Dit weekend op het IFFR:
Vrijdag:
Sake to onna to yari (The Master Spearman) (Tomu Uchida, 1960)
Leuke samoerai-film uit de jaren zestig. Het niveau van Kurosawa of Kobayashi wordt nergens gehaald, maar het is een leuk verhaal over een man die besluit het samoeraileven vaarwel te zeggen en met z'n vrouw op het platteland te gaan leven. Een paar heel inventieve shots leveren prachtige momenten op, maar helaas is het af en toe ook wat knullig, zoals de manier waarop het einde gemonteerd is. ***½
Intrus, L' (The Intruder) (Claire Denis, 2004)
De eerste drie kwartier zijn geweldig. Prachtige dreigende muziek scheppen een onheilspellende sfeer en dat levert een aantal fantastische momenten op. Zodra de film Europa verlaat wordt de film wat minder en soms een tikkeltje te traag, maar met de mooie beelden blijft er nog genoeg te genieten. Het complexe verhaal ontvouwt zich niet meteen bij een eerste kijkervaring, maar dat maakte de film des te intrigerender. ****
My Summer of Love (Paul Pavlikovsky, 2004)
Leuke Britse film van een Poolse filmmaker, die bij momenten doet denken aan
Heavenly Creatures. De twee jonge actrices zetten leuke rollen neer, de een als elitaire dromer, de ander als ongecompliceerd arbeidersmeisje. Paddy Considine is ook erg sterk als de broer van het arbeidersmeisje die God gevonden heeft. De vriendschap tussen de twee meisjes is gedoemd ten gronde te gaan, maar ondanks de weinig verrassende plot is de weg naar het einde erg plezier, mede door de sfeer die die Pavlikovsky weet te creëren van een zomers Engeland. ***½
Zaterdag:
Dead Man's Shoes (Shane Meadows, 2004)
Leuke thriller, geschreven door hoofdrolspeler Paddy Considine. Hij is een grove soldaat dit uit wraak een groep mannen omlegt. Waar die wraak precies vandaan komt wordt aan de hand van fragmentarische flashbacks langzaamaan duidelijk. De film bevat naast onsubtiel geweld ook een flinke dosis humor (die 2CV
![]()
) en dat maakt hier een heel plezierig filmpje van. ***½
4 (Ilya Khrzhanovsky, 2004)
Het begin is erg pakkend en intrigerend. Het begint al met de verrassende openingsscene en gaat door in de uitgebreide barscene, het hoogtepunt uit de film. Er ontvouwt zich een boeiend gesprek tussen de drie aanwezigen over onder andere klonen. Vanuit daar ontspoort de film een beetje. Technisch gezien blijft de film wel van hoog niveau (mooie beelden, treffende muziek), maar inhoudelijk is het een stuk minder interessant dan het begin. Het wordt bij de oude vrouwen ook wat ongemakkelijker om naar te kijken en een beetje langdradig. ***½
Sanctuary (Ho Yuhang, 2004)
Oninteressante film uit Maleisië. De stijl van de film lijkt erg veel op die van de Dogma-beweging, een beweging waar ik toch al niet echt fan van ben. Het levert een oninteressante realiteitsschets op, ontdaan van alle filmische aspecten zoals muziek, camerawerk. Enkele scenes blijven je wel even bij, maar uiteindelijk is het inhoudelijk te zwak. *½
Primer (Shane Carruth, 2004)
Erg leuke lowbudget ($7000) film met een erg interessant uitgangspunt. Het lage budget is nergens storend en dat komt vooral doordat je constant druk bezig bent de chronologie van de film te ontrafelen, iets wat je waarschijnlijk de eerste keer niet lukt. Met z'n 78 minuten is het dan ook een erg geschikte film om vaker te kijken om dit alsnog te doen. Een lekker hoog tempo zorgt er voor dat de film nergens inzakt en deze film kan dan ook voor Shane Carruth hetzelfde doen als dat de enigszins vergelijkbare
Pi en
Cube voor respectievelijk Darren Aronofsky en Vincenzo Natali deden. ****
Nastrojshchik (The Tuner) (Kira Muratova, 2004)
Erg leuke film, die doet denken aan het werk van Emir Kusturica, maar ook aan de nouvelle vague stroming (de luchtige dialogen met subtiele grapjes) en Italiaanse meesterwerken (omgevingen en cinematografie). De zwart-wit cinematografie is erg mooi en geeft de film een distinctieve stijl. De humor is geweldig en zorgt er voor dat de film nooit gaat vervelen, ondanks dat de film naar het einde toe wat de langdradig wordt. Renata Litvinova spat van het scherm af in een erg leuke rol. ****
Survive Style 5+ (Gen Sekiguchi, 2004)
Dat er uit Japan absurde films komen is langer bekend, maar deze film herdefinieert absurditeit. Fantastische kleurrijke omgevingen, absurditeiten en hilariteit ten top in deze erg grappige debuutfilm van debuterende reclameregisseur Gen Sekiguchi. De bazooka-armen, de reclames tussendoor, de hypnosekip; stuk voor stuk voltreffers. Hier en daar worden wat subplotjes vergeten, maar dat boeit eigenlijk niet zo, want waar de film op doelt slaagt hij in met vlag en wimpel. ****
Zondag:
Temporada de patos (Duck Season) (Fernando Eimbcke, 2004)
Erg leuke Mexicaanse comedy, die sterk doet denken aan de Uruguayaanse film
25 Watts. Geschoten in hetzelfde zwart/wit en verveling als voornaamste onderwerp zijn de sterkste overeenkomsten. Deze film is echter net wat leuker uitgewerkt. Grappige situaties ontstaan wanneer de pizza-koerier 11 seconde te laat komt of wanneer het buurmeisje wiet in de brownies stopt. ****
Dare mo shiranai (Nobody Knows) (Hirokazu Koreeda, 2004)
De Japanse inzending voor de Oscars van dit jaar is een meeslepend drama over vier kinderen die voor zichzelf moeten gaan zorgen, nadat hun moeder hen verlaten heeft. Het verhaal wordt mooi verteld met stijlvolle beelden, maar de film is helaas net wat te lang voor dit onderwerp. Op een gegeven moment blijft de film wat te veel stilstaan en bevat hij dus wat overbodige scenes. De kinderen spelen hun rollen wel erg sterk en de muziek maakt de film af. ****
Nuit de la vérité, La (Fanta Régina Nacro, 2004)
Redelijke film over de stammenoorlogen die het Afrikaanse continent teisteren. Het verhaaltje behandelt een aantal aspecten die daarin een belangrijke rol spelen, maar heel indrukwekkend wordt het allemaal niet. Het acteerwerk laat hier en daar wat te wensen over en binding ontstaat met geen enkel personage doordat er van niemand een achtergrondschets gegeven wordt. Het zijn allemaal wat platte personen. ***
Sud pralad (Tropical Malady) (Apichatpong Weerasethakul, 2004)
Half geslaagde Thaise film die op het Cannes Film Festival in de prijzen is gevallen. De film is op te delen in twee delen die heel abrupt en zonder aanleiding elkaar opvolgen. Het eerste deel centreert zich rond een aardige romance tussen twee oude vrienden. Het tweede deel is een metafoor van het eerste deel, waarin het thema liefde verder in uitgediept wordt. Op zich een mooie constructie, maar de uitvoering laat wat te wensen over. Op sommige momenten worden dingen verteld door een tekstscherm, wat ook eenvoudig uit te beelden zou zijn. Met geluid en beeld wordt er nog wel een aardige sfeer gecreëerd, maar het is niet de film waar ik op hoopte. ***
Boginya: kak ya polyubila (Goddess) (Renata Litvinova, 2004)
Cult-actrice Renata Litvinova (ook in
The Tuner) schreef, produceerde en regisseerde deze uiterst gestyleerde film. De psychedelische droomsequenties zijn erg leuk en ook mooi vormgegeven, hoewel de CGI niet altijd overtuigend was. Ik moest tijdens het kijken aan het werk van Jean Cocteau werken; het idee van de spiegels komt wellicht uit
Orphée en de sprekende tekeningen zag ik eerder in
Le sang d'un poète. De pacing van de film loopt niet altijd even lekker, maar met de vele hoogtepunten (de laatste 30 minuten zijn erg sterk) en de sterk muziek is dat makkelijk te vergeven. Na haar erg leuke eerdere optreden in
The Tuner ben ik definitief fan geworden. Als afluiter mijn persoonlijke hoogtepunt van het festival. ****½