quote:
Op een donkere en stormachtige nacht in Utrecht werd de stad geteisterd door een hevige onweersbui. De lucht knetterde van elektriciteit, en de donder rolde als reusachtige voetstappen over de huizen en straten. Boven het Wilhelminapark, waar een oude, majestueuze eik stond, leek de bliksem god Fulmenius bijzonder woest.
Al eeuwenlang stond de eik in het hart van het park, diep geworteld in de aarde en gestreeld door de wisselende seizoenen. In de lente was hij bedekt met een dichte kroon van groene bladeren die zachtjes ruiste in de bries. In de herfst werd hij een symbool van vergankelijke schoonheid, met zijn goud- en roodgekleurde bladeren die als vuurwerk naar de grond dwarrelden. Deze boom had generaties van bewoners zien komen en gaan, en was getuige geweest van talloze verhalen en geschiedenissen.
Maar de oude eik had ook een geheim. Diep onder zijn wortels lag een oude, vergeten tempelruïne, gewijd aan Fulmenius. Lang geleden, in een tijd waarin mensen nog diep ontzag hadden voor de krachten van de natuur, werd de tempel gebouwd om Fulmenius te eren en zijn woede te bezweren. Echter, met het verstrijken van de eeuwen werd de tempel vergeten en raakte bedolven onder de aarde en de wortels van de groeiende eik.
Fulmenius, die zijn krachten soms door de lucht liet dansen, had zich jarenlang afgezien van deze plek. Maar op die bewuste nacht voelde hij plotseling een herinnering opwellen: de oude, verloren tempel die ooit zijn kracht en aanzien vierden. De gedachte aan de vergeten eerbetuiging maakte hem boos. Hoe durfde deze boom, hoe prachtig en statig hij ook was, zich te vestigen op de plaats van zijn ooit glorieuze tempel? Het was voor Fulmenius onacceptabel.
Met een donderend gebrul en een knetterende flits sloeg hij neer op de oude eik. Het harde hout kraakte, en vonken sprongen met kwaadwillige schittering door de lucht. Bewoners in de buurt schrokken wakker, hun harten bonzend van de onverwachte dreun. De majestueuze boom wiegde even onder de kracht van de slag, maar bleef rechtop staan, zijn wortels stevig verankerd in de grond.
Fulmenius, nog steeds kookend van woede, bleef zijn fury uitleven op de oude eik. Nacht na nacht bracht hij verwoestende bliksemschichten omlaag, elk met de hoop om de boom te vernietigen en zijn dominium over deze heilige plaats terug te nemen. Maar elke keer dat de bliksem insloeg en de schors van de eik verschroeide, groeide er een nieuwe laag, sterker dan daarvoor. Het leek alsof de eik zijn aanvallen absorbeerde, daarmee sterker en veerkrachtiger wordend.
Hoewel hij vastberaden was om de boom omver te werpen, begon Fulmenius te beseffen dat er iets bijzonders was aan deze eik. Hij merkte dat de boom, in al zijn koppige standvastigheid, een onverklaarbare kracht bezat die zelfs zijn machtige bliksem niet kon uitdoven. En zo begon de relaas van de vurige bliksemgod en de onwankelbare boom een wending te nemen die niemand had kunnen voorzien.
De ongemakkelijke vrede tussen Fulmenius en de eik bleef, nacht na nacht. Terwijl de bliksem zijn vurige vonken uitspeelde, weigerde de eik om zich over te geven aan de vernietigende kracht. En na verloop van tijd werd Fulmenius' boosheid omgevormd tot een grillige bewondering. De boom, nu getekend door zware brandplekken en diepe rimpels in zijn schors, stond daar als een levend kunstwerk, gevormd door de elementen en getekend door zijn ontzagwekkende confrontaties.
In de loop van de seizoenen begon Fulmenius meer en meer respect te voelen voor de eik. Wat ooit pure woede was, veranderde in waardering voor de kracht en de vasthoudendheid van de boom. Uiteindelijk begon hij de vonken minder achteloos te sturen, en liet hij de boom met rust als een symbool van hun gedeelten strijd die alles behalve zinloos was.
In de geschiedenis van Utrecht zal altijd worden verteld over de oude eik in het Wilhelminapark en de vurige bliksemgod. Terwijl het verhaal generaties lang doorverteld werd, bleef de eik een levende getuige van de turbulente confrontaties. Hier, in het hart van de stad, reflekteerde deze eeuwige strijder de wijsheid van weerstand, kracht en degelijkheid door hun worstelingen. Want soms, zelfs wanneer de natuur zijn kracht botviert in de hart van een storm, kan weerstand een brug bouwen om tot respect en waardering te komen.