Theorie: bepaalde users in dit topic geloven extreem sterk in de schuld van Ernest Louwes omdat ze net als Bas Haan niet het vermogen hebben om het verschil te zien tussen kwalitatief goed en kwalitatief slecht DNA-bewijs.
Terwijl dat nu juist cruciaal is in de Deventer Moordzaak. De verdediging kon het voldoende plausibel maken dat de DNA-overdracht plaatsvond bij vreedzaam contact dat ontegenzeggelijk had plaatsgevonden (zoals veel mensen die in elkaars nabijheid communiceren DNA-materiaal aan elkaar overdragen). Een totaal andere situatie dan wanneer er een misdrijf heeft plaatsgevonden en jouw DNA op verdachte plaatsen op het lichaam van het slachtoffer wordt gevonden, terwijl alles er op wijst dat je die persoon nooit eerder hebt ontmoet (zie bijvoorbeeld zaak-Nicky Verstappen).
Het OM heeft vooralsnog bij vrijwel geen enkele gerechtelijke dwaling toegegeven dat ze de verkeerde hebben vervolgd, dus dat niemand naar buiten treed is geen indicatie dat de Deventer Moordzaak géén dwaling is. Pas nadat de rechter besloot tot vrijspraak (Puttense Moordzaak, Lucia de B.) legden ze bij het OM zich bij de nieuwe realiteit neer. Enkel en alleen naar de rechtbankstukken verwijzen wanneer je gelooft dat het recht heeft gezegevierd is dan ook te kort door de bocht.
Het getuigt ook van weinig realiteitszin door te stellen dat een forensisch onderzoeker (wiens eindconclusie doorslaggevend is geweest in de laatste veroordeling) geen cruciale fouten zal maken. Het verleden heeft helaas het tegendeel bewezen. DNA is niet onfeilbaar in het aantonen van schuld of omgekeerd het vrijpleiten van een persoon. Analyse van DNA-sporen zal altijd voor een belangrijk deel interpretatie bijven.
Daarom is het in veel strafzaken ook essentieel dat er naast het DNA-bewijs ook andere bewijsmiddelen zijn gevonden die het oordeel in zeer grote mate ondersteunen. Bewijsmiddelen waar feitelijk niets op af te dingen valt, zoals een Timing Advance Analyse - waarmee tot op 500 meter nauwkeurig een locatie kan worden bepaald of meerdere getuigen die iemand gezien hebben in de buurt van het plaats delict, in de tijdsperiode dat het slachtoffer is overleden. Ook digitale (vastgelegde) communicatie die de verdachte voorafgaand aan het delict heeft gehad met het slachtoffer kan sterk ondersteunend bewijs zijn.
Zo werd in de zaak-Koen Everink ontegenzeggelijk aangetoond dat Mark de J. een grote schuld moest terugbetalen en op de avond van de moord daar een gesprek over had. Het is niet moeilijk voor te stellen dat er wrevel ontstond over de terugbetaling en dat dit uiteindelijk escaleerde naar een conflict met dodelijke afloop. Conflicten om geld resulteren immers wel vaker in moord of doodslag.
In het geval van Louwes blijven zijn tegenstanders (inclusief Bas Haan) volharden in de hypothese dat hij een financieel motief zou hebben gehad, maar dit is nooit meer geweest dan pure speculatie zonder enig fysiek bewijs. Uit geen enkel feit komt naar voren dat hij met de weduwe Wittenberg een conflict had om geld of dat hij dacht de erfenis zich te kunnen toe-eigenen als hij haar zou vermoorden. Er blijkt uit geen enkele handeling dat hij oninteger of verdacht handelde in zijn werkzaamheden, wat de tegenpartij ook mag beweren. Achteraf is het altijd gemakkelijk(er) zoeken naar gedragingen die je op meerdere manieren zou kunnen uitleggen, en dus ook binnen een moordscenario kunnen passen.
Bij veel menselijke handelingen kun je niet zwart-wit stellen dat ze logisch of onlogisch zijn, goed of fout, verdacht of onverdacht. Het is niet fair om tegen iemand die onschuldig vast heeft gezeten te zeggen: 'Had je maar eerder die inschrijving bij de KvK moeten regelen of had je maar dat grote geldbedrag dat niet van jou is een maand thuis in je nachtkastje moeten bewaren.' Omdat mensen (DNA-blinden) het je eeuwig zouden aanrekenen dat je voor de tijdelijke oplossing koos om een beheerrekening op je eigen naam te openen, tot het moment dat de bank een zakelijke rekening in naam van de stichting kon faciliteren.
De Deventer Moordzaak zou ons moeten leren dat je je in je oordeel nooit moet laten verblinden door één bewijsmiddel. Als er objectief gezien zoveel ontlastend bewijs ligt dat voor iemands onschuld pleit dan is het erg waarschijnlijk dat het ene belastende bewijsmiddel niet goed is geïnterpreteerd.