Etapa 17: Monumento Juan de Castillo. Arnuero - Santander, 141,5 kmVoor ik begin aan deze nabeschouwing wil ik eerst om een moment van stilte vragen. We branden een denkbeeldig kaarsje voor Wout van Aert, oh, wat een pech. De rit begon nochtans goed voor hem. Hij was zo ongeveer de eerste die in de aanval ging, maar nadat hij weer werd gegrepen lag hij een paar tellen later op de grond. Een valpartij zonder erg, hij kon snel door en een paar keer met onze ogen knipperen later zat hij in de kopgroep. Oké, zat iets meer tijd tussen, maar toch. Toen eenmaal de kopgroep ontstond schoof hij geruisloos mee. Hij had er weer zin in, op de dag na de rustdag. Onderweg pakte hij de puntjes op de bergjes, Jay Vine werd afgedroogd op de Mirador del Fito en ook op de Collada Llomena kon niemand hem bedreigen. Het groen hing al stevig om zijn schouders, maar door deze sprintjes bergop nam hij ook een voorsprong in het bergklassement. In de afdaling van de Collada Llomena ging het alleen helemaal mis. Een lastige afdaling, wisten we nog van drie jaar geleden. Toen gingen in een bocht drie renners onderuit. En nu, in precies dezelfde bocht, ging Felix Engelhart op z'n plaat. Van Aert zat direct achter hem en hij reed rechtdoor tegen een rotswand aan, terwijl ook Isaac del Toro ten val kwam. De tweede val van de dag voor Wout van Aert, deze was heftiger. Al stapte hij wel snel op de fiets, maar na een paar keer trappen liet hij zijn been hangen. Als een wielrenner dat doet weet je wel hoe laat het is, dan zit er iets niet goed. Hij stapte met moeite van de fiets, ging in de kofferbak zitten en daar zagen we Wout lijkbleek worden. Een ontzettend nare valpartij, die hem hopelijk niet langdurig aan de kant houdt. Dat zou zuur zijn, zeker na het jaar dat hij al achter de rug heeft. Hij was bezig aan een perfecte rit, waarin hij het groen en de bollen nog meer naar zijn hand zette, maar nu is hij ineens alles kwijt. Hij neemt niet twee truien mee naar huis, in plaats daarvan is het een nieuwe deceptie geworden. Al heeft hij nog wel altijd drie ritten op zak, natuurlijk. Maar toch, dit moet niet lekker voor hem zijn. De koers ging overigens gewoon door, verrassend genoeg. De andere twee gevallenen konden gelukkig ook door, Isaac del Toro sloot zelfs weer vooraan aan.
In de kopgroep reden ze gezellig samen over de Collada Llomena. Voor die klim had Van Aert een tijd in z'n eentje op kop gereden, maar hij zag later het zinloze in van die inspanning. Alle andere koplopers hadden weinig zin in spelletjes en dus reden ze in gesloten rangorde naar Lagos de Covadonga. Dat was in het peloton wel anders, op de Collada Llomena zette Mas zijn mannen op kop, om vervolgens zelf ten strijde te trekken. Even leek hij weg te rijden, Roglic reageerde niet meteen. Even later deed hij dat alsnog, en toen werd Mas weer snel tot de orde geroepen. Het signaal voor Landa om het dan maar eens te proberen, maar ook hij kwam niet weg. We zagen net als in 2021 actie op de Collada Llomena, alleen ontstond er dit keer geen gat van betekenis. Dus reden ze ook in het peloton in gesloten rangorde naar Lagos de Covadonga. In de afdaling deden ze het rustig aan, dat was maar goed ook. Twee keer Collada Llomena, twee keer in de regen, twee keer een valpartij in dezelfde bocht. Of we deze klim in de toekomst vaker gaan zien, mwah, dat begint dan ineens twijfelachtig te worden. Enfin, we konden makkelijk doorspoelen naar de slotklim, daar moest alles zowel vooraan als achteraan dan maar gaan gebeuren. Weer eens ouderwets een vluchter die op Lagos de Covadonga wint, nature is healing. In het peloton had niemand echt zin om te rijden, Decathlon liet het gat mooi oplopen naar een minuut of tien en na de versnelling van Movistar op de voorlaatste klim bleef daar nog een minuut of zes van over. Twee gevechten voor de prijs van één, dus. En nou, wat een gevecht werd het. UAE zat met drie renners vooraan, Vine, Del Toro en natuurlijk de onvermijdelijke Marc Soler. Marco had weer zo'n dag, hij was weer ontzettend bezig. In de eerste kilometers van Lagos de Covadonga reed Vine veel op kop, dat leek in dienst van Del Toro te zijn. De jonge Mexicaan was ook mee met de eerste aanvallen, terwijl Soler en ook Vine werden gelost. Vine leek zelfs stil te staan. Soler kwam dan weer terug, uiteraard, op z'n Solers. Daarna ging hij uiteraard ook meteen weer zelf in de aanval, op z'n Solers. Del Toro werd gelost, maar Marco stoomde vrolijk verder. Niet veel later was het dan weer Poole die in de aanval ging, Zana ging met hem mee en Marco had het lastig. Hij werd gelost, maarja, Marco is Marco. Dus keerde hij terug. Bij de volgende versnelling van Poole haakte Zana af, maar Marco niet. Hij zat ogenschijnlijk te sterven in het wiel, maar hij kraakte niet. Om het helemaal af te maken ging hij even later opnieuw in de aanval en Poole had geen reactie. Marco was solo. Hoe kan dit? Weer honderd keer gelost onderweg, iedere keer terugkeren en dan weer opnieuw aanvallen, hij deed vandaag weer hetzelfde als alle dagen daarvoor. Alleen plaatste hij ditmaal voor het eerst een succesvolle aanval. Hij ging, Poole kon niet mee en in de resterende kilometers viel Soler niet meer stil. Wat een artiest, wat een entertainer, wat een fenomeen. Marc Soler, moedergods. Hij kan niet tot tien tellen, maar wat een coureur. Mijn ogen weten deze Vuelta regelmatig niet wat ze zien, dit was ook weer echt onvoorstelbaar. Je geeft er geen cent voor, en dan komt ie ineens juichend over de finish. Zana werd nog tweede, voor een teleurstellende Poole. Jay Vine, die in het begin van de klim meteen liet lopen, werd nog vierde. De Vueltaploeg van UAE is voorspelbaar onvoorspelbaar.
De klassementsrenners probeerden ook nog het een en ander. Mikel Landa zette zijn mannen in het begin van Lagos de Covadonga nog maar eens op kop en ver van de finish ging hij in de aanval. Op die aanval werd gereageerd door Valentin Paret-Peintre, een ploeggenoot van O'Connor. En dat moet iemand mij toch uitleggen, hoezo ga je als knecht van O'Connor zo'n verschroeiend tempo rijden op de klim? Landa reed nooit verder weg dan 10 seconden, Paret-Peintre gaf alles wat hij had om Landa binnen schot te houden. Dat had volgens mij ook iets rustiger gekund, door deze ogenschijnlijk prachtige beurt van Paret-Peintre werd O'Connor al op het rooster gelegd. Toen de beurt van Paret-Peintre klaar was werd er eventjes getwijfeld, maar daarna besloot Mas aan te vallen. En O'Connor zakte er meteen doorheen. Had dan iets rustiger gereden, Paret-Peintre, denk je dan. Kan ook aan mij liggen, maar je hebt bij iedere beslissing van Decathlon-AG2R toch echt het idee dat ze het zelf ook niet weten. Geen ervaring met dit soort situaties, maar snelle leerlingen zijn het ook niet echt. Gall was overigens wederom nergens te bekennen, dat vind ik dan wel weer leuk. Na de versnelling van Mas reed hij naar Landa toe, maar toen de Bask werd gegrepen ging hij meteen weer opnieuw in de aanval. Alles of niets, min of meer. De instelling kan ik waarderen, dat hij in de praktijk nooit verder wist weg te rijden dan 10 seconden is lichtelijk teleurstellend. Even later werd hij bij een nieuwe versnelling van Mas ook gewoon gelost. Al was hij niet de enige, zelfs Roglic had het lastig. Het voordeel voor Roglic is dan weer dat Mas zijn versnellingen nooit lang kan doortrekken, hij gaat snel terug naar zijn eigen tempo en dat geeft Roglic de kans om op zijn tempo weer aan te sluiten. Dat moest hij op de slotklim tot twee keer toe doen. Twee keer bracht Mas hem in de verlegenheid, maar twee keer wist Roglic de schade te repareren. Gaudu en Carapaz waren ook mee, zo reden de favorieten met z'n vieren naar de finish. Lagos de Covadonga heeft een reputatie en die reputatie werd helemaal waargemaakt. Het is vaak mistig op de klim, en de verschillen blijven vaak klein. Allebei waar. In de laatste kilometers liepen de favorieten niet echt in op Soler, wat te maken kan hebben met de wonderbenen van Marco, maar wat vooral te maken heeft met het pokerspel tussen de favorieten. Roglic nam geen initiatief, dus moest alles van Mas komen. Die had het na twee aanvallen ook wel gezien, dus reden ze op een behouden manier naar de finish toe. Paar angstige afdalinkjes aan het eind, zeker in de mist, maar hier ging niemand de fout in. In het sprintje was Mas de beste, hij schoot er alleen niets mee op. Roglic en Carapaz eindigden in dezelfde tijd, terwijl Gaudu een paar tellen verloor. Die kwam aan in het gezelschap van Skjelmose, die de hele klim niet in beeld reed maar richting het einde nog een hoop mensen heeft ingehaald. De schade voor Landa viel uiteindelijk wel mee, zelfs na een mislukte aanval verloor hij maar 11 seconden. Dat is Lagos de Covadonga, de klim van de kleine verschillen. Tenzij je O'Connor heet. Hij moest vrij ver van de top al lossen en het verschil ging snel naar de minuut. Hij profiteerde alleen ook van het getreuzel vooraan, in de laatste twee kilometer maakte hij zelfs een beetje tijd goed. Daardoor wist hij nét zijn rode trui te behouden, hij houdt vijf seconden over ten opzichte van Roglic. Ook nog steeds anderhalve minuut voorsprong op Mas en bijna twee minuten op Carapaz, het rood verdwijnt misschien langzaam uit beeld maar het podium is nog steeds mogelijk. Kort samengevat: een slechte dag voor België. Wout van Aert valt uit, de groene trui gaat over naar Groves en de bolletjestrui is nu voor Vine. Een goede dag voor Soler, zijn onnavolgbare hyperactieve ADHD-Vuelta heeft nu de ultieme bekroning gehad in de vorm van een ritzege. Een vrij matige dag voor het klassement, als Ben O'Connor geen seconden had verloren was er in feite eigenlijk niets gebeurd. Al konden we dat verwachten op Lagos de Covadonga, het zal allemaal eerder van Moncalvillo en Picón Blanco moeten komen. Maar voor we die bergen bereiken volgen er eerst nog twee makkelijkere ritten. De eerste van de twee lijkt zelfs heel makkelijk te zijn. Een massasprint in de derde week? Moeilijk, aangezien er van een massa geen sprake is, maar een sprint kan het zeker worden.
De renners klagen deze Vuelta steen en been over de lange verplaatsingen en ook in de derde week hebben ze prijs, op een kilometer of 180 van Lagos de Covadonga gaat de volgende rit van start in een andere autonome regio. We bevinden ons plots in Arnuero, een dorpje in Cantabrië waar net iets meer dan 2000 mensen wonen. Nog nooit ging er een rit van start in Arnuero, wel reden we tijdens de Vuelta van 2020 en 2021 al eens door dit dorpje. Arnuero is tevens een gemeente, in feite gaat deze rit van start in het dorpje Castillo Siete Villas, iets ten oosten van het dorpje Arnuero, maar wel gelegen op het grondgebied van de gemeente Arnuero. Dat we in dit dorpje van start gaan heeft een bijzondere reden, ene Juan de Castillo werd hier namelijk ooit geboren. Dit was een beroemde architect, die in de 16e eeuw heeft bijgedragen aan het ontwerp van enkele iconische gebouwen. Zo was hij bijvoorbeeld betrokken bij de bouw van de kathedraal in Burgos, maar voor deze Vuelta is vooral relevant dat hij een bijdrage heeft geleverd aan de bouw van het Mosteiro dos Jerónimos. Een naam die wellicht een belletje laat rinkelen, voor de poorten van dit klooster ging dik twee weken geleden de Vuelta van start. Juan de Castillo kwam dan wel uit Cantabrië, na verloop van tijd kwam hij vooral in Portugal terecht waar hij zijn hand heeft gelegd aan vier bouwwerken die uiteindelijk de werelderfgoedlijst van UNESCO zouden halen. Een vijfde creatie van zijn hand op die werelderfgoedlijst van UNESCO staat in Marokko, voor een man uit een nietig dorpje in Cantabrië heeft João de Castilho, zoals de Portugezen hem noemden, het toch ver geschopt. Omdat de Vuelta van start ging bij een van de hoogtepunten uit zijn oeuvre gaat er nu een rit van start in het dorp waar hij meer dan 550 jaar geleden het levenslicht zag. Ze zijn hem niet vergeten in Arnuero, de renners gaan van start bij een rotonde in Castillo Siete Villas en in het midden van die rotonde vinden we het Monumento a Juan de Castillo. Een van de meest treurige kunstwerken die ik van m'n leven heb gezien, ben ik bang. Juan de Castillo draait zich om in z'n graf. Het monument is naar het schijnt vorig jaar past onthuld, zoveel jaar de kans gehad om je meest bekende inwoner ooit te eren en dan doe je het op deze manier, ik schud meewarig mijn hoofd. Kunnen we verder nog iets zeggen over Arnuero? Nouja, het dorp zelf ligt niet aan de kust, maar het grondgebied van de gemeente loopt wel door tot de kust en daar treffen we meerdere stranden aan. Daardoor is Arnuero steeds meer een toeristische bestemming geworden, terwijl het van oudsher toch meer een agrarische gemeenschap is. In Isla, een dorpje tussen Arnuero en de kust in, zijn blijkbaar een paar mooie gebouwen te vinden, terwijl er in Castillo Siete Villas, daar waar de rotonde ligt, verrassend genoeg een kasteel te vinden is. Of nouja, het is eigenlijk vooral een toren, maar goed. In het dorp Arnuero zelf beschikt de lokale kerk over een van de mooie altaarstukken van heel Cantabrië, ja! Een stukje kunst uit de renaissance, veel meer valt er hier niet te vinden. Het lokale feest zegt ook wel iets over deze gemeenschap, eens in de 50 jaar wordt er een kruis gebracht naar de top van Monte Cincho, de heuvel net boven het dorp. De overige 49 jaar is er niets te doen, op deze Vueltastart na.
Dit is in principe een floprit. Het is kort, het is vrij vlak. Sprinten zonder sprinters in de derde week? Misschien wel niet, want nadat we dit afzichtelijke kunstwerk achter ons hebben gelaten rijden we door het dorpje Arnuero en buiten dit dorp gaan de renners op een brede weg van start. Een weg die direct vanuit het vertrek stevig omhoog zal lopen, na een korte vals platte aanloop gaat het liefst anderhalve kilometer rechtdoor aan 8% omhoog. Die rechte weg geeft een beetje een vertekend beeld, het lijkt niet heel steil omhoog te gaan, maar er moet dus meteen geklommen worden en dat zou een uitstekende gelegenheid kunnen zijn voor enkele renners om zich af te scheiden van het peloton. Was een mooi klimmetje geweest voor Wout van Aert, maarja. De rechte weg is af en toe voorzien van wat vluchtheuvels, maar verder is het hier aangenaam fietsen. Ook de afdaling die daarna volgt is niet heel ingewikkeld, het gaat drie kilometer aan 5% omlaag richting Galizano en onderweg komen we wel een paar bochten tegen, maar door de brede weg zal dit weinig problemen opleveren. Na een rotonde in Galizano rijden we eigenlijk acht kilometer rechtdoor over een brede en vlakke weg tot in de buurt van Somo, waar we weer een rotonde tegenkomen. Buiten Somo rijden we een tijd door het estuarium van de Miera, hier wordt het buitengewoon fraai. Vooral veel water, maar ook veel groene heuveltjes. Lachen omgeving, in de buurt van Santander. We volgen vrij lang het water en rijden over zo goed als vlakke wegen verder. Wel wat bochten onderweg, maar dit is na het explosieve begin snel een simpele tocht geworden. Af en toe rijden we door een dorpje, zoals Pedraña of Pontejos. In Pedraña wacht er langs de kust wel wat bochtenwerk op de renners, maar er is toch vooral veel gelegenheid om aan sightseeing te doen. Na 27 kilometer fietsen de renners na een paar bochten en een passage over een brug door El Astillero, het dorp van Ivan Cobo. Een renner van het zeer succesvolle en zeer sympathieke Kern Pharma, helaas voor Ivan is hij er niet bij in deze Vuelta. Überhaupt geen koers meer gereden sinds Luik-Bastenaken-Luik, we vermoeden een blessure. Won dit jaar bijna de Ronde van Taiwan, tot hij tijdens de laatste rit in het zak werd gezet, ach. Geen familie van Juan José overigens, Cobo is gewoon een gebruikelijke Cantabrische naam. Na wat bochten en rotondes in El Astillero laten we de kustlijn voorlopig achter ons, we duiken het Cantabrische binnenland in en daar gaat er geklommen moeten worden. Over een brede weg rijden we langs het Parque de la Naturaleza de Cabárceno af, een park waar ook de gevreesde klim naar Peña Cabarga te vinden is. Een klim die ooit jaarlijks in het parcours werd opgenomen, maar inmiddels weer vergeten lijkt. Eerst rijden we een kilometer of drie over een brede, rechte en licht glooiende weg door wat dorpjes heen, daarna slaan we bij een rotonde linksaf en rijden we over een brede weg de natuur in. Een van die dorpjes is Liaño, daar woont met Miguel Angel Fernandez een andere renner van Kern Pharma die niet van de partij is. Na de bocht bij de rotonde loopt de weg een kilometer of vijf vals plat omhoog aan een procent of twee, dat stelt weinig voor. Een aangename weg omhoog, die alleen af en toe even wordt onderbroken door een rotonde. Aan het einde van dit stuk vals plat volgt er een klein afdalinkje, het loopt rechtdoor een paar meter omlaag waarna we uitkomen in het dorpje Sarón. Van Sarón rijden we dan weer een paar kilometer rechtdoor verder naar Santa María de Cayón. Hier gaat de rit na 40 kilometer koers met wat mazzel enigszins leuk worden.
In Santa María de Cayón slaan de renners in het centrumpje linksaf, waarna ze langs het bovengestaande pand gaan fietsen. Een zogenaamde casa indiana, mensen die hun zakken vulden in Zuid-Amerika keerden terug naar Spanje om vervolgens met hun verworven rijkdom te pronken. Voorbij dit pand dat toe is aan een opknapbeurt beginnen de coureurs aan een ongecategoriseerde klim van 7,5 kilometer. Het gaat gemiddeld aan 3% omhoog naar de top van de Alto de La Cruz de Piedra, maar dat gemiddelde zegt vrij weinig. Buiten Santa María de Cayón gaat het eerst rechtdoor drie kilometer vals plat omhoog door de bossen, daarna volgt er een strook aan 4% voor het een kilometer omhoog zal gaan aan 6,5%. Na deze ietwat lastigere kilometer waarin de renners een hoop bochten tegenkomen gaat het kort omlaag, ook in dit afdalinkje komt er wat bochtenwerk voorbij. Veel stelt dat niet voor, de weg is breed genoeg. Na dit afdalinkje is het even vlak tot we het vervallen dorpje Esles bereiken, hier wordt de weg smaller en slechter. Bovendien moet er nu nog even stevig geklommen worden, buiten Esles gaat het een halve kilometer stevig omhoog. Daarna is het dan juist weer een halve kilometer zo goed als vlak, vooraleer we in de laatste meters van deze klim aan 6% gaan klimmen naar de top van de Alto de La Cruz de Piedra. Op de top, waar verrassend genoeg een stenen kruis te vinden valt, rijden de renners rechtdoor om vervolgens aan een korte afdaling te beginnen. Het gaat anderhalve kilometer stevig omlaag richting Llerana, ondanks de geringe lengte wordt dit een pittige afdaling. De renners dalen af over een weg die smal én slecht is, amai. Althans, dat was in 2014 zo, wellicht hebben ze hier in de jaren nadien een betere laag asfalt neergelegd. De weg is enorm bochtig, het zijn vooral allemaal korte bochtjes. In het bos, dus je ziet ze niet altijd aankomen. Na heel wat slingerwerk in deze anderhalve kilometer, omlaag aan een procent of acht, slaan we in het dorpje Llerana linksaf. We rijden bijna over een smalle brug in dit dorpje, maar vlak voor die brug gaat het scherp naar rechts en dan rijden we verder over een weg die nóg slechter is. We gaan beginnen aan een van de grootste verrassingen van deze Vuelta, de klim die er nu aankomt gaat ons en de renners steil achterover laten slaan. Voor het eerst ooit is de Alto de La Estranguada opgenomen in het parcours, een beklimming van de tweede categorie. De komende 5,5 kilometer gaat het aan 8,7% omhoog, klinkt lastig maar klinkt tegelijkertijd als doenbaar. Nou, denk daar nog maar eens over na. Buiten Llerana rijden we een kilometer vals plat omhoog over een smalle en slechte weg, een weg waarvan ik vermoed dat ie opnieuw geasfalteerd is. Moet wel, anders is de klim die nu volgt niet te doen. De renners rijden richting Coterillo, waar de klim iets lastiger wordt. Een kilometer aan 4%, terwijl de weg nóg smaller wordt als we een bos betreden. Het wordt bochtig en Coterillo wordt het nog steil ook. Het smalle bospad gaat een kilometer omhoog aan 9%, maar daarna wordt het pas echt hilarisch. Als we het bos weer verlaten gaat het via een aantal onvoorstelbaar steile bochten een kilometer omhoog aan 14,5% met pieken tot 19%. De beelden uit 2014 tonen een weg die in zo'n staat van ontbinding is dat het bijna gravel is geworden, vandaar dat de Vuelta hier nog niet is geweest en vandaar dat ik denk dat er nu een nieuwe laag asfalt ligt. De bochten worden vervolgens alleen maar steiler en steiler, want in de vijfde kilometer van de klim gaat het zelfs aan 16% omhoog. Een steilste strook tot 21%, dit is hilarisch. Het blijft een floprit, maar deze klim is wel een formidabele ontdekking. Hopelijk gooien ze deze een keer in een bergrit, Los Machucos ligt hier om de hoek bijvoorbeeld. Valt perfect te combineren, ik zeg doen. Na een laatste strook aan 13% wordt het in de laatste meters van de klim wat vlakker, terwijl we na een passage langs wat bergweides ineens wat imponerende rotsformaties zien verschijnen. De Alto de La Estranguada levert op alle mogelijke manieren, alleen jammer dat ie in de verkeerde rit is opgenomen. Na 55 kilometer koers bereiken we de top van dit verborgen pareltje, wat een kneiter van een klim zeg. Stukje Angliru, midden in je rit.
De andere kant van de Estranguada is ook niet zo makkelijk, de komende 6,6 kilometer gaat het aan 5,5% omlaag. Dat gemiddelde valt mee, maar we komen onderweg weer wat steil spul tegen. De afdaling begint nog tamelijk eenvoudig, in de eerste twee kilometer loopt het vooral rechtdoor. De renners komen één scherpere bocht tegen, en even later een haarspeldbocht. De weg lijkt aan deze kant van de klim iets beter te zijn, al is het wel een weg die vooral door boeren en dieren wordt gebruikt. In het dagelijks leven is het wegdek niet zo goed te zien wegens een hoeveelheid zand en poep. Na twee kilometer in dalende lijn volgt er na een bocht naar links een kort knikje omhoog, daarna gaat het anderhalve kilometer aan 10% omlaag. In dit deel van de afdaling wordt het een stuk lastiger, we komen een aantal technische S-bochten tegen. Van links meteen naar rechts en weer terug, en dat allemaal over zo'n wat smallige en slechte weg. Aan het eind van dit lastige stuk in dalende lijn slaan de renners linksaf, ze komen op een betere weg terecht en deze loopt een kleine kilometer vals plat omhoog door een bos, vooraleer er nog een dikke kilometer gedaald moet worden tegen niet al te indrukwekkende percentages. Eigenlijk is alleen dat ene stuk van anderhalve kilometer de moeite waard, voor de rest valt deze afdaling, zeker gezien de klim, behoorlijk mee Dalen door een mooie omgeving aan het eind, er liggen hier een paar mooie bergen. Helemaal beneden slaan we na een bocht naar links schuin rechtsaf een andere weg in, deze weg brengt ons via La Pedrosa naar de voet van de volgende klim. Richting die voet van de volgende klim gaat het alvast een kilometer aan 3% omhoog in een mooie groene vallei. We rijden door de vallei van de Miera en hier is het vooral bosachtig. Na een kilometertje aan 3% waarin we vooral rechtdoor reden komen we voorbij La Pedrosa ineens een paar haarspeldbochten tegen, de Alto del Caracol begint hier officieel. In de eerste kilometer van deze klim rijden de renners naar San Roque de Riomiera, het gaat aan 5,5% omhoog met in het dorpje een piek tot 10%. In totaal gaat het de komende 7,2 kilometer aan 6,2% omhoog naar de top van de Alto del Caracol, een beklimming van de tweede categorie die we merkwaardig genoeg tijdens de voorlaatste rit van deze Vuelta weer gaan zien. Onderweg naar Picón Blanco gaan we de Caracol van de andere kant bedwingen, over enkele dagen rijden de renners omlaag over deze weg en omhoog over de weg die zometeen als afdaling zal dienen. Alvast een soort van verkenning, enkele dagen vooraf. Buiten San Roque de Riomiera volgt er een makkelijkere kilometer, het gaat aan 4% omhoog terwijl we nog steeds door een groene omgeving langs de rivier fietsen. We komen ineens ook in een zieke kloof terecht, een kloof die we op zaterdag verder gaan verkennen. We zien nu alvast het eerste stuk, we zouden rechtdoor kunnen rijden om ook meteen de rest te zien, maar dat bewaren we voor later. Bij de eerste gelegenheid slaan de renners rechtsaf, ze bereiken een bredere weg en deze zal verder omhoog lopen naar de top van de Caracol. De slak, zo heet deze klim. Na de bocht naar rechts is er nog even een mooi uitzicht, terwijl er geklommen moet worden aan 7%. Nadien loopt de brede weg omhoog aan 6%, voor we richting de top het zwaarste werk tegenkomen. Via een paar haarspeldbochten gaat het aan 7,5% omhoog en daarna volgt er zelfs een kilometer aan 8% met in die kilometers een paar stroken aan 10%. In het onderste deel van de klim was het uitzicht mooi, daarna kwamen we een tijdje in een bos terecht en als het in de laatste kilometer van de klim omhoog zal gaan aan 7% komen we in een open gebied terecht waar allerlei imponerende rotsformaties het beeld domineren. Een fraai klimmetje, die Caracol. Alleen de top, die we na 70,5 kilometer bereiken, valt een beetje tegen. Een beetje grasland en een boerderij, dat is na al het moois onderweg een afknapper.
We bevinden ons nu halverwege de rit. Na 70 kilometer al, ja. Op zaterdag gaan we afdalen over de weg die zojuist is beklommen, nu gaan we uiteraard afdalen over de weg die op zaterdag als derde klim zal zienen. De afdaling van de Alto del Caracol loopt richting Selaya en is een stuk langer dan de klim. De komende 10,5 kilometer gaat het omlaag aan 5,5% gemiddeld. Vooral de eerste vier kilometer gaat het stevig omlaag, soms aan meer dan 8%, maar alsnog is het een eenvoudige afdaling. De weg omlaag is breed en kent eigenlijk nul scherpe bochten. Uiteraard komen de renners de nodige bochten tegen, maar ik zie geen enkele bocht verschijnen die ik lastig zou willen noemen. Nee, dit is een feestelijke afdaling, heerlijk om hier naar beneden te rijden. Mooi uitzicht tijdens het eerste deel van de afdaling ook nog eens, niets mis mee. Na de kilometers waarin er stevig gedaald moet worden dalen we nog een tijdje af aan een procent of vijf, vooraleer er na een flinke bocht naar links ook nog even een halve kilometer geklommen moet worden. Het gaat net iets meer dan vals plat omhoog, waarna we twee kilometer verder dalen richting Selaya. Het is pas beneden in het schattige dorpje Llera, vlak voor Selaya, dat we daadwerkelijk een paar vervelende bochten tegenkomen. Nadien gaat het rechtdoor verder richting Selaya en vanuit Selaya rijden we rechtdoor verder door de vallei naar het noorden. Over een paar dagen zijn we terug, met nu alvast de wetenschap dat deze kant van de Caracol niet direct het verschil gaat maken. Een klim die we overigens in de Vuelta van 2014 voor het laatst hebben gezien, jeetje. Tien jaar geleden alweer, terwijl het een vaste klant was in de edities daarvoor. Onder meer tijdens een van de meest dramatische ritten ooit reden we over de Caracol. In de Vuelta van 2010, onderweg naar Peña Cabarga. Na de Caracol reden we door de vallei naar die klim toe en in die vallei ging het helemaal mis voor MIJN Igor Antón, de tranen springen me meteen weer in de ogen. Best vervelend wat zo'n Van Aert is overkomen, maar in vergelijking met de chute van Igor stelt het natuurlijk niets voor. Nou, snel terug naar de koers maar weer. De koers die vanaf nu een stuk makkelijker wordt, het klimgedeelte is bijna voorbij. Beneden in Selaya volgt er een tocht van zes kilometer over een brede en behoorlijk rechte weg in de vallei, het is eventjes volledig vlak. We rijden onderweg door een paar schattige dorpjes, ook in Villacarriedo komen we enkele mooie huizen tegen. En een bocht naar links, voorlopig een van de weinige bochten. Na zes kilometer over deze vlakke weg gereden te hebben slaan de renners ter hoogte van een kicken hotelltje schuin linksaf een andere weg in, deze weg is nog een kilometer of twee volledig vlak voor er nog een laatste keer deze rit serieus geklommen moet worden. De weg die we in zijn geslagen blijft breed maar wordt wel steeds bochtiger, tot het na een bocht naar rechts in het bos ineens twee kilometer aan 5,5% omhoog gaat. Goed, dat stelt allemaal niet heel veel voor, maar als deze rit eventueel een massasprint dreigt te worden en de sprintersploegen na die twee zware beklimmingen van net de boel weer proberen te organiseren is dit wel zo'n bultje waar ze weer even op hun adem moeten trappen. Al is het een regelmatig klimmetje, steiler dan 6% wordt het niet. Na 91 kilometer komt het peloton uit in het gehucht San Martin de Villafrufe, hier ligt de top van dit klimmetje en nadien hoeft er in de resterende 50 kilometer amper nog geklommen te worden. Tijdens dit klimmetje fietsen we overigens ook nog langs een kicken kloostertje, terwijl er ondertussen een aantal keer genoten kan worden van een fraai uitzicht over de Cantabrische heuvels.
Na dit laatste klimmetje van de dag volgt er een afdaling van zes kilometer richting Iruz, een van de simpelste afdalingen ooit. In de eerste kilometer gaat het nog wel wat steiler omlaag en komen de renners een paar bochten tegen, in de kilometers daarna gaat het rechtdoor vals plat omlaag over een brede en goede weg. Tussendoor nog een paar bochtjes in het gehucht Escobedo, maar het gaat toch vooral verrassend rechtdoor. Het is pas als we bijna beneden in Iruz zijn dat er nog wat bochten volgen, maar tegen die tijd is het zo goed als vlak. In Iruz slaan de renners rechtsaf, rijden ze langs het Convento de San Francisco de El Soto, een kloostertje, om vervolgens linksaf te slaan en via een wat smallere brug over de river de Pas te rijden. Deze rivier gaan ze een tijd volgen, voorbij de brug slaan ze rechtsaf en na deze bocht bereiken ze een brede weg die via Puente Viesgo naar Vargas zal lopen. In de komende zeven kilometer is het zo goed als vlak, op enkele rotondes na komen de renners voorlopig niets tegen. Het moment van de rit waar we gaan zien of dit eventueel nog een sprint kan worden, na het klimwerk is dit het moment om de boel te organiseren. Nog een kilometer of 40 tot de finish in Santander, alles is nog mogelijk. Bij de passage in Puente Viesgo moeten de renners even opletten voor een korte strook met klinkers in het centrum, waarna we buiten het dorp weer een paar kilometer rechtdoor over een vlakke weg langs de Pas naar Vargas rijden. Die plaats bereiken de renners na 104 kilometer, in het centrumpje alhier komen we weer eens een rotonde tegen. Na die rotonde rijden we over een waanzinnig brede weg verder richting Renedo de Piélagos, vier kilometer verderop. In deze vier kilometer is het nog steeds volledig vlak, in dit stuk komen we alleen een tweetal rotondes tegen terwijl we via een brug over de Pas rijden. Op die elementen na is het nog steeds recht, breed en vlak, alle gelegenheid voor de paar sprintersploegen die er zijn om iets van een achtervolging op poten te zetten. Al kan ik me ook zomaar voorstellen dat dit een rit voor de vluchters wordt, zeker als de renners 's ochtends eens even veloviewer aanslingeren en zien hoe lastig die Estranguada is. Enfin, in Renedo de Piélagos slaan de renners bij een rotonde linksaf en daarna gaan ze op weg naar de tussensprint in Arce, tien kilometer verderop. In deze tien kilometer komen we betrekkelijk weinig tegen, het is bijna knap om na zo'n spectaculaire middenfase met zo'n enorme portie niets af te sluiten. Bij het verlaten van Renedo de Piélagos ligt er nog een rotonde op de renners te wachten, even later fietsen ze nog eens over de Pas en aan de andere kant van het water gaat het naar rechts, waarna we dezelfde weg langs het water volgen tot in Oruña, een kilometer of zeven verderop. Eventjes geen snelweg meer nu, deze weg is iets smaller. Alsnog breed genoeg, terwijl we de Pas overigens maar weinig zien. We rijden vooral rechtdoor in het groen, af en toe een pittoresk gehucht doorkruisend. Al komen we in de buurt van Oruña wel meer langs de Pas te fietsen, af en toe zien we tussen de bomen door dit riviertje liggen. De weg wordt hier ook iets bochtiger, een weg waarvan je het idee hebt dat de vluchters hier weer iets meer in het voordeel zijn. Eens we Oruña bereiken loopt de wat smallere weg heel even een paar meter omhoog, we komen in dit dorp ook een paar flinke bochten en wat drempels tegen. In het centrum gaat het bij een rotonde naar links, daarna slaan we rechtsaf en rijden we nog maar eens over de Pas. Aan de andere kant van de rivier gaat het een tijdje rechtdoor richting het centrum van Arce, waar na 117,7 kilometer de tussensprint van de dag volgt. Op 24 kilometer van de aankomst krijgen we met de tussen- en bonussprint te maken, waarna de finale van de etappe kan gaan beginnen. Na de tussensprint komen we enkele bultjes tegen, een extra reden om bij deze sprint goed vooraan te zitten.
Na de tussensprint komen de renners een paar flauwe bochten tegen, even later slaan ze bij een rotonde flauw linksaf en daarna gaat het een kilometer rechtdoor vals plat omhoog. Aan het eind van deze strook vals plat volgt er een scherpe bocht naar links, waarna we gaan beginnen aan een kort maar pittig klimmetje. Via een behoorlijk bochtige weg rijden we naar het gehucht La Mina. Het gaat een kilometer aan 5% omhoog, maar dan wel een halve kilometer aan bijna niks en een halve kilometer aan behoorlijk wat. In het tweede deel van deze kilometer tikken we kort even de 9% aan, dit kan eventueel een mooie springplank vormen voor wat renners om de sprint te ontlopen of om vanuit de vlucht de winnende move te plaatsen. Het klimmetje kunnen we kennen, in de finale van de 16e rit van de Vuelta van 2021 reden we ook over dit klimmetje op weg naar de finish in Soto de la Marina, een dorpje op het grondgebied van de gemeente Santa Cruz de Bezana. Die rit werd gewonnen door Fabio Jakobsen, die kon er toen nog iets van. Jordi Meeuws werd tweede, oftewel, het opnemen van dit klimmetje in de finale van een rit levert dus niet veel op. Toen lag dit klimmetje, en het volgende, zelfs nog dichter bij de finish. Nu moeten we na dit klimmetje en de volgende nog dik 16 kilometer afwerken, blijkbaar gaan deze hupjes dus het verschil niet maken. Tijdens dit eerste klimmetje rijden we langs Palacio de Arce, een hotel met in ieder geval een opvallende entree. Voorbij dit eerste hupsje gaat het om te beginnen een kilometertje naar beneden met een haarspeldbocht onderweg. Even verderop komen we uit bij een rotonde, waar het naar rechts gaat. We rijden vervolgens op een vrij bochtige manier door Boo de Piélagos, maar het is wel twee kilometer relatief vlak. Wel veel draaien en keren, we bevinden ons weer in de buurt van de kust en daar liggen de wegen er nu eenmaal zo bij. Voorbij Boo beginnen we aan de volgende ongecategoriseerde klim van de dag, het gaat anderhalve kilometer omhoog aan 5%. Dat is wel met twee vlakkere stukjes tussendoor, er zit ook een steile halve kilometer tussen waarin het aan praktisch 10% omhoog zal gaan. Heel kort, voor je het weet is het weer voorbij, maar er wordt toch een poging gedaan om aan de stoelpoten van de snelle mannen te zagen. Escartin haat jullie, en gelijk heeft ie. Al leverde het in 2021 dus niets op, op een zwalkende Sam Bennett na haakte er niemand af. Boven op dit klimmetje zien we de zee liggen, voor het eerst in lange tijd. We rijden vervolgens drie kilometer behoorlijk rechtdoor richting Liencres, waar we in het centrum een paar flauwe bochten tegenkomen. Het gaat lichtjes op en af, maar dit mogen we toch gewoon vlak noemen. Liencres kunnen we kennen, want vorig jaar ging er in dit plaatsje nog een rit van start. Die rit vertrok zo'n beetje op het strand, waarna we in de neutralisatie naar het dorp reden om vervolgens de weg waar we zojuist overheen gereden zijn in tegengestelde richting af te werken. Die rit zou eindigen in Bejes, op een klim waar Jonas Vingegaard nog even aan de wereld wilde laten zien dat hij veel beter was dan Kuss. Enfin, in Liencres is het nog 15,5 kilometer fietsen tot de finish. Bij een rotonde gaan we rechtdoor en daarna rijden we anderhalve kilometer verder over een brede weg in licht dalende lijn richting Soto de la Marina, waar een toen nog capabele Jakobsen zijn handjes in de lucht kon steken.
De weg richting Soto de la Marina is wel bochtig, onderweg komen we ook enig straatmeubilair tegen. In Soto de la Marina botsen we dan weer op een rotonde, het gaat rechtdoor en dat zal ook bij de twee rotondes die nadien volgen het geval zijn. We hebben kort achter elkaar met twee klimmetjes te maken gehad, maar nu is het weer zo goed als vlak. In deze omgeving loopt de weg een tijdje vals plat omlaag, maar van enig serieus daalwerk is geen sprake en ook klimwerk komt niet meer voorbij. Op 11 kilometer van de streep komen we uit in San Román de la Llanilla, een buitenwijk van Santander. We zijn nu al bijna in de finishplaats, maar er volgt nog een lang rondje door de stad. Om te beginnen slaan we bij een rotonde rechtsaf, om direct daarna bij de volgende rotonde linksaf te slaan. Na deze combinatie van rotondes rijden we min of meer drie kilometer rechtdoor in de buitenwijken van Santander, het is vlak, breed en op een paar flauwe bochten na komen we voorlopig niets tegen. Aan het eind van deze strook loopt het wel even een paar meter omlaag, waarna we op 7,5 kilometer van de streep uitkomen bij een nieuwe rotonde. Hier moeten we rechtdoor, maar dat levert wel even vervelend bochtenwerk op. Enkele meters later komen de renners uit op een grote rotonde, waar ze de tweede afslag naar rechts nemen. Ze rijden nu even over de brede rondweg om Santander heen, of beter gezegd onder Santander door. Ze rijden een tunnel in en een halve kilometer later verlaten ze deze tunnel, om meteen een afrit te nemen en aan het eind van deze afrit bij de volgende brede rotonde naar links te gaan. Ze komen nu terecht op een weg die ze tot op anderhalve kilometer van de finish gaan volgen, al komen ze in de tussenliggende vijf kilometer wel het een en ander tegen. Als ze links zijn gegaan bij de rotonde volgt er meteen een volgende rotonde, bijvoorbeeld. Al hebben ze van die rotonde niet veel last. Even later rijden ze wel een nieuwe tunnel in, dat soort fratsen krijg je er altijd bij cadeau als je een grote stad bezoekt. Buiten de tunnel volgt er een flauwe bocht naar rechts, waarna we een tijdje bovengronds rechtdoor rijden, tot we een nieuwe tunnel tegenkomen. Na een lichte schuine bocht naar links betreden we de tunnel, we rijden een tunnelbak in en dus gaat het uiteraard eerst een paar meter naar beneden voor het aan het eind van de tunnel weer een paar meter omhoog zal lopen. Het roadbook spreekt bij die ingangen richting de tunnels en het verlaten ervan steeds over chicanes, blijkbaar gaan ze de boel op een wat scherpere manier afzetten. Al volgt er een chicane na de tweede tunnel, wel een flauwe bocht naar rechts. We bevinden ons nu binnen de laatste vijf kilometer en blijkbaar is dit zo'n rit waar je veilig bent als je in de laatste vijf kilometer pech hebt. In hartje Santander rijden we inmiddels over een waanzinnig brede weg verder, na die tunnel gaat er letterlijk een wereld open voor de renners. Op vier kilometer van de finish komen we een rotonde tegen waar we langs rechts moeten passeren, zo'n beetje de enige bocht van belang voorlopig. Na die bocht rijden we langs de baai van Santander, het is hier ineens mooi. Enkele flauwe bochten later volgt er een klein stukje in stijgende lijn, het gaat een meter of 300 vrij stevig omhoog. Niet dat iemand daar wakker van hoeft te liggen, verder. Na dit korte klimmetje is het anderhalve kilometer zo goed als vlak, de weg loopt zelfs een tijdje vals plat omlaag. Vrij rechtdoor ook nog eens, tussen de lange rechte stukken in komen we alleen een paar flauwe bochten tegen. Op anderhalve kilometer van de finish volgt er een iets scherpere bocht naar links, al is de weg hier heel breed. Na deze bocht zou de weg een aantal meter omhoog moeten lopen, maar dat valt met het blote oog niet te zien. Wel valt te zien dat de weg als we eenmaal de slotkilometer bereiken een tijdje omlaag loopt, na een lopende bocht naar links komen we uit bij een wegversmalling en als de weg afbuigt naar rechts wordt het nóg smaller. Van een tweebaansweg naar een eenbaansweg in de slotkilometer, dat is op zich wel vragen om problemen. Op een meter of 700 van het eind wordt het weer wat breder, waarna we weer andere fratsen tegenkomen. Zo blijft de weg omlaag lopen, tot op 500 meter van het eind dalen we en daar krijgen we een lopende bocht naar links bij cadeau. Op 300 meter van de finish komen we beneden uit bij een rotonde, hier gaat het naar rechts en dan gaat het in de laatste meters naar de finish rechtdoor op een brede en vlakke weg. Geen al te lekkere finale, het is maar goed dat er hier überhaupt geen sprinters van de partij zijn. De finishstraat is ideaal, alles ervoor net niet helemaal.
De rit eindigt in de hoofdstad van Cantabrië, we zijn in Santander. In deze stad wonen ongeveer 170.000 inwoners, dat is blijkbaar zo'n beetje 30% van het totaal aantal inwoners in de autonome regio. Santander ligt aan de noordkust van Spanje, aan de Cantabrische Zee. Het is een stad waar de Vuelta in het verleden ontzettend vaak is geweest, maar een best wel bizar feit is dat de laatste aankomst dateert van 21 jaar geleden. Ieder jaar is de Vuelta in Cantabrië en ieder jaar eindigt of start er wel ergens een rit aan de kust, maar Santander slaan we tegenwoordig steevast over. Nu ik deze finale zo zie begin ik bijna te begrijpen waarom. Ieder kuststadje hebben we de afgelopen jaren gezien, maar Santander kwam iedere keer niet voorbij. Voor het eerst sinds 2003 eindigt er nu weer een rit in de stad, Alessandro Petacchi gaat eindelijk opgevolgd worden. De laatste start in Santander dateert dan weer van 2014, toen gingen we naar La Camperona. In 2012 begon de iconische rit richting Fuente De dan weer vanuit Santander, blijkbaar was dat geen reden om in de jaren daarna de stad vaker met een bezoekje te vereren. Noem een stad op in de directe omgeving van Santander en we zijn er geweest, maar de geboortegrond van de iconische Mus hebben we jarenlang genegeerd. Net op het moment dat Angel Madrazo met pensioen is gegaan zoeken we zijn stad op, dat is pestgedrag. In het roadbook lees ik dat men in vroegere tijden liefst 33 keer eerder is aangekomen in Santander, vooral in de jaren 40 en 50 van de vorige eeuw maakte de stad jaarlijks onderdeel uit van het parcours. Gerben Karstens won hier ooit, net als Eddy Planckaert. Fransesco Moser, Guido Bontempi, Mathieu Hermans en Giovanni Lombardi, om er maar even een paar random namen uit te pikken, ook. Vooral een stad voor snelle mannen, dat blijkt wel uit het verleden. De helaas vergane wielerkoers Circuito Montañes kwam ook vaak voorbij in Santander, tijdens die koers wisten onder meer Bram de Groot, Marc Lotz en Lars Boom in Santander te winnen. In 2010 kwam die koers hier zelfs twee dagen voorbij, met overwinningen van Martijn Keizer en Victor de la Parte tot gevolg. Toen zijn ze er maar mee gestopt. Niet helemaal waar trouwens, maar het klinkt wel lekker dramatisch, de koers staat tegenwoordig weer op de kalender, maar dan als amateurkoers. Dit jaar gewonnen door Ander Ganzabal, die volgend jaar prof wordt bij Euskaltel. Wikipedia heeft een hoop te vertellen over de geschiedenis van deze stad, maar ik zal niet alles met jullie delen. Al vind ik dit soort dingen dan wel weer erg geestig: Het staat vast dat Santander al in de tijd van het Romeinse Rijk werd bewoond, en in de tijd onder de naam Portus Victoriae Iuliobrigensium bekendstond. Door archeologisch onderzoek is duidelijk geworden dat de stad aan het begin van haar bestaan werd gebruikt als haven (vandaar ook de naam Portus) en als uitvalsbasis voor het bewerken van het grote aantal mijnen in de omgeving. Volgens de legende is de huidige naam van de stad Santander een verbastering van San Emeterio, een martelaar en soldaat van het Romeinse legioen, wiens hoofd in de 3e eeuw naar de stad zou zijn gebracht. Volgens Spaanse filologen werd zijn naam later gebruikt voor een abdij die in de 8e eeuw werd gebouwd door koning Alfons III ‘El Casto’, en dat in het jaar 1187 van koning Alfons VIII de naam Sancti Emetherii kreeg. Volgens hen zou de verbastering als volgt zijn verlopen; Sancti Emetherii > Sancti Emderii > Sanct Endere > Santendere > Santanderio > Santander. Schitterend. In de middeleeuwen ging het op een bepaald moment blijkbaar helemaal verkeerd in Santander en bleef de stad zo ongeveer verlaten achter, maar in de 19e eeuw ging het hier weer helemaal de goede kant op. Dat had de stad te danken aan de opkomst van het fenomeen kuuroord onder de rijke klasse van Europa. Vanaf 1856 speelde ook Santander hier op in, en er werd een aantal kuuroorden en hotels aan de stadsstranden gebouwd, waarvan de bekendste El Sardinero was, de nieuwe zomerbestemming voor de Spaanse adel aan het begin van de 20e eeuw. In 1908 werd tevens het Palacio de la Magdalena gebouwd, op het gelijknamige schiereiland, een nieuw zomerverblijf voor de Spaanse koninklijke familie. Het zal vast geen toeval zijn dat we finishen in El Sardinero, langs het gelijknamige strand. Naderhand schijnt wel de hele historische binnenstand te zijn afgebrand, dat is dan weer jammer. Een gebied van meer dan 37 straten in het historische centrum (ongeveer 14 hectare) brandde af. Na de reconstructie zag dit centrum er compleet anders uit. Omdat het oorspronkelijke centrum erg dichtbevolkt was geweest, bood de nieuwe opzet van het centrum onvoldoende woonruimte waardoor de noodzaak ontstond nieuwe wijken aan de stad te bouwen. In de jaren 50 en 60 groeide het inwonertal van de stad buitenproportioneel snel en werden enorme woonblokken gebouwd voor met name de arbeidersklasse. De haven lag oorspronkelijk in het centrum van de stad, maar werd in de jaren 80 verplaatst in zuidelijke richting naar Raos, om zo meer ruimte in de stad te creëren. Op 29 juni 2005 vierde Santander haar 250-jarig bestaan als stad met officiële stadsrechten. Kun je wel iets mee, dit soort dingen. De hoogtepunten van de stad bestaan volgens Wikipedia uit het Palacio de la Magdalena, het Centro Botín, een spuuglelijk museum voor moderne kunst en cultureel centrum, de Plaza de Cañadio, waar we het uitgaansgebied van de stad van de stad vinden, de winkels rondom Cuatro Caminos, de stranden van El Sardinero en het casino van de stad. Oftewel, zoveel is er niet te doen in Santander.
In startplaats Arnuero wordt het overdag 23 graden, er is enorm veel kans op regen en het zou zowaar ook een keer flink gaan waaien. Die wind komt uit het noordwesten en staat derhalve het grootste deel van de dag tegen. Pas in de finale komt ie lekker in de rug te staan, dat zou dan weer gunstig moeten zijn voor de sprinters. In de plaats van Madrazo en de voetbalclub Racing Santander wordt het dan weer slechts 19 graden, blijkbaar. Start en finish liggen haast op een steenworp afstand van elkaar, toch zou er verschil moeten zijn. Wel is er ook in Santander flink wat kans op regen gedurende de dag, de kans lijkt me niet al te groot dat we met een droge rit te maken gaan krijgen. Ook in Santander veel wind uit het noordwesten, windkracht 4, vooral in het begin dus tegenwind en in de laatste pakweg 16 kilometer wind in de rug. Ook in het Cantabrische binnenland is er veel kans op regen, we gaan echt een nat pak halen vandaag. Dat maakt de afdalingen onderweg wel iets gevaarlijker, vooral in de afdaling voor en na de Estranguada moeten de renners eventjes op hun hoede zijn. Deze korte rit begint extreem laat, pas om 14:10 staan de renners aan het vertrek. Acht minuten later zwaait Guillén met zijn vlag en zijn ze definitief vertrokken, Eurosport begint vervolgens weer om 14:30 met de uitzending waarna ze rond 15:00 de eerste livebeelden zullen tonen. Als het gevecht om de vlucht van de dag te laten ontstaan een beetje uitloopt krijgen we daar nog wel wat van mee. Weten we ook meteen wat voor rit het gaat worden. Sporza is er om 15:45 al bij, vijf minuten eerder dan normaal blijkbaar. De aankomst verwachten we dan weer tussen 17:22 en 17:40.
Een sprint of een vlucht? Er doen amper sprinters mee en er komen onderweg een paar lastige beklimmingen voorbij, daardoor denk je al snel eerder aan een vlucht. Maarja, waarom is een Groves überhaupt nog in koers? Dat is toch voor deze rit? Hetzelfde voor Bittner, me dunkt. Het lijkt me dat die twee ploegen gaan proberen iets van deze rit te maken, anders hadden ze net zo goed al massaal af kunnen stappen. Al heeft Groves nu toevallig het groen in bezit, die moet sowieso door. Ik denk dat de paar ploegen met een resterende snelle man er een sprint van proberen te gaan maken. Dat kan alleen als ze het begin van de rit controleren en er net als de rit vorige week naar Villablino een klein groepje wegrijdt. Bij een grotere groep ben je gezien, zeker in zo'n korte rit. Als er maar een klein kopgroepje is maakt het ook niet uit dat die beklimmingen onderweg zo lastig zijn, na de beklimmingen is er nog genoeg tijd om een onbeduidend groepje onder de duim te houden. Het is ook maar net de vraag wie er na al het aanvalswerk van de afgelopen week nog zin heeft om opnieuw in de aanval te gaan, zeker als je in het achterhoofd houdt dat de volgende rit er 100% een voor de vluchters is. Misschien nemen een aantal mannen een snipperdag en rijdt er alleen een mannetje van Euskaltel vooruit, weten wij veel. Dat is een beetje het scenario dat in mijn hoofd zit en hoewel de vluchters mij zeer kansrijk lijken ga ik toch voor de sprinters. De klimmetjes aan het eind maken het verschil niet, hebben we een paar jaar geleden al gezien. Kan ondanks het profiel toch zomaar een reguliere sprint worden.
1. Groves. Een straatlengte achter Van Aert in de strijd om het groen, als hij nu een derde rit wint hoeft hij die trui niet meer met schaamte te dragen. Het zou hem alsnog een waardige winnaar maken. Gezien de concurrentie moet het mogelijk zijn om deze rit te winnen, hij wordt daarbij geholpen door het feit dat zijn ploeg nog compleet is. Die jongens moeten deze rit aardig kunnen controleren, zelfs met die steile klim onderweg.
2. Bittner. Krijgt het zwaar op die beklimmingen onderweg, maar er is daarna nog tijd om te herstellen. Al kan ie dan in de sprint ook net zo goed weer volledig stilvallen, grappig beeld was dat wel. Alsnog een goede ervaring voor hem, met de inspanningen van deze drie weken in de benen gaat hij dit soort ritjes volgend jaar makkelijker verteren.
3. Strong. Ja, daar kom je dan al bij uit. Veel meer pure sprinters zijn er niet, dus gaan we het weer met dit soort types doen.
4. Miquel. Maar weer eens een mooi resultaat voor de Kern PharmaGoden. Miquel moet wel nog een beetje werken aan zijn positionering, dat was in Villablino een beetje ruk. Helpt ook niet mee dat hij veel alleen moet doen, rittenkapen gaat ze beter af dan een treintje op poten zetten. We missen hier een type Kiko Galvan.
5. Vacek. Sterk aan de ronde begonnen, maar inmiddels wel een beetje weggedeemsterd. Dit is dan wel weer een mooie kans om zijn neus opnieuw aan het venster te steken, gezien zo'n beetje alle snelle mannen afwezig zijn ligt er een mooie ereplaats in het verschiet.