Op zondag 1 juni 2025 20:13 schreef Servieskast het volgende:Ze had er de hele week naar toegeleefd. Zondag. Haar altaar van stilte. Geen inbox, geen videovergaderingen, geen vragen om dingen "even snel" te fixen. Gewoon een boek, een kop thee, en de tijd die eindelijk niet aan haar knaagde maar zich uitstrekte als een kat in de zon.
Ze had het ritueel inmiddels geperfectioneerd. Pantoffels. Wierook. Klassieke muziek op exact 28% volume. Geen afspraken. Geen make-up. Geen schuldgevoel.
En toen kwamen ze.
De kinderen.
Schreeuwend, gillend, stampend, alsof hun stembanden per decibel gesponsord werden. Alsof de speeltuin onder haar raam veranderd was in een gladiatorenarena van snot en hyperactiviteit.
Ze probeerde eerst nog mild te blijven. "Ach, kinderen," fluisterde ze tegen zichzelf, zoals een boeddhistische monnik die probeert een tsunami met ademhalingsoefeningen te weerstaan.
Maar na twintig minuten krijs over wie op de schommel mocht en een jengelconcert van een kind dat blijkbaar zijn sok kwijt was, knapte er iets.
> “Ik haat schreeuwende kutkinderen,” zei ze hardop. Tegen niemand. Tegen alles.
Ze schrok van haar eigen stem. Die klonk niet alleen boos — die klonk radicaal. Alsof ze elk moment een pamflet kon schrijven met de titel Kinderstilte: Pleidooi voor een Fatsoenlijke Samenleving.
Wat haar werkelijk woedend maakte, was niet alleen het geluid. Het was het vanzelfsprekende ervan. Alsof haar rust minder waard was dan hun lawaai. Alsof elke vierkante meter publieke ruimte automatisch kindergebied was. Alsof haar behoefte aan stilte iets elitairs was geworden.
> “Ze zijn gewoon kinderen,” zou haar vriendin zeggen.
“Ze zijn luid, maar dat hoort erbij.”
Nee. Wat erbij hoort is grenzen. Wederzijds respect. En de erkenning dat ‘gewoon kind zijn’ geen vrijbrief is om iedereen het gevoel te geven dat ze op een festival wonen zonder uitgenodigd te zijn.
Was ze onredelijk? Misschien.
Was ze alleen? Zeker niet.
Maar haar ergernis werd niet erkend. Integendeel — ze werd weggezet als kinderhater, als kil, als iemand die 'niet begrijpt wat het is om moeder te zijn'.
Alsof vrouw-zijn automatisch moeder-zijn impliceert.
Alsof het enige legitieme vrouwelijke geluid dat van een moeder met een buggy is.
Ze zette haar noise-cancelling koptelefoon op. Niet om de kinderen buiten te sluiten, maar om zichzelf binnen te houden. Haar grenzen te bewaken. Haar zondag te redden.
En in stilte — haar eigen stilte — formuleerde ze haar klacht aan de gemeente. Niet als een boze burger, maar als een vrouw die weigert zich te laten overstemmen.