vandaag trouwens een erg leuk stuk in de Gelderlander dat ik jullie neit wil onthouden:
quote:
Professioneler, stabieler, vindingrijker
PSV reist tegenwoordig met de borst vooruit naar Amsterdam. Hoe vaak bungelde niet de staart tussen de benen als Ajax - uit op het programma stond? De verhoudingen zijn fundamenteel gewijzigd. Na het wereldkampioenschap van 1974 is PSV zijn grootste rivaal nipt voorbijgestreefd en is Feyenoord naar de achtergrond verdrongen. De top drie is een top twee geworden.
Sommige wedstrijden liggen voor altijd in de herinnering verankerd. Omdat ze symbool staan voor een tijdperk, een revolutie of een nieuwe ontwikkeling. Ajax-PSV, gespeeld op 27 april 1975, is zo'n wedstrijd. PSV-Ajax, van 20 september 1975 ook. Het duel in Amsterdam is legendarisch, omdat PSV voor het eerst sinds vele jaren weer eens won in de hoofdstad (2-4). De wedstrijd in Eindhoven liet zien dat PSV zijn opponent kwalitatief werkelijk de baas was. Aan de hand van een briljante Ralf Edström won PSV die avond met 6-2. Edström scoorde vier keer.
Sinds 1974 ontlopen PSV en Ajax elkaar nauwelijks nog. PSV is zijn grote rivaal zelfs nipt voorbijgestoken als het gaat om prestaties in de nationale competitie. Het puntenaantal over de laatste dertig jaar is iets hoger (1823 om 1798), het aantal landstitels gelijk (dertien). De titel van 2005 kan het ware verschil maken.
Dergelijke verhoudingen waren tot '74 - het WK waarin Ajax en Feyenoord samen een bijna gouden Oranje vormden - ondenkbaar. PSV was een club als zoveel andere. Sparta, ADO, FC Twente dat niveau. Wel had PSV altijd veel meer financiële mogelijkheden. Philips maakte veel transfers mogelijk en dichtte in vroegere jaren steevast de gaten in de begroting. Desondanks waren periodes van succes zeldzaam en in ieder geval kortdurend. Tussen 1918 en 1974 domineerden Ajax en Feyenoord het Nederlandse voetbal. Ajax pakte zestien landstitels, Feyenoord tien. Ajax speelde vier Europese finales, Feyenoord twee. Feyenoord won als eerste Nederlandse club de Europa Cup voor landskampioenen én de wereldcup, Ajax deed dat als tweede.
De ommekeer bij PSV kwam onder trainer Kees Rijvers, die een elftal formeerde dat grotendeels bestond uit Brabantse jongens. Dure aankopen waren schaars bij Rijvers, hij boetseerde zijn teams liever zelf. Zo'n beetje in de stijl die Ajax beroemd had gemaakt. Zijn werk leverde drie landstitels, twee nationale bekers, de UEFA Cup én - voor het eerst- internationale erkenning op.
Juist in de Rijvers-jaren haperde de doorstroming uit de Ajax-opleiding. En toen Rijvers in 1980 terugtrad, bleek De Meer weer een kweekvijver van talenten. Met jongelingen als Kieft, Vanenburg en Rijkaard domineerde Ajax de eerste helft van de jaren tachtig. De talenten werden aan de hand genomen door Johan Cruijff, die op zijn 34ste terugkeerde bij Ajax en twee titels op rij pakte. In 1983 maakte Cruijff de overstap naar Feyenoord, dat prompt kampioen werd. Het is, de laatste dertig jaar, eigenlijk de enige titel die Feyenoord op eigen kracht veroverde. De kampioenschappen van 1993 en 1999 waren veel meer te danken aan het falen van de grote concurrenten.
Het bestuur van PSV leed in de eerste helft van de jaren tachtig onder een steeds terugkerende buikpijn. Investeringen in dure spelers leverden nauwelijks rendement (succes) op. PSV werd met cracks als Koolhof, Valke, Thoresen en Hysén een beetje de schlemiel van Nederland en bevestigde ongewild zijn imago van 'wel willen maar niet kunnen'.
Op tweede paasdag 1985 kropen de bestuurders Jacques Ruts, Harry van Raaij en Kees Ploegsma na de wedstrijd tegen Fortuna Sittard (2-1 verlies) samen in de auto en besloten: zo kan het niet langer. Of we leggen ons neer bij de suprematie van Amsterdam en Rotterdam ķf we investeren nog één keer, maar dan in echte toppers.
Het gevolg was een overval op Amsterdam en Rotterdam. Gullit en Nielsen werden losgeweekt bij Feyenoord, van Ajax kwamen Vanenburg en Koeman. Ook Rijkaard tekende voor PSV, maar die bedacht zich later.
Met de aanwezige routine van Van Breukelen, Gerets en Willy van de Kerkhof beschikte PSV weer over een topteam, dat tussen 1986 en 1989 vier titels aaneenreeg. De ploeg excelleerde ook op Europees topniveau en won in '88 de belangrijkste continentale prijs. Guus Hiddink was de frisse, slimme coach van PSV dat met de routine van Arnesen, Lerby en Kieft onaantastbaar werd.
Een nieuwe golf diende zich al aan. Ajax werd inmiddels getraind door Cruijff en speelde twee Europese bekerfinales. Van Basten, Van 't Schip, Jonk, Blind en later ook Bergkamp en de broertjes De Boer leidden een nieuwe glorieperiode in van de Amsterdammers, die vooral midden jaren negentig grote successen opleverde. Onder trainer Louis van Gaal won Ajax in '92 de UEFA Cup en drie jaar later de Champions League. Een nieuwe generatie manifesteerde zich, een generatie die een Surinaams stempel droeg. Kluivert, Seedorf en Davids veroverden de wereld, geleid als ze werden door routinier Rijkaard.
PSV beleefde zware jaren. Trainer Bobby Robson had na het vertrek van Hiddink nog twee seizoenen mogen teren op de aanwezige kwaliteiten, waarbij een sublieme sleutelrol was weggelegd voor Romario. Diens komst zorgde voor een breekpunt in de geschiedenis. Niet zozeer door zijn spel of zijn houding, maar wel door het gegeven dat bijzondere buitenlandse talenten PSV gingen zien als een springplank voor een grote internationale carričre. Dat PSV in 1994 erin slaagde om de ook door Ajax begeerde Ronaldo (zeventien jaar) naar Eindhoven te halen, versterkte het imago van de club alleen nog maar.
In Europa beleefde PSV vele jaren van anonimiteit. Zelden of nooit slaagde de club erin zijn internationale ambities gestalte te geven. Toch bleef het zijn aantrekkingskracht op topspelers behouden. Ook Cocu en Van der Weerden verkozen PSV boven Ajax, net als later Van Bommel, Bruggink en Hofland.
Het vertrek van Van Gaal zadelde Ajax in 1997 op met een erfenis, die altijd als een last zou blijven voelen. Van Gaal was trainer, coach, mentaal begeleider en technisch directeur ineen. Na hem beëindigde geen enkele trainer (Olsen, Wouters, Adriaanse, Koeman) zijn contract nog. In dezelfde periode werd PSV een toonbeeld van stabiliteit. Robson keerde even terug als tussenpaus, maar Gerets en Hiddink stonden symbool voor teamspirit en zelfbewustzijn.
PSV kende dan nog het voordeel van een solide bestuur. Voorzitter Harry van Raaij introduceerde in 1997 de PSV NV, die geleid werd door een professionele directie. Bij Ajax was het een komen en gaan van directeurs. Kales, Blind en Beenhakker probeerden het, Van Gaal keerde even terug en alleen Van Eijden doorstond alle stormen.
Ajax betrok de reusachtige Arena, waarin uitgerekend PSV zich prima thuisvoelde. Acht jaar lang verloor de Eindhovense club er niet. Pas afgelopen seizoen was Ajax weer eens de bovenliggende partij. Hoewel de begrotingen van PSV, Ajax en Feyenoord al jaren vergelijkbaar zijn (vijftig miljoen euro), is PSV op transfergebied de meest vindingrijke van de drie gebleken. Ook vandaag de dag pronken de Eindhovenaren met geslaagde aankopen als Gomes, Alex, Farfan en Beasley. Ajax heeft ook buitenlanders, maar diee voegen veel minder toe.
Talenten lopen er in Eindhoven nauwelijks rond, zoals al zolang. Ajax beschikt over Van der Vaart, Sneijder, Heitinga en sinds kort ook Babel en Maduro. De professionale creativiteit en de koopmansgeest bij PSV en het altijd sluimerende nieuwe elan in de hoofdstad maken de tweestrijd elk jaar weer boeiend. Ook morgen is er die confrontatie van culturen. Het zijn de belangrijkste kenmerken van het Nederlands voetbal sinds 1974. Feyenoord heeft noch in het één noch in het ander aansluiting kunnen vinden. De Reus uit Rotterdam is stilaan een slapende aan het worden.