergave zijn van wat andere moslimgeleerden door de eeuwen heen ten aanzien van sodomie hebben gezegd, opgetekend en overgeleverd. Er wordt gesproken over ‘levert men over’, en men somt op wat de ‘compagnons van de Profeet’ voor manieren hebben gebruikt om degenen die zich schuldig hebben gemaakt aan sodomie te straffen, doden met vuur, stenigen of zoals Ibn Abbes heeft gezegd met het hoofd naar voren van de hoogste constructie gooien en vervolgens doden met stenen.’
De eerste ‘manieren’ zijn te weinig concreet om daaruit een strafbaar feit te destillerenDe uitlating echter welke gedaan zou zijn door Ibn Abbes en als zodanig vervat in dit hoofdstuk van het boek, is, geïsoleerd bezien, naar zijn aard opzettelijk beledigend in de zin van art. 137c Sr. voor een groep mensen wegens hun homoseksuele gerichtheid. Beledigend omdat de boodschap voor homoseksuelen is dat zij onwaardig zijn om verder te leven. Zet deze passage tevens in de zin van art. 137d Sr., aan tot haat tegen of discriminatie van mensen en zelfs tot gewelddadig optreden tegen personen wegens diezelfde homoseksuele gerichtheid? Nee, in de uitlating is geen oproep te lezen gericht tot individuele moslims. Deze worden niet aangezet tot de delictsbestanddelen van art. 137d Sr. Hetzelfde geldt ten aanzien van art. 131 Sr.Alhoewel de uitlating zelf beledigend is, meent het OM dat de context waarin de uitlating is geplaatst en de daaruit kennelijke bedoeling van die uitlating het beledigende karakter aan die uitlating ontneemt. Deze uitlating en de gehele passage die handelt over de wettelijke straf en de uitvoering daarvan bij sodomie staat kenbaar in direct verband met de geloofsopvatting.
Ook hier geldt dat de inhoud en ook de lading van de passage niet verder gaan dan een directe weergave van de godsdienstige opvatting van een aantal ‘compagnons van de Profeet’ welke dient ter aanduiding van de in de geloofsopvatting van de islam verankerde opvatting over sodomie en daarmee, naar mag worden aangenomen,
van diepgaande betekenis is voor de geloofsopvattingen van de verdachte.Zoals de woorden van Abbes zijn weergegeven en uitgelegd in de media en door sommige politici, lijkt het zonneklaar dat hier
de grenzen van het onnodig grievende en kwetsende zijn overschreden. Indien men echter de achtergrond van de teksten in beschouwing neemt, leidt dit tot de conclusie dat de verwoording zich niet begeeft buiten de grenzen van acceptabele proporties, zoals die door HR en EHRM zijn gemarkeerd.
Mmmm... begrijp er niet veel van...
Het is wel grievend, kwetsend en opzettelijk beledigend volgens het O.M.