Ik heb het interview gevonden. Ik moet zeggen, dat ze bijzonder eerlijk is in het interview, maar ik vraag me af of ze niet tegen teveel schenen gaat schoppen. Of al teveel vijanden heeft gemaakt in het verleden met haar 'dikke lul 3 bier' gedrag:
Beetje vreemde tante.
quote:
k krijg De Geus nog wel een keer
December 2004. Ze is de machtigste vrouw van de vakcentrale FNV. Vicevoorzitter Agnes Jongerius (44) schrikt menige bijeenkomst op met haar onverbloemde taalgebruik. 'Als ik iets gelul vind, zeg ik dat.' Als actieleider smeedde ze een breed draagvlak voor het verzet tegen de versobering van de VUT en het prepensioen. Een interview in de Volkskrant.
______
Uit: de Volkskrant, 23 december 2004. Door: Gijs Herderschee en Jaap Stam.
De bonden kregen driehonderdduizend mensen op de been, het was de grootste vakbondsdemonstratie na de Tweede Wereldoorlog. Het klappen van de zweep leerde Jongerius bij de Vervoersbond FNV, zo'n beetje de ruigste tak van de vakbeweging. Na een paar jaar veldwerk werd ze gekozen in het federatiebestuur, dit jaar werd ze vicevoorzitter. 'Als het moet, ga ik er met gestrekt been in. Maar ik ben aangepaster dan je denkt.' Agnes Jongerius woont samen met radiomaker Ger Jochems. 'Sindsdien is de zapper niet meer van mij.'
Ik was een exotische plantensoort toen ik bij de vakbond kwam. Kaderleden vroegen zich af: zijn wij zo weinig waard dat ze een vrouw op ons dak sturen? Bij de Vervoersbond hadden mannen die nooit een vrachtautostuur beet hadden gehad net zo veel moeite zich in te vechten. Maar ik was ook nog eens vrouw. Daardoor was ik dubbelgehandicapt.
Het is ook een voordeel. Werkgevers zijn bijna alleen maar mannen. Je kunt ze van hun stuk brengen, omdat ze het ingewikkeld keld vinden nee te zeggen tegen een vrouw.
Ze willen graag charmant doen. De manier van zakendoen tussen mannen onderling, dat opbieden tegen elkaar, kunnen ze niet zomaar overplanten naar vrouwen.
Als het moet, kaffer ik even hard mee. Als ik verwacht er meer uit te slepen door me als een charmant meisje te gedragen, hang ik het charmante meisje uit - écht, ik kan het.
Mijn vader was tuinder, totdat hij zijn bedrijf eraan moest geven omdat de grond te slecht was. Dat heeft hij verschrikkelijk gevonden. Toen ik werd geboren, werkte hij al bij de plantsoenendienst van Utrecht. Hij was opzichter en ging over de bomenploeg. ploeg. Ik was enorm trots op mijn vader. Als ik door de stad fietste, dacht ik: al die bomen zijn van mijn vader. Yeah! Hij was een trotse man die zich niet alles liet vertellen. Mijn moeder kon goed leren, ze was graag naar de universiteit gegaan, maar de kweekschool was al buitensporig. Daar zat ze tussen meisjes van de betere standen. Die belandden op gegoede scholen, mijn moeder kwam in een achterbuurt voor de klas te staan. Het contract werd ontbonden op de dag van haar huwelijk. Mijn moeder heeft al haar ambities op haar kinderen gestapeld. We moesten leren, leren, leren en het ver schoppen.
Mijn vader koos voor de onderkant zonder dat te benoemen. Hij sprak niet, hij deed. Hij trok op met allochtone collega's en hield de tuin bij van vrouwen wier man was overleden. Mijn moeder was explicieter, zij vroeg in de kerk aandacht voor de derde wereld.
Ze heeft een politieke partij mee opgericht, Een Nieuwe Lente, omdat ze vond dat de varkensboeren van de KVP in de gemeenteraad zaten om zichzelf te bevoordelen. Ze werd met voorkeurstemmen gekozen, maar durfde uiteindelijk niet in de raad te gaan.
Ik heb van alletwee wat meegekregen. Van mijn vader een kompas: het gaat niet om wat mensen zeggen, maar om wat ze doen. Dat ik mij overal tegenaan bemoei, heb ik van mijn moeder. Het verschil is dat ik doorbijt, dat heb ik weer van mijn vader. Ik laat me niet afschrikken omdat ik van mindere komaf ben. Bepalend is dat ik iets heb in te brengen.
Ik wil het verschil maken, het maakt uit dat ik vicevoorzitter van de FNV ben. Ik dram eindeloos door en probeer zo veel mogelijk mensen erbij te betrekken. Ik heb me tijdens de acties tegen het kabinet enorm ingespannen voor de samenwerking met de andere bonden.
Kneden en begrip kweken. Wanneer moet je wie erbij betrekken. De uitkeringsgerechtigden en de Raad van Kerken heb ik erbij gehaald. Ik ken die mensen en kan dat voor elkaar krijgen. Dat is, zeg maar, niet het gewone vakbondshandwerk. Ik zie het wel als mijn taak. Als het nodig is, sleur ik er tachtig uur per week aan. In de aanloop naar de grote demonstratie belde ik twee keer per dag mijn mobieltje leeg. Ik heb er slapeloze nachten van gehad of het wel zou lukken.
Ik ben katholiek opgevoed. Bij mijn ouders zat het er diep in. Toen ik had gesolliciteerd bij de Vervoersbond en ik voor een tweede gesprek werd opgeroepen, zei mijn moeder: leuk dat je bent uitgenodigd, maar je gaat toch zeker niet werken bij die socialisten. Mijn vader zegde zijn lidmaatschap van de katholieke Kabo op toen die fuseerde met de socialistische Abva.
Ik heb een bètabrein, een vakjesbrein. Ik deel alles in, ik houd het graag overzichtelijk. Dat deed ik als kind al. Wij woonden naast een streng gereformeerd gezin. Wij hadden op feestdagen sinas, dat was dus katholieke limonade. Zij dronken cassis, dat was gereformeerde limonade.
Als ik de logica snap, geeft het rust in mijn kop, en kan ik het opbergen. Desnoods verzin ik mijn eigen logica. Dat lukt niet altijd. Het gedrag van minister De Geus van Sociale Zaken blijft me bezighouden. Hoe kan hij zeggen dat hij zich zo halsstarrig heeft opgesteld om ons een dienst te bewijzen? Dat de vakbond zich nu kon profileren met die grote demonstratie. Volgens hem konden we nog geen kikker van de kant duwen.
Ik deel de wereld niet in vrienden en vijanden in. Er zijn trouwens geen mensen aan wie ik een extreme hekel heb. Dat zou het wel overzichtelijker maken. Ik heb wel een pesthekel aan geblaat. Het geklets van rijke stinkerds die zeggen dat mensen met een bijstanduitkering er de kantjes van aflopen, vind ik verschrikkelijk. Maar aan iemand die een rechts wereldbeeld heeft en niet al te veel onzin verkoopt, heb ik niet per se een hekel.
Ik heb gestudeerd op het toppunt van de democratisering. Ik zat in het faculteitsbestuur met een hoogleraar Oosterse talen en een hoogleraar Duits. Die hadden nul verstand van cijfers, dus ik deed de begroting. Ik was 22 en onderhandelde met het college van bestuur dat we er geld bij moesten krijgen. Mocht ik nog een laatste restje autoriteitenvrees hebben gehad, dan ben ik het daar kwijtgeraakt. Ik buig niet voor autoriteit, functie of titel.
Ik moest en zou een baan hebben voordat ik was afgestudeerd. Een uitkering vind ik niks. Als je kunt werken, moet je werken voor je geld. De eerste keer dat ik in de Volkskrant zocht, stond de advertentie erin waarin de Vervoersbond FNV vrouwen zocht als vakbondsbestuurder.
Waarom ze mij hebben aangenomen? Jong. Bestuurservaring. Voor een deel ook de reputatie van de Utrechtse universiteit, daar kwamen radikalinski's vandaan. Ik heb ze niet teleurgesteld, hoewel ik een braaf en bestuurlijk meisje was. Brave gymnasiaste, die altijd haar vinger opstak en plaatjes spaarde van Johnny Rep van Ajax. Dat vond ik zo'n mooie jongen. Brave geschiedenisstudente, die mee bestuurde en cum laude afstudeerde. Ik ben eigenlijk nog steeds heel braaf.
Hoezo ben ik dan bij de verkeerde club terechtgekomen? Waarom nou? Als dezelfde advertentie van het VNO/NCW erin had gestaan, had ik niet gesolliciteerd. Ik ben bij de bond gaan werken om iets te doen voor de onderkant.
Ik wist weinig van het echte leven, dat is de andere kant. Ik kon ook kiezen voor de functie van bondscontactman in de haven, zo heette dat nog. Dan moest ik in een kantine op een tafel klimmen en roepen: mannen, we pikken het niet langer. Dat zag ik mezelf niet doen. Ik besefte dondersgoed dat ik rechtstreeks van de universiteit kwam en niet meteen met het rode vaandel voorop kon gaan lopen.
Mijn vuurdoop kreeg ik in 1989 toen het beroepsgoederenvervoer actie voerde. Een harde sector met arbeidsverhoudingen die zo paternalistisch zijn als de pest. Toen heb ik leren vechten. Letterlijk, ik kreeg een klap van een baas. Ik ben niet bang. Ik zeg wel vaak: dat durf ik niet, maar dat is meer een pose. De pose van het jongste kind uit een groot gezin. Werknemers zijn lid van de bond om zich te beschermen tegen de treiterijen van bazen. Dan moet ik vooraan staan en de eerste klappen opvangen.
Ik sloeg niet terug. Dat ben ik niet gewend, ik was te verbouwereerd. Maar ik deinsde ook niet terug. Ik stond er met een houding van: wát nóu? Gelukkig stonden er veel mannen om me heen die ervoor zorgden dat het bij die ene klap bleef. Na die staking had ik het gevoel: ik hoor erbij, ik ben one of the guys.
Ik ben dapper, maar ook wel een beetje een angsthaas. Als het over mezelf of mijn omgeving gaat, vind ik het een stuk ingewikkelder om ruzie te maken. Eigenlijk wil ik toch ook heel graag dat iedereen mij aardig vindt. Dat is een betere eigenschap voor een leidster van de kinderopvang dan voor de vicevoorzitter van de FNV.
Als het over de belangen van werknemers gaat, heb ik geen enkele vorm van terughoudendheid. Ik vloek als het moet. Soms ben ik echt boos. Niet institutioneel boos, maar écht boos, dan heeft het de neiging met me op de loop te gaan. Daar heb ik zelf meer last van dan de mensen op wie ik boos ben. Dan ga ik schelden, niet te zuinig. Ik leer steeds beter effectief boos te zijn. Dan schakel ik bijtijds terug.
De Geus heb ik nog nooit uitgescholden. Maar hij leent er zich bij uitstek voor. Dat weet hij en daarom ontloopt hij mij. Aan de overlegtafel kijkt hij alle kanten op, behalve de mijne. Ik heb hem door alsie uit zijn nek zit te kletsen, en dat weetie.
Ik negeer hem ook, hoor. Als er een deal moet worden gesloten, ga ik naar Zalm. Aan De Geus heb je helemaal niks. Met zijn ambtenaren kan ik ruzie maken, maar De Geus is van rubber.
Maar ik krijg hem nog wel een keer, ik heb nog een rekening met hem te vereffenen. Het is wel míjn WAO-voorstel waarmee hij koketteert. Ik hoef het niet met iemand eens te zijn, maar je moet je wel straight gedragen. Dat is mijn spelregel. Sorry zeggen, leidt bij mij tot veel begrip. Maar je moet het wel even zeggen.
Lijkt me niks, minister zijn. Al die fractieleden die op elkaar en hun eigen bewindslieden lopen te kankeren. Moet je ze over elkaar horen, ik denk altijd: als ze het aan mij vertellen, zullen ze het nog wel tegen een hele hoop anderen vertellen. Ze zullen toch niet alleen bij mij komen uithuilen.
Voorzitter van de FNV? Ik zeg geen nee, ik zeg geen ja, elk antwoord is fout, ik wil er niks over zeggen. Nou oké: ik vind het fantastisch om bij de vakbeweging te werken. Dan mag ik lekker ongegeneerd onredelijk zijn, want ik ben belangenbehartiger. Als iemand mij onredelijk vindt: dikke lul, drie bier; leden betalen contributie om mij onredelijk te laten zijn.
Vorig jaar zijn mijn ouders kort na elkaar overleden. Mijn vader had een paar jaar daarvoor een herseninfarct gekregen, werd dement en belandde in een verpleeghuis. We probeerden hem thuis te verzorgen, maar dat werd te zwaar. Heb je nota bene zes dochters en twee zonen en dan moet je nog naar een verpleeghuis, omdat wij zo nodig moeten werken. Dat heb ik verschrikkelijk gevonden. In het begin maakte hij het bewust mee. Had ik hem voor een dagje opgehaald, wilde hij niet terug.
Het was zo'n enorme miscasting: mijn vader, die stoere, sterke man, in een verpleeghuis. Er hangt een lucht van urine, doorgekookte bloemkool en schoonmaakmiddelen. Mensen worden vastgesnoerd in hun rolstoel, anders vallen ze eruit. Er was geen tijd voor activiteiten, geen geld voor fatsoenlijke begeleiding. Zelfs geen tijd om de bewoners naar de wc te brengen, dus kregen ze een luier om. Het is een schande dat we dit accepteren.
Nu ik dit zeg, realiseer ik me dat ik me daar niet boos om maakte voordat mijn vader in het verpleeghuis terechtkwam. Ik zei er niks van toen mijn vader erin zat, want ik dacht: als wij moeilijk gaan doen, al die assertieve dochters, krijgt hij het op zijn brood. Daarna was ik dolblij dat ik ervan af was. Ik zou mijn verbale vaardigheden en mijn positie moeten inzetten om iets aan die wantoestanden te doen, maar het is te moeilijk voor me, ik kan een verpleeghuis van binnen niet meer zien. Ik kan mijn woede wél omzetten in energie om andere misstanden aan te pakken.
Het heeft er ook mee te maken dat mijn moeder is overleden in een hospitium. Dat draait op drie beroepskrachten en tientallen vrijwilligers. Hoezo hebben wij niks meer voor elkaar over? Mannen lopen te koken, vrouwen schenken koffie en doen de was. Uit die solidariteit put ik ook kracht.
Mijn vader heeft mijn moeder de lol gegund dat zij hem kon begraven. Ik heb nog nieuwe kleren voor de begrafenis met haar gekocht. Zij wist dat ik wist dat we tegelijkertijd de kleren kochten waarmee zij straks in de kist zou liggen. Al haar kleren waren te groot geworden.
Het was ook wel romantisch. Mijn moeder was zes dagen ouder dan mijn vader. Ze zijn tegenover elkaar geboren, ze zijn hun hele leven samen geweest en drie weken na elkaar overleden.