Roestvast staal heeft dus een huid maar die is wel meer dan honderdduizend keer dunner dan de huid van bijvoorbeeld een appelschil. De dikte wordt geschat op 10 tot 15 nanometer. Toch geldt ook hier ‘dicht is dicht’ en daardoor kunnen er normaal gesproken geen metaalionen uittreden en geen vreemde stoffen binnendringen. Wordt deze huid te zwaar chemisch belast dan bezwijkt deze en is corrosie het gevolg. De huid raakt als het ware ‘doorboort’ en de chemische stoffen zullen het metaal activeren waardoor het corrodeert. Toch is het grote verschil met de appelschil dat roestvast staal het vermogen heeft om zijn oxidehuid zelf te repareren. Dit is vooral van toepassing als de huid mechanisch wordt beschadigd en de chroomoxidehuid plaatselijk verdwijnt. Dankzij de zuurstof uit de lucht zal het materiaal zich op die plaats passiveren door een nieuwe chroomoxidehuid te vormen. Dit noemt men het ‘self healing effect ‘. Dit mechanisme kan echter lelijk verstoord worden, indien er teveel chloriden aanwezig zijn. Dan zullen de chloriden, die tot de halogenen behoren, metaalzouten vormen en dat zijn ook corrosieproducten. Dat is de reden dat men bijvoorbeeld na het sproeibeitsen altijd demiwater moet gebruiken omdat leidingwater teveel chloriden bevatten om een goede passivering te bewerkstelligen. Doet men dat niet, dan zal de nieuwe oxidehuid vlekkerig en ongelijk van dikte zijn. Een dergelijke oxidehuid kan uiteraard niet optimaal functioneren.