Etapa 9: Puerto Lumbreras - Alto de Velefique, 188 kmJe kunt je er natuurlijk niets bij voorstellen, maar soms heb ik een leven. Dus heb ik geen gelegenheid om naar de vorige rit te kijken, en dus ook geen gelegenheid om een nabeschouwing in elkaar te draaien. Met wat mazzel hebben we waaiers gezien, zo niet dan is het gewoon een saaie sprintrit geworden. De kans dat de laatste rit van de eerste week leuker wordt is vrij groot, want we gaan weer de bergen in. We sluiten de eerste week af met een lastige bergrit, onderweg moeten we blijkbaar 4500 hoogtemeters overwinnen. Van Murcia rijden we naar Andalusië, waar we enkele bekend bergen gaan tegenkomen. De Alto Collado
Venta Luisa, bijvoorbeeld. Die naam zal niet direct iets zeggen, maar dit is een deel van de klim naar Calar Alto, en die naam moet wel bekend zijn. In de finale trekken we naar de Alto de Velefique, dat zou helemaal een bekende naam moeten zijn. Zelfs als het geen bekende naam is mag u gerust weten dat het de moeite waard is, niet alleen vanwege de lengte en de gemiddelde stijgingsgraad. Het ziet er ook gewoon schitterend uit, niet onbelangrijk. Een serieuze aankomst bergop, waar het klassement op z'n kop kan worden gezet. Met wat mazzel, het kan ook weer redelijk dicht bij elkaar blijven. Het zwaartepunt van de Vuelta ligt later, maar dit is alvast een fatsoenlijke bergrit.
![39401]()
![fa68f]()
De etappe gaat van start in Puerto Lumbreras, een plaats die opmerkelijk genoeg niet aan het water ligt. Bij puerto denk je toch al snel aan een haven, maar vanuit deze plaats ben je toch al snel een kilometer of 30 bezig voor je de kust bereikt. Puerto Lumbreras zat in de Vuelta van 2018 in het parcours, toen was dit het vertrekpunt van een etappe die zou eindigen in Pozo Alcón, waar een toen nog hard fietsende Tony Gallopin in de finale wist weg te rijden en net het aanstormende peloton kon afhouden op een vervelend oplopende finishstrook. Puerto Lumbreras ligt aan de rand van Murcia, dicht tegen Andalusië aan. Het is een stadje met 15.000 inwoners, met weinig historie in de Vuelta, op dat vertrek in 2018 na. Wel komt er een wielrenner uit de stad, Juan Miguel Cuenca. Deze jongen reed in een ver verleden nog een aantal jaar voor Kelme, zonder veel opvallende resultaten bij elkaar te fietsen. In de laatste decennia is Puerto Lumbreras steeds toeristischer geworden. Ze hebben een aantal oude gebouwen flink opgeknapt, waaronder het kasteel dat op een bult boven de stad ligt. Het kasteel van Nogalte, eerst gebouwd door de Islamitische overheersers van Spanje en later overgenomen door de Christenen. Een tijdje best vervallen geweest, maar het ziet er nu weer zo goed als nieuw uit. Het kasteel, al kun je beter spreken van een fort, heeft als bijkomend element van toeristisch belang ook nog eens negen grotwoningen. Her en der zie je langs de flanken van de heuvel wat witte huisjes half uit de grond steken. Af en toe zijn die Spanjaarden best ingenieus. Dateert uit de 18e eeuw blijkbaar, maar recentelijk ook opgeknapt. Het zijn blijkbaar de enige grotwoningen in deze regio die je daadwerkelijk kan bezoeken, komt dat zien. Wat verder opvalt is dat Puerto Lumbreras ligt aan een iets wat vroeger een rivier moet zijn geweest. Midden door de stad loopt een vlakte van een meter of 50 breed. Langs die vlakte zien we hoge muren, want in het verleden was er nog wel water te vinden. Tegenwoordig doet de rivier dienst als parkeerplaats en organiseren ze er wekelijks een markt. Dat is nog eens nuttig omgaan met nieuw verkregen ruimte. Buiten het stadje is de oude rivierbedding gevuld met allerlei soorten vegetatie, er groeien zowat hele bossen. Een keer in de heel veel jaar overstroomt het nog wel eens, maar verder moeten ze het hier in de omgeving hebben van bronnen diep in de grond. Schreef ik in 2018, goh, wat kan ik toch typen, hè? Alleen over het hoofd gezien dat er blijkbaar nog een andere wielrenner uit Puerto Lumbreras komt, Ginés Garcia. Die reed in de jaren '60 drie keer de Tour, tot hij door een verkeersongeluk noodgedwongen moest stoppen met fietsen. Weten we dat ook weer.
![1280px-Panor%C3%A1mica_del_Cerro_del_Castellar.jpg]()
We hebben haast, dus zeg ik simpelweg dat we de eerste 20 kilometer van de rit rechtdoor rijden naar Huércal-Overa, waar in de Vuelta van 2018 ook een rit van start ging. Een soort van tombola van terugkerende plaatsen in deze regio, jeetje. De rit die van start ging in Huércal-Overa eindigde in San Javier, bij Mar Menor. Daar bij de lagune, waar de vorige rit eindigt. Zo is de cirkel weer rond, ofzo. Enfin, in de eerste kilometers van de rit rijden de renners over de snelweg, maar dan echt. Het gaat volkomen rechtdoor, in licht dalende lijn. De snelweg is uiteraard breed, goh. De omgeving is vooral heel erg leeg, maar het ligt niet in de lijn der verwachting dat het enorm gaat waaien. Zou wel lachen zijn, een bergrit beginnen met waaiergeweld, maar nee. Een paar kilometer voor we Huércal-Overa bereiken verlaten we de snelweg, waarna we over een net zo rechte en bijna net zo brede weg naar dit plaatsje rijden. We hebben Murcia inmiddels verlaten en bevinden ons in Andalusië, de Vuelta keert terug naar het veel te zonnige zuiden. In Huércal-Overa komen we flink wat bochten tegen, ook buiten deze plaats blijft het wat bochtiger. We rijden wel steeds over brede wegen, die wel wat glooiender worden. Zo komen we een keer een steil klimmetje van iets meer dan een kilometer tegen, maarja, nee, nog steeds een vrij makkelijk begin verder. Leuke bergrit, matige aanloop. Dus geen leuke bergrit? Wellicht. Nou, goed, we rijden wat verder door het dorre landschap van Andalusië en komen onderweg wat dorpjes tegen, zoals La Alfoquia. Hier rijden we dwars door het centrumpje, waarna we buiten het dorp weer een aantal kilometer over de snelweg mogen fietsen. Lachen joh. Kan ook echt alleen maar in Spanje he? Nou, na een aantal kilometer op een vrij eenvoudige manier over de snelweg te hebben gereden verlaten we deze weg uiteindelijk voor een andere brede weg. Door een woestijnmaanlandschap fietsen we naar Almanzora, een dorpje van niks. Hier komen we na 47 kilometer voorbij, de kilometers schieten wel lekker snel op als je er schijt aan hebt. Almanzora ligt aan de gelijknamige rivier, al kunnen we tegenwoordig nog moeilijk spreken van een rivier. Drooggevallen bende, ellende. Hier hebbie trouwens een plaatje van het gekke kasteel van Huércal-Overa.
![02_castillo-miras-arquitectos_%20nasrid-tower-restoration_ph-cemal-emden_full.jpg]()
In Almanzora rijden we over de Almanzora, in plaats van een rivier tegenwoordig slechts een verzameling stenen. We trekken de bergen in en gaan bijna beginnen aan de eerste klim van de dag, het is heus. Alto de Cuatro Vientos, de berg van de vier winden. De klim begint niet direct, we rijden eerst een paar kilometer verder over een brede doch vlakke weg, die licht bochtig is. Daarna gaat het een kilometer of vijf vals plat omhoog, stelt allemaal weinig voor. Het gaat daarna een tijdje lichtjes naar beneden, ook niet echt boeiend. Het ruige landschap valt op, de rit wil verder nog niet echt ontbranden. Na een tijd slaan we rechtsaf een andere weg in, we gaan fietsen richting Lijar. Hier ligt de voet van de klim, al loopt de iets smallere weg voor Líjar al een paar kilometer omhoog. Kilometer of drie vals plat, het is wel een lange zit voor het serieus wordt. Na een klein stukje in dalende lijn komen we na 64 kilometer uit in Líjar, waar het meteen serieus wordt. Sowieso een paar listige bochtjes in dalende lijn richting dit dorp, voorbij het dorp gaat de Alto de Cuatro Vientos van start met een halve kilometer aan 10%. Meteen het steilste gedeelte van de klim, je kunt het maar vast gehad hebben. In totaal is de klim 10,5 kilometer lang, waarin het gemiddeld aan 3,8% omhoog gaat. De klim van de tweede categorie begint officieel met een kilometertje vals plat, dan is dat stuk aan 10% dus pas in de tweede kilometer, maarja, boeiend. Wel een leuk dorpje trouwens, dat Líjar. We zijn in Andalusië, dus komen de witte dorpjes weer voorbij. Mooi gelegen op een heuvel, niets meer aan doen. Alleen de klim had wat lastiger mogen zijn. Van 10% gaat het naar 7%, dan naar 3% en dan volgt er zelfs een halve kilometer in dalende lijn. Hierna gaat het een tijd vals plat omhoog aan 2 à 3%, tjeempie. Daarna gaat het zelfs nog een tijdje naar beneden, waarna het in de laatste drie kilometer van de klim pas weer ergens op begint te lijken. Van 4% gaat het naar 6%, met aan het eind een stukje aan 7%. Na 74,5 kilometer komen we boven op deze Alto de Cuatro Vientos, een bochtige klim die door een ruig en desolaat gebied zal leiden. De top van de klim is niet kaal, dat stelt gezien de naam toch teleur. Nog meer teleurstelling: mijnbouw. Op de top kijken we uit op wat bergen in de verte, die deels zijn afgegraven. Marmer, dat viel hier blijkbaar te winnen. Of valt, kan ook. Een deel van de groeves schijn je te kunnen bezoeken, wandelroute en alles. Mirador erbij, hoppa.
![alto-de-cuatro-vientos-lijar.png]()
![3.%20Canteras%20de%20m%C3%A1rmol%20blanco%20desde%20el%20mirador%20de%20Cosentino%20(Canteras%20de%20Macael).%20%C2%A9%20Fotograf%C3%ADa%20Alfonso%20Ruiz.jpg]()
Goed, na de klim volgt er een afdaling van een kilometer of 12 richting Olula del Rio. De afdaling begint redelijk steil en de renners komen ook meteen een paar lastige haarspeldbochten tegen, al is de weg wel breed. Vervolgens rijden we langs de oude groeves, de helikopter kan zich hier uitleven. TACATACATACATACATACATACATACA, etc. Na een stukkie in stijgende lijn gaat het nog een aantal kilometer verder naar beneden, via Macael naar Olula. De weg is voorbij de groeve een stuk breder geworden, waardoor de afdaling ondanks een paar bochten extreem makkelijk valt te noemen. Een snelweg naar beneden, er gaan hier hoge snelheden gehaald worden. In Olula del Rio komen we een paar bochten en een rotonde tegen, waarna we buiten dit dorp eigenlijk weer gewoon over de snelweg gaan fietsen. Het is 15 kilometer fietsen tot de tussensprint en de voet van de volgende klim, in deze 15 kilometer gaat het soms een beetje lafjes vals plat omhoog. We verlaten deze brede Autovía tussendoor een keer voor een omleiding via het dorpje Purchena, waar de renners via een fraai versierde brug weer eens over de drooggevallen Almanzora fietsen. Buiten het dorpje gaat het via een paar bochten kort naar beneden, waarna we linksaf slaan en de Autovía weer bereiken. Hier loopt het weer overwegend vals plat omhoog, terwijl de renners langs Armuña de Almanzora. Dit dorpje ligt ook weer mooi op een heuvel en is wit, Andalusië blijft Andalusië. Even verderop slaan we linksaf, waarna we door Tíjola rijden. Hier volgt na 102 kilometer de tussensprint van de dag, zonder bonussprint. In Tíjola valt niets te beleven, of het moet zijn dat ze hier ooit wat prehistorische beeldjes hebben gevonden. We keren daarom nog even terug naar Líjar, dat blijkbaar een bijzonder verhaal heeft te vertellen. De inwoners van dit piepkleine dorpje verklaarden in 1883 de oorlog aan Frankrijk, omdat de Fransen blijkbaar koning Alfonso XII beledigd had. Pas in 1983 werd de 'vrede' getekend. Een dorpje van ocharme 400 inwoners dat een eeuw lang een 'oorlog' voert met Frankrijk, lekker man. Blijft een nationalistisch bolwerk, dat Andalusië. Franco kon hier z'n lol op, in ieder geval.
![extra_large_49705368ec002d007fdb8cc9314125d8.jpg]()
Enfin, een tussensprint in Tíjola dus. Hierna beginnen we na een bocht naar links voorbij het centrum meteen aan de volgende klim, een extreem lange klim. De Alto Collado
Venta Luisa, 29 kilometer lang. Gemiddeld gaat het aan 4,4% omhoog, maar aan dat soort cijfers heb je weinig. Het wordt een bijzonder grillige klim, met steeds wisselende percentages. De renners rijden bijna naar een heilige plek, we gaan bijna naar Calar Alto. Collado
Venta Luisa is een kruispunt. Je kunt er rechtsaf slaan naar Calar Alto, daar waar Miguel Angel Lopez in 2017 een rit won. Niet dat iemand nog iets van die rit weet, we kunnen ons natuurlijk vooral herinneren dat Igor Anton boven op Calar Alto in 2006 zijn eerste zege als prof wist te boeken. Meteen een rit in de Vuelta winnen, onder meer door Valverde en Vinokourov af te troeven. Grandioos, briljant, onovertroffen. Samuel Sanchez als ideale bondgenoot erbij, niks meer aan doen. Maar goed, we gaan dus net niet helemaal naar boven, de laatste drie kilometer slaan we over. Al is bijna 30 kilometer klimmen op zich ook wel genoeg, de tandjes. Normaal gaan we naar Calar Alto van een andere kant, dit lijkt redelijk ongezien te zijn. Dus loont het de moeite om de procentjes toch maar eens een beetje op rij te zetten. Het bochtige begint in Tíjola levert een eerste kilometer op aan 4%, of 5% volgens de organisatie zelf. Daarna gaat het aan 8% omhoog volgens de ene bron, 7% volgens de andere. Hoe moeilijk is het nu om zo'n profiel in elkaar te draaien? Nouja, goed, in ieder geval de eerste lastige kilometer. Over een brede weg rijden we omhoog, terwijl in de buurt de Cueva la Paloma ligt. Ook een mooi wandelpad dwars door een kloof, heel vet allemaal. Na het redelijk pittige begin gaat het een kilometertje ligt naar beneden, in het dorpje Bayarque. Paar bochten erbij, niets wat al te gek is. Twee kilometer aan 5% klimmen daarna, waarna het eigenlijk weer twee kilometer zo goed als vlak is. Beetje op en af, heel licht. Het blijft bochtig, maar de weg is continu breed en behoorlijk goed. Rotsachtige omgeving, ruw en ongerept. Hierna gaat het iets meer dan vijf kilometer serieus omhoog, gemiddeld komen de kilometers uit op 6 à 7%. Er zitten wel steilere stroken tussen, we tikken een paar keer de 10% aan. Lijkt door de brede weg niet zo, maar het is soms toch echt bijzonder steil. We hebben 13 kilometer geklommen als we aan een vlakker stukje van drie kilometer beginnen. Het is soms helemaal vlak, maar het gaat ook een tijdje naar beneden. Een volle kilometer in dalende lijn richting Bacares, waar we op bekend terrein terecht gaan komen. Het afdalinkje is niet al te ingewikkeld, we komen wel wat snelle bochtjes tegen maar de weg is zo breed dat niemand hier in de fout mag gaan. In de buurt van Bacares slaan we rechtsaf, terwijl we in de diepte dit plaatsje zien liggen.
![993c1]()
![CalarAlto2.gif]()
(dit profiel minus de laatste drie kilometer)
![portada-bacares.jpg]()
In het verleden zijn we vaker in deze regio geweest. In 2017 nog, dus. Maar ook in 2006, en in 2004. De rit zag er toen meestal anders uit. Eerst de Velefique, dan afdalen naar Bacares om vanuit dit dorpje naar Calar Alto te rijden. De weg die we nu bereiken in Bacares brengt ons op dezelfde manier naar Calar Alto, behalve dan dat we de laatste drie kilometer overslaan door op Collado
Venta Luisa rechtdoor te rijden. Eén keer eerder was de volgorde omgedraaid, in 2009. Toen deden we eerst Calar Alto voor we naar de Velefique gingen, maar reden we wel op een andere manier naar boven. De klim vanuit Tíjola lijkt redelijk ongekend te zijn, de eerste 16 kilometer althans. Hierna wordt het normaler, en leuker. Het gaat vijf kilometer mokersteil omhoog, het lastigste deel van de klim volgt meteen voorbij Bacares. Er zit een kilometer aan 11% tussen, nog een kilometer aan 10%, stroken aan 15%, stroken aan 17%, het is serieus. De weg blijft breed, dus zie je het gewoon niet. Het lijkt helemaal niet zo lastig, maar dat is het wel. Door de rotsachtige omgeving werken we ons een weg omhoog, gelukkig verschijnen er af en toe verschijnen ook wat bomen in beeld om het desolate karakter van de klim wat op te vrolijken. Na een tijd slaan we linksaf een andere weg in, richting Collado del Conde. Het steile gedeelte zit er langzaam op, na een kilometer aan 7% gaat het verder omhoog aan 5%, vooraleer het nog verder afvlakt en we zelfs een kort stukje in dalende lijn tegenkomen. Aan het eind van dit stukje in dalende lijn zien we even verderop het observatorium van Calar Alto liggen, maar helaas gaan we die witte bollen niet bereiken. Zonder die laatste steile stroken eindigt de klim op een behoorlijke flopmanier, als je doodleuk ophoudt op Collado
Venta Luisa gaat het in de laatste vier kilometer eigenlijk slechts een beetje vals plat op en af, er zit nog een stukje aan 5% tussen maar verder hobbelen we maar wat rond. Je zal het verschil moeten maken op dat steile stuk, anders wordt het wachten tot de Velefique. Na 131 kilometer, op iets minder dan 60 kilometer van het eind, komen we boven op de Puerta de La
Venta Luisa, zoals je de klim ook mag noemen. Ik lonk naar de bocht naar rechts, en zie in gedachten Igor Anton naar zijn eerste profzege fladderen. In snertweer, wat het hier wel vaker schijnt te geven. Bloemetje uitdelen aan de rondemissen, niks mis mee. Ondanks het feit dat we Calar Alto net niet helemaal bereiken, hier toch een foto van die zege, want ik ben totaal niet objectief.
![calar-alto-spain-spains-igor-anton-of-euskalteleuskadi-celebrates-picture-id71862129?s=612x612]()
Enfin, geen Calar Alto, wel een lange afdaling. De klim van eerste categorie is gedaan, waarna we 15 kilometer gaan dalen. In die 15 kilometer komen we 1000 meter lager uit, je zou dan de conclusie kunnen trekken dat het aan 7,5% gemiddeld naar beneden gaat. Sowieso is de Collado
Venta Luisa het hoogste punt van deze Vuelta, bijna 2000 meter boven zeeniveau. Maar goed, de afdaling dus. Die is toch niet echt buitengewoon lastig. De weg blijft breed, het asfalt lijkt behoorlijk goed te zijn en er zijn enkele passages waar het vrij lang rechtdoor gaat. Toch is dat niet het hele verhaal, we komen ook redelijk wat haarspeldbochten tegen. Een aantal van die bochten zijn vrij steil, toch maar opletten. De brede weg zou het makkelijker moeten maken, al weet je nooit of er ergens een gat in de weg zit. Wel een leuk uitzicht over de omgeving tijdens de afdaling, ook wat waard. Heel wat haarspeldbochten en een aantal andere bochten later eindigt deze niet zo ingewikkelde afdaling in de buurt van Gérgal. De laatste paar kilometer wordt het helemaal makkelijk, zou ik in al mijn gebrek aan wijsheid willen zeggen. We slaan uiteindelijk linksaf en beginnen dan meteen aan de volgende klim, eentje die niet meetelt. Twee kilometer aan 6%, toch de moeite waard. Over een brede weg door het bos via een aantal bochten omhoog richting Olula de Castro, waar zo'n beetje de voet ligt van de volgende officiële klim. Na het stuk van twee kilometer aan 6% volgt er een kort afdalinkje en een vlakker stukje van een paar kilometer. Veel bochten onderweg, maar weinig memorabels. Behalve dan het uitzicht, jawadde. Als we Olula de Castro bijna bereiken begint de Alto de Castro de Filabres, een klim van de derde categorie. Deze klim is 7 kilometer lang, het gaat gemiddeld aan 4% omhoog. Lijkt weer niet veel, toch beginnen we met een kilometer aan 6%. Daarna gaat het zelfs aan 8% omhoog, voordat we een kilometertje moeten dalen als we langs Olula de Castro rijden. De weg is ineens een stuk smaller geworden, wat dit afdalinkje iets lastiger maakt. Paar listige bochten wel, maar goed, het duurt niet lang. Voorbij het dorp volgt het tweede deel van de klim, over de weg die nog steeds relatief smal is gaat het nog eens vier kilometer omhoog. Wel op een minder spannende manier, het schommelt steeds tussen de vier en vijf procent. Het is extreem bochtig en de omgeving is extreem ruig, de rotsen en stenen zijn ontelbaar. De kilometers zijn wel te tellen, na 159 kilometer komen we boven.
![vuelta-a-espana-2021-stage-9-climb-n3-784cf94996.jpg]()
![IMG_0823.JPG]()
De top van de Alto de Castro de Filabres volgt op iets minder dan 30 kilometer van de finish. De vorige keer dat er een rit eindigde op de Velefique, in 2009, reden we ook via deze klim van Castro de Filabres naar de slotklim. Alleen Gesink en Valverde hebben iets aan deze kennis, of nouja, Valverde heeft er nu ook niets meer aan. Op de top van de klim ligt een bonussprint, wel een goede plek daarvoor. Ook al is het een kansloos gebeuren waar niemand iets om lijkt te geven, maar toch. De afdaling begint vrij pittig, in het begin is de weg nog steeds smal en komen we veel bochten tegen. Korte bochtjes vooral, maar zodra we in de buurt van het witte dorpje Castro de Filabres uitkomen wordt de weg ineens breder. We pakken een keer een gek bochtje naar rechts mee en vrij snel daarna wordt het beter. Overigens zie ik geen castro in Castro de Filabres, voelt toch als bedrog, maar oké. Enfin, de rest van de afdaling zit vol met bochten, waaronder een paar haarspeldbochten. Maar de weg is dan weer zo breed dat je daar niet snel in de problemen mag komen. Ik zie een paar scherpe bochten, dus helemaal simpel is het ook weer niet, maar ach, had erger gekund. Als we bijna beneden zijn wordt de afdaling wel een stuk makkelijker, scheelt weer. We komen zelfs nog een klein knikje omhoog tegen, waarna een bocht naar links over een smallere brug het laatste obstakel vormt. Beneden slaan we linksaf, een brede bocht. Na die bocht loopt de weg meteen omhoog, al begint de slotklim hier officieel nog niet. We fietsen eerst naar het dorp Velefique, het gaat de komende vijf kilometer een beetje op en af. Daardoor komen we aan kilomters met gemiddelde stijgingspercentages van 2, 3 en 5. Zodra het omhoog gaat lijkt het wel ergens op, maar het gaat tussendoor ook een paar keer naar beneden. Paar bochten erbij, maar dit is voor de renners nog aangenaam. Des te dichter we bij het witte dorp Velefique komen, des te lastiger het wordt. Zodra we het dorp echt zien liggen begint de slotklim. Het worden nog 13 loodzware kilometers.
![26501803510_9b985447b5_b.jpg]()
De Alto de Velefique is 13,2 kilometer lang. Gemiddeld gaat het aan 6,4% omhoog, wat je het idee geeft dat deze klim wel meevalt. Is toch niet echt zo, want vooral in het begin is de Velefique enorm veeleisend. Derhalve is het toch wel terecht dat dit een klim van de buitencategorie is, zeker aan het eind van de eerste week na een rit met onderweg meer beklimmingen. Goed, de profielen verschillen weer van elkaar. Ik geef alle opties maar mee, maar het meeste houvast voel ik toch altijd bij de altimetriasgoden. Derhalve ga ik doodleuk beweren dat het vier kilometer omhoog gaat aan meer dan 9%, te beginnen in het dorpje Velefique. Daar komen we alvast een paar steile bochten tegen, waarna het buiten het dorp alleen maar steiler wordt. Er zit een kilometer aan bijna 10% tussen, de organisatie wil ons zelfs laten geloven dat het in die kilometer aan 12% omhoog gaat. Volgens altimetrias is dat slechts een piek, waar de organisatie het dan weer wil hebben over een piek van 15%. Hoe dan ook, lastig genoeg. In die vier kilometer moet je het doen, daarna wordt het immers iets makkelijker. Twee kilometer aan 6%, dat is toch net even een ander verhaal. Daarna volgt er wel weer een kilometer aan 7%, met een paar steile stroken aan meer dan 10%. We bereiken het terrein van de prachtige haarspeldbochten, je zou de Velefique gekscherend de Stelvio van Spanje kunnen noemen. Het is in ieder geval een fotogenieke klim, waarvan we bijna de top bereiken. Het is nog vijf kilometer fietsen tot de finish, haarspeldbochtige kilometers. Het gaat aan 6,5% omhoog, voor het weer een kilometer aan 7% omhoog zal gaan. Het terrein wordt steeds meer open, waardoor de wind hier spelbreker zou kunnen zijn. Het is een rotsachtige woestenij, waar we op drie kilometer van het eind met een kilometer aan 6% te maken krijgen. Daarna gaat het nog eens aan 7% omhoog, vooraleer het richting de finish afzwakt naar 4 à 5%. Een wat makkelijkere slotkilometer, die ook wat meer rechtdoor loopt. Na 188 kilometer zit de eerste week er vervolgens op, we hebben de top van de Alto de Velefique bereikt.
![4f7de]()
![VelefiqueTetica.gif]()
(zonder de laatste drie kilometer, al heb ik wel de hoop dat we ooit nog daadwerkelijk gaan finishen bij de zendmasten van Bacares)
![DG-kMOTXgAAS9mP.jpg]()
De Alto de Velefique, gelegen in de Sierra de Los Filabres. De renners wurmen zich door 20 haarspeldbochten omhoog naar de top van deze iconische klim in de provincie Almeria, regio Andalusië. De brede en goed geasfalteerde weg is een favoriet voor alle lokale fietsers, en ook voor de Vuelta. Meestal fungeert de Velefique als tussendoortje voor een aankomst op Calar Alto. Dat was zo in 2004, toen Roberto Heras uiteindelijk won bij het observatorium. Dat was ook in 2006 zo, toen Igor Anton won op Calar Alto. En dat was in 2017 zo, toen Superman Lopez bij de sterrenwacht wist te winnen. Lopez was sowieso al bekend met deze klim, hij kwam de boel toenterijd al eens verkennen. Dit is sowieso zijn type klim, ik schrijf hem ook op voor deze rit. Wel teleurstellend, het roadbook spreekt over Tetica de Bacares, de zendmast die in de verte boven op de hoogste piek van dit gebergte ligt. Een favoriet van lokale fietstoeristen en wandelaars, zeggen ze erbij. Ja, lullo, laat de Vuelta daar dan ook een keer aankomen. Er loopt gewoon een weg naartoe, regelen die handel. Was ook wel een voorzichtig gerucht over, maar dat feest ging uiteindelijk niet door. Maar goed, de Velefique zelf is in principe ook wel lastig genoeg natuurlijk. Dat zagen we vooral in 2009, de enige keer dat er een rit eindigde boven op deze berg. Bijna werd dat een epische rit, maar het ultieme geluk was ONS net niet gegund. Robert Gesink reed in de Vuelta van 2009 met wonderbenen rond. Alejandro Valverde was de leider, maar op sommige momenten was Gesink in staat om Valverde in verlegenheid te brengen. Dat lukte hem op de Velefique ook, hij ging in de aanval en alleen Ezequiel Mosquera kon hem volgen. Het verschil werd steeds wat groter, we begonnen bijna enthousiast te worden. Valverde leek een bijzonder zwak moment te hebben, maar wist zich even later te herpakken. Daardoor kwam hij uiteindelijk niet echt in de problemen, maar we mochten toch dromen. Het verschil bleef beperkt tot 10 seconden, maar toch wisten we het zeker: Gesink ging dat klusje wel even klaren. Natuurlijk niet, een paar dagen later lag ie op z'n bek en door de blessures die hij toen opliep zakte hij in de dagen daarna van de tweede plaats naar de zesde plaats. Arme Robert. De ritzege ging ook nog eens aan hem voorbij, want hij plaatste zijn aanval te laat. Er reden nog een paar vluchters voorop, te weten Ryder Hesjedal en David Garcia Dapena. In die jaren reed het fascinerende Xacobeo-Galicia de stenen uit de straat, met nobele onbekenden als Mosquera, Cesar Veloso en Garcia Dapena was het ieder jaar prijs. Cesar Veloso had die Vuelta al een rit gewonnen na de legendarische inzinking van Taaramae op Xorret de Cati, en het scheelde niet veel of David Garcia Dapena won ook een rit. In de sprint bergop verloor hij van de grijze Ryder Hesjedal, dat was wel zonde. Dat Garcia Dapena een jaar later betrapt werd was ook zonde, maar niet onverwacht. Mosquera ging ook nog voor de bijl, Cesar Veloso fietst nog steeds. Heerlijke ploeg, Xacobeo-Galicia. Nu het toch weer een Año Xacobeo is hadden ze wel terug mogen keren. Gesink werd derde, op zes seconden. Arme drommel, te lang gewacht. Voor Valverde kwam het overigens niet verkeerd uit dat Gesink nog op z'n bek ging, want Valverde zou uiteindelijk die Vuelta winnen. Zijn enige eindzege in een grote ronde, tevens de laatste keer dat de leider de gouden trui mocht dragen. Ik weet eigenlijk niet of er verder veel over de Velefique te vertellen valt, behalve dat het dus een iconische klim is. Eentje die niet overdreven vaak wordt gebruikt, dat is een bonus. Gewoon genieten van de plaatjes joh.
![Hesjedal2009.jpg]()
Goh, Hesjedal. Die zou later gewoon nog een Giro winnen, onvoorstelbaar. Enfin, op zondag zou het 33 graden moeten zijn in startplaats Puerto Lumbreras. De wind komt uit het oosten, maar het zou niet zo hard moeten waaien. Wel wat kans op zijwind in het begin, stiekeme waaiers zouden geinig zijn. Maar goed, reken er maar niet op. In de buurt van de Velefique komt de wind wat meer vanuit het zuiden, wat zou kunnen zorgen voor rugwind op de slotklim. Dat zou wel handig zijn natuurlijk, al komen we door al die haarspeldbochten de wind uit iedere richtin tegen. Maar goed, als het maar geen tegenwind is in ieder geval, we willen graag een open koers zien. Boven op de top toch ook nog steeds 27 graden, dat wordt afzien voor de renners. Geen kans op regen, dat is dan weer mooi meegenomen. Dat wil hier wel eens anders zijn, de renners komen goed weg. Van start gaat de rit om 11:55, voor de verandering een keer vrij vroeg. Na een neutralisatie van 13 minuten gaan we om 12:08 echt van start. Teleurstellend genoeg is er geen integrale uitzending, al is dat vanwege die vlakke aanloop misschien ook niet echt nodig. Eurosport 1 is er ditmaal wel live bij om 14:50, de PLAYER uiteraard ook. Sporza schuift als ik het goed begrijp pas om 15:50 aan, flopshowtje. Dan zijn we al bijna boven op
Venta Luisa joh, stelletje imbecielen. Hoe dan ook, de aankomst wordt verwacht tussen 17:12 en 17:49.
![velefique-aerea.jpg]()
De voorspelling, goh. Dit zou zomaar weer een rit voor de vluchters kunnen zijn. Jumbo wil dat rood waarschijnlijk nog steeds niet, dus zullen ze het prima vinden om die trui alsnog af te staan. Daar hoeven we het niet van te verwachten, gok ik. Dan moeten we weer kijken naar Movistar, maar die zijn inmiddels wel Valverde kwijt. Alsnog zullen ze vast wat willen ondernemen. Andere ploegen? Ja, Ineos kan wat doen, eventueel. Dit is wel een klim waar je wat van Jody verwacht, ligt hem beter dan die korte en steile puisten. Astana? Die liggen voor de helft in de lappenmand, wordt moeilijk. Bahrein is tot de orde geroepen, daar hoeven we dus ook niet naar te kijken. Ik geef de vluchters veel kans, maar het is de laatste rit voor de rustdag en het is een kicken aankomst bergop dus uit principe ga ik voor de klassementsrenners. Want met principes kom je een eind, ofzo.
1. Lopez. Dit is het terrein van Superman Lopez. In 2017 reed hij op Calar Alto de tegenstand de vernieling in, dat kunstje kan hij hier herhalen. Rijdt goed rond, maar zijn beklimmingen hebben we nog niet gehad. Dit is echt zoals hij het graag ziet. Ik verwacht een vroege aanval op de slotklim, die zal dragen tot het eind. Maar ik zit er altijd naast, sorry Superman.
2. Roglic. Zal met tegenzin toch weer het rood moeten dragen, arme knul. Een paar tellen verliezen op Lopez is geen probleem, daar pakt hij in de tijdrit een paar minuten op. Niks aan de hand, het gaat prima.
3. Bernal. Gok ik zomaar.
4. Mas. Ook maar gewoon een wilde gok. Alhoewel, wild, het ziet er gewoon goed uit bij Mas. Maar het blijft een saaie kutcoureur. Tenzij ie nu ineens in de aanval gaat, dat zou wel een idee zijn.
5. Vlasov. Al een paar keer moeten lossen, maar dit is meer zijn ding. Als het hier niet lukt kunnen we hem afschrijven.
[ Bericht 1% gewijzigd door Rellende_Rotscholier op 21-08-2021 09:34:51 ]