Etapa 9: Motril - Granada, 178,5 kmDe achtste rit van deze Vuelta verliep toch wel weer op een redelijk typische manier. Een rit voor de vluchters, dus wilde iedereen in de vlucht zitten. Er werd een uur lang door Jan en alleman gedemarreerd, in het eerste uur haspelden we liefst 50 kilometer af. Niemand wist weg te rijden, tot de uitzending begon. Natuurlijk, uiteraard, vanzelfsprekend. Laat de renners weten dat er livebeelden zijn en meteen ontstaat er een kopgroep, direct laat het peloton volledig lopen. Koers, koers, koers, tot we kunnen kijken en de benen massaal worden stilgehouden. In totaal reden er acht renners weg uit het peloton en deze renners kregen snel een voorsprong van vier minuten, waarna Decathlon besloot te controleren. Niet het beste idee, ze hadden beter de voorsprong nog wat verder omhoog kunnen laten lopen. In het begin van de rit was Bora heel actief, de ploeg haalde meerdere groepen terug. Daardoor kreeg je het vermoeden dat ze voor de ritzege wilden gaan, maar dat bleek niet zo te zijn. Ze deden niets, en lieten ons in verbijstering achter. Onderweg naar Córdoba wel rijden en nu niet? Onverklaarbaar, al kan de verklaring altijd zijn dat men de benen een beetje wilde sparen voor de laatste rit van de eerste week. Er gebeuren deze Vuelta veel bizarre dingen, zo was het ook best bizar dat ze bij Israel ineens keihard op kop van het peloton gingen rijden. Vooral Riley Sheehan sloofde zich uit, de Amerikaan reed in z'n eentje een minuut of twee van de voorsprong van de koplopers af. Het signaal voor DSM om Gijs Leemreize het bevel te geven zich uit te laten zakken. Sneu voor die jongen, heeft ie eindelijk een beetje benen, leggen ze hem bij de ploeg aan de leiband. Van acht koplopers gingen we naar zeven koplopers. Die koplopers gaf je eerst veel kans, maar dankzij de werken van Israel zag het er ineens niet meer zo goed uit. Al wisselde het nogal, want in het peloton viel het ook weer een paar keer stil. De voorsprong liep enkele keren weer op zo'n manier op dat je toch weer ging denken dat de koplopers het zouden redden, maar dan schoot Israel toch weer opnieuw in gang. De Vuelta van de steeds veranderende scenario's, je moet gestudeerd hebben om nog iets van deze sport te begrijpen. Of misschien kun je het juist beter begrijpen als je nooit hebt gestudeerd, wie zal het zeggen.
In de slotfase van de etappe waren we getuige van een bijzonder fenomeen, al hoorden we dat achteraf pas. We zagen ineens Txomin Juaristi en Giulio Ciccone op de grond liggen. Een valpartij bergop, sukkelaars. Bleek anders te zitten, ze waren slachtoffer geworden van een hert dat zomaar op de weg was gesprongen. Toen de ploegleiderswagen Juaristi had bereikt sprongen er nog eens twee herten tussen de olijfbomen vandaan, een van die herten kwam vast te zitten op de auto van Euskaltel. Ingeklemd tussen de fietsen, die hardhandig van het dak werden geschopt waarna het hert er weer vrolijk vandoor ging. Er stond bij de entree in Cazorla een groot kunstwerk dat een hert moest voorstellen, blijkbaar niet zonder reden. In de kopgroep bleven er ondertussen drie renners over. Mauro Schmid leek mij lange tijd de sterkste vooraan, maar in aanloop naar de slotklim was het ineens gedaan. Oier Lazkano, die eerst juist heel slecht leek, versnelde en alleen Tejada en Vergallito konden hem volgen. In aanloop naar de slotklim schommelde hun voorsprong nogal. Toen die voorsprong weer leek te stijgen naar twee minuten zag het er goed uit, toen er na een nieuwe versnelling in het peloton nog maar een kleine minuut overbleef werd het ineens een kansloos verhaal. Desondanks ging Tejada er vol voor, hij demarreerde zodra de slotklim begon. Lazkano reed in zijn prachtige werkende stijl terug naar de Colombiaan, ik kan genieten van het afzien van die man. Al blies hij zijn brommer uiteindelijk toch stevig op, de steile aankomst net boven Cazorla was er wat teveel aan. De veel lichtere Tejada was duidelijk in het voordeel, net als Zwiftklimmer Vergallito. Die deed het wat meer op zijn eigen tempo, maar op die manier wist hij wel aardig in de buurt te blijven van Tejada. Zonder Israel had de Colombiaan van Astana, klant van Marcos Maynar, uiteindelijk wel gewonnen. Maarja, door al dat werk van Israel was de voorsprong zo klein geworden dat de ritzege een lastig verhaal werd. Toen het peloton aan de eerste steile strook in Cazorla begon ging het even mis. Vlasov kegelde zichzelf onderuit door tegen het achterwiel van een ploeggenoot aan te rijden. Meerdere renners werden hierdoor opgehouden, Lennert van Eetvelt moest voet aan grond zetten, terwijl ook Sepp Kuss en Michael Woods hinder ondervonden. En Woods, dat was nou net de man waar Israel urenlang voor op kop had lopen te rijden. Ziedend, was ie. Bora viel, maar Bora profiteerde ook van de val. Roglic liet Dani Martinez even flink doortrekken, de door de val al uitgedunde groep werd daardoor nog net wat kleiner. Al konden er nog wat jongens terugkeren, onder meer Felix Gall stoomde vanuit de achtergrond op. Na een vrij korte beurt van Martinez besloot Roglic zelf maar op kop te gaan rijden. Hij versnelde en Ben O'Connor sprong meteen op het wiel. O'Connor leek makkelijk te volgen en nadat Roglic van kop af ging reed O'Oconnor zelfs even op kop. Even de concurrentie laten zien dat je op de afspraak bent, dat had Ben beter niet kunnen doen. Hij heeft zo'n gigantische voorsprong in het klassement, hij hoeft zich helemaal niet aan dit soort geintjes te wagen. Hij kan op iedere klim meteen voor zijn eigen tempo kiezen en dan kijken hoe ver hij komt. Nu blies hij zichzelf op door Roglic te volgen, vooral in de hitte waar hij blijkbaar niet zo goed tegen kan. Een zeer amateuristische zet, als je het mij vraagt. Het idee bekruipt je dat ze bij Decathlon-AG2R niet weten hoe ze moeten handelen in zo'n situatie.
Na de eerste versnelling van Roglic reed Cepeda even op kop voor Carapaz, maar die kwam zichzelf net als O'Connor ook nog flink tegen. De klim was kort, maar je kon je er toch prima opblazen. Bij de volgende aanval van Roglic kon alleen Mas volgen, O'Connor reageerde niet en liet het werk over aan zijn ploeggenoot Gall, die het voor elkaar kreeg het gat te dichten. .De schade kon hersteld worden, ze reden weer terug naar Roglic en Mas, terwijl we ineens een beeld kregen van een lossende Almeida. Die reed voor de slotklim begon al aan de achterkant van het peloton, niet echt een goed teken als er weldra een klim gaat beginnen. Maarja, het is Almeida, die kan ineens toch weer opschuiven aan de achtergrond. Gisteren alleen niet, een coronabesmetting was er blijkbaar teveel aan. Ziek worden terwijl het 40 graden is, dat kan niet heel lekker aanvoelen. Niet de Vuelta van UAE in ieder geval, nadat eerst Adam Yates al een hoop tijd verloor was het nu de beurt aan Almeida, die uiteindelijk vijf minuten verloor. De andere renners van UAE waren ook niet op de afspraak, Vine werd bijvoorbeeld bijna laatste. Je vraagt je af of er iets heerst bij die ploeg, ze rijden allemaal onder hun niveau rond. Op twee kilometer van het eind volgde de volgende versnelling van Roglic, de beslissende. Wederom kon alleen Mas mee, Gall reageerde ook maar hij moest inhouden omdat O'Connor ineens volledig door de groep zakte. Landa probeerde ook nog mee te gaan, maar hij vloog bijna uit een bocht en daarna kon hij het gaatje nooit meer dichten. Rglic en Ms reden bij het ingaan van de slotklimeter naar Tejada toe, de laatste overgebleven vluchter. Mas wilde ondertussen niet overnemen, dus moest Roglic al het werk alleen doen. Bij het ingaan van de laatste kilometer was de achterstand van O'Connor 13 seconden, waarmee hij de schade nog aardig leek te beperken. Vooral de aanwezigheid van Gall moest hem helpen, maar wat schetste onze verbazing? In de laatste halve kilometer reed Gall ineens weg van O'Connor. De Australiaan plafonneerde volledig, terwijl Gall zonder om te kijken zijn eigen plan trok. Schitterend materiaal voor Netflix, jammer dat dit niet de Tour is. De mentaal fragiele Benno heeft hier een tik opgelopen, dat kan niet anders. Een merkwaardig beeld was het hoe dan ook, zo ga je als knecht niet met de kopman op. Al maakte Benno het zichzelf ook wel heel erg lastig, ik hoop dat hij hiervan heeft geleerd en dat hij de volgende keer niet meer reageert op Roglic. Maak je zelf niet druk en reageer overal op zoals Dumoulin het zou doen. Eigen tempo rijden, iedere klim opnieuw. Naar eigen zeggen had O'Connor het heel warm, maar dat lijkt me alleen maar meer een excuus om niet te vroeg op die slotklim al in het rood te gaan. Hij blies zich op door Roglic te willen volgen, beginnersfout. In de slotkilometer verloor hij nog eens een halve minuut, tel daar de bonificatieseconden bij op en de achterstand bij het ingaan van de laatste kilometer en je komt op een kleine minuut die O'Connor verliest. Van bijna vijf minuten voorsprong hebben we het nu opeens over bijna vier minuten voorsprong, toch een klap in het gezicht. Als hij op iedere klim van een kilometer of vijf een minuut verliest gaat hij de Vuelta niet winnen. Hij moet hopen dat het puur aan het weer ligt en dat hij gaat schroeien zodra er een koelere periode aanbreekt, anders wordt het een heel lastig verhaal om deze Vuelta te winnen. De ritzege ging overigens naar Roglic, zijn tweede van deze Vuelta al. Enric Mas probeerde het slim te spelen door niet mee te rijden en pas over te nemen in de laatste bochten kort voor de finish, maar na de laatste bocht had Roglic nog genoeg tijd en ruimte over om Mas te remonteren. Die twee zijn wel de beste klimmers in koers, ze mogen het samen gaan uitvechten, als ze tenminste O'Connor nog een paar keer overboord weten te gooien. Landa is denkbeeldig al op weg naar op z'n mint het morele podium, misschien wel het echte podium.
Merkwaardige rit toch weer, met uiteindelijk wel een logische uitkomst. Een ideale aankomst voor Roglic, die gedachte vooraf maakte hij helemaal waar. Zijn ploeg reed alleen geen moment op kop, dat was wel apart. Misschien hebben ze hun krachten gespaard voor de volgende rit, de laatste rit voor de eerste rustdag is een serieuze bergrit. We gaan naar Granada toe en daar gaan we rondjes rijden in de Sierra Nevada. El Purch en twee keer de Hazallanas, dit is een van de zwaarste ritten van deze Vuelta. We zetten ons eens goed schrap, kijken of we vandaag de gehanteerde tactiek wel kunnen begijpen.
![182f0]()
![53bcf]()
De laatste rit van de eerste week gaat van start in Motril, een stad die vorig jaar plotseling wereldnieuws werd. Na de finale van het WK vrouwenvoetbal in 2023 besloot de voorzitter van de Spaanse voetbalbond, Luis Rubiales, zich nogal ongepast te gedragen. Beetje vrouwen ongevraagd vol op de mond zoenen, zeg maar de natte droom van de gemiddelde incel. Er ontstond nogal wat ophef over dit gedrag, zeker nadat Rubiales weigere zijn excuses aan te bieden. Sterker nog, Rubiales, en met hem de hele Spaanse voetbalbond, koos voor het zogenaamde
doubling down. Rubiales had zich niet misdragen, die meiden vroegen er gewoon om! Stiekem vonden ze het zelfs wel lekker! Ik blijf voorzitter van de Spaanse voetbalbond, jullie maken me niets, applaus! Liep anders af, logischerwijs. Zelfs de FIFA greep in, dan moet je het wel heel bont hebben gemaakt. Van dader veranderde Rubiales in slachtoffer, in ieder geval in de ogen van zijn moeder. Zij besloot in hongerstaking te gaan totdat de "inhumane jacht" op Rubiales zou stoppen. Dit deed zij in de Divina Pastora kerk in Motril, de plaats waar zowel Rubiales als de moeder van Rubiales woont. De vader van Rubiales was zelfs ooit burgemeester van Motril, aan het eind van de vorig eeuw. Ook betrokken bij enkele schimmige zaakjes, naar goed Spaans gebruik. Rubiales komt dus uit een familie van politici, maar uit deze situatie wist hij zich geen weg te glibberen. De hongerstaking van zijn moeder in een kerk in Motril hield overigens niet zo lang stand, een dag of twee, toen ze bijna van haar stokje ging hebben ze haar toch maar uit die kerk gehaald en naar een ziekenhuis gebracht. Na een spoedoverleg op 28 augustus eiste de Spaanse voetbalbond alsnog dat Rubiales af zou treden als voorzitter. Op 10 september 2023 nam hij ontslag van zijn functie bij de Spaanse voetbalbond, alsmede als vice-president van de UEFA. Ach, blijkt het zomaar te zijn dat aanranding toch gevolgen kan hebben. Het ging daarna van kwaad tot erger voor Rubiales zelf, want er loopt ook nog een corruptiezaak tegen hem. Uiteraard, zou ik willen zeggen. Een corrupte voetbalbestuurder, nat water, groen gras. Het Spaanse openbaar ministerie eist een gevangenisstraf van 2,5 jaar voor zijn gedrag op het WK voor vrouwen, dankzij die corruptiezaak kunnen er wellicht nog wat jaren aan worden toegevoegd. Rubiales ziet zichzelf ondertussen nog steeds als slachtoffer, een veelzeggende quote: 'Al m'n rekeningen zijn geblokkeerd, ik kan niet eens cola betalen.' Het geluid dat zich nu afspeelt in onze hoofden is afkomstig van de kleinste viool die de mensheid ooit heeft gezien. Deze
bald fraud schijnt overigens ook een optrekje in Granada te hebben, de stad waar we tijdens deze rit naartoe zullen rijden. Een mooie gelegenheid om hem nog een paar draaien om de oren te geven, zullen we maar zeggen. Oorspronkelijk komt hij dus uit Motril, een plaats met 59.000 inwoners in de provincie Granada, regio Andalucía. Eén keer eerder was er een vertrek in deze stad, dat was in de Vuelta van 2017. Toen reden we van Motril naar Antequera, waar lolbroek Tomasz Marczynski zou winnen. Toevallig reden we deze Vuelta ook al eens door Antequera, dezelfde plaatsen keren met enige regelmaat terug. Motril is de geboortestad van José Maria Callejon, een voetballer die in het verleden nog een aantal seizoenen uitkwam voor Real Madrid. Tevens is het de sterfplaats van de Belgische koning Boudewijn. Boudewijn van België had een buitenverblijf in Motril, Villa Astrida, vernoemd naar zijn moeder, prinses Astrid. Tijdens een bezoekje aan dit buitenverblijf, in 1993, kreeg hij last van zijn hart en dat werd hem fataal. Motril is een stad die in tweeën te splitsen is. Het grootste deel van Motril ligt een aantal kilometer landinwaarts, maar er is ook nog een deel van Motril dat aan de kust ligt. Hier komen we ook de Villa Astrida tegen, waar koningin Fabiola graag bleef komen, zelfs nadat haar man hier het loodje had gelegd. Het is geen bijzonder fraaie stad, er is ook maar weinig te beleven. Ze hebben hier wel een haven, Puerto de Motril. Die ligt bij Playa Granada, een deel van de stad waar vooral de toeristen komen. Vanuit de haven kun je varen naar de Spaanse enclave in Marokko, Melilla. Je kan ook naar Marokko zelf, Al Hoceima om precies te zijn. In deze omgeving kom je naast de haven ook nog een aantal stranden tegen, daarnaast natuurlijk de nodige hotels en verdomd veel restaurants. Van oudsher is Motril een stad waar men het moet hebben van suikerriet. Dat hebben ze hier nogal veel en daar maakte men vanzelfsprekend suiker van. Dit was de belangrijkste economische activiteit in de omgeving. Er waren talloze suikerraffinaderijen in Motril, een stuk of acht op z'n minst. Die dingen zijn tegenwoordig allemaal niet meer in gebruik en een aantal zijn zelfs van de aardbodem verdwenen, onder meer omdat boze werknemers die stelselmatig werden uitgebuit hier gingen muiten. Als je nog interesse hebt in suikerriet en de zuivering van ruwe suiker kan je wel terecht bij een lokaal museum over deze activiteiten uit vervlogen tijden. Motril heeft ook nog wel een aardige kerk, Santuario de Nuestra Señora de la Cabeza. Deze staat op de top van een heuveltje in het Parque de los Pueblos de América. In de Ruta del Sol van 2015 ging er een rit van start in Motril die aan zou komen boven op de Alto de Hazallanas, de klim die twee keer zal passeren tijdens deze rit. We gaan maar eens die kant op.
![CERRO-PRENSA-scaled.jpg]()
![Motril-con-Sierra-Nevada-al-fondo..jpg]()
In Motril stonden de mensen echt volledig achter Rubiales, ze gingen de straat op in protest tegen de 'heksenjacht' die hem ten deel viel. Niet echt een sympathiek dorp dus, al stikt het daarvan in Spanje, zeker in de wat zuidelijkere regionen. In vliegende vaart laten we dit hellegat achter ons, we trekken naar het noorden, richting Granada. De renners gaan van start aan de rand van het Parque de los Pueblos de América, waar het heiligdom van Nuestra Señora de la Cabeza te vinden is. Tijdens de neutralisatie rijden de renners onder meer langs La Alcoholera de Motril, een oude schoorsteen uit de suikerriettijd. Na een tocht door het centrum verlaten ze de stad richting het noorden, het bergachtige binnenland van de provincie Granada in. Al heeft de organisatie wel een route uitgestippeld waarbij de echte beklimmingen voorlopig overgeslagen worden. Desalniettemin moet er vanuit het vertrek meteen geklommen worden, zodra er met de vlag wordt gezwaaid loopt een brede weg behoorlijk bochtig anderhalve kilometer aan 5% omhoog. Tijdens de neutralisatie liep de weg al omhoog, dat kan zorgen voor een kleine vorm van opwarming, met zo'n explosieve start heb je dat wel nodig ook. Boven rijden de renners door een tunneltje, onder de snelweg door. De Tunel de La Gorgoracha is recht en buiten deze tunnel gaat het anderhalve kilometer op een vlakke manier verder richting het dorpje La Gorgoracha. Eén renner die deze wegen op zijn duimpje moet kennen is Carlos Rodriguez, die komt uit Almuñecar en dat ligt net iets ten westen van startplaats Motril. Rijden we in de Vuelta regelmatig doorheen, zoals we de afgelopen jaren ook al vaker in Motril zijn gepasseerd. In het binnenland verkennen we alleen iedere keer weer andere wegen, voorbij La Gorgoracha komen de renners een tweede klimmetje tegen en ditmaal gaat het anderhalve kilometer omhoog aan een procent of vier. Na dit niet al te lastige klimmetje, waar de enthousiaste vluchters zich wel alvast kunnen tonen, komen de renners uit bij een rotonde waar ze rechtsaf een brede weg gaan induiken. Die weg loopt de komende drie kilometer vals plat omlaag, maar volgens een bord langs de kant van de weg gaat het in het begin wel mooi aan 10% omlaag. Lijkt me enigszins overdreven, maar goed. Onderweg komen de renners een paar haarspeldbochten tegen, maar de weg is breed en het asfalt ziet er onberispelijk uit, het moet dus geen probleem zijn om het volgende dorp op te route te bereiken. Na de afdaling is het twee kilometer volledig vlak en dan rijden we dwars door Vélez de Benaudalla, een dorpje waar de overheersende kleur wit is. Toevallig ook nog een kasteeltje op een heuvel? Jawel, ik heb bingo. Paar bochten bij het binnenrijden van Vélez de Benaudalla, daarna een rotonde in het centrum, maar het gaat nu toch even rechtdoor op een vrij vlakke manier. Ook buiten Vélez is het nog een kilometer of twee zo goed als vlak en ook vrij recht, terwijl we op weg zijn naar het reservoir van Rules, een stuwmeer waar het water van de rivier de Guadalfeo wordt opgevangen. Zodra de renners de stuwdam van dit stuwmeer zien liggen slaan ze rechtsaf een weg in die ze om het meer heen gaat voeren. Toevallig een weg die omhoog zal lopen, er moet geklommen worden langs het water. De komende vijf kilometer gaat het aan 4,5% omhoog over een waanzinnig brede weg, een weg die de renners de nodige mooie uitzichten zal bieden over het meer en de vele groene bergen om het meer heen. Het is absoluut geen lastige klim, je moet je best doen om in deze omgeving zo'n eenvoudige beklimming te vinden, maar de plaatjes zijn hier in ieder geval wonderschoon. Deels rijden de renners langs het water, deels rijden ze tussen de rotswanden door, een toeristische route om duimen en vingers bij af te likken. De percentages blijven alleen een beetje achter, na anderhalve kilometer aan 6%, nog wel aardig de moeite, gaat het twee kilometer lang amper omhoog. Zelfs een paar meter in dalende lijn, zonder bochten overigens. Richting de top gaat het dan weer een kilometer aan 5% omhoog, met tussendoor een strook aan 7%, voor het tot de top afzwakt naar 3%. Na een kleine 17 kilometer komen we boven op dit klimmetje, de komende kilometers gaan de renners nog twee van dit soort ondernemingen tegenkomen.
![embalse-de-rules-velez-de-benaudalla.png]()
![WCJKDMYERVH3VOLVGWTKDQWCYE.jpg?auth=da66cb3b9bfe42154b2b3dc1074c2b9fa47e8896d8f39a575a8f5138bc4a10bb&width=1960&height=1470&smart=true]()
Na deze klim volgt er een glooiend stuk van zeven kilometer. Eerst is het even een paar meter vlak, daarna gaat het een paar kilometer licht omlaag. Het is vrij bochtig maar toch wordt het niet heel lastig, de brede weg die voorzien is van goed asfalt helpt daar zeker bij. Na een stuk in dalende lijn volgt er een knikje omhoog, waar verder niemand van hoeft te schrikken. Na nog wat werk op en af volgt er aan het eind van deze strook een dalend stukje van twee kilometer, de renners rijden langs een fraaie rotswand af en komen opnieuw heel wat bochten tegen, maar lastig zijn die niet. Beneden rijden ze door een kort tunneltje heen en direct buiten de tunnen slaan ze linksaf, waarna ze over een smallere brug rijden. Een mooie brug, de Puente de los siete ojos. De brug met de zeven ogen, waarmee ze waarschijnlijk doelen op de zeven bogen waar de brug op steunt. Voorbij deze mooie brug begint de weg opnieuw omhoog te lopen. De renners beginnen aan een klim van 13 kilometer naar het dorpje Langarón. Het gaat in deze 13 kilometer gemiddeld aan 3,3% omhoog, een gemiddelde dat ernstig wordt gedrukt door een paar stroken in dalende lijn. Tijdens de eerste zeven kilometer van deze klim rijden de renners aan 4,5% omhoog naar het dorpje Órgiva. Na een kilometer aan 6% in het begin gaat het verder niet heel spannend omhoog, vooral aan vier en vijf procent en dus is een gemiddelde van 4,5% een logisch gevolg. Na een paar kilometer klimmen komen de renners uit in Órgiva, een bijzonder fraai dorpje. Het peloton rijdt dwars door het pittoreske centrum, een centrum dat ze tijdens de Vuelta van 2018 ook al eens hebben gezien. Toen reed men van Granada naar Roquetas de Mar, de weg vanaf Órgiva tot Granada is tijdens deze rit volledig gelijk, alleen wordt ie in tegengestelde richting afgewerkt. Buiten het centrum van Órgiva rijden de renners over een brug, daarna wordt de weg een slag smaller terwijl het nog een kilometer of vier omhoog zal gaan, redelijk regelmatig aan 4 à 5%. De renners rijden nu al door de Sierra Nevada, als je vanuit Órgiva een rechte lijn naar het noorden trekt breik je al snel Pico Veleta. We rijden alleen met een boog om de Sierra Nevada heen, op weg naar Granada, om vanuit die stad het serieuze klimwerk aan te vatten. Over de Carretera de la Alpujarra rijden de renners naar Lanjarón, na zeven kilometer in stijgende lijn is het nu tijd voor vijf kilometer glooiend terrein. Het gaat wat op en af, waarbij vooral de stukjes in dalende lijn interessant zijn. Zodra de weg omhoog loopt is het simpelweg vals plat, maar ieder stukje in dalende lijn is vanwege de aanwezigheid van een aantal blinde bochten meteen gevaarlijk. Carretera de la Alpujarra, goh, dat doet me denken aan La Alpujarra. De plek waar niemand minder dan de onvolprezen Bertjan Lindeman ooit een rit won in de Vuelta. In de Vuelta van 2015 beleefde hij de mooiste dag van zijn leven, waarna hij door het leven ging als Breakaway Bert. Ligt die klim hier toevallig in de buurt? Ja, dat moest haast wel. En inderdaad, vanuit Órgiva kun je aan de klim beginnen. Doen we nu dus uiteraard niet, na vijf glooiende kilometers komen we uit in Langarón en na de doortocht in dit dorp, waar ze over een heus watermuseum beschikken, gaat het nog een kilometer aan 4% omhoog. Lanjarón is uiteraard ook weer een wit dorpje, waar in het centrum even een smalle passage volgt, maar buiten het dorp gaat het dan weer verder over een brede weg. Tegen deze tijd hebben we 35 kilometer afgewerkt.
![mirador-de-los-heroes-orgiva-lanjaron.png]()
![rio-guadalfeo-y-puente-de-los-siete-ojos13.jpg]()
![2E920BEB-A4F2-4DA3-A584CCB15544001D.jpg]()
![2465668919_05a98d4cf0_b.jpg]()
Oja, bijna vergeten, maar ook Lanjarón beschikt over een kasteelruïne boven op een heuvel. Tuurlijk. Het is tevens een kuuroord en ze hebben er hun eigen bronwater, nu snap ik dat watermuseum ook ineens. Buiten Lanjarón is de brede weg twee kilometer redelijk vlak, terwijl het wel meteen heel bochtig is. Daarna beginnen we aan een afdaling van vijf kilometer richting Béznar en tijdens deze afdaling blijft het bochtig. Er zitten een paar venijnige blinde bochten tussen, waardoor je deze afdaling technisch mag noemen. Al is het wel weer zo dat de weg dusdanig breed is dat je genoeg ruimte hebt om de boel verkeerd in te schatten. De renners dalen wel weer af door een mooie omgeving, we gaan in het begin van deze rit voor de plaatjes. Bijna beneden rijden de coureurs over een kicken brug, de Puente de Tablate. Daarna komen ze twee rotondes tegen, twee keer gaat het rechtdoor en vervolgens rijden ze via een listig haarspeldbochtje Béznar tegen. Dit plaatsje is gelegen aan het Embalse de Béznar, het tweede stuwmeer dat we vandaag passeren. In Béznar wordt het vlak en recht, maar zodra we het dorp verlaten komen we een nieuwe zone vol bochten tegen. Alleen lopen deze bochten omhoog, het peloton begint direct aan de volgende klim die deze rit rijk is. De komende 6,6 kilometer gaat het aan 5% omhoog in de richting van Dúrcal. Over een brede weg gaat het omhoog door een omgeving die groen is, maar tegelijkertijd zo woest en ruig als het maar zijn kan. Een tijdlang rijden de renners ook tussen de rotswanden in, ze hebben hun best moeten doen om hier een weg neer te planten. De klim is verder niet heel spectaculair, in het begin komen de renners een kilometer aan 7% tegen, verder gaat het vooral een tijd aan 4% omhoog, met ook wat stroken aan 5%. Nee, het echte klimwerk laat nog steeds op zich wachten. De renners rijden ook door wat pittoreske dorpjes, zoals Lecrín en Mondujar, waarna ze net na de top van de klim na 53 kilometer Dúrcal bereiken. Hier liggen een paar rotondes, als deze gerond zijn rijdt men over een brede weg dwars door het dorp heen. Het gaat nu een kilometer of vier vals plat omlaag, maar we kunnen het ook gewoon vlak noemen. Buiten Dúrcal rijden we langs wat kasteelruïnes en rijden we over een brug, waar het uitzicht over de omgeving formidabel te noemen is. Er ligt ook een fraaie oude spoorbrug naast de brug die de renners nemen, idyllisch beeld hier. Voorbij de brug is de weg drie kilometer volledig vlak, waarna de weg ook weer een kilometer of drie vals plat omhoog zal lopen richting El Padul. Het klimwerk in het eerste deel van de rit was al niet heel denderend, maar nu komen we helemaal niets meer tegen. Over een plateau rijden we Granada tegemoet, de hoogtemeters hier komen zelfs bij de fietstoerist niet binnen. Na 60 kilometer koers rijden we met een boog om El Padul heen, de renners volgen continu dezelfde weg, een weg die waanzinnig breed is. Behoorlijk recht ook, op de occasionele rotonde na. Aan de rechterkant van de weg zien we de bergen van de Sierra Nevada liggen, maar we blijven voorlopig nog even op onze hoger zitten. De renners rijden er helemaal niet langs, ze rijden immers met een boog om El Padul heen, maar in het centrum van deze plaats vinden we voor het stadhuis een standbeeld van een mammoet. Buiten het dorp ligt er ook een heuse wandelroute, de Ruta del Mamut. Ik vermoed dat hier ooit mammoeten hebben rondgelopen, of dat ze ons dat in ieder geval willen laten geloven.
![r8yFMVO.png]()
![34623831143_5d5b690ff3_b.jpg]()
![1-1024x768.jpg.webp]()
Voorbij El Padul rijden de renners langs de nieuwbouwwijk El Puntal, gebouwd in een opmerkelijke vorm. Alsof men een graancirkel heeft gemaaid en daarna huizen is gaan bouwen. Geheel terzijde natuurlijk weer, voor de koers is vooral van belang dat er rechtdoor wordt gereden over een waanzinnig brede weg. Een vlakke weg ook nog eens, of in ieder geval zo goed als. Als de nieuwbouwwijk achter ons ligt gaat het een kilometer of vijf heel licht op en af, zo licht dat je er onmogelijk veel van kunt merken. De renners rijden tijdens hun toch richting Granada langs de snelweg, langs deze snelweg komen ze zo nu en dan een rotonde tegen. Dat is het meest verheffende, toch wel. Een vrij lege omgeving hier ineens, we rijden een klein beetje weg van de Sierra Nevada. Voor we na 80 kilometer Granada bereiken rijden we eers nog even door wat voorsteden, zoals Alhendín. Richting dit plaatsje gaat het na de vijf licht glooiende kilometers vijf kilometer licht omlaag, voor het gemak kunnen we rustig beweren dat het in totaal tien kilometer vlak is. In Alhendín liggen er flink wat rotondes klaar voor de renners, als ze dwars door het centrum van dit dorp naar Armilla rijden komen ze er toch al snel een stuk of 10 tegen. Als we die rotondes negeren gaat het verder wel nog eens vijf kilometer rechtdoor over een zo goed als vlakke weg, van de aanloop naar de eerste gecategoriseerde klim van de dag gaat je hart niet sneller kloppen. Tussen Alhendín en Armilla in rijdt het peloton enkele kilometers langs de Base Aérea de Armilla, een militaire luchthaven. Voorbij dit uitgestrekte militaire terrein slaan de renners vlak voor ze het centrum van het stadje Armilla bereiken rechtsaf. Armilla is een plaats waar ze vroeger hun eigen profkoers hadden, de Memorial Manuel Galera. Vernoemd naar de profrenner Manuel Galera, afkomstig uit Armilla. De jongere broer van Joaquin Galera, die ooit nog een rit won in de Tour. Manuel kon zelf ook een aardig eindje fietsen, zo werd hij vijfde in de Ronde van Spanje van 1971. Een jaar later reed hij zijn thuiskoers, de Ronde van Andalusië, maar door een mechanisch defect aan zijn fiets kwam hij ten val en het bleek een fatale val te zijn. Cru genoeg was zijn oudere broer Joaquin ook aanwezig in de koers, hij zag zijn jongere broertje liggen en wist meteen dat het niet goed was, maar de organisatie beval hem door te rijden. Na de finish kwam het nieuws dat hij al had verwacht en hij besloot dezelfde dag nog zijn carrière te beëindigen. Ter nagedachtenis zijn broertje Manolo organiseerden ze in zijn thuisstad tot 2004 een profkoers, die onder meer werd gewonnen door het fenomeen Oscar Sevilla en Jose Maria Jimenez. In de stad van de familie Galera kun je rechtdoor gaan en dan direct naar het centrum van Granada fietsen, maar we nemen een omweg. Na een terugdraaiende bocht naar rechts rijden de renners op een rechte en vlakke manier Armilla uit, waarna ze twee kilometer later Ogíjares bereiken. De entree in Ogíjares wordt opgevrolijkt door twee rotondes, bij de ene rotonde is er in het midden een helikopter te vinden, bij de tweede dan weer een tractor. Heb je toch meteen een bepaald beeld bij Ogíjares, een dorp waar de renners toch al snel een kilometer of twee doorheen mogen rijden. In die twee kilometer komen ze een aantal bochten tegen, een paar rotondes, wat drempels en vooral veel nieuwbouw. Een voorstad van Granada, hier komt natuurlijk al het volk wonen dat in de stad geen plekje kan vinden. Over Granada gesproken, daar gaan we buiten Ogíjares rechtdoor naartoe fietsen. Na 80 kilometer bereiken we de finishplaats alvast, al duurt het nog bijna 100 kilometer voor deze rit daadwerkelijk voorbij is. Het gaat twee kilometer rechtdoor tot aan de buitenrand van Granada, zodra we de stad bereiken komen we opnieuw een hoop rotondes tegen, waarna we even later langs het stadion van de lokale trots rijden. Alhoewel, trots zullen ze nu iets minder zijn. Granada CF is afgelopen seizoen gedegradeerd uit La Liga en nu weer actief op het tweede niveau. Het stadion waar de club in speelt, Estadio Nuevo Los Cármenes, valt vooral op door de aparte lichtmasten. Rond de tijd dat de renners langs het stadion rijden beginnen de livebeelden zo ongeveer, voorbij het stadion slaan de renners rechtsaf en dan gaan ze op zoek naar El Purche.
![tour-estadio-nuevo-los-carmenes-cf.webp]()
Voorbij het stadion van Granada rijden de renners buiten de stad Huétor Vega tegemoet. Ze komen een paar rotondes tegen, maar verder is de brede weg behoorlijk recht en ook nog steeds behoorlijk vlak. Richting de Sierra Nevada loopt de weg een klein beetje vals plat omhoog, maar dat mag nog geen naam hebben. We zijn er bijna, in die Sierra Nevada waar de Vuelta vaker te vinden is. Zo kun je hier bijvoorbeeld omhoog naar La Zubia, die vreemde klim met een weg die volledig rechtdoor loopt, bekend van de Vuelta van 2014. In 2015 reden we dan weer naar La Alpujarra, waar Lindeman won, terwijl we in 2018 naar Alfacar reden, ook hier in de buurt. Maar het liefst gaan we toch via El Purche en de Alto de Hazallanas naar de Sierra Nevada, we doen vandaag ongeveer hetzelfde als in 2017 en 2022, met dat verschil dat we nu niet helemaal naar boven gaan, nee, na de Hazallanas dalen we af. Deze regio is uiteraard bekend bij de renners, ook in de Ruta del Sol komen we hier met enige regelmaat voorbij. Daarnaast is de Sierra Nevada een plek waar menig hoogtestage wordt afgewerkt, voor weinig renners zal deze rit verrassingen bevatten. Voor de vaste volger ook niet, aangezien we de komende beklimmingen vaker in koers hebben gezien. Desalniettemin gaan we volledigheidshalve verder. Zodra we Huétor Vega bereiken wordt de koers interessant, in de bebouwde kom beginnen we aan een klim. In eerste instantie rijden we van Huétor Vega naar Monachil, de weg loopt twee kilometer aan een procent of vier omhoog. Na dit klimwerk, met een mooie haarspeldbocht midden in het dorp, volgt er een korte afdaling en daarna is het anderhalve kilometer zo goed als vlak tot we gaan beginnen aan de echte klim. Een klim die we kennen, want in de Vuelta van 2022 zagen we de Puerto de El Purche nog. Net als toen zal de klim nu dienen als een opwarmertje, er komt hierna nog straffere kost aan. We bereiken Monachil en daar slaan we linksaf, waarna we over de gelijknamige rivier rijden. Er volgt een bocht naar rechts en na die bocht begint de klim die we simpelweg El Purche kunnen noemen. Een beklimming van de eerste categorie, de komende 9,1 kilometer gaat het aan 7,6% omhoog. Na een vals platte aanloop komen we buiten Monachil een paar haarspeldbochten tegen en hier begint meteen het leuke gedeelte van de klim. El Purche begint met twee kilometer aan 11%, jawel. Een steilste strook tot 15%, hier kan meteen de knuppel in het hoenderhok worden gegooid. In Monachil was het even smal, maar buiten het dorp is de weg een stuk breder. Daardoor valt het niet echt op dat het zo steil is, maar het is meteen afzien. We rijden langs Los Caharros, een prachtig natuurreservaatje, met onder meer een paar fraaie kliffen en wat hangende bruggen. Best geinig, maar daar zal verder weinig aandacht voor zijn. De renners rijden over een bochtige weg, die maar niet vlakker wil worden. De volgende kilometer is namelijk ook steil, het gaat aan 9,1% omhoog en dan zijn er ook nog eens een aantal uitschieters richting 13%. Vervolgens gaat het twee kilometer omhoog aan ongeveer 8%. Het wordt dus iets makkelijker, maar het blijft behoorlijk lastig, zeker omdat het daarna weer omhoog gaat aan 9,9%, met voor de gezelligheid ook nog stukjes die aan 15% hellen. Als we de altimetriasgoden mogen geloven, en dat doen we, zelfs een piek tot 17%, koekoek. Aan het eind van deze steile strook zwakt het wat af, waarna het zelfs even heel kort naar beneden gaat. Best een scherpe afdaling, maar niet zo lang. Daarna gaat het ook gelijk weer steil omhoog. We krijgen nog te maken met een kilometertje aan 8%, met ook hier nog wat stroken aan 13 tot 15%. Daarna komen de coureurs boven op de Puerto de El Purche, na 97 kilometer. Een alternatieve naam voor de klim is de Collado del Muerto, laten we maar eens kijken of we bepaalde renners hier alvast een lijkbleke kleur kunnen bezorgen. Er geldt weer een waarschuwing wegens extreme hitte, dit wordt afzien bij de beesten.
![1326a]()
![Purche.gif]()
![7C598013-2D39-457B-8DF4-BD7CAD7596F7.jpeg]()
![Purche01.jpg]()
Op de top van El Purche moeten de renners nog 81 kilometer afwerken tot de finish, met in die 81 kilometer twee keer de loodzware beklimming van de Alto de Hazallanas. El Purche is een bochtige klim met de nodige haarspeldbochten, maar richting de top gaat het langer rechtdoor, wat ook weer voor opmerkelijke plaatjes zorgt. Na de top rijden de renners ook nog even rechtdoor, terwijl verder genoteerd mag worden dat de klim op een brede weg begon maar dat die weg gaandeweg smaller is geworden. Ook voorbij de top blijft de weg redelijk smal. Direct na de klim wordt er een halve kilometer door een donker bos afgedaald richting de snelweg die je naar de Alto de Hoya la Mora kan brengen. Dat was de plek waar de Vuelta in 2017 en 2022 een aankomst kennen, maar zo hoog gaan we dit jaar niet de berg op. Op dit punt slaan we linksaf, het is een punt waar we deze rit nog twee keer uit gaan komen. De renners dalen drie keer af over dezelfde weg, dit moet gezien worden als de oefenronde. Na een bocht van 180 graden naar links gaat het over een veel bredere weg tien kilometer omlaag richting Pinos Genil. De weg omlaag is dus breed en dat heeft gevolgen voor het gemiddelde stijginspercentage. Of dalingspercentage, aangezien we omlaag gaan. We bevinden ons nu plots op de hoofdstraat tussen Granada en het wintersportgebied van de Sierra Nevada, daarom is de weg zo gelijkmatig mogelijk aangelegd. We dalen daardoor continu aan 6 à 7%, wat goed te doen is. De brede weg kent vooral in het begin van de afdaling weinig scherpe bochten, met je ogen duurt het hier vrij lang voor je in een ravijn verdwijnt. De weg is echt crimineel breed, je zou er een vliegtuig kunnen laten landen. Pas de laatste drie kilometer van de afdaling wordt het iets spannender, we slaan rechtsaf een weg in die net een slag minder breed is en dalen op een iets bochtigere manier verder naar Pinos Genil, een dorpje dat we na 107 kilometer voor de eerste keer vandaag bereiken. Het laatste deel van de afdaling is misschien iets lastiger, maar het is alsnog perfect te doen. Het zal bergop moeten gebeuren, niet bergaf. In Pinos Genil, op ongeveer 70 kilometer van het eind, slaan we na het oversteken van de rivier Genil rechtsaf. Hierna gaan we op weg naar Güéjar Sierra, op weg naar de eerste van twee beklimmingen van de Hazallanas. Na de bocht naar rechts loopt de weg direct omhoog, er moet zes kilometer geklommen worden richting Güéjar Sierra. Dit stuk begint met een tweetal kilometer aan minder dan 4%, maar daarna loopt de weg buiten Pinos Genil richting het stuwmeer van Canales een kilometer omhoog aan 7,7%, met een piek tot 12%. De weg omhoog is behoorlijk breed, dus zie je het er weer niet echt aan af. In de volgende kilometer blijft het steil, al zie je dat niet aan het gemiddelde. Een gemiddelde van 5%, maar het is toch echt lastig. Totdat we het stuwmeer bereiken, daar vlakt de weg af. Dat blijft ook zo in de volgende kilometer, het gemiddelde blijft dan zelfs steken op 2,5%. Vlak langs het stuwmeer valt de klim mee, voorbij het stuwmeer gaat het weer pittiger omhoog. Na een kilometer aan 5% met een piek tot 10% bereiken we vervolgens de top van de Alto de Güéjar, vlak voor we het dorp Güéjar Sierra bereiken. Toch alvast zes kilometer aan 6% gemiddeld voor de Hazallanas echt begint, een voorzichtige opwarmer.
![dor_haz_15.png]()
![presa-de-canales-granada-54129-xl.jpg]()
Na een kort stukje in dalende lijn rijden we Güéjar Sierra binnen, een dorpje waar nogal wat bochten liggen. Het is hier zo goed als vlak, maar door al die bochten moet je toch even opletten. Even later slaan we rechtsaf een smalle weg in en daarna gaat het iets meer dan een kilometer vrij steil naar beneden. Door een bos dalen we af richting de rivier Genil, onderweg komen de renners een aantal stevige bochten tegen. Beneden bij de rivier slaat men linksaf, rijdt men over een brug en aan de andere kant van het water begint meteen de klim. We beginnen aan de Alto de Hazallanas, een bijzonder steile klim. Voorbij de brug en een bocht naar rechts gaat het gelijk een kilometer omhoog aan 12%, met uitschieters richting de 20%. Na deze zeer steile kilometer gaat het een paar hectometer heel licht naar beneden, waarna het gewoon weer verder gaat aan meer dan 10%. Gemiddeld blijven we steken op 7%, maar met een steilste strook tot 16% is het hier zeker niet eenvoudig. De kilometer die hierna volgt is zelfs de steilste van allemaal, al wil dat per bron nog wel eens verschillen. Het gaat omhoog ergens tussen de 13 à 14%, met weer een uitschieter richting de 20%. We hebben deze klim al vaker in koers gezien en dus weten we hoe lastig het is. We weten ook dat er doorgaans na de Alto de Hazallanas nog een heel stuk verder geklommen moest worden naar de Sierra Nevada. Dat gaat nu totaal anders zijn, je moet nu echt gebrek gaan maken van deze klim. Van wachten kan geen sprake zijn, hooguit wachten op de tweede passage. De relatief smalle en haarspeldbochtrijke weg blijft steil, in de volgende kilometer gaat het nog steeds aan 11% omhoog, met voor de gezelligheid een paar stukjes aan 16%. In de eerste vier kilometer van de Hazallanas gaat het simpelweg aan 11% omhoog, de finish ligt niet om de hoek, maar dit deel van de klim is te lastig om niets te ondernemen. Al wordt het na die eerste vier kilometer wel iets makkelijker, na een kilometer aan 8,5% gaat het richting de top van de Hazallanas twee kilometer verder omhoog aan 'slechts' 7%. Vlak voor de top van bereiken we een nog smallere weg, een veredeld geitenpad. Op 54 kilometer van de finish bereiken we voor het eerst vandaag de top van de Alto de Hazallanas, we hebben tot dit punt 17 kilometer geklommen aan 5,5% gemiddeld als je de klim naar Güejar Sierra meetelt. De Hazallanas, als je puur kijkt naar het deel dat begint na het afdalinkje voorbij Güéjar Sierra, is 7,4 kilometer lang, waarin het aan 9,6% gemiddeld omhoog gaat. Serieus, heel serieus. Het moment om de koers op z'n kop te zetten. Hoop ik. Is het niet nu al, dan in tweede instantie.
![220d1]()
![0My2h40.jpeg]()
![1wR7eGa.jpeg]()
Twee jaar geleden reden we ook over de Alto de Hazallanas, onderweg naar de Sierra Nevada. Tijdens de 15e rit, van Martos naar Alto Hoya de la Mora, zoals ze de finishplaats boven op de Sierra Nevada officieel noemen, ging de zege naar Thymen Arensman. Hij sloeg toe vanuit de vlucht, toen kon hij blijkbaar nog wel tegen de hitte. Tijdens die rit reden de renners over El Purche, daalden ze net als nu af naar Pinos Genil en klommen ze via Güejar Sierra en de Alto de Hazallanas verder omhoog naar het skigebied dat zo populair is onder de wielrenners. Je kunt na de Alto de Hazallanas nog verder omhoog dus, maar dat doen we nu niet. We hanteren ook niet de optie waar men in de Vuelta van 2013 voor koos, toen volgde er na de beklimming van El Purche een aankomst bergop op de Alto de Hazallanas. In 2013 kwam de Vuelta hier voor het eerst langs en het werd meteen een memorabele klim. Lolbroek Chris Horner reed hier iedereen helemaal de vernieling in, nam de leiderstrui over van Dani Moreno en liet zien een serieuze kans te maken om de Vuelta te winnen. Nibali verloor liefst 48 seconden, er stond geen maat op Papy Horner. Opa had 23 minuten en 22 seconden nodig voor het steile stuk van de klim, een record dat vandaag vast zal worden verbroken. Finishen op de top, linksaf slaan op de top om verder omhoog te gaan naar de Sierra Nevada, we kiezen er ditmaal niet voor. Nee, we slaan juist rechtsaf en daardoor dalen we af. In plaats van nog eens 15 kilometer verder omhoog te gaan keren we nu terug naar een punt dat we al eerder hebben gezien, in dalende lijn. Vrijwel direct na de top sluiten de renners weer aan op de hoofweg naar het skistation. Het wordt dus weer mokerbreed, terwijl het ook weer tegen gematigde percentages omlaag zal gaan. De renners dalen vijf kilometer af tot ze aansluiten op de route die ze al kennen. In deze vijf kilometer komen ze amper een bocht van belang tegen. Het is wel bochtig, maar alle bochten zijn breed en de meeste bochten kondigen zich ruim op voorhand aan. Een paar bochten liggen wat verdekter opgesteld, maar ze lopen allemaal precies zoals je het zou verwachten. De renners rijden wel door een mooie omgeving, zo nu en dan kan er een blik geworpen worden in de diepte, terwijl er ook wat fraaie rotswanden te vinden zijn. Na vijf kilometer dalen zonder enig gevaar zien ze aan de linkerkant van de weg een ander weggetje liggen. Dat was het weggetje waar ze vandaan kwamen toen ze net over El Purche gereden waren. Voorbij deze weg weten ze precies wat ze moeten doen, het gaat nog eens tien kilometer omlaag richting Pinos Genil. Deze afdaling moeten ze kennen, een paar kilometer geleden deden ze 'm immers ook al. En toen konden we al concluderen dat dit bepaald geen uitdagende afdaling is. Pas de laatste drie kilometer van de afdaling wordt het iets spannender, maar zelfs dan stelt het nog niet veel voor, zeker niet met alle parcourskennis waarover men inmiddels beschikt. Na 138,5 kilometer, op 40 kilometer van de finish, bereiken de renners voor de tweede keer Pinos Genil. Ze gaan nu voor de tweede keer toewerken naar de Alto de Hazallanas, als het peloton op de eerste Hazallanas nog niet in stukken en brokken is geslagen dan gaat het nu wel gebeuren, de spanning moet ondertussen voelbaar zijn. Na een afdaling van in totaal 15 kilometer gaat het nu weer omhoog, ik weet niet hoe kort van memorie jullie zijn, maar we werken nu hetzelfde rondje af als net en dat ziet er dus ongeveer zo uit:
![266385330.jpg?k=2d3ba128c3a5128d3bbff50656fa713ba89be41c2769895feed4d493d2c8b652&o=&hp=1]()
Van Pinos Genil rijden we naar Güéjar Sierra, het gaat zes kilometer omhoog. Stuk begint makkelijk met twee kilometer aan 4%, maar richting het stuwmeer van Canales loopt het dan weer een kilometer aan 7,7% omhoog met een piek boven de 10%. Daarna gaat het omhoog aan 5%, tot de weg langs het stuwmeer afvlakt. Voorbij het stuwmeer is het dan weer lastiger, na een kilometer aan 5% met een piek tot 10% bereiken we vervolgens de top van de Alto de Güéjar, vlak voor we het dorp Güéjar Sierra bereiken. Opnieuw zes kilometer aan 6% gemiddeld voor de Hazallanas echt begint, met als bonus dat we in Güéjar Sierra na 146,6 kilometer de tussensprint van de dag gaan afwerken. Dat is het enige verschil ten opzichte van het vorige rondje, er mag na het stuk in stijgende lijn gesprint worden, voor zover iemand daar ook maar enige interesse in heeft. Na de tussensprint rijden we dwars door Güéjar Sierra, waar de nodige bochten liggen. Buiten het bochtige dorp gaat het een kilometer steil naar beneden, voor de laatste beklimming van de dag gaat beginnen. Beneden bij de rivier slaat men linksaf, rijdt men over een brug en aan de andere kant van het water begint meteen de klim. De tweede keer Alto de Hazallanas, nog steeds een bijzonder steile klim. Voorbij de brug en een bocht naar rechts gaat het gelijk een kilometer omhoog aan 12%, met uitschieters richting de 20%. Na deze zeer steile kilometer gaat het een paar hectometer heel licht naar beneden, waarna het gewoon weer verder gaat aan meer dan 10%. Gemiddeld blijven we steken op 7%, maar met een steilste strook tot 16% is het hier zeker niet eenvoudig. De kilometer die hierna volgt is zelfs de steilste van allemaal, omhoog aan 13 à 14%, met weer een uitschieter richting de 20%. De relatief smalle en haarspeldbochtrijke weg blijft steil, in de volgende kilometer gaat het nog steeds aan 11% omhoog, met voor de gezelligheid een paar stukjes aan 16%. In de eerste vier kilometer van de Hazallanas gaat het simpelweg aan 11% omhoog, na die eerste vier kilometer wordt het wel iets makkelijker, na een kilometer aan 8,5% gaat het richting de top van de Hazallanas twee kilometer verder omhoog aan 'slechts' 7%. Vlak voor de top van bereiken we een nog smallere weg, een veredeld geitenpad. Na 155,5 kilometer, op 22,7 kilometer van de finish, komen we voor de tweede keer boven op de Alto de Hazallanas. De tweede keer ligt er een bonussprint op de top van deze klim van eerste categorie. Extra motivatie om in de aanval te gaan, al had ik 'm dan persoonlijk al op de top van de eerste passage gelegd. Maar goed, dat ben ik. Vanuit Pinos Genil ging het opnieuw 17 kilometer omhoog aan 5,5%, maar het draait vooral om de laatste 7,1 kilometer, waarin het aan 9,5% omhoog zal gaan. Hier moet vlak voor de rustdag toch wel de boel overhoop worden gehaald, zou je zeggen. Zeker met de Purche en de eerste Hazallanas in de benen moet de tweede beklimming eindigen in een totale veldslag. Ben O'Connor mag aan de bak, het gaat hier spoken. Op de top gaan we nu ook weer rechtsaf omlaag, er volgt niet stiekem nog een bocht naar links, verder omhoog. Miguel Angel Lopez en Thymen Arensman worden voorlopig niet opgevolgd. Lopez won in 2017 op de Alto Hoya de la Mora, Thymen Arensman boekte daar in 2022 zijn tweede en voorlopig laatste profzege. Ik heb goede hoop dat we nog eens terugkeren naar de Alto Hoya de la Mora, maar vooral dat we dan nog wat verder omhoog gaan naar de Pico Veleta. De organisatie is het al jaren van plan, maar voorlopig worden ze gedwarsboomd door natuurorganisaties. Voor een aankomst op Pico Veleta schuiven we al die bezwaren probleemloos aan de kant, wielrennen gaat natuurlijk boven alles. Hopelijk volgt er ooit een beklimming van de Hazallanas met daarna een verlengstuk van 23 kilometer aan 7% tot de top van Pico Veleta op 3300 meter hoogte. We blijven dromen. Ondertussen dalen we vandaag af naar Granada, terwijl we Arensman een steuntje in de rug geven.
![dor_haz_15.png]()
![El_Dornajo_Centro_Interpretacion_Sierra_Nevada.jpg]()
![vuelta22st15-arensman-win-1000.jpg]()
In 2013 debuteerde de Alto de Hazallanas dus, bij het informatiecentrum van El Dornajo mocht Chris Horner op zijn kenmerkende vreemde manier juichen, die beelden halen we niet uit de mottenballen. Over El Purche op dezelfde manier naar deze klim, zonder een extra ronde en zonder een afdaling richting Granada. In 2015 werd de Alto de Hazallanas bedwongen in de Ruta del Sol, ook toen was er sprake van een aankomst bergop. De derde rit ging van start in Motril, hey, daar gaat deze rit toevallig ook van start. Aankomst dus op de Hazallanas, waar Alberto Contador iedereen afdroogde. Chris Froome had mooi het nakijken, terwijl mijn KUDUS mooi 7e werd. Daarna zagen we de Hazallanas weer verschijnen in de Vuelta van 2017, in de rit die werd gewonnen door Miguel Angel Lopez. Met dat verschil dat de renners eerst over de Hazallanas reden om na de afdaling aan El Purche te beginnen en via El Purche naar het skistation Hoya de la Mora te rijden. En dan kwam de klim in 2022 nog eens voorbij, weer met dezelfde volgorde als nu, alleen zonder de aankomst hoger in de Sierra Nevada. Goed, tijd om af te dalen naar Granada. De afdaling is grotendeels bekend voor de renners, ze rijden dik 11 kilometer over dezelfde weg omlaag als na de eerste beklimming van de Hazallanas. Het bekende recept, we komen na een wat smallere klim uit op de waanzinnig brede weg die Granada met het skigebied verbindt. Die weg is wel bochtig, maar het gaat heel steady aan een procent of 5/6 omlaag. Zeker met de eerder opgedane kennis zou het een schandaal zijn als iemand hier in de problemen komt. Je hebt hier de boel al uitgebreid kunnen bestuderen, dit mag niet misgaan. Het lijkt me een afdaling waar je lastig het verschil kunt maken, het is niet buitengewoon technisch en geen enkele renner kan verrast worden omdat ze alles al eens hebben gezien. Het stuk voorbij de weg naar El Purche komt nu zelfs voor de derde keer voorbij, ik kan het zelf al bijna dromen, laat staan de renners. De variatie zit 'm in het feit dat we na 11 kilometer in dalende lijn ditmaal niet de bocht naar rechts richting Pinos Genil nemen. Nee, we rijden rechtdoor en we volgen daardoor de doorgaande weg, omlaag naar Granada. De afdaling wordt daar eigenlijk alleen maar makkelijker van, het is echt hilarisch hoe simpel het is. De renners dalen nog vijf kilometer verder af en in die vijf kilometer komen ze niets tegen, in feite. Het gaat heel stabiel omlaag aan 6%, over deze snelweg. Twee brede banen en dan aan beide kanten van de weg nog een vluchtstrook, het gaat echt nergens over. Er komen wat bochten voorbij, maar die zijn zo ruim en zo vloeiend dat je met je handen van het stuur kunt afdalen. Zonder enig moment dat ik hoef te noteren verlaten we op zeven kilometer van de finish deze weg, we nemen de afslag aan de rechterkant van de weg en slaan aan het eind van de afrit rechtsaf, waarna er een paar meter later in Cenes de la Vega bij een rotonde een bocht naar links volgt. Richting die rotonde loopt de weg even een paar meter omhoog, verder zal de weg in de absolute slotfase van deze rit vals plat omlaag blijven lopen. Het echte dalen is voorbij, maar voor we Granada bereiken komen we toch nog wat meters later uit. De weg richting de finish is enorm recht, als we dwars door Cenes de la Vega rijden gaat het eigenlijk continu rechtdoor en hoeven we alleen even op te letten voor een drempeltje. Op vijf kilometer van de finish ligt er dan een rotonde op de renners te wachten waar het schuin naar links gaat, maar deze finale is echt onvoorstelbaar simpel. Wel kun je maar beter vast een flinke voorsprong bijeen rijden op de Hazallanas, in de afdaling en in het vlakke stuk richting de finish blijf je lang in beeld. De brede weg loopt nog wat verder rechtdoor, al kent ie van kilometer 5 tot kilometer 3 van het eind wel wat flauwe krommingen. Het wordt in ieder geval een snelle finale, die afdaling nodigt uit om hard te gaan en op dit stuk heel licht vals plat omlaag vooral rechtdoor zal de snelheid ook schofterig hoog gaan liggen. Op drie kilometer van de streep verdwijnen zelfs de flauwe bochten uit beeld, tot de slotkilometer gaat het nu volstrekt volledig helemaal rechtdoor. Net voor we de laatste kilometer betreden volgt er een flauwe bocht naar rechts die snel afbuigt naar links, maar ook dit stelt helemaal niets voor. We rijden de laatste kilometer binnen en daar wordt het eindelijk volledig vlak. Dat was het eigenlijk al, maar nu komen we zelfs niet geruisloos een paar meter lager uit. Nee, we blijven op dezelfde hoogte, in de laatste paar meter van de rit gaat het zelfs nog even heel flauwtjes omhoog. In de laatste kilometer komen de renners een flauwe bocht naar links tegen, waarna ze op 400 kilometer van het eind voor de vorm toch nog even geconfronteerd worden met een échte bocht. Ze slaan uit het niets scherp rechtsaf en na die bocht gaat het rechtdoor naar de finish, heel lichtjes vals plat omhoog dus. De finish is gevoelsmatig op een vreemde plek, de Calle Acera del Darro lijkt me niet het hoogtepunt van Granada. Al ligt de finish wel naast de Fuente de las Batallas, een bekende en historische stenen fontein in een elegante barokstijl op het Plaza del Campillo. Toe maar.
![AgDFFVX.png]()
![granada-photo-1.JPEG]()
De laatste rit van de eerste week eindigt in Granada, een stad in Andalusië, hoofdstad van de gelijknamige provincie. De stad heeft bijna 229.000 inwoners, als we de omliggende kernen meetellen komen we aan ongeveer 470.000 mensen. Het is daarmee de vierde stad van Andalusië, na Sevilla, Málaga en Córdoba, en de 17e stad van Spanje. Granada ligt op 738 meter hoogte boven zeeniveau, aan de voet van het gebergte Sierra Nevada. Eeuwen geleden was het de hoofdstad van de taifa Granada en het koninkrijk Granada. Laten we de koe maar meteen bij de horens vatten: boven de stad bevindt zich het Alhambra, een historisch paleis vol overblijfselen van zowel de Moorse als katholieke cultuur. Zowel een paleis als een fort, in feite. Het is een reusachtig complex, dat na de verovering van het koninkrijk Granada in 1492 door het katholieke koningspaar Ferdinand II van Aragon en Isabella I van Castilië als een zeer belangrijke buit gezien. Hun kleinzoon keizer Karel V gaf na zijn bezoek aan Granada in 1526 opdracht tot de bouw van een renaissancistisch paleis midden in het Alhambra, waarvoor een deel van het Alhambra werd afgebroken. Vanwege de fijn uitgevoerde islamitische kunst en de zeer grote waarde van de kunstschatten, is het een populaire trekpleister voor kunststudenten in Europa. Binnenin zijn er mooie decoraties die toegeschreven worden aan Yusuf I. Veel kunstschatten van het Alhambra zijn gerestaureerd en zo een goed voorbeeld van Moorse kunst op het Europese vasteland. Werelderfgoed uiteraard, dus blijkbaar maar voor een beperkt aantal mensen per dag te bezoeken. Vooraf een kaartje kopen lijkt het devies. Mocht je er op de bonnefooi naartoe gaan is er sowieso alsnog genoeg te zien, de natuur en omgeving en het bouwwerk aan de buitenkant zijn op zich al de moeite van het bezoek waard, met uitzicht op de Sierra Nevada bijvoorbeeld. In de tuinen van het Alhambra staat de Parador van Granada, het vroegere klooster van Sint-Franciscus waar oorspronkelijk de katholieke koningen werden begraven. Verder vindt men er het Generalife, dat was dan weer het zomerpaleis en landhuis van de Nasridische sultans van Granada. De lijst met bezienswaardigheden in en rond het Alhambra is bijna beangstigend lang, je hebt er alleen al een dagtaak aan op hier alle hoogtepunten af te vinken. En dan te bedenken dat er in de rest van de stad nog veel meer is te zien. De oude stad zou een van de beter bewaarde voorbeelden van de stadsplanning van de Almohaden moeten zijn. De werkelijke stichting van het huidige Granada vond plaats met de komst van de Berberse vorst Zawi ibn Ziri in de 11e eeuw. Met het uiteenvallen van het kalifaat Córdoba, vestigde hij zich in Elvira, zoals dit toen nog onbelangrijke plaatsje heette, en maakte het de hoofdstad van zijn eigen emiraat, om even een kort stukje uit de geschiedenis te citeren. Daarna volgde uiteraard de Reconquista, waarin de Oorlog van Granada een belangrijke episode was. Deze oorlog leidde tot de val van het Moorse Rijk in 1492, waarna zowel de moslims als de joden werden verdreven en de stad onder katholieke leiding uitgroeide tot een van de rijkste steden van Europa. Veel Moorse hoogtepunten werden gesloopt of aangepast, zoals het Alhambra. Toch kom je nog wel het een en ander uit die tijd tegen, zoals de wijk Albaicín, dit is een oude Arabische wijk, met kronkelige straatjes en huizen uit de 14e eeuw. De oude Arabische badhuizen zijn ook nog te bezichtigen, in een schitterend straatje langs de rivier de Darro kom je El Bañuelo tegen. De katholieken hebben toch ook wat hoogtepunten weten toe te voegen aan de stad, zo is de kathedraal van Granada met de grafkapel van Ferdinand II van Aragon en Isabella I van Castilië een van de grootste kerkgebouwen in Spanje, misschien zelfs een van de grootste ter wereld. De culturele rijkdom van de stad, met invloeden van de Moren, Joden en katholieken maakt Granada een van de belangrijkste culturele centra van Spanje. De “Universidad de Granada”, opgericht in 1531, is een van de meest prestigieuze van het land, en heeft onder andere gezorgd voor het imago van Granada als stad met een bruisend nachtleven. De beschermheilige van de stad is San Cecilio, en de bijbehorende feestdag valt elk jaar op 1 februari. De wijk Albaicín en de Sacromonte zijn bekend om de (zigeuner)flamenco: veel groten uit deze wereld kwamen hiervandaan of begonnen hier hun carrière. Nou, zo kun je nog een uur informatie blijven kopiëren over Granada, het stikt hier van de hoogtepunten. Kerken, pleintjes, kloosters, musea, paleizen, alles komt in een onophoudelijke stroom voorbij. De Vuelta komt hier doorgaans ook in een onophoudelijke stroom voorbij, al passeren we hier doorgaans slechts op weg naar de Sierra Nevada. Toen we in 2022 naar Hoya de la Mora reden passeerden we bijvoorbeeld in Granada, maar voor een start of een finish moeten we behoorlijk ver terug de geschiedenis in. Een laatste aankomst in deze stad dateert zelfs van 2008, maar toen hadden ze hier ook wel meteen prijs. De Vuelta van 2008 begon in Granada, op de eerste dag werd er een ploegentijdrit verreden in de straten van deze historische stad, het leverde een zege op voor Liquigas. Meest bijzondere feit van die ploegentijdrit: Euskaltel werd tweede! Daags nadien ging er een rit van start in Granada, die zou eindigen in Jaén, alwaar Valverde het sprintje heuvelop regelde. Daarna ging er in 2018 nog eens een rit van start in Granada, de vijfde rit werd verreden tussen Granada en Roquetas de Mar. Een vluchtersrit, die werd gewonnen door Simon Clarke, hij droogde Mollema af in een sprintje. Dit overigens nadat de renners een dag eerder al door Granada waren gereden, toen lager een tussensprint in de straten van de stad. In de Vuelta's van 2013, 2014, 2017 en 2018 reden we telkens door Granada, net als in 2022, maar een start of een vertrek blijft toch bijzonder hier. In totaal 19 keer een aankomst, maar de laatste dateert dus van 16 jaar geleden.
![iStock-1293061966.jpg]()