Nou, dat was me de rit ook wel weer. Het begon al op de Col des Saisies, de eerste klim van de dag, waar Pogacar ineens op z'n bek ging. Geen fijn begin van de dag. Als hij al plannen had om terug te slaan naar Vingegaard leverde dit alvast een eerste streep op de carrosserie op. Richting de top van deze eerste zware klim van de zwaarste rit van de Tour trok Jumbo nog maar eens door, Benoot zette aan en ineens hingen er nog maar een handvol renners in zijn wiel. Het was helemaal duidelijk, de dominantie van Jumbo zou doorzetten. Nadien nam Jumbo wel een klein beetje gas terug, het was Christophe Laporte die de boel mocht controleren op de Cormet de Roselend. Tegen deze tijd was er een stevige kopgroep ontstaan van een man of 30, met daarin ook weer een paar renners van Jumbo. Alles onder controle, dominanter dan een meesteres. Klimmer Laporte hield de voorsprong van de koplopers lang beperkt tot anderhalve minuut, maar de kopgroep bleek toch sterker te zijn dan gedacht. Er zaten enkele sterke klimmers vooraan, met een aantal sterke knechten. En hoewel klimmer Van Hooydonck ook weer z'n best deed om de belachelijkheid van Jumbo te onderstrepen liep de voorsprong toch op naar een minuut of twee, en later drie minuten. Zo reden we over de Longefoy naar de loodzware Col de la Loze toe. Jody Bernal ging ergens onderweg nog op z'n plaat, maar verder lag de koers redelijk in een plooi. Op de Col de la Loze schoot Ineos in gang, er zaten wat gevaarlijke renners in de kopgroep en dus moest de schade beperkt worden. Ze deden wat ze konden, maar ze kwamen amper dichter. Vooraan reed Jack Haig op kop voor Pello Bilbao, terwijl Ben O'Connor dan weer grandioos werk leverde in functie van Felix Gall. Een eeuwigdurende status quo was het gevolg, de verschillen bleven enorm lang enorm gelijk.
De echte versnelling in de inmiddels
ferm uitgedunde groep der favorieten kwam pas toen het steile gedeelte van de Col de la Loze begon. Meteen moest Tadej Pogacar laten lopen. Hij had een bijzonder slechte dag. Zijn tijdrit was nog niet zo slecht, maar nu liep het totaal niet. Uitgeblust reed hij als een dood vogeltje omhoog, het was meteen duidelijk dat hij minuten zou gaan verliezen. En dus was het ook meteen duidelijk dat Vingegaard de Tour ging winnen. Alle spanning was meteen weg. Kuss versnelde en er gingen nog wat mannen overboord, even later liet Tiesj Benoot zich terugzakken vanuit de kopgroep en lachwekkend genoeg gooide hij de resterende ballast overboord. Adam Yates mocht van Pogacar voor het podium gaan, maar toen Tiesj Benoot versnelde moest Yates meteen passen. Logisch. Na de beurt van Benoot ging Vingegaard alleen verder en toen restte ons nog een vraag: kon Vingegaard nog bij de kop van de koers komen? Ondanks alle inspanningen van Jumbo had de inmiddels eenzame koploper nog steeds een voorsprong van twee minuten. Op het steile gedeelte van de Loze was Felix Gall weggesprongen, Simon Yates, David Gaudu en Pello Bilbao konden hem niet volgen, laat staan de rest van de voormalige kopgroep. Dit is het jaar van Felix Gall, de voormalig wereldkampioen bij de junioren verloor al het fietsplezier bij DSM, maar in dienst van AG2R is hij langzaam ontdooid. Het grote talent komt er dan eindelijk uit, vooral bergop. In de Ronde van Zwitserland had hij al een wonderbaarlijke dag, dit was een nieuwe wonderprestatie. Vingegaard was ontketend, maar hij kwam niet direct veel dichter. In de laatste zeven kilometer van de Loze reed hij amper een minuut dicht op Gall, de Oostenrijker leverde een prestatie af waar Bernard Kohl jaloers op zou zijn. Met een voorsprong van 20 seconden op Simon Yates kwam hij boven op de Col de la Loze, daarna volgde er een afdaling richting Courchevel en we hebben Gall de afgelopen tijd een paar keer heel slecht zien dalen. Het had dus nog spannend kunnen worden, vooral omdat de afdaling van de Loze als ontzettend gevaarlijk werd ingeschat, maar dat was loze alarm. De afdaling was helemaal niet gevaarlijk en Gall bleek toch best te kunnen dalen. Aan het eind van de afdaling kwamen we uit op het altiport van Courchevel en daar volgde nog een bizarre strook van 400 meter aan 15%. Het was kruipen naar de finish. Gall ging zowat zigzaggend omhoog, maar hij behield toch zijn snelheid. Hij liep zelfs nog uit op een hoop renners, dit was echt zijn dag. Er stond eventjes helemaal geen maat op. Een ritzege voor AG2R, en een nieuwe tatoeage voor totaaldebiel Julien Jurdie, die Gall na de zege ook zowat een tongzoen probeerde te geven. Gall nam ook bijna de bergtrui mee, maar die blijft toch om de schouders hangen van Ciccone. De Italiaan pakte alle punten mee op de eerste beklimmingen van de dag, maar haakte op de laatste klim al snel af. De strijd om de bollentrui is nog spannend, alle andere strijden zijn wel gestreden.
Simon Yates werd nog tweede, waarna Pello Bilbao aan het eind nog Jonas Vingegaard wist te lossen. Richting de top van de Loze was Vingegaard aangesloten bij Bilbao en Gaudu, waarna ze met z'n drieën aan de afdaling begonnen. Daar drong Vingegaard niet echt aan, zijn voorsprong was inmiddels wel groot genoeg. Hij kon het zich zelfs nog permitteren om even stil te staan op de Loze. De organisatie faalde weer eens, er waren weer teveel motoren op de klim en nadat de motor van Titi Voeckler panne kreeg was het totale chaos. De weg was geblokkeerd, de auto van de organisatie kwam stil te staan en Vingegaard moest inhouden. Al de tweede keer deze Tour dit soort taferelen, best wel schandelijk. De motard is weer voor een dagje uit koers gehaald, maar verder gaat er niets gebeuren met deze situatie. Pello Bilbao sloeg een supporter die in de weg liep op zijn bek en kreeg daarvoor een waarschuwing, wellicht moet hij de volgende keer ook even Prudhomme op z'n bek slaan. Er moet nu toch echt een keer iets gebeuren, zou je denken. Alle motoren met fotografen uit koers en alle motoren met nietstoevoegende figuren als Carl Berteele en Adam Blythe ook naar de maan schieten. Dan hadden we deze situatie al niet gehad. De vorige keer lag het aan een fotograaf, nu lag het aan een motor van de Franse tv. Allebei overbodige motoren. Maar goed, na dit oponthoud ging Vingegaard vrolijk door met schroeien, zelfs na even tot stilstand te zijn gekomen reed hij het record van Superman Lopez uit 2020 uit de boeken. Minuutje eraf, gewoon. Het was niet genoeg om nog in de buurt van Gall te komen, maar wel genoeg om de rest te degraderen. Aan het eind viel hij op de steile landingsbaan een beetje stil, maar hij pakte alsnog bijna twee minuten op Adam Yates, drie minuten op Carlos Rodriguez, en bijna zes minuten op Tadej Pogacar. Waar zitten we met z'n allen naar te kijken, joh? Vingegaard heeft in het algemeen klassement een voorsprong van 7:35 op Pogacar, nummer drie Adam Yates staat inmiddels op meer dan 10 minuten. Prehistorische verschillen, hallucinant. Een hallucinante tijdrit gezien en daarna poept hij er dit ook nog even uit. De allerbeste ronderenner ooit? Niet slecht voor een jongen van de visafslag.
De Tour is nu eigenlijk wel volledig beslist. Op zaterdag krijgen we de laatste bergrit voorgeschoteld, maar alleen de strijd om het podium is nog spannend. Het is ook nog de vraag of Pogacar een slechte dag had of dat hij echt ziek is of wat dan ook, hij zou met de benen van gisteren eventueel nog van het podium kunnen kukelen. Daar mogen we ons mee gaan vermaken, de eindzege is volledig binnen voor Vingegaard. Als hij wil kan hij er zaterdag voor zorgen dat er niemand binnen de 10 minuten staat. Dat zou wel grappig zijn, grappig in al zijn ongrappigheid. Voor het zover is gaan we na deze tentoonstelling van Jumbo in de Alpen nog twee vlakkere ritten afwerken. Er komt wat tijd om na te denken over de flagrante dominantie van de Deen en zijn kruideniersploeg. Vooral de rit die nu volgt zal veel ruimte laten om het over andere zaken te hebben. We gaan dan wel van start in de Alpen, maar een rit die veel vlakker is gaan we niet snel tegenkomen. De sprinters die zich over de bergen hebben gesleept zijn aan zet, misschien.
![xzI580F.png]()
![4c45d]()
Midden in de Alpen van start gaan en toch een vlakke rit uittekenen, laat dat maar aan Thierry Gouvenou over. Plaats van vertrek is Moûtiers, ingeklemd tussen oneindig veel bergen. In Moûtiers, gelegen in de vallei aan de Isère, wonen ongeveer 3600 mensen. Het is de vierde keer dat er een rit van start gaat in dit plaatsje, voor het eerst was men hier in 1973 en toen gingen we naar Les Orres waar Luis Ocaña de boel op een hoop zou rijden. José Manuel Fuente wist de schade te beperken tot een minuut, de nummer drie verloor zeven minuten en de nummer zes, ONZE Joop, eindigde al op 20 minuten. Een ritje, kunnen we stellen. Dat was ook het geval in 1994, toen we van Moûtiers naar Cluses reden. Dat was dan weer de dag van Piotr Ugrumov, of beter gezegd een van de dagen van Ugrumov. Drie dagen lang was hij de beste renners van de planeet, tijdens deze rit reed hij Indurain op een minuut of drie. In de Tour van 2019 reden we nog dwars door Moûtiers op weg naar Val Thorens en gisteren reden we dan weer door deze plaats op weg naar de Col de la Loze, wat we uiteraard in 2020 ook al deden. Kortom, Moûtiers ziet de koers met enige regelmaat. In de tussentijd ging er hier ook nog eens een rit in de Dauphiné van start, en dan won Romain Hardy hier ook nog eens een rit in Le Tour de Savoie Mont Blanc. Moûtiers ligt in het departement Savoie en maakt deel uit van het arrondissement Albertville. De vroeg-middeleeuwse naam van de stad (en Latijnse naam) was Tarantasia of Darantasia. Later in de middeleeuwen werd de naam Monasterium of, ingekort, Moûtiers. De streek rond Moûtiers draagt evenwel nog de naam de Tarentaise. Het is een plaatsje met een pittoresk centrum, waar enkele gebouwen extra opvallen. De Sint-Pieterskathedraal met delen uit de vroege middeleeuwen is bijvoorbeeld een aanrader, net als het bisschoppelijk paleis en de oude brug over de Isère uit 1785. Een populaire trend in Frankrijk is tegenwoordig ook vooral om je hele stad vol te gooien met allerlei muurschilderingen en dat is in Moûtiers niet anders. Sinds 2018 kom je in Moûtiers liefst 50 kunstwerken tegen, allemaal
street art. Er zijn tevens verschillende musea in het dorp, je hebt hier bijvoorbeeld het Museum van populaire tradities. In dit museum kun je alles vinden over de oude tradities van Moûtiers en omstreken, het gaat dan vooral over de oude ambachten die hier in het verleden en nu soms nog het leven bepaalden. Daarnaast is er een museum voor Geschiedenis en Archeologie, dat spreekt voor zich. Dan heb je nog de Coopérative laitière de Moutiers, ook wel de Dairy Cooperative. Dit is in feite een kaasfabriek, tevens kaaswinkel, waar je heel wat kaas kunt kopen en waar je alles te weten kunt komen over de geheimen van de lokale kaas, wat dan toch vooral de Beaufort is. Qua bekende sporters komen we vooral uit bij alpineskiërs, maar daar heb ik dan weer geen kaas van gegeten. Als je hier bent moet je vooral even door het historische centrum en alle smalle straatjes rond de kathedraal van Saint-Pierre lopen en dan snel ergens naar de bergen gaan om daar te wandelen, te fietsen of te skiën.
![Moutiers-01-1000x800.jpg]()
![orig.jpg]()
Nouja, jullie vergeven het me vast als ik wat korter van stof ben over deze rit? We gaan tijdens het begin van de etappe continu door de vallei fietsen, wat ik toch altijd lichtelijk irritant vind. Een extra bergrit hoef je er niet van te maken, maar een vlakke rit had heel eenvoudig opgevrolijkt kunnen worden door één keer de vallei te verlaten voor een kort klimmetje. Een no-brainer, zou je denken, maar nee, we volgen continu de brede weg dwars door de vallei. Na een een neutralisatie van een half fucking uur gaan de renners officieel van start in de omgeving van La Bâthie, waar de show wordt gestolen door een kasteelruïne boven op een berg. In La Bâthie komen de renners een x-aantal drempels en rotondes tegen, verder is het breed en loopt de weg lekker rechtdoor, het grootste gedeelte van de tijd onmerkbaar vals plat omlaag. Via Tours-en-Savoie, waar ook wat rotondes liggen, rijden we eventjes over een iets bochtigere weg naar Albertville. In Albertville komen de renners nog wat meer bochten en rotondes tegen, waarna ze buiten de stad een aantal kilometer over een brede, rechte en vlakke weg mogen fietsen. Albertville kennen we goed, vorig jaar ging hier nog dé rit van de Tour van start, de rit met onderweg de Galibier en een aankomst boven op de Granon. De rit van de omwenteling, tot dat moment leek Pogacar onaantastbaar en sindsdien is Vingegaard de grote, gruwelijke overheerser. De eerste paar kilometer van die rit reden we over de weg die we ook nu eventjes gaan volgen, we verlaten de stad van de Olympische Winterspelen van 1992 en dan rijden we via Grignon naar Notre-Dame-des-Millières. We rijden over een brede en vlakke weg door de vallei, komen ook nog uit in Sainte-Hélène-sur-Isère en dan verlaten we in de buurt van Aiton de route van vorig jaar. Toen gingen we uiteindelijk nog naar de klimmetjes toe, nu mooi niet. Na twee bochten rijden de renners over de Isère en vervolgens gaat het 20 (!) kilometer volledig rechtdoor langs de Isère. Langs het water komen we een paar rotondes tegen, maar dat is alles. Breed, recht, vlak, het aanschouwen niet waard. Ook een pittige opdracht voor ambitieuze vluchters om hier weg te rijden, ik zie het zomaar gebeuren dat er na een paar kilometer een lullig groepje vertrekt en dat we daarna een paar uur de oogjes kunnen sluiten. Na 45 kilometer komen de renners uit in Montmélian, ze komen hier meerdere rotondes tegen en daarna laten ze de Isère achter zich. We rijden nu rechtdoor in de volgende vallei richting Chambéry, een stad die de renners na ongeveer 60 kilometer gaan bereiken. Ik kan zeggen dat de renners richting Chambéry een paar spaarzame hoogtemeters gaan tegenkomen, de weg loopt een keer een paar kilometer heel minimaal vals plat omhoog. Verder komen we weer wat bochten, rotondes en dat soort dingen tegen, maar het blijft een belachelijk simpele tocht. Na 60 kilometer rijden we dwars door het centrum van Chambéry, een vrij grote stad. Dan kun je wel ongeveer uittekenen wat dat gaat geven, het wordt een passage met redelijk wat straatmeubilair, bochten en rotondes. Chambéry kennen we onder meer van de Tour van 2017, toen Rigoberto Uran hier nipt wist te winnen voor Warren Barguil. Een rit die eindigde na een afdaling van de Mont du Chat, een klim waar we zometeen langs gaan fietsen. Chambéry is verder natuurlijk de stad van Vincent Lavenu, de man die in opperbeste stemming zal verkeren na de ritzege van Felix Gall. AG2R is dan ook onlosmakelijk verbonden met deze stad, de opleidingsploeg was jarenlang de Chambéry Cyclisme Formation. Sinds 2003 is dat de opleidingsploeg van AG2R, maar die banden schijnen nu wel doorgesneden te worden. Dit even terzijde.
![loi-pinel-chambery.jpg]()
Blijkbaar reden we in de Tour van 2021 ook al eens langs de Isère via Montmélian naar Chambéry, deze geestdodende tocht is dus bekend voor de renners. Toen gingen we van Albertville naar Valence, weer een vlakke rit met een start in de Alpen en een aankomst die eindigde in een massasprint, zou eigenlijk strafbaar moeten zijn. Hoe dan ook, als we een tijdje door Chambéry hebben gefietst zetten we koers naar Chambéry-le-Haut en dat zorgt ervoor dat we warempel moeten klimmen. De brede weg loopt na een aantal rotondes 1,6 kilometer omhoog aan 4,1%, zo. Dit klimmetje van de vierde categorie gaat weinig opleveren, de vlucht zal tegen deze tijd wel al vertrokken zijn. Boven in Chambéry-le-Haut komen we kort achter elkaar een rotonde of zeven tegen, terwijl de weg een paar kilometer zo goed als vlak is. Door al die rotondes toch een enigszins hinderlijke passage, zoals deze hele rit vrij hinderlijk is. Na een tijd slaan de renners linksaf en dan gaat het even kort omlaag richting het dorpje Voglans. Dit is nog wel even een vervelende afdaling. Het gaat niet lang omlaag en het is ook niet direct heel steil, maar we dalen wel af in stedelijk gebied en dus komen we tijdens deze afdaling vluchtheuvels, drempels en rotondes tegen. En een paar haarspeldbochten, dat ook nog eens. Beneden in Voglans komen we nog wat meer rotondes en een wegversmalling tegen, daarna rijden we via een paar bochten over een brede en vlakke weg het Lac du Bourget tegemoet. Na een tijd fietsen we langs het vliegveld van Chambéry aan de ene kant en het Lac du Bourget aan de andere kant. Deze weg eindigt in Le Bourget-du-Lac, waar de voet ligt van de Mont du Chat. Een beestachtige klim die we zagen verschijnen in de Tour van 2017, maar misschien is vooral de afdaling blijven hangen. Brokkenpiloot Richie Porte ging toen weer eens onderuit, hij nam een aantal andere renners met zich mee. Sindsdien hebben we de Mont du Chat niet meer in de Tour gezien, helaas komt ie ook tijdens deze rit niet voorbij. Op zich heb ik daar niet zoveel problemen mee, de Mont du Chat was tijdens deze etappe wel een beetje overkill geweest. Waar ik wel problemen mee heb is dat we ook niet over de Col du Chat gaan. Als je in Le Bourget-du-Lac rechtsaf slaat fiets je een aantal kilometer langs het Lac du Bourget richting de voet van de Col du Chat. Een klimmetje van zeven kilometer aan 6%, precies goed voor deze rit. Niet te zwaar, niet te makkelijk. De ideale klim om deze rit alle kanten op te laten gaan. We slaan in Le Bourget-du-Lac rechtsaf en rijden langs het meer van Bourget naar de voet van de Col du Chat, maar dan gaat het mis. Onder de berg door loopt ook een tunnel, en jawel, we gaan uiteraard door de tunnel. Richting de tunnel loopt de weg wel drie kilometer omhoog aan ongeveer 5%, dus het is niet zo dat het vlak is, maar het zware deel van de klim was begonnen op het punt dat wij beslissen om door de tunnel te gaan. In die tunnel loopt de weg ook nog even wat vals plat omhoog, maar we hadden gewoon over de Col du Chat moeten gaan. Dat was beter geweest voor de plaatjes en ook beter voor de rit. Enfin, het is de tunnel onder de berg door geworden, de laffe optie. De mooie plaatjes zullen er alsnog komen, want we zijn de renners anderhalve kilometer kwijt. Het enige grappige aan de tunnel is dat er naast de tunnel ook nog een aparte tunnel voor de fietsers ligt, al ben je wel een totale lul als je de beschikking hebt over de Mont du Chat en de Col du Chat om dan via een tunnel deze beklimmingen te ontlopen. Tijdens het stuk in de tunnel zal ongetwijfeld aan bod komen dat het Lac du Bourget het grootste natuurlijke meer van Frankrijk is, dat zijn de feitjes waar we iets meer kunnen.
![randoon7485-857f5.jpg]()
![30109.jpg]()
Als we de tunnel verlaten bereiken we een rotonde, na die rotonde komen we op een brede weg terecht die ons naar Yenne zal brengen. Yenne ligt zeven kilometer verderop, de weg gaat continu vals plat omlaag lopen. Tijdens dit stuk in dalende lijn rijden we over een brede weg die wel af en toe is voorzien van wat vluchtheuvels. De bochten stellen weinig voor, maar die vluchtheuvels zijn wel vrij hinderlijk. Ook nog een rotonde tussendoor en er staan zo nu en dan wat paaltjes in het midden van de weg, maar verder is het makkelijk fietsen tot in Yenne. Hier passeren we na 86 kilometer, we komen in het centrum een rotonde en een aantal bochten tegen en daarna gaan we over een brede en bijna volledig vlakke weg naar Belley fietsen. Bijna volledig vlak, we komen wel een paar korte knikjes tegen, maar dit mag allemaal geen naam hebben. In totaal net iets meer dan 1000 hoogtemeters deze rit, nee, dat gaat geen problemen opleveren. Buiten Yenne rijden de renners een tijdje langs de Rhône, we passeren in deze omgeving een aantal imponerende rotswanden. Wat later fietsen we door de Gorges de la Balme, de renners worden hier bijna opgesloten tussen twee imponerende rotspartijen. Even een mooi stukje Frankrijk tijdens een verder vrij waardeloze rit. Wat later slaan de renners rechtaf en dan rijden ze over de Rhône, aan de overkant van de rivier zien ze weer een imponerende rotswand, met in de rotsen een holte waar men een fort in heeft gebouwd. Op de top van de rots staat een tweede fort, en dan vinden we in de buurt ook nog een kloostertje. Een indrukwekkende locatie, we gaan het van dit soort dingen moeten hebben want de rit is verder een totale weggooier. Voorbij de Rhône en de kloof van La Balme rijden we ineens door een saaie omgeving verder over een brede weg die alleen is voorzien van wat vluchtheuvels. Zonder veel gedoe komen we uit in Belley, de stad van Maxime Bouet. Een renner van Arkea-Samsic, bezig aan zijn laatste jaar, helaas voor hem is hij niet aanwezig in de Tour. Na 96 kilometer bereiken we Belley, hier liggen in het centrum weer heel wat bochten en rotondes. Buiten Belley komen we op een plattelandsweggetje terecht, een weg die een paar kilometer vals plat omlaag loopt. Paar bochten erbij, maar voor we de kans hebben om daar wakker van te liggen loopt de weg alweer omhoog. Er volgt weer een officieel klimmetje, jeetje. Richting het dorpje Boissieu loopt de weg 2,4 kilometer aan 4,7% omhoog. Een brede maar vrij matige weg, langs de weilanden. Een beetje bochtig, maar vooral heel erg oninteressant. Op een halve kilometer aan 6% na is dit klimmetje totaal niet interessant en dus gaat het klimmetje ook totaal geen rol spelen. Het lag toevallig op de route omdat we nu eenmaal van punt A naar punt B moeten, het is niet het idee noch de bedoeling dat dit klimmetje invloed gaat hebben. Na 105 kilometer komen de renners boven op dit klimmetje van vierde categorie, nog 80 kilometer fietsen tot de finish vanaf dit moment.
![ob_360902_img-1873-1024x662.jpg]()
![tour-de-france-2023-stage-18-climb-n5-218b878686.png]()
Na dit klimmetje volgt er niet direct een afdaling, de renners rijden een aantal kilometer over een plateau en tijdens het rijden over dit plateau passeren ze onder meer in het dorpje Contrevoz, waar flink wat wegversmallingen te vinden zijn. Ook een paar bochten, maar dat is dan weer minder boeiend. Buiten Contrevoz rijden we een aantal kilometer over dezelfde weg richting Cheignieu-la-Balme, we fietsen verder over het plateau en het zicht is hier heel weids. De weg loopt een paar keer licht omlaag, maar het blijft een zeer vriendelijke rit voor de renners. Vlak voor we Cheignieu-la-Balme bereiken volgt er wel even een scherpe bocht naar rechts, maar daarna slaan we meteen linksaf en dan beginnen we aan een ontzettend lange tocht door een vallei. In eerste instantie rijden de renners 15 kilometer over een enorm brede en enorm vlakke weg naar Tenay, een plaatsje dat we nog kennen van vorige week. In deze 15 kilometer fietsen we vooral door de bossen over een vrij rechte weg, met af en toe een mooi zicht op de rotsachtige bergtoppen in de verte. In de buurt van La Burbanche komen we wat meer bochtjes tegen, we zien hier ook een kicken kerk liggen, maar verder is het gewoon simpel rechtdoor trappen over een zo goed als vlakke weg. Er is genoeg tijd om te genieten van de fraaie omgeving, de natuur gaat deze rit nog enigszins dragelijk maken. Kliffen van hier tot ginder, ronduit fascinerend. Dat de route wielertechnisch minder interessant is moeten we er dan maar op de koop toe bijnemen. Voorbij La Burbanche komen we langs het spoor te fietsen, hier gaat het nog wat meer rechtdoor tot in Tenay. Een adembenemend mooie omgeving, een slaapverwekkend wielerschouwspel, zo kunnen we deze rit het beste omschrijven. We fietsen door de Cluse des Hôpitaux, een kloof in het Bugey-massief. De cluse des Hôpitaux is een ecologisch complex dat bestaat uit kliffen, onstabiele puinhellingen en actieve of fossiele karstnetwerken, zo! Na 124 kilometer komen de renners uit in Tenay, waar we afgelopen vrijdag doorheen fietsten op weg naar de Grand Colombier. Een deel van die route gaan we nu in tegengestelde richting afwerken, van Tenay fietsen we naar Saint-Rambert-en-Bugey en daar ligt na 133 kilometer de tussensprint van de dag. Tussen Tenay en Saint-Rambert-en-Bugey komen we weinig tegen. We volgen nog een aantal kilometer de loop van de rivier Albarine, we zien heel wat mooie natuur en in de paar dorpjes die we tussendoor passeren liggen een aantal rotondes. De brede weg loopt inmiddels een aantal kilometer vals plat omlaag, maar dan op zo'n manier dat we er helemaal niets van gaan merken. Zonder dat ik er verder nog iets over hoef te melden bereiken we Saint-Rambert-en-Bugey en dan volgt de nutteloze tussensprint. Nog 52 kilometer te gaan.
![Annonciation_de_La_Burbanche.jpg]()
![16353122285_3e7af44b70_b.jpg]()
![17765957711_62ec89a4a6_b.jpg]()
Voorbij de tussensprint volgen we nog een tijd de loop van de Albarine, ook volgen we nog een tijd in tegengestelde richting de route van de floptappe richting de Grand Colombier. Acht kilometer na de tussensprint komt daar een eind aan in Ambérieu-en-Bugey. Nog eens acht kilometer in een schitterende omgeving, fietsend over een brede en zo goed als vlakke weg die alleen zo nu en dan wordt onderbroken door een rotonde of een vluchtheuvel. Een zeldzaam simpele tocht, en daar gaat niet heel veel verandering meer in komen. In Ambérieu-en-Bugey verlaten we de route van de 13e rit, we gaan bij een rotonde naar links en daarna rijden we rechtdoor verder langs het spoor richting het noorden. We rijden langs Ambérieu-en-Bugey en aan het eind van deze plaats komen we nog een paar bochten en een rotonde tegen, waarna we weer een tijd over een brede en vlakke weg rechtdoor mogen fietsen. Met een boog rijden we even verderop om Coutelieu heen, hier ligt ook weer een rotonde. Als we dat hebben gehad gaat het een kilometer of zes volledig rechtdoor over een brede en vlakke weg tot in Pont-d'Ain. Hier komen we na 153 kilometer uit, voor de vorm komen we onderweg nog een rotonde tegen maar voor de rest gaat het alleen maar rechtdoor over een vlakke weg langs talloze akkers. Het terrein is vrij open, de wind kan ons eventueel ook nog komen redden in de finale van de rit. In Pont-d'Ain rijden we via een... brug over de... Ain, ja! In het centrum van Pont-d'Ain rijden we rechtdoor zonder veel obstakels tegen te komen, buiten het dorp loopt de brede weg dan ineens een beetje vals plat omhoog. Een stukje vals plat van een kilometer of twee, paar brede bochten erbij, mag ook allemaal weer geen naam hebben. Na dit stukje vals plat wordt de brede weg weer recht en dan loopt ie zeven kilometer volledig rechtdoor tot de volgende bocht. Zo simpel kan het soms ook zijn, kilometers rechtdoor over brede, rechte en vlakke wegen langs de akkers. Ik val tijdens het typen al in slaap. Aan het eind van de lange weg rechtdoor volgt er een bocht naar rechts bij een rotonde, na deze bocht gaat het dan weer 2,5 kilometer volledig rechtdoor tot in het centrum van Tossiat. In Tossiat komen de renners een aantal drempels, wegversmallingen en bochten tegen. Buiten het dorp loopt de weg weer redelijk rechtdoor verder richting het volgende dorp, Revonnas. Een ontzettend belangrijk punt van de etappe, want er komt een klim aan. Richting Revonnas gaat het twee kilometer omhoog. Aan 3%, slechts. Sorry, ik probeerde er wat spanning in te bouwen. Net iets meer dan vals plat omhoog richting Revonnas, een dorpje dat we bereiken na 170 kilometer. Op 15 kilometer van de finish zijn we boven, de weg wordt in het dorp iets smaller en we komen een aantal bochtjes tegen. De finale zal hier wel beginnen, zo'n beetje.
![800px-%C3%89glise_St_Blaise_Revonnas_6.jpg]()
In Revonnas rijden we vrij letterlijk een rondje om deze kerk heen, daarna gaat het buiten het dorp rechtdoor vals plat omlaag richting Ceyzériat. Als we dit plaatsje bijna bereiken komen we weer wat bochten tegen, en wat drempels. Een stuk of zes merkbare bochten in Ceyzériat, de meesten worden in licht dalende lijn afgewerkt. Een vrij technische passage daardoor, maar als we een laatste bocht naar rechts nemen in Ceyzériat volgt er een behoorlijk rechte tocht van vier kilometer richting Jasseron. Na een paar laatste drempels komen we buiten het drop terecht een weg die we officieel licht glooiend moeten noemen, maar laten we voor het gemak stellen dat het vlak is. Een paar flauwe bochten, maar het is toch vooral recht en simpel. Als we uitkomen in Jasseron bereiken de renners een gekke straat met wat steentjes in het midden. De weg wordt iets smaller, waarna we in het centrumpje van het dorp linksaf slaan. Na deze bocht is het nog even iets smaller in Jasseron, waar een kasteelruïne te vinden valt, zodra we het dorp verlaten komen we terecht op een brede weg die ons rechtdoor naar finishplaats Bourg-en-Bresse gaat brengen. De weg loopt vier kilometer rechtdoor, tot op zes kilometer van de finish. De weg is breed en recht en loopt vals plat omlaag, het wordt een rappe finale. Op zes kilometer van de finish komen de renners uit bij een rotonde, ze slaan hier rechtsaf en daarna mogen ze met een mooie boog om Bourg-en-Bresse heen gaan fietsen. Op wat flauwe bochten na loopt de gigantisch brede weg nu zo goed als rechtdoor tot op 3,5 kilometer van de finish. We komen één rotonde tegen terwijl we door een bos fietsen, meer valt er niet te beleven. De weg is nu volledig vlak, al lijkt het ook nog even een paar meter heel minimaal op te lopen. Daarna loopt het dan weer heel minimaal af, tot we op 3,5 kilometer van de finish uitkomen bij de volgende rotonde. Bij deze rotonde slaan de renners linksaf, hij kan ook alleen langs de linkerkant genomen worden. Na deze rotonde rijden we dan eigenlijk weer gewoon twee kilometer rechtdoor tot op anderhalve kilometer van de finish. De weg loopt nog steeds heel onmerkbaar vals plat omlaag, terwijl we met net iets minder dan drie kilometer te gaan nog een rotonde tegenkomen. Die moet dan weer langs de rechterkant genomen worden, wel een beetje een listige rotonde. Nadien komen we eigenlijk niets meer tegen. Een vluchtheuvel net na de rotonde, verder is de weg breed, recht en vlak tot we uitkomen bij de lokale Lidl. De weg loopt even een aantal meter merkbaar omlaag, daarna komen we uit op een gek punt waar we linksaf gaan moeten slaan. Er liggen hier 5000 vluchtheuvels, dus het is even kijken hoe de organisatie deze bocht gaat aanpakken, een van de vluchtheuvels verwijderen klinkt als een briljant plan. Anders wordt de weg in de bocht wat smaller, die kans bestaat. In die bocht wil je hoe dan ook vooraan zitten, want net na de bocht rijden we rechtdoor de laatste kilometer binnen. In de laatste kilometer ligt een lange, lopende, flauwe bocht naar rechts, die ophoudt met ongeveer 800 meter te gaan. Na die bocht ligt er een vervelende vluchtheuvel, waarvan ik hoop dat ie ook weer wordt weggehaald. Op die vluchtheuvel na gaat het volledig rechtdoor tot aan de finish over een gigantisch brede weg. Een laatste element om mee af te sluiten: in de laatste 250 meter loopt de weg vals plat omhoog.
![F1ajzGLXwAArolj?format=jpg&name=large]()
![tNpcgZm.png]()
In 2020 waren we er voor het laatst, maar na drie jaar zijn we weer terug in Bourg-en-Bresse, een stad met 41.000 inwoners aan de voet van de Jura. We bevinden ons in de hoofdstad van het departement Ain, een departement waar we zo ongeveer de hele rit doorheen hebben gefietst. Bourg-en-Bresse is een stad die vooral bekend is vanwege het lokale pluimvee. De Bresse, Bresse gauloise of Bressekip is een kippenras uit de Bresse-regio in Frankrijk. De kip is als slachtdier een internationaal beroemd luxeproduct van hoge kwaliteit, met zeer mals en smakelijk vlees. Gewoon dierenmishandeling natuurlijk. De stad is ook bekend omdat Renault hier haar trucks in elkaar laat zetten. Daarnaast is er een klooster, waar jaarlijks 100.000 mensen op afkomen. Bourg-en-Bresse gaat voor de zesde keer voorkomen in de Tour de France. In 2020 ging hier tijdens de coronatour een rit van start die zou eindigen in Champagnole. Het was de wondertour van Team Sunweb, vooral Soren Kragh Andersen en Marc Hirschi waren ongekend op de brommer. Richting Champagnole was het Kragh Andersen die de sterkste bleek te zijn van een vluchtersgroep, hij boekte zo zijn tweede ritzege van die Tour. Hij schijnt nu ook mee te doen, serieus. Daarvoor ging er in 2016 ook nog eens een rit van start in Bourg-en-Bresse, een net iets andere rit. We gingen naar Culoz, een plek waar we deze Tour ook al zijn geweest. De Grand Colombier, weet u wel. Jarlinson Pantano zou die rit in 2016 uiteindelijk winnen, daarna ging het bergafwaarts met hem. In 2014 waren we ook in Bourg-en-Bresse, ook toen was het weer een startplaats. Het werd een relatief eenvoudige rit richting Saint-Étienne, die in de sprint gewonnen werd door Kristoff voor Sagan. Twee keer eerder was Bourg-en-Bresse een aankomstplaats in de Tour. De eerste keer, in 2002, won Thor Hushovd. Hij deed dit niet zoals je zou verwachten in een massasprint, maar door in de aanval te gaan. Vijf jaar later, in 2007, zou Hushovd in de straten van Bourg-en-Bresse vijfde worden in de massasprint. De overwinning ging bij die gelegenheid naar Tom Boonen, die de hele weg overstak om er maar zeker van te zijn dat Oscar Freire hem niet voorbij zou gaan. Had hem tegenwoordig een declassering opgeleverd, maar toen kon dat allemaal nog. Tijdens die rit reed ene Bradley Wiggins in z'n eentje als lulletje voor het peloton uit. Vijf jaar later zou hij de Tour winnen, Team Sky blijft een belachelijke vertoning. Je zou het door de prestaties van Jumbo bijna vergeten, maar we hebben de afgelopen jaren nog veel meer ongeloofwaardigheid door onze strot geduwd gekregen. Bourg-en-Bresse is de stad van Pierre-Luc Périchon, een renner van Cofidis die aan het eind van het jaar met pensioen gaat. Helaas voor hem is hij niet aanwezig in de Tour, maar in 2020 en 2016 was hij er wel bij en dus heeft hij al twee keer kunnen genieten van de Tour in zijn eigen stad. Het roadbook brengt ook Geoffrey Soupe in verband met Bourg-en-Bresse, de man van TotalEnergies met de machtige baard. Soupe won dit jaar La Tropicale Amissa Bongo, dan ben je een hele grote. Hij blijkt zijn wieleropleiding genoten te hebben bij Bourg-en-Bresse Ain Cyclisme, een amateurploeg die altijd veel overwinningen weet te boeken in het Franse amateurcircuit. Dit jaar rijdt onder meer Martin Tjøtta voor die ploeg, een jonge Noor die recent nog een rit wist te winnen in Valle d'Aosta. Na nader onderzoek blijkt het zo te zijn dat Geoffrey Soupe in Jasseron woont, het dorpje waar we in volle finale doorheen gaan fietsen. Soupe doet niet mee aan de Tour, dat is dan weer lullig. Wellicht zien we op een kilometer of 10 van het eind ineens een man met een imponerende baard in beeld, dan weten we meteen wie het is. Victor Lafay reed ook ooit voor Bourg-en-Bresse, de casanova van het peloton, een van de weinige moderne flierefluiters, heeft hier de stiel geleerd. Er komt ook een Olympisch kampioen uit Bourg-en-Bresse, het gaat dan om de baanwielrenner Daniel Morelon, die in de jaren '60 en '70 van de vorige eeuw meerdere medailles bij elkaar wist te verzamelen. Over Bourg-en-Bresse zelf kunnen we nog melden dat ze er een klooster hebben, het Monastère Royal de Brou. Het Koninklijk klooster van Brou met de Nicolaas van Tolentijnkerk uit de 16e eeuw, die vele kunstwerken bevat. Het koninklijk klooster is een meesterwerk van de Vlaamse hooggotiek uit de eerste helft van de 16e eeuw. Ja, niet mis. En dan beschikken ze in het centrum van de stad ook nog eens over een paar kicken vakwerkhuisjes. Niet te onderschatten, Bourg.
![L%27%C3%A9glise_de_Brou_en_juin_2014.JPG]()
In startplaats Moûtiers wordt het overdag 33 graden, het wordt weer eens een ontzettend warme dag. Wel een droge dag, met een klein beetje wind uit het noorden. Dat is voor de aanvallers vrij ongunstig, ze gaan bijna de hele dag te maken krijgen met tegenwind. Niet veel tegenwind, maar ieder beetje tegenwind is gewoon zeer onprettig natuurlijk. In finishplaats Bourg-en-Bresse zou het 29 graden moeten worden, met heel veel kans op droog weer en ook hier weer een beetje wind uit het noorden. Vrij weinig wind, maar alsnog, tegenwind. De hele tijd tegenwind, pas in de laatste drie kilometer komt de wind in de rug te staan. Ongunstig voor de aanvallers, gunstig voor de sprinters. De rit gaat morgen van start om 13:05 en daarna volgt er om een of andere reden een neutralisatie van 30 minuten. Dat is vrij bizar, totaal zinloos en enorm maf. Om 13:35 gaan de renners pas echt van start en daarna gaan we wel een interessant schouwspel te zien krijgen, misschien. De vlucht kan zo vertrokken zijn, of het kan juist een langdurig gevecht worden. Dat kan eventueel de moeite van het kijken waard zijn, maar daarna kan de tv wel weer uit voor een paar uur. De NOS is er om 14:37 bij, ruim op tijd om het eventuele vluchtspektakel gemist te hebben. Hetzelfde kan gezegd worden over Sporza. Wil je de hele rit zien, dan ben je afhankelijk van Eurosport 1 en de verschillende PLAYERs. De aankomst wordt verwacht tussen 17:31 en 17:53. Wat later dan normaal, gunstig voor de werkende mens.
![1200px-Bourg-en-Bresse_-_Demeure_Hugon_-_rue_Gambetta_16_-_rue_Victor-Basch_%281-2014%29_2014-06-24_11.38.16.jpg?20140906100108]()
Vlakke ritten in de derde week van de Tour eindigen niet automatisch in een massasprint. De Tour is lang en zwaar geweest, enkele sprinters zijn naar huis en de sprinters die nog in koers zijn zullen de benen voelen. Sommige ploegen zijn wat renners kwijt en dus wordt het steeds lastiger om de boel te controleren. Ewan is naar huis, dus Lotto gaat niet controleren. Bauhaus is er niet meer bij, dus ook Bahrein steekt geen mannetje bij. Cavendish doet niet meer mee, dus kijk vooral niet naar Astana. Jakobsen is ook al uit koers verdwenen, dus Quick Step moet het over een andere boeg gaan gooien. Dit spreekt allemaal in het voordeel van de vluchters, er blijven steeds minder ploegen over die de boel willen controleren. Er zijn nog steeds ploegen die wel voor een sprint willen gaan, met name Alpecin natuurlijk. Er volgen nu twee vlakkere ritten achter elkaar en ik denk dat het zo zal gaan: deze rit gaat een massasprint worden. De volgende rit, ja, niet. Vandaag zullen er nog genoeg enthousiaste ploegen te vinden zijn, vooral omdat deze rit relatief eenvoudig te controleren is. Er zijn amper beklimmingen onderweg en het grootste deel van de tijd hebben we te maken met tegenwind. Het is geen dankbare taak om hier de hele dag in de kopgroep rond te hangen. Uiteraard wordt het een ander verhaal als er een grote groep vertrekt met daarin mannetjes van bijvoorbeeld Alpecin en Lidl-Trek, dan gaan we natuurlijk niet sprinten. Maar ik vermoed dat die ploegen het zo gaan proberen te regelen dat er een heel lullig kopgroepje vertrekt en dat ze dan dus de boel onder controle kunnen houden. Om dan vervolgens een dag later de tactiek te veranderen, je kunt er donder op zeggen dat we vrijdag gaan kijken naar een Kragh Andersen en een Van der Poel in de kopgroep. Nu niet, nu gaan ze voor de sprint. En dat gaat lukken ook, zelfs met minder sprinters en minder knechten in koers. De benen voelen zwaar aan, maar we persen er toch nog een massasprint uit.
1. Philipsen. Wie anders?
2. Groenewegen. Heeft niet voor niets dat logge lijf over al die bergen gesleept. Tijd om nog een keer te sprinten, net als in Moulins kan hij dan mooi op een paar lengtes van Philipsen tweede worden.
3. Van Aert. Hij zal blij zijn met dat korte stukje vals plat omhoog aan het eind. En hij zal blij zijn dat Vingegaard inmiddels een voorsprong van een uur heeft in het klassement. Daar hoeft hij geen rekening meer mee te houden, hij kan zich nu zonder de remmen dicht te knijpen vol smijten in de sprint.
4. Pedersen. Ook wel weer meer een sprintje van hem door dat kleine knikje aan het eind. Hij had het liever nog wat lastiger gezien, maar gezien het gebrek aan concurrentie kan hij hier wel weer eens boven komen drijven.
5. Coquard. Al een paar keer vierde geworden tijdens de sprint, dan kun je dus ook vijfde worden.