Tappa 20: Verbania - Valle Spluga-Alpe Motta, 164 kmDe voorlaatste bergrit van de Giro was eigenlijk een best matige rit, mogen we dat zeggen? De lange en vlakke aanloop zorgde ervoor dat een matig kopgroepje wist weg te rijden. Deze kopgroep bleek al snel kansloos te zijn omdat BikeExchange op kop begon te rijden. Alle ballen op Yates, best logisch eigenlijk. Onderweg hadden we over de Mottarone moeten rijden, maar dat ging vanwege een tragisch ongeval niet door. Wel sympathiek dat de renners besloten het prijzengeld aan de enige overlevende te schenken, het zijn soms net mensen. Enfin, flopritje eigenlijk. Dani Martinez zat een keer op een gat en toen begon Quick Step hard op kop te rijden, meer gebeurde er eigenlijk niet. Brambilla ging onderuit en moest afstappen, dat waren zo'n beetje de belangrijkste gebeurtenissen. Martinez werd weer naar voren gereden door Ganna en dus kon de meesterknecht van Bernal die rol weer op zich nemen toen we eenmaal begonnen aan de slotklim. De zware slotklim naar Alpe di Mera was wel de moeite waard, jammer dat we daarvoor niets hebben gezien. Maar goed, de slotklim zelf was dus wel leuk. Hoog tempo van BikeExchange en Quick Step, men probeerde Bernal toch onder druk te zetten. Vrij vroeg ging Almeida in de aanval, op meer dan zes kilometer van het eind. Even later reageerde Yates, waar Bernal dan weer niet op reageerde. Vlasov, Caruso en zelfs Bennett sprongen mee, maar Bernal bleef zitten. Hij had Castroviejo en Martinez nog voor zich en die mannen mochten op wattage naar boven rijden. Geen paniek, geen stress. Niet kijken naar de rest, het computertje het werk laten doen en de waarschijnlijk vooraf afgesproken waardes trappen. Yates reed ondertussen naar Almeida toe en niet veel later reed Yates iedereen los. Hij moest nog vijf steile kilometers afwerken, maar dat maakte hem niets uit. Hij hield stand tot het eind, een fraaie overwinning. Al zal het wellicht zijn tegengevallen dat hij niet echt wist uit te lopen op de rest. Bernal leek het even moeilijk te hebben, maar het werk van Castroviejo en Martinez zorgde ervoor dat iedereen behalve Yates weer werd ingerekend. Toen de knechten waren opgerookt ging Bernal zelf maar in de achtervolging, alleen Almeida kon hem volgen. Bernal is niet meer zo goed als vorige week, maar het is nog steeds ruim voldoende om deze Giro te winnen. Het verschil met Yates bleef zo rond de 20 seconden hangen, geen enkel probleem. Ook dat Almeida in de slotkilometer weg wist te rijden was geen enkel probleem. Almeida reed nog bijna naar Yates toe, maar zijn aanval kwam te laat. Ergens wel jammer voor Almeida, want die grijpt er op deze manier wel vaak net naast. Hoewel deze overwinning voor Yates meer dan terecht was, heel vroeg aangevallen en al die tijd in z'n eentje gereden, chapeau. Bizar hoge waardes ook blijkbaar, daar was niet veel tegen te beginnen.
Hoewel het niet genoeg is om deze Giro nog echt spannend te maken. Bernal liep weer wat uit op Caruso en heeft nog steeds een kleine drie minuten voorsprong op Yates. Een halve minuut verloren, geen reden tot paniek. Het roze is van hem en lijkt niet meer afgepakt te kunnen worden, tenzij... De laatste bergrit moet nog altijd verreden worden. We mogen blijven hopen op spektakel. Ik ben het niet helemaal eens met deze rit en ik weet ook niet of renners als Almeida en Yates na de rit van gisteren extra motivatie hebben gekregen, maar we gaan er toch nog maar eens goed voor zitten. Voor we naar Milaan trekken voor de afsluitende tijdrit gaan we eerst nog een keer de bergen in. In Zwitserland rijden we over de Passo San Bernardino en de Splügenpas, waarna we gaan finishen op de onbekende Alpe Motta. Het broekje mag hopelijk uit.
![DS2c0rOrldvl3WWJqdkc_220421-025601.jpg?v=20210422165601]()
![kl5gkKlwgjU885aMoDW5_220421-025556.jpg?v=20210422165556]()
De laatste bergrit van deze Giro gaat van start in Verbania, een stad met 30.428 inwoners in Piëmont. Wikipedia heeft er een artikel over geschreven dat moeilijk veel droger had kunnen zijn. Verbania is de grootste industriële en commerciële plaats aan het Lago Maggiore en sinds 1992 hoofdstad van de provincie Verbano-Cusio-Ossola. De stad bestaat feitelijk pas sinds 1939 toen de plaatsen Intra en Pallanza werden samengevoegd. Tussen de stad en het tegenover gelegen Laveno (provincie Varese (Lombardije) loopt de belangrijkste (veer)bootverbinding van het Lago Maggiore. Het Lago Maggiore is een langgerekt meer met aan de westkant een zijarm, waarin de Borromeïsche Eilanden liggen. Precies op die hoek ligt Verbania. De stad wordt doorsneden door de SS34, een weg die vanaf Locarno langs de hele westkant van het meer loopt. Het ene deel van de stad ligt voor een groot deel langs het meer, het andere deel van de stad, met o.a. de beroemde Madonna de Campagna kerk, ligt aan de landkant van de weg. Het roadbook wil graag toevoegen dat deze Borromeïsche Eilanden een wereldberoemde bestemming zijn voor toeristen. Wiki daarover: Vanuit Verbania vertrekken boten naar de drie Borromeïsche Eilanden die op korte afstand van de stad liggen. Isola Bella heeft een dorpje met een kerk en een groot paleis uit de 17de eeuw; Isola Madre heeft een paleis uit de 18de eeuw, waar een beroemde collectie marionettenpoppen, -theaters en -accessoires te bezichtigen is; Isola dei Pescatori (Visserseiland) is kleinschaliger en heeft enkele visrestaurants. Nog meer Wiki: Verbania heeft een klein historisch centrum met als belangrijkste monumenten de kerken Madonna di Campagna en San Leonardo. In de 19de eeuw werd het Lago Maggiore ontdekt door Engelse reizigers, die er mooie zomerresidenties bouwden, o.a. de bekende Villa Taranto, met 16 hectare tuin, en het park van de Villa Giulia, aan het meer. De botanische tuinen rondom de Villa Taranto, na 1931 aangelegd door de adellijke Schotse kapitein Nail MnEcharn, zijn de grootste toeristische trekpleister van de stad. Ieder jaar worden deze door zo'n 150.000 bezoekers bezocht. De tuin van de Villa San Remigio, 8 hectare tuin, is alleen op afspraak te bezichtigen. Het huis werd ruim honderd jaar geleden gebouwd door Silvio Della Valle di Casanova, musicus en dichter, en zijn Engelse echtgenote Sophia Brown, schilderes. De tuin werd iets later aangelegd en was in 1916 klaar. Een deel is bos, maar er is ook een Engelse tuin. Tot 1977 bleef het eigendom van de familie, nu is hier een kantoor van toerisme van de provincie Verbano-Cusio-Ossola gevestigd. Jezus, wat saai. Het Museum del Paesaggio in de Viani-Dugnani Mansion uit 1909 heeft ongeveer 5000 schilderijen in haar bezit. Het huis staat in Pallanza en toont vooral schilderijen met landschappen uit de omgeving. Het kon nog saaier. Verbania is de stad van Filippo Ganna, maar dat heeft Jeroen ook al een paar keer gezegd. Een leuke start voor Ganna, die ook deze Giro weer flink aan het beesten is geweest. Vandaag mag hij weer aan de bak, waarna hij morgen ook zomaar de tijdrit zou kunnen winnen. De Giro is overigens al een paar keer eerder in Verbania geweest, in 1952 bijvoorbeeld. Fritz Schär won toen in de stad, die kent u niet. In 1992 kwam de Giro voor de tweede keer aan in Verbania, de ritzege ging toen naar de Italiaan Franco Chioccioli. Na de aankomst in 1992 ging er in 2011 een rit van start in Verbania, net als nu de laatste bergrit. Toen lag de aankomst in Sestriere, waar Vasil Kiryienka zou winnen. Tussendoor wist Philippe Gilbert hier in 2015 een rit te winnen. Een aankomst na een beklimming onderweg. Op de klim moest Gilbert lossen, maar in de afdaling reed hij weer naar de koplopers toe en die liet hij even later achter.
![verbania-villa-taranto-tuin.6.b958.jpg]()
Nou, Verbania dus. Met een kicken botantische tuin boven op een heuvel, is toch geweldig. De renners gaan van start in Pallanza en rijden tijdens de neutralisatie continu langs het Lago Maggiore, waarna buiten Intra, waar die tuin eigenlijk had moeten liggen, de rit officieel gaat beginnen. Het wordt opnieuw een afgrijselijk begin van de rit. Weer een eeuwigdurende vlakke aanloop richting de eerste klim van de dag, waarom in jozefsnaam? Uitermate teleurstellend. Deze rit was explosief geweest als we meteen met een stevige berg hadden moeten beginnen, nu is het eigenlijk gewoon best wel een beetje jammer. Ook gewoon een gemiste kans, parcoursbouwers kunnen er tegenwoordig helemaal niets meer van. De eerste 40 kilometer van deze rit gaan we doodleuk het Lago Maggiore volgen, over een brede en vlakke weg. Het gaat mooie plaatjes opleveren, maar wat is dit godvergeten kut zeg. Ja, leuk meertje. Leuke bergjes aan de andere kant van de weg. Af en toe een fraai dorpje tussendoor, allemaal prima. Maar hier de koers maken is geen sinecure. Al zouden we alsnog wel een interessant begin kunnen krijgen, wellicht wordt de oude bruggenhoofdentactiek van stal gehaald. Ploegen als Ineos, Quick Step en BikeExchange die een mannetje in de kopgroep willen hebben, voor later. Daar zijn andere ploegen het dan weer niet mee eens en dan moet de boel weer teruggehaald worden, etc. Maarja, die tactiek had je ook kunnen zien op een berg in het begin, dan hadden de klassementsrenners ook meteen bij de les moeten zijn. Nu, ja, niet echt. We bevinden ons hier ook gewoon in een bergachtige omgeving, dus een extra klimmetje had men makkelijk in het parcours kunnen leggen. Maar goed, niet het geval. We volgen dus de weg langs het meer, die vrij bochtig is. Best logisch, een rechte weg aanleggen langs een meer is ook geen sinecure. Afijn, wel breed genoeg dus niet echt een ingewikkeld verhaal. Na 17 kilometer koers komen de renners uit in Cannobio, waar steentjes liggen in het centrum. Hier ligt ook de tussensprint, wellicht dat de overgebleven sprinters en Dries De Bondt even in gang schieten. Voorbij de tussensprint is het weer lekker bochtig langs het meer, terwijl we wat dorpjes zien liggen op de heuvels. Oh wat mooi, maar tegelijkertijd zo lelijk. Een paar kilometer later begint het tweede buitenlandse avontuur van deze Giro, we laten Italië tijdelijk achter ons en fietsen Zwitserland binnen. Bij de grens is duidelijk te zien dat we een ander land betreden, toch blijft het wel hetzelfde verhaal. Ook in Zwitserland volgen we immers het water, het blijft een makkelijke tocht. Al komen we in Zwitserland wat meer dorpen en steden tegen met ook wat meer verkeersmeubilair, buiten dat is er echt geen reet aan. Via Brissago en Ascona rijden we naar Locarno, waar we na 34 kilometer aankomen. Niet voordat we via een tunneltje onder Ascona door zijn gefietst, buiten dit tunneltje gaat het grotendeels rechtdoor verder naar Locarno. We komen in deze stad een stevige rotonde tegen en vervolgens een aantal bochten in de haven.
![locarno-lago-Maggiore1.jpg]()
Locarno is de stad van de Zwitserse Colombiaan, Simon Pellaud. Die kunnen we dus ook al opschrijven voor de vlucht van de dag. Al is hij Zwitserland dus wel ontvlucht, wie weet heeft hij er helemaal geen zin in om door Locarno te fietsen. Enfin, we bevinden ons in steden waar normaal eerder koersen als de Ronde van Zwitserland en de Ronde van Romandië passeren. Maar niet uitsluitend, want in 2008 eindigde er een Girorit in Locarno. Die rit kan nooit spannend zijn geweest, want in een massasprint wist André Greipel te winnen voor Mark Cavendish. Vlak voor Locarno rijden de renners door Ronco sopra Ascona, waar Erich Maria Remarque op het lokale kerkhof schijnt te liggen. Verder is er voor de renners van het Zwitsers front voorlopig geen nieuws, na de bochtige doortocht in Locarno laten we ter hoogte van Tenero het Lago Maggiore achter ons. We verlaten ook even de doorgaande weg en rijden via een afslag en een rotonde Tenero binnen, daarna blijft de weg wel breed maar rijden we ook door stedelijk gebied waar men een recordhoeveelheid vluchtheuvels heeft weten neer te leggen. Om de tien meter, gewoon, is lachen. Een paar rotondes ook, verder nog steeds niet. Immer geradeaus, door onbeduidende dorpjes en langs onooglijke industrieterreintjes. Af en toe loopt de weg een paar meter omhoog, maar nee, dat gaat het verschil niet maken. Een paar dorpjes later rijden we weer wat meer door de natuur, langs de Ticino. Na een kilometer of 50 rijden we bijna Bellinzona binnen, maar net voordat dat zou gebeuren slaan de renners linksaf en rijden een tijdje over een iets smallere weg verder richting Arbedo. Vlak voor Arbedo komen we in Gorduno een paar bochten tegen, daarna een paar rotondes in Arbedo. Jezus, pittig. Buiten Arbedo gaat het dan weer grotendeels rechtdoor, nee, we gaan niet veel beleven. Wel wat leuke dorpjes tussendoor, terwijl er ook wat fraaie bergen in beeld verschijnen. Maarja, het duurt nog even voordat we daadwerkelijk een berg gaan beklimmen. Na een kilometer of 65 rijden we door Roveredo, nadat we eerder deze Giro al in Rovereto waren. In Roveredo wordt de weg na een bocht naar links een stuk smaller, maar even later wordt het weer breed. Dat zijn de hoogtepunten, er zit niet meer in. Ook in het dorpje Grono volgt zo'n smallere passage, maarja, daarna gaat het weer een paar kilometer rechtdoor over een brede en vlakke weg in de vallei. Het wordt groener en groener, dat is dan wel weer leuk. Nouja, zo hobbelen we nog eens tien kilometer verder over de brede valleiweg tot in Lostallo. Wat vluchtheuvels onderweg, een paar flauwe bochten en een stukje schitterende natuur. De voet van de eerste klim van de dag komt nu eindelijk dichtbij, al moeten we nog eens zes kilometer door de vallei rijden richting Soazza.
![45800_32001800.jpeg]()
Dit laatste stuk in de vallei stelt ook weer niets voor. Brede weg, paar flauwe bochten en uiteraard weer de fraaie natuur. Aan het eind van deze tranentrekkende tocht komen we dus uit in Soazza, waar de weg die we al een eeuwigheid volgen ineens omhoog begint te lopen. De Passo San Bernardino gaat beginnen, zo zonder het even te controleren gooi ik er gewoon de stelling in dat dit de langste beklimming van deze Giro gaat zijn. De komende 23,7 kilometer gaat het omhoog aan 6,2% gemiddeld, het is daardoor een beklimming van de eerste categorie. De Passo San Bernardino kan opgedeeld worden in die stukjes. Tijdens het eerste deel van de klim gaat het zeven kilometer omhoog aan 8%, wat mij betreft mogen ze er hier in het peloton meteen aan beginnen. Probeer de boel maar uit elkaar te rijden en kijk dan maar wat het eventueel kan opleveren. Wachten heeft vandaag weinig zin, het is echt nu of nooit, alles of niets. De weg omhoog is breed en loopt in het begin behoorlijk rechtdoor, langs de snelweg. Na een halve kilometer aan 5% gaat het anderhalve kilometer omhoog aan meer dan 9%, een leuk begin van de klim. We rijden langs het kasteel van Mesocco, prima kasteeltje hoor jongens. Even later rijden we door het dorp Mesocco, waar Zwitserse steentjes liggen in het centrum. Van die steentjes die we wel kennen van de Gotthardpas, dat stelt dus niet veel voor want keuriger zijn ze zelden aangelegd. Zwitserse precisie, zullen we maar zeggen. Het is hier even wat vlakker, maar buiten Mesocco gaat het weer steil omhoog. We bereiken de eerste fase vol haarspeldbochten, extreem brede haarspeldbochten. Hier gaat het een tijd aan 7 à 8% omhoog, met na zes kilometer klimmen een keer een halve kilometer aan 10% en een steilste strook aan 12%. Hierna gaat het nog een halve kilometer omhoog aan 8%, vooraleer het eerste deel van de klim is afgelopen. Ter hoogte van Pian San Giacomo is het een kilometer zo goed als vlak, de brede weg door de prachtige Zwitserse natuur gaat tijdelijk aan slechts 2% omhoog. We rijden een uitgestrek sparrenbos binnen, waar we na een bocht naar rechts ineens weer gaan klimmen. De volgende fase vol haarspeldbochten, de komende zeven kilometer gaat het aan 7,5% omhoog. Te beginnen met een kilometer aan 6%, daarna krijgen we weer wat mooiere percentages voorgeschoteld. De komende kilometers komen de renners een stuk of 15 haarspeldbochten tegen, waar het nog wel eens steil omhoog wil gaan. Iets onregelmatiger wel, er zitten stroken aan 6% tussen en ook weer een halve kilometer aan 10% met een steilste strook aan 12%. Deze strook komt aan het einde van het tweede gedeelte, daarna volgt er een afdalinkje van anderhalve kilometer richting San Bernardino, het dorpje dat de naamgever is van deze pas.
![YtpBmadDucKcalx7l5Ot_220421-025544.jpg?v=20210422165544]()
![20190413-DJI_0265-1-2560x1440.jpg]()
De weg in dalende lijn richting San Bernardino is niet echt moeilijk, omdat het na een gedeelte vol haarspeldbochten nu vooral rechtdoor verder gaat. Het gaat ook totaal niet steil naar beneden, allesbehalve. Als we arriveren in San Bernardino moet er nog zeven kilometer geklommen worden, dit laatste deel van de klim is ook meteen het makkelijkste deel. Al bevinden we ons inmiddels wel op hoogte, wat altijd weer zorgt voor een ander verhaal. In dit laatste stuk van zeven kilometer gaat het gemiddeld aan 6,7% omhoog. Een ploeg met ambitie kan er dus beter eerder werk van maken, vooral omdat we de schokkende percentages hier niet meer gaan aantreffen. Buiten San Bernardino rijden we weer het bos in, waar opnieuw een tocht vol haarspeldbochten zal geschieden. Nog een stuk of 15 tot de top, maar de weg blijft breed en goed. De percentages blijven beschaafd, het gaat een paar kilometer aan 7,5% omhoog en dan volgt er op vier kilometer van de top nog een keer een kilometer aan 8%. Daarna noteren we een vlakkere kilometer aan 5%, terwijl we het bos hebben verlaten en het terrein behoorlijk open is geworden. In de laatste reeks haarspeldbochten gaat het nog even aan 6 à 7% omhoog, waarna we op een rechtere manier naar de top rijden. Eerst aan 5%, daarna vlakt het af. Tussen de rotsen door rijden we naar het Laghetto Moesola, waar we na 106,2 kilometer de top van de Passo San Bernardino bereiken. Op 2066 meter boven zeeniveau, best hoog. Tijd voor Wikipedia, want men heeft een artikel geschreven over deze klim. De San Bernardinopas (in het Italiaans Passo San Bernardino) in de Lepontische Alpen in Zwitserland verbindt het Duitstalige Hinterrheintal met het Italiaanstalige Valle Mesolcina en werd al door de Romeinen gebruikt. De pas is vernoemd naar de heilige Bernardinus van Siena. Het huidige traject is aangelegd in het begin van de negentiende eeuw (1818-1823). In 1968 is de 6,6 kilometer lange San Bernardinotunnel die onder de pas loopt in gebruik genomen. De weg over de pashoogte is 's winters voor verkeer afgesloten, deze periode duurt meestal van eind oktober tot begin mei. Hebben wij even mazzel dat het eind mei is. De San Bernardinopas ligt op de hoofdkam van de Alpen en op de Europese waterscheiding, hier tussen het stroomgebied van de Rijn in het noorden en dat van de Po in het zuiden. Ook goed om te weten. Over de klim beklommen van de zuidkant schrijft men dat het landschap op een enkele elektriciteitsmast na ongeschonden is. Nouja, ik zie ook wel wat huizen, hele dorpjes en nouja, een paar wegen. Het is maar wat je ongeschonden noemt. Het uitzicht richting het noorden wordt gedomineerd door de spitse Pizzo Uccello (2724 m) en het hoogste deel van het Valle Mesolcina is rijk aan watervallen. Tijdens de zesde etappe van De Ronde Van Zwitserland 2017 werd de San Bernardino beklommen. Nou, en tijdens de Giro van 2021 dus!
![29-scaled.jpg?fit=2560%2C1440]()
Er zijn meerdere wegen omhoog, zo hadden we bijvoorbeeld ook gewoon de snelweg kunnen pakken. Kun je door een kicken tunneltje rijden, maarja, dan zijn we de renners dus wel lang kwijt. Dus rijden we over de oudere weg, die wel lekker breed is. Dat gaat nog goed van pas komen in de afdaling. Op de top van de klim vinden we naast een meer ook een restaurant en een kapelletje. Bovendien kun je hier beginnen aan allerlei wandelroutes, ook niet onbelangrijk. De renners gaan nu alleen naar beneden, naar Hinterrhein. Ik ben erg benieuwd of renners al iets gaan proberen op de San Bernardino. Als dat niet het geval is kan het altijd nog in de afdaling, want dat wordt ook wel wat. In principe een korte afdaling, het gaat negen kilometer naar beneden. In een vrij kale en overzichtelijke omgeving gaat het in eerste instantie behoorlijk rechtdoor naar beneden, geen enkel probleem. Na een tijd komen we kort achter elkaar acht haarspeldbochten tegen. Steeds twee direct na elkaar en dan een stukje rechtdoor daarna. Niet de moeilijkste bochten, het is hier ook nog steeds behoorlijk open en dus overzichtelijk. Na deze bochten gaat het weer een tijdje goeddeels rechtdoor over de groene flanken van de San Bernardino, al komen we in dit deel wel nog twee lastige bochten tegen. Vervolgens gaat het rechtdoor tot aan de laatste fase van de afdaling, de leukste fase. Het eind van de San Bernardino gaat zorgen voor mooie plaatjes, kort achter elkaar moeten de renners namelijk via 15 haarspeldbochten naar beneden gaan rijden. Bijna geen stukken rechtdoor tussen deze bochten, dat wordt wel een interessante fase. Hoewel ik de afdaling niet per definitie moeilijk zou willen noemen. De weg is immers tamelijk breed en het asfalt behoorlijk goed, derhalve mag dit normaal gesproken weinig problemen opleveren. Maar toch, door al dat draaien en keren kan een dappere renner hier wel proberen het verschil te maken. Na deze eindeloze fase vol haarspeldbochten komen we beneden uit in Hinterrhein, wat zowel de naam is van een dorpje als van een rivier. Voor we het dorp bereiken pakken we nog wel een paar bochtjes mee, nadat we eerst over de rivier zijn gereden. De rivier noemen we ook wel de Achter-Rijn, het is een van de twee bronrivieren van ONZE Rijn. Het is een gletsjerrivier, die begint aan de voet van de Paradiesgletsjer in de Adula-Alpen bij de San Bernardinopas in het Zwitserse kanton Graubünden. De lengte bedraagt 57,3 km. Juist, goed om te weten. De Achter-Rijn komt bij Reichenau ten westen van Chur samen met de Voor-Rijn en vormt daar de Rijn. Aardrijkskunde, topshow. Na de passage in het dorp Hinterrhein volgen we de Achter-Rijn een paar kilometer tot in Splügen.
![10316.jpg]()
In Hinterrhein ligt ook het begin van de tunnel die de San Bernardinopas een stuk makkelijker had kunnen maken voor de renners, maar kijkend naar al het natuurschoon hier is het prettig dat de renners de volledige klim en de afdaling moeten bedwingen. De weg langs de Hinterrhein naar Splügen is iets meer dan tien kilometer lang en verloopt in licht dalende lijn. In dit stuk komen we 150 meter lager uit, heel spannend is dat niet. In principe wel gunstig voor aanvallers, beter dan een stuk vals plat omhoog. Het geinige van deze weg is dat ie gedeeltelijk direct langs de snelweg ligt, of nouja, misschien is dat ook wel helemaal niet zo geinig. Enfin, we rijden eerst nog voor Nufenen voor we Splügen bereiken. In Nufenen komen we een bocht of twee tegen, en weer wat Zwitserse steentjes. Buiten het dorp rijden we weer over het asfalt verder, langs de snelweg. Grotendeels rechtdoor naar Splügen, door een behoorlijk open omgeving. Tegenwind hier kan funest zijn, rugwind dan juist weer een godsgeschenk. Verder geen problemen tot Splügen, het plaatsje dat we na 126 kilometer, op 40 kilometer van de finish bereiken. Een plaats en gemeente aan de Achter-Rijn in het Zwitserse kanton Graubünden en de voornaamste plaats in het Rheinwald. Het dorp ligt op 1475 m hoogte aan de voet van de Splügenpas, een pas die al sinds de Romeinse tijd gebruikt werd als verbindingsroute voor goederen naar Italië. Op deze plaats ontstonden herbergen en hotels, waar men zich voor de zware tocht over de pas kon voorbereiden en de paarden kon laten uitrusten. De laatste tientallen jaren heeft het dorp zich tot een klein wintervakantieoord ontwikkeld voor mensen die in alle rust van de natuur willen genieten. De historische dorpskern is beschermd, en oogt daarom nog steeds zoals honderden jaren geleden, met zijn oude herbergen en patriciërshotels.
![Spl%C3%BCgen_DJI.jpg]()
Goed stukje propaganda wel weer van Wikipedia, al ziet Splügen er inderdaad niet slecht uit. De oude huisjes zijn wel leuk, zeer zeker. De steentjes in het centrum zijn voor de renners misschien wat minder leuk, maar ze slaan snel rechtsaf en bereiken dan weer een asfaltweg. Ze rijden over de Achter-Rijn en beginnen aan de andere kant van het water aan de Splügenpas, de oude Romeinse verbindingsroute. De Splügenpas, of Passo dello Spluga, is 8,9 kilometer lang en in deze kilometers gaat het gemiddeld aan 7,3% omhoog. Een klim van de eerste categorie, die na de bocht in Splügen bijna meteen begint. De renners zien een rechte weg die ineens omhoog gaat aan 6%. Zodra we de eerste bochten van deze pas bereiken gaat het wat steiler omhoog, na een halve kilometer aan 7,5% gaat het een volle kilometer aan 8% omhoog. Daarna volgt er zelfs een halve kilometer aan 9%, waarna een moment van relatieve rust gaat volgen. We rijden een tijdje door een bos, waar flink wat haarspeldbochten liggen. Een paar bochten later verlaten we het bos weer en gaat het wat meer rechtdoor verder richting de beslissende fase van de klim. Een kilometer aan 4%, dat gaat het verschil niet maken. De kilometer aan 6% die daarna volgt ook niet bepaald. Buiten het bos is het terrein weer behoorlijk open, waardoor eventueel aanwezige wind een rol kan spelen. Maar we maken ons nu vooral op voor het fotogenieke gedeelte van de Splügenpas, we gaan namelijk direct na elkaar tien haarspeldbochten tegenkomen. Richting de top wordt het steeds steiler bovendien. Het begint met anderhalve kilometer aan 8%, daarna gaat het na een kilometer aan 8,5% richting de top omhoog aan 9%. Na de eerste fase van 10 haarspeldbochten komen we er later nog een stuk of vijf tegen, je kunt hier plaatjes schieten joh. Vlak voor de top komen we ook nog een oude tunnel tegen, waar de renners niet doorheen hoeven te fietsen. Niet lang daarna bereiken ze de top van deze pas, na 135 kilometer koers. Vlak voor de pashoogte staat het Zwitserse douanekantoor, we bevinden ons hier namelijk op de grens tussen Zwitserland en Italië. Op de top verlaten we Zwitserland weer en zijn we opnieuw in Italië. Het tweede buitenlandse avontuur van deze Giro zit er dan weer op, het blijft toch merkwaardig dat men daarvoor heeft gekozen in deze bijzondere tijden. Wikipedia heeft nog wat nutteloze informatie over deze klim: De Splügenpas vormt de grens tussen de Oostelijke en de Westelijke Alpen. Ten oosten van de pas liggen de Raetische Alpen (deel van de Oostelijke Alpen); ten westen ervan liggen de Lepontische Alpen die doorgaans tot de Westelijke Alpen gerekend worden.
![5vVFN7rGnNYQCYuBWHRD_220421-025547.jpg?v=20210422165547]()
![Spl%C3%BCgenpass_Nordseite.jpg]()
Goed, op de top bereiken we dus Italië en beginnen we aan de afdaling richting de allerlaatste klim van de Giro van 2021. Het wordt een lastige afdaling, dat kan ik wel alvast vertellen. De Passo dello Spluga is van de Italiaanse kant nog wat lastiger, eigenlijk. Zo beginnen we de afdaling met een bijzonder steil stuk van drie kilometer. Een stuk of zeven haarspeldbochten onderweg, die er vrij willekeurig neergepleurd lijken te zijn. Het gaat in deze bochten heel steil naar beneden, terwijl de weg aan Italiaanse kant toch iets smaller lijkt te zijn. Na het heftige begin in Italië, waar de omgeving sowieso ook een stuk ruwer is, komen we uit in Montespluga. Voor de echte kenners een bekende naam, vorig jaar kwam hier een rit aan in de Baby Giro. Tom Pidcock won uiteraard, want die won toen praktisch iedere rit. In Montespluga pakken we ook wat bochten mee, daarna volgt een moment van verpozing. De renners fietsen langs het Lago di Montespluga, een stuwmeer dat in mei nog wel eens bevroren wil zijn. Er kan ook zomaar sneeuw liggen, maar de weg langs het meer is in ieder geval een tijdje vrij vlak en vrij recht. Voorbij het meer komen we twee haarspeldbochten tegen, maar die zijn niet zo lastig. Het loopt ook nog niet steil naar beneden, dat komt zo wel weer. Ergens in deze omgeving ligt ook nog een deel van die oude Romeinse weg, lachen joh. Die oude weg is natuurlijk niet best, maar de nieuwe weg is ook wel aan een verse laag asfalt toe. De scheuren zijn vrij groot, maar voorbij het gehucht Stuetta, waar wat vervallen gebouwen staan, gaat het wel nog een tijdje rechtdoor. Het is pas in de buurt van Cascine di Teggiate dat de afdaling weer technisch gaat worden. Een scherpe bocht naar rechts en dan rijden we door de eerste galleria, er gaan er nog een aantal volgen. Buiten deze galleria komen we weer een aantal haarspeldbochten tegen, waar het steil naar beneden gaat. Ongenuanceerde haarspeldbochten, het gaat met grof geweld omlaag. Haakse bochten, het is maar goed dat Evenepoel ondertussen niet meer aanwezig is. Een technische afdaling, zonder enige twijfel. Een paar haarspeldbochten later rijden we weer door een paar galleria's, met tussendoor nog een tweetal lompe haarspeldbochten. Even later komen we uit in de buurt van Pianazzo. De slimme renner rijdt nu rechtdoor een tunnel in en komt dan uit in Matesino, waar we op iets meer dan twee kilometer van het eind nog een tussensprint gaan krijgen. De brave renner slaat rechtsaf en daalt verder af, een schuine bocht naar rechts later komen we nog eens twee haarspeldbochten tegen die ook weer vrij stevig zijn. Vervolgens rijden we naar Isola, gelegen aan het Lago di Isola. Voor we dit meer bereiken pakken we nog wat gewone bochten, een aantal galerijen en twee makkelijkere haarspeldbochten mee. Daarna rijden we door Isola, om vervolgens een tijd het meer te volgen. Een draak van een weg hier, het asfalt kan bijna niet slechter zijn. Eenmaal in Isola hebben we 150 kilometer afgewerkt, nog 14 kilometer tot de finish.
![Spluegen020.jpg]()
Langs het meer van Isola loopt de weg zelfs een tijdje omhoog, amai. Duurt niet heel lang, even later gaat het weer vrolijk naar beneden. Weer een tweetal haarspeldbochten omlaag, voorzien van een dramatisch wegdek. Dit zijn wel meteen de laatste moeilijkheden, hierna gaat het behoorlijk rechtdoor richting Campodolcino, dwars door een bos. Nog wat galerijen en een tunneltje tussendoor, maar het echte dalen is gedaan. Eenmaal in Campodolcino, op tien kilometer van het eind, volgt er een apart rondje. Een stuk of vier bochten in dit dorp, terwijl we bij het binnenrijden ook meteen linksaf hadden kunnen slaan. In plaats daarvan gaat het naar rechts en rijden de renners over een slechte weg door dit niet al te bruisende dorpje. Het is hier vlak, totdat de weg na een paar bochten kort omhoog gaat. Vervolgens slaan we linksaf en duiken we in licht dalende lijn door het centrum heen, waar een paar flauwe bochten liggen. Aan de rand van Campodolcino beginnen we vervolgens voor de tweede keer aan de Passo della Spluga, maar nu van een andere kant. Alleen gaan we niet helemaal naar boven en verlaten we in de buurt van Pianazzo de weg naar de Splügenpas voor een aankomst op Alpe Motta via Madesimo. Maar, het eerste deel van de slotklim is dus eigenlijk wel gewoon de Splügenpas. Boeit verder niet, we doen net of we gek zijn. Buiten Campodolcino komen we de eerste galerij tegen, er gaan er nog een hoop volgen in de laatste kilometers. We rijden ook het bos in, waar de weg nog een tijdje vrij vlak is. Tot de slotklim naar Alpe Motta plotsklaps behoorlijk steil begint, de laatste 7,3 kilometer van de rit gaat het aan 7,6% omhoog. De klim van de eerste categorie is alleen wel een stuk lastiger dan dat omdat we tussendoor een zo goed als vlakke kilometer gaan meemaken in Madesimo.
![OcnShyF51zYs6yJ9Pewe_220421-025552.jpg?v=20210422165552]()
![mMBgPIzaSdytfwRCEBpK_220421-025559.jpg?v=20210422165559]()
De laatste klim van de Giro, en wat voor een. Zodra de klim begint gaat het meteen een halve kilometer omhoog aan 10%, terwijl de weg hier nog redelijk rechtdoor loopt. Na een halve kilometer aan 9% komen we in de mooiste fase van de klim terecht. Kort achter elkaar een stuk of tien haarspeldbochten tegen, waar het behoorlijk steil gaat zijn. Maar het zijn vooral de tunneltjes en de galerijen waardoor deze klim de show steelt. Op een gegeven moment is het net of de renners door een parkeergarage rijden, tussen de betonnen constructies door blijft het maar steil omhoog draaien, het gaat een kilometer aan 8,5% omhoog. Ook omhoog zijn de haarspeldbochten vrij gek aangelegd, ik zou de renners adviseren om zoveel mogelijk de buitenbocht te pakken. Richting het eind van deze zone vol haarspeldbochten en tunneltjes gaat het omhoog aan 8%, even later komen we uit in Pianazzo. Als we hier rechtdoor rijden fietsen we helemaal omhoog naar de Splügenpas, maar daarvoor passen we haha. We slaan rechtsaf en klimmen verder naar Madesimo. Het is in Pianazzo even een paar meter wat vlakker, maar daar komt verandering in als we rechtsaf slaan. De renners bereiken een smallere weg die direct aan 9,5% omhoog zal lopen. Deze weg verlaat twee haarspeldbochten later het dorp, waarna de weg nog wat smaller wordt. Het is een weg waar auto's normaal niet mogen komen, de weg is uitsluitend voor fietsers en voetgangers bedoeld. De weg leidt langs de Cascate del Catino, een watervalletje. Deze smalle en bochtige weg loopt nog een halve kilometer omhoog aan 9%, alvorens het afzwakt naar 7%. Even later komt de smalle weg samen met de doorgaande weg naar Madesimo, bijna meteen wordt het ook vlak. Eén kilometer aan 1%, het is een merkwaardige slotklim die ze hebben uitgezocht. Extra merkwaardig is dat in Madesimo de tweede tussensprint van de dag gaat volgen, op 2,3 kilometer van de finish. Moet dat een aanmoediging zijn voor de klassementsrenners om vroeger aan te vallen? Hoe dan ook volgt er een vrij onnodige bochtige doortocht in Madesimo, waar we ook nog even over de steentjes moeten rijden in het centrum. Dit was niet nodig, en als we het hadden geschrapt had het gemiddelde van de klim een stuk hoger geleden. Het gaat eerst vier kilometer aan 8,7% omhoog en daarna nog een keer twee kilometer aan 8,6%, het is deze overbodige kilometer in Madesimo die het gemiddelde laat zakken naar 7,6%. Enfin, na de tussensprint slaan de renners linksaf, waarna het bochtige en steile slotstuk volgt. Zoals gezegd, twee kilometer aan 8,6%. Nog eens zes haarspeldbochten en toch ook weer een galerij, over een in 2019 niet al te beste weg rijden we door het bos omhoog. Na een halve kilometer aan 9,5% gaat het zelfs een volle kilometer aan 10% omhoog. Een steilste strook aan 13%, dat mag er zijn. Als de rit nog niet was beslist zal het hier moeten gebeuren, een lekker steil stukkie om het klimwerk van de Giro mee af te sluiten. Richting de finish loopt de weg wat meer rechtdoor, na een halve kilometer aan 8% wordt het zo goed als vlak in de laatste meters van de rit.
![X4OZlypcQFLlpFMMi8Xo_220421-025541.jpg?v=20210422165541]()
![tornanti-briz.jpg]()
Na 164 kilometer is de laatste bergrit van deze Giro afgelopen. De laatste gelegenheid voor de klimmers om het verschil te maken. Ik hoop dat ze er vroeg aan beginnen, hoewel deze slotklim niet te versmaden is. Eindigen doen we voor het eerst op Alpe Motta, in Motta di Sotto. Volgens skiresort.nl maakt men in Motta di Sotto vooral gebruik van het skigebied Valchiavenna-Madesimo/Campodolcino. Het skigebied ligt 0,2 km verwijderd van het dorpscentrum. Motta di Sotto ligt in de Valchiavenna (Italië, Lombardije, Valtellina (Veltlin)). Skiërs en snowboarders kunnen zich verheugen in de Valtellina (Veltlin) op 10 skigebieden. Wat dat betreft is het een beetje een lullige finishlocatie, in Motta zelf valt niet veel te doen. Een paar hotelletjes en wat verdwaalde huisjes, niet meer. Wel een skilift, op zich niet onhandig. De dorpjes in de omgeving zijn groter en bekender, zoals Madesimo waar we in de finale passeren. Het skigebied Valchiavenna-Madesimo/Campodolcino kent 37 kilometer piste en 12 liften, alhoewel wintersport.nl van mening is dat ze hier liefst 60 kilometer aan piste hebben. Het roadbook vraagt vooral aandacht voor Campodolcino, waar we aan de voet van de slotklim doorheen gaan fietsen. Hier is onder meer een museum over de geschiedenis van de Via Spluga, die oude Romeinse weg. Ik heb verder niet het idee dat er veel te vertellen valt over onze finishlocatie, dus dan doen we dat ook maar niet. Speciaal voor Karsten sluiten we wel af met een foto van een aantal lieve dieren in Motta di Sotto. Al lijkt de foto zo oud te zijn dat al die beesten hartstikke dood zijn ondertussen.
![23086214.jpg]()
Hoewel, nee, ik heb nog iets gevonden voor Alpe Motta. Op de top van de berg staat een standbeeld, jawel! Nostra Signora d’Europa, onze dame van Europa. Een gouden standbeel van een vrouw, met even verderop de vlaggen van alle Europese landen. Wat koddig joh. Beetje potsierlijk ook wel, om heel eerlijk te zijn. Maar goed, dit allemaal terzijde. In startplaats Verbania zou het vandaag 25 graden moeten worden. Wel wat kans op regen, jeetje. We zouden deze Giro in stijl kunnen afsluiten, dus. Weinig wind, dat scheelt dan weer. Een beetje vanuit het zuiden, dan staat het schuin in de rug in het begin van de rit. En we rijden langs een meer. Spannend. Denk het niet, maar een beetje extra vaart is wel fijn want dan bereiken we de bergen sneller. Boven op de Passo San Bernardino zou het slechts 14 graden worden, met een kleine kans op regen. Echt 10% ofzo, dus normaal gesproken blijft het droog. Wel een flinke tegenwind op deze Passo San Bernardino, dat is bijzonder jammer. Daar gaat de aanvalslust, dju toch. Het is een vrij open klim, dus tegenwind speelt hier echt een rol. Het enige voordeel is dat we dan op de Splügenpas rugwind hebben, dan moeten de aanvallen daar maar gebeuren. Het grootste deel van de afdaling zal de wind ook in de rug staan, maar het eerste deel van de slotklim is er dan weer tegenwind. Na de passage in Madesimo, waar het 15 graden wordt, volgt er in de laatste kilometers rugwind. Al rijden we dan vooral door het bos, dus op die slotklim zal het minder invloed hebben. Rugwind op de Splügenpas en tegenwind op de Passo San Bernardino, dat lijken me de belangrijkste feiten. Kleine kans op regen gedurende de dag, maar normaal gesproken zou het droog moeten blijven. De laatste bergrit begint om 12:20, het is immers maar een korte rit. Na een neutralisatie van 10 minuten beginnen we om 12:30 aan de eindeloze tocht langs het Lago Maggiore. Eurosport is er uiteraard meteen weer bij, zou gek zijn als het nu niet zo was. De aankomst verwachten we tussen 16:55 en 17:31.
![Visit%2BLa%2BNostra%2BSignora%2BDell%2527Europa%2Bon%2BMt.%2BMotta%2Bin%2BMadesimo%2BValchiavenna%2BItaly.jpg]()
De laatste bergrit, dus hopen we op spektakel. De organisatie heeft alleen wel een poging gedaan om al het mogelijke spektakel te beperken. Sowieso zit je al met de lengte van de laatste twee bergritten. Allebei zo rond de 160/170 kilometer, behoorlijk kort. De vorige rit was ook nog eens enorm makkelijk, op de slotklim na. Eigenlijk een verloren rit. Het liefst had je de vorige rit wat zwaarder gemaakt. Langer, paar serieuze beklimmingen onderweg. En dan afsluiten met een explosievere rit. Meteen de bergen in, geen vlak geneuzel. Maarja, die logica ontbreekt vaak bij de organisatie. Zal ongetwijfeld ook met geld te maken hebben, maar het blijft matig. Deze rit begint met een valse start. Dat lange vlakke stuk, jongens, waarom toch. De drie beklimmingen daarna vind ik verder wel prima, daar niet van. Maar goed, tegenwind op de San Bernardino dus. Daar gaat het niet gebeuren, alle ballen op de Splügenpas. Maar tegen die tijd is het waarschijnlijk al te laat. Lastig, lastig. Ik hoop ondanks al deze bezwaren dat de renners toch gaan proberen er iets moois van te maken. Een zo hoog mogelijk tempo op de Passo San Bernardino en daarna een aanval in de afdaling of op de Splügenpas. Bruggenhoofden onderweg zou het feest natuurlijk compleet maken. In de praktijk zal het wel gaan tegenvallen, maar hoop doet leven. De vorige rit was eigenlijk al een meevaller, in de zin dat de rit niet naar de vluchters ging. Ik hoop dat deze ook niet naar de vluchters gaat, dat zou betekenen dat we een matige rit hebben gezien. In principe wordt het door die vlakke aanloop wel weer moeilijk om goede klimmers vooraan te krijgen en de drie beklimmingen zijn zo lastig dat je ook wel een flinke voorsprong nodig hebt om het vol te houden. Het zal van ploegen als Quick Step en BikeExchange af gaan hangen, om maar even een open deur in te trappen. We gaan het meemaken, ik noem gewoon vijf klassementsrenners want dat is niet strafbaar.
1. Almeida. Na 100 tweede plaatsen dan eindelijk de overwinning, de Nizzolo onder de klimmers. Hoewel hij eerder bekken trekt als Fabio Aru, het is niet echt een genot om naar te kijken. Maar hij gaat toch maar mooi steeds weer in de aanval. Als hij niet had moeten wachten op Evenepoel was het echt een mooie Giro voor hem geworden, inschattingsfout van het jaar. Al zal het vast ook meespelen dat hij gaat vertrekken, maar toch. Ik gun hem ondertussen zelfs een ritzege, heel bijzonder. Kan er ook mee te maken hebben dat we niets meer van hem gaan vernemen bij een andere ploeg. Het was leuk je gekend te hebben, Joao.
2. Yates. Prachtige aanval gisteren, het is maar de vraag of hij dat kunststukje nog eens kan herhalen. In principe zou je denken van wel, omdat hij duidelijk gepiekt heeft richting deze laatste week. Het zal vermoedelijk niet genoeg zijn om in de buurt van Bernal te komen, maar ik zou het in ieder geval schitterend vinden als hij het gaat proberen. De derde week is wel alvast leuker geworden dan vooraf gedacht, mede dankzij BikeExchange. Je zou ze bijna hun verschrikkelijke naam vergeven.
3. Bernal. We weten allemaal wel wat Ineos gaat doen. Hetzelfde als gisteren. Geen paniek, niet kijken naar de aanvallen. Gewoon doen wat het computertje zegt. Wattage trappen, niets meer en niets minder. Nou, dat zal wel voldoende zijn om de schade te beperken. Bernal is niet meer zo goed als vorige week, hij is duidelijk minder aan het worden. Maar zijn voorsprong is zo groot dat het hem ongetwijfeld gaat lukken om stand te houden. Bovendien is ie ook niet ineens slecht ofzo, gisteren ook gewoon derde. Minder, niet slecht. Misschien wat last van de rug, maar niet zo erg als in het verleden. Zijn ploeg is sterk genoeg, als ze de rust weten te bewaren gaan ze deze rit overleven.
4. Caruso. Ik werk nu gewoon de top vijf van gisteren af, maar dan met Almeida en Yates in omgekeerde volgorde. Caruso gaat z'n podium binnenslepen, je zou willen zeggen dat het de verrassing van de eeuw is maar dan vergeet je dat we vorig jaar naar Geoghegan Hart en Hindley hebben zitten te koekeloeren.
5. Vlasov. Toch een wat bleke Giro voor de Rus, hadden we meer van verwacht. Astana als geheel valt sowieso tegen, wat volgens voormalig ploegleider Dmitri Sedoun allemaal ligt aan Yana Seel. Die Belgen deugen niet, blijkt maar weer. Ze proberen Vinokourov buiten te smijten, moet je nooit doen natuurlijk. Vino4ever, met Canadese sponsoren kom je er niet.