Etappe 9: Talavera de la Reina - La Covatilla, 200,8 kmHet was best warm in Spanje. 42 graden zelfs, op een gegeven moment. Het zorgde ervoor dat een rit die toch al niet spectaculair leek op papier ook in de praktijk verdomd saai werd. In het begin van de rit reden drie jongens weg en deze gasten kregen een voorsprong van tien minuten. Daarna gingen alle sprintersploegen op kop rijden om het gat dicht te rijden, wat ruim op tijd lukte. Daarna werd het een sprint richting de rotonde in de laatste kilometer. De mannen van Jumbo namen het voortouw, men had vertrouwen in Van Poppel. Ze kwamen als eerste uit de rotonde, maar hadden net niet genoeg manschappen over om Van Poppel helemaal ideaal te brengen. Hij ging uiteindelijk in het wiel wat van andere jongens zitten en er bleken een paar sterker te zijn. De verwachte namen, toch wel. Sagan ging aan en leek even op weg naar de overwinning, maar Valverde kwam sterk opzetten. Hij viel niet stil en pakte zo zijn tweede ritoverwinning van deze Vuelta. 38 jaar oud, maar nog steeds een van de meest explosieve renners van het peloton. Sagan moest genoegen nemen met een tweede plaats, Van Poppel werd derde. Nizzolo werd vijfde, ook geen slechte prestatie op zo'n aankomst. De andere pure sprinters waren niet vooraan te zien, de finale was weer eens lastiger dan gedacht. Daar zal tijdens de volgende rit geen sprake van zijn. We gaan de bergen in en eindigen op La Covatilla. Er kan geen misverstand over bestaan dat dit een serieuze klim is. Voor de eerste rustdag zijn de klassementsrenners aan zet.
Net als in 2011 rijden de renners van Almadén naar Talavera de la Reina. Toen deden ze dat op de fiets, nu mogen ze de afstand van 187 kilometer overbruggen in de bus of de auto. Het grappige is dat de rit in 2011 ook exact 187 kilometer lang was, waarschijnlijk hebben ze toentertijd dus Google Maps de route laten bepalen. Het was uiteindelijk Marcel Kittel die de massasprint in Talavera won, na een finale die ontsierd werd door een valpartij. In zijn eerste grote ronde wist hij toch maar mooi Sagan en Freire te verslaan, niet slecht. Sindsdien won hij nog veel meer, maar de laatste tijd is het armoe troef. Kittel is een geknakte braadworst. Daags na de aankomst in Talavera in 2011 vertrokken de renners ook nog eens uit deze stad, richting San Lorenzo de El Escorial. Daar won Joaquim Rodriguez dan weer. In een verder verleden kwam Talavera de la Reina meermaals voor in de Vuelta. In 2009 bijvoorbeeld, toen werd een massasprint in de straten van deze stad gewonnen door de huidige Franse kampioen Anthony Roux. Een dag later zou er een rit vertrekken vanuit Talavera richting Avila, waar Phil Deignan of all places won. Die twee ritten in 2009 waren bijna een exacte kopie van twee ritten uit 2007. Ook in 2007 ging het van Ciudad Real naar Talevera de la Reina en een dag later van Talavera naar Avila. Bennati won de sprint in Talavera en Luis Perez de rit naar Avila. Ook in het verleden was men dus niet altijd even creatief. Talavera is overigens een stad en gemeente met 90.000 inwoners in de provincie Toledo, regio Castilla-La Mancha. Het is de stad waar David Arroyo geboren werd, de man die ooit bijna de Giro won en de afgelopen vijf jaar de Vuelta reed namens Caja Rural. Daar namen ze wegens tegenvallende prestaties afscheid van hem en tegenwoordig is hij in dienst van het Portugese Efapel. Daar liet hij ook bijzonder weinig zien, waardoor hij niet eens deel mocht nemen aan de Volta a Portugal. De ene 38-jarige is de andere niet, blijkt maar weer. Talavera de la Reina is vooral bekend vanwege keramiek. De stad wordt zelfs La Ciudad de la Cerámica genoemd. De pottenbakkers van Talavera hebben zo hun eigen stijl. Deze stijl draagt tot in Mexico de naam Talavera. Als je deze specifieke stijl wil ontdekken zou je de lokale basiliek kunnen bezoeken, Basílica de Nuestra Señora del Prado. Wordt ook wel de Sixtijnse kapel van het keramiek genoemd. Er hangen hier allemaal beschilderde tegeltjes aan de muur, best mooi. De stad heeft overigens wel meer te bieden dan dat. De plaats wordt al lang bewoond en zo'n beetje iedere groep die ooit in Spanje heeft gewoond is ook hier geweest. Van de Kelten tot de Moren, niemand sloeg de plaats over. Het ligt tussen twee rivieren in, waardoor de grond hier in tegenstelling tot andere plaatsen in de omgeving vrij vruchtbaar is. De restanten van een oude kasteelmuur en een een poort doen herinneren aan de tijd van de Arabische overheersers. Verspreid door de stad zijn er nog wat meer archeologische vindplaatsen. Uit een wat minder ver verleden heeft de stad een behoorlijk aantal kerken in de aanbieding. De bekendste is dus de basiliek, maar ook de rest mag er zijn. Als je na een bezoek aan de basiliek nog niet genoeg lokale handenarbeid hebt gezien kan je ook nog altijd naar het Museo de Cerámica. Starten doen de renners aan de rand van het Parque de la Alameda, achter de befaamde basiliek.
Vanuit Talavera de la Reina fietsen we naar het noorden. Tijdens de neutralisatie loopt de weg omhoog, maar als de rit eenmaal is begonnen is het een aantal kilometer zo goed als vlak. Evne verderop gaat het zelfs een aantal kilometer naar beneden, over een brede en niet al te bochtige weg. Als er heel veel renners in de vlucht van de dag willen beginnen is dit in ieder geval een nadelige aanvangsfase voor de lichtgewichten. Na de afdaling is het weer even vlak, waarna er richting Montesclaros twee korte klimmetjes volgen. Het eerste klimmetje is een kleine twee kilometer lang en een procentje of vier gemiddeld. Een dalende strook volgt, waarna het richting het kleine dorpje Montesclaros drie kilometer vals plat omhoog gaat aan 3%. Nadat de renners de bochtige passage in het dorp hebben overleefd zal het drie kilometer lang overwegend vlak zijn, waarna er drie kilometer gedaald wordt richting Hontanares. Dit dorpje passeren we na 21 kilometer en daarna is het weer een aantal kilometer vlak. Na nog een tijd over dezelfde weg te rijden slaan de coureurs na 24 kilometer rechtsaf, waarna ze op een nog bredere weg terechtkomen. Dit is de weg die ons richting de eerste echte klim van de dag brengt, maar het zal nog even duren eer die klim begint. De brede weg loopt eerst een kort stukje naar beneden, maar weldra zal het vlak worden. Het gaat tien kilometer zo goed als rechtdoor over een brede en rechte weg ergens in Castilië en Leon, want daar zijn we ondertussen. In de verte zien we al wat bergen liggen, maar voorlopig valt er langs de kant van de weg nog weinig waar te nemen. In Ramacastañas, na 28 kilometer, komen de renners een rotonde tegen. Daarna wordt de weg wel iets bochtiger en loopt het even een kilometertje omhoog, maar dat is slechts een kleine onderbreking van de rechtheid en vlakheid die ons richting de voet van de klim gaat brengen. Na 37 kilometer, net buiten Mombeltrán, begint de eerste klim. In Mombeltrán staat een kasteel.
Als de renner sdoor Mombeltrán fietsen hebben ze al twee kilometer geklommen aan 5,5% gemiddeld. In het dorp zelf is het wat vlakker, kilometertje aan 3%. We zijn bezig met de Puerto del Pico en dat is een klim van in totaal 15 kilometer met een gemiddelde stijgingsgraad van 5,7%. Een redelijk serieuze klim, door een gebied met enige historische overblijfselen. Op de top van de klim ligt er bijvoorbeeld een calzada Romana, een oude weg aangelegd door de Romeinen. Een populaire toeristische attractie. Best bijzonder dat zo'n oude weg bewaard is gebleven, behoorlijk intrigerend. Die Romeinen waren dan wel gekke jongens, ze konden toch best wel wat. Het was vroeger de enige weg die over deze berg liep en werd vooral gebruikt door de Romeinse legers. Tegenwoordig heeft het naast een toeristische bestemming ook nog z'n functie voor wat lokale boeren die hier hun vee over laten lopen. De renners mogen gelukkig op het asfalt blijven. Na Mombeltrán gaat het weer twee kilometer omhoog aan 5,5%, waarna er weer een makkelijke kilometer aan 3% volgt. We zijn nu in de buurt van het volgende dorpje, Cuevas del Valle. Hier gaat het twee kilometer omhoog aan meer dan 6%, met enkele stroken die wat steiler zijn. We komen hier ook een aantal haarspeldbochten tegen, best even schrikken na al die rechte wegen. Halverwege de klim volgt de steilste kilometer, het gaat een tijdje aan 8,4% omhoog. Daarna volgt een kilometer aan 5%, waarna het vier kilometer omhoog gaat aan 6%. In de laatste kilometer voor de top gaat het zelfs nog aan 7% omhoog, waarna het in de allerlaatste meters van de klim steeds vlakker wordt. Na 52 kilometer komen de coureurs boven op de Puerto del Pico, een beklimming van eerste categorie. Het is een klim waar je best wat verschil zou kunnen maken, maar aangezien het nog 150 kilometer fietsen is tot de finish zal hier waarschijnlijk weinig gebeuren.
Eenmaal boven volgt er niet direct een spannende afdaling. Het gaat goed en wel twee kilometer naar beneden, nog steeds over een brede weg met niet heel veel bochten. Daarna is het een aantal kilometer zo goed als vlak, tot de renners na 58 kilometer linksaf slaan. Hier begint de volgende dag van de klim, de Alto de Gredos. Een klim van 10 kilometer aan 3,7%, waarbij het gemiddelde een beetje laag uitvalt omdat de klim twee vlakke kilometers kent. Het begint met twee kilometer aan ongeveer 5%, waarna het in de buurt van San Martín del Pimpollar twee kilometer zo goed als vlak is. Vervolgens gaat het nog eens zes kilometer aan 5% omhoog, naar de top van de Gredos. Het is een klim met vooral veel rechte wegen. Brede wegen ook, door een redelijk niemandsland. De renners komen na San Martín nog wel een dorpje tegen in de vorm van Navarredonda de Gredos, maar verder is het hier behoorlijk kaal en leeg. De top bereiken de renners na 68 kilometer en vervolgens gaat het weer niet echt naar beneden. Het is zeven kilometer fietsen tot Hoyos del Espino en in dit stuk komen de renners nog niet eens 200 meter lager uit. Vanzelfsprekend is het dus geen lastige afdaling. Alleen bij het binnenrijden van Hoyos del Espino gaat het even wat steiler naar beneden, maar het wordt al snel weer vlak. Buiten Hoyos del Espino begint de weg zelfs weer omhoog te lopen. Een korte klim van vier kilometer aan amper 3%. Veel is het niet, maar we eren ook het kleine. Eenmaal boven gaat het vier kilometer licht naar beneden over een kaarsrechte weg richting Navacepeda de Tormes. Hier passeren we na 83 kilometer en hier ligt ook de voet van de volgende klim. Tevens hebben ze in de omgeving van Navacepeda nog een kicken bruggetje in een gebied dat ze Pozo de las Paredes noemen.
De klim die buiten het bochtige Navacepeda begint heet Puerto de Peña Negra, de berg van de zwarte rots. Een klim 13 kilometer lang aan 4,5% gemiddeld. Aan het eind van de afdaling slaan de renners schuin rechtsaf naar een smallere weg. Die weg loopt meteen omhoog. Niet heel steil, de Peña Negra begint met vier kilometer aan 4%. Stelt dus in principe weinig voor, maar het is wel lekker bochtig en smal. De klim gaat verder met een kilometer aan 5%, gevolgd door twee kilometer aan 6%. Daarna krijgen de renners weer te maken met twee kilometer aan 4%. In de laatste vier kilometer richting de top gaat het omhoog aan 5%, 6%, weer 5% en vervolgens 3% in de laatste kilometer. Geen klim om heel erg nerveus van te worden, uiteindelijk zal alles tijdens deze rit wel weer neerkomen op de slotklim. Desalniettemin is het wel een mooi klimmetje. Leuke omgeving, je kan zo nu en dan best wat mooie dingen zien. Wel vrij desolaat verder, halverwege de klim komen de renners een spookdorpje tegen en verder woont hier überhaupt geen hond. Na 98 kilometer, bijna op de helft van de rit, komen de renners boven. De afdaling van de Peña Negra is langer dan de klim, het zal 15 kilometer naar beneden gaan richting Piedrahita. De afdaling is bochtig, de weg is smal en het wegdek is behoorlijk slecht. Derhalve classificeer ik deze afdaling als pittig. Het gaat af en toe redelijk steil naar beneden, maar er zijn ook een aantal vlakkere stukken. Paar gemene bochten die behoorlijk onoverzichtelijk zijn. Een goede daler zou hier prima weg kunnen rijden. Enige nadeel is dan weer dat je nog een kilometer of 70 moet fietsen voor je in de buurt komt van de slotklim. Daarom beter maar een beetje rustig aandoen tijdens deze afdaling. Vanaf de top van de klim kan je trouwens naar beneden paragliden, dit even tussendoor. Het Spaanse kampioenschap paragliding werd hier in 2014 georganiseerd. Gaaf.
Aan het eind van de afdaling rijden de renners door Piedrahita, een klein dorpje met amper 2000 inwoners. Toch had dit dorpje in het verleden een bekende inwoner, namelijk Fernando Alvarez de Toledo. Bij ons beter bekend als Alva, die enorme hork die in de 16e eeuw landvoogd van Nederland werd en heel wat mensen de dood in heeft gejaagd. In Piedrahita komen we ook het Palacio de los duques de Alba tegen, een groot paleis waar vele generaties Alva's hebben gewoond. Tegenwoordig schijnt het een school te zijn, maar dit verder terzijde. Na wat bochtenwerk in dit verderfelijke plaatsje gaan we weer verder fietsen over rechte en brede wegen. Het zal een kilometer of acht vlak zijn, voor we beginnen aan de volgende klauterpartij. Vijf kilometer lang zal de weg omhoog lopen. Drie kilometer vals plat, daarna twee kilometer aan 5%. Na dit klimmetje gaat het in licht dalende lijn verder richting Gallegos de Solmirón. Af en toe komen de renners zo'n klein dorpje tegen, verder is ook dit weer een gebied waar je eigenlijk alleen maar moet komen als je op zoek bent naar een beetje rust. Voorbij Gallegos de Solmirón gaat het nog maar eens een kilometer of vier voorzichtig naar beneden over een brede en overwegend rechte weg, richting Bercimuelle. Dit dorpje laten we links likken en daarna gaat het weer vooral rechtdoor. Het parcours wordt iets glooiender. In een stuk van negen kilometer naar Cespedosa de Tormes gaat het een aantal keer op en af. Tot tweemaal toe een kilometer aan 4%, dat is het zwaarste. Voorts gaat het een paar keer kort naar beneden. Voor Cespedosa wordt bereikt gaat het bijvoorbeeld een kilometer vrij steil naar beneden. Dat is de spanning en sensatie waar we het voorlopig van moeten hebben. Na een leuk begin worden we ondertussen in slaap gesust. Na 140 kilometer bereiken de renners het kleine dorpje Cespedosa de Tormes. In dit dorpje woont iemand die het logo van Athletic Bilbao op z'n huis heeft geschilderd, dat moet wel een enorme held zijn. Buiten het dorp gaat het nog een aantal kilometer verder naar beneden, maar dan wel op zo'n manier dat het bijna vlak lijkt. Na een tijdje komen de renners uit bij het stuwmeer van Santa Teresa. Ze rijden over een mooie brug en daarna gaat het omhoog richting de tussensprint van de dag. Die tussenspint komt na 149 kilometer in Guijuelo en in de laatste drie kilometer voor de tussensprint loopt het aan 3% gemiddeld omhoog. In Guijuelo produceren ze ham, maar verder is er niets te beleven. In Cespedosa hebben ze dan tenminste nog een oud torentje in de aanbieding.
Na de tussensprint is het nog 50 kilometer tot de finish. In Guijuelo slaan de renners linksaf en gaan ze naar het zuiden rijden. Een kilometer of zes rijden ze over een rechte en brede weg, die een aantal kilometer licht naar beneden loopt en daarna vlak wordt. Aan het eind van dit rechte stuk slaan de renners bij een rotonde rechtsaf, waarna het een aantal kilometer in licht dalende lijn verder gaat richting Fuentes de Béjar. Vervolgens is weer een kilometer of vier vlak, tot in de buurt van Ledrada. Hier loopt de weg weer eens ouderwets een kilometer aan 5% omhoog. We zijn weer aanbeland bij een wat glooiender deel van het parcours en het gaat nu een aantal keer op en af. Na Ledrada gaat het kort naar beneden, waarna het een tweetal kilometer vlak is. Dit vlakke stuk wordt opgevolgd door een klim van anderhalve kilometer aan 5% in de buurt van Sanchotello. Een nieuwe afdaling volgt na deze klim. Het gaat ook weer anderhalve kilometer naar beneden, nog steeds over zo goed als rechte wegen. Eenmaal beneden is het niet lang vlak, er volgt al snel weer een nieuw klimmetje richting Navalmoral de Béjar. Van de klimmetjes hier is dit de lastigste. De weg is ineens een stuk smaller geworden, het asfalt abominabel en dan gaat het ook nog eens twee kilometer omhoog aan 6%. Na wat bochten in Navalmoral gaat het over een betere weg verder richting Béjar. Het is een aantal kilometer min of meer vlak met af en toe een stukje afdaling. Op die manier komen we na 177 kilometer uit in Béjar, de stad van Roberto Heras. De man die vier keer de Vuelta won. En toen waren het er ineens nog maar drie. Uiteindelijk toch weer vier. Blijft toch een merkwaardige sport, dat wielrennen. Ook Laudelino Cubino komt uit Béjar, maar dat is van voor mijn tijd. Scheen wel aardig te kunnen klimmen. Nog best een interessante plaats, dat Béjar. Paar middeleeuwse muurtjes erbij enzo, niks mis mee.
In en buiten Béjar komen de renners het een en ander tegen. Paar rotondes buiten Béjar, even verderop een scherpe bocht naar rechts. Over een redelijk smalle weg wordt er dan een tijdje gedaald, waarna de weg weer omhoog begint te lopen nadat de renners over een oude en smalle brug zijn gereden. Het gaat kort venijnig omhoog, maar al snel wordt het weer wat vlakker. We rijden door de niet altijd even brede straatjes van Béjar en het terrein is hier grillig. Paar keer op en af. Als we het centrum bereiken gaat het zelfs een kilometer aan 5% omhoog. Buiten Béjar blijft het parcours glooiend. We nemen niet de normale weg richting La Covatilla, maar gaan omrijden via Candelario. Om dit dorpje te bereiken moeten we vier kilometer fietsen over een brede weg en deze weg loopt een aantal keer steil omhoog. Het gemiddelde over dit stuk is amper 3% ofzo, maar dat ligt voornamelijk aan een paar korte stukjes in dalende lijn. Zodra het omhoog gaat is het ook meteen vrij serieus. De finale kan hier alvast beginnen. Op 19 kilometer van het eind betreden we Candelario en hier gaan we een beetje mal doen. Als je rechtdoor het dorp inrijdt fiets je bijna tegen de kerk aan. Rond de kerk liggen er ineens stenen. We rijden rechtdoor en via een pleintje met stenen en een smal gootje waar je wel fatsoenlijk kan fietsen gaat het aan het eind van dat plein schuin naar rechts. Ineens bevinden we ons op een heel smal straatje, met stenen die schots en scheef liggen. De weg loopt tot overmaat van ramp ook nog eens omhoog. De strook is 'slechts' 800 meter lang, maar in die 800 meter gaat het wel aan 8% omhoog. Een strook die voor flink wat schade kan zorgen, vooral omdat het hier belachelijk smal is. Dit kasseiklimmetje in Candelario is overigens geen noviteit in het wielrennen. In de Vuelta a Castilla y Leon van 2016 kwam deze klim voor in de derde rit. Die rit werd gewonnen door... Alejandro Valverde. Hij versloeg Joni Brandao, David Arroyo en Pello Bilbao. Zijn er toch nog wat renners in koers die niet compleet verrast gaan worden door dit stukje creatief parcoursbouwen.
De mensen die de moeite nemen om het filmpje te bekijken zien dat de laatste meters van de kasseistrook ook nog eens in dalende lijn worden afgewerkt, best leuk. Bochtje daarna en dan pas is er weer asfalt. 18 kilometer te gaan en via een bochtige en smalle weg gaan de renners op weg naar Navacarros. Eerst een kilometer in licht dalende lijn, maar daarna gaat het nog eens anderhalve kilometer omhoog aan een procent of vijf. Vanwege het bochtige karakter van deze weg en het feit dat de renners door een bos rijden zou je hier prima aan kunnen vallen. Al komt La Covatilla er natuurlijk ook nog aan, dus moeten we misschien nog wat geduld hebben. De laatste twee kilometer voor de renners door Navacarros rijden gaat het weer licht naar beneden, met een paar lastige bochten. De renners duiken het dorp in en treffen dan een aantal smalle en bochtige straten aan. Ook in Navacarros hebben ze straten met steentjes, maar ik denk dat ze die deze keer overslaan. Zeker ben ik niet, want het roadbook geeft op dit gebied echt nul informatie. Het is in dit geval mogelijk om de stenen met een kleine omweg te ontlopen, dus ik neem aan dat voor die optie gekozen is. Enfin, buiten Navacarros bereiken de renners linksom of rechtsom een bredere weg die vrij snel omhoog begint te lopen. We gaan op weg naar La Hoya, daar waar de voet van de slotklim ligt. Maar voor we die voet bereiken gaat het al twee kilometer omhoog aan meer dan 5%, altijd leuk. Eenmaal in La Hoya slaan de renners rechtsaf en dan zijn we vertrokken voor 10 kilometer aan 7%. La Covatilla, een beklimming van de buitencategorie. Het vervelende is dat iedere site een ander profiel geeft, waardoor ik geen idee heb wat nu precies de werkelijkheid is. Bij twijfel ga ik altijd uit van de mannen van Altimetrias, dus als zij broddelwerk hebben geleverd is het niet mijn schuld dat er van de resterende informatie weinig klopt. Goed, deze disclaimer hebben we vast gehad. Dan ga ik zeggen dat de officiële klim begint met een kilometer aan 5,7%, gevolgd door een wat vlakkere en makkelijkere aan 3%. Na deze eenvoudige kilometer gaat het ineens heel steil omhoog, een kilometer aan 10% met enkele nog steilere stroken volgt. De kilometer daarna is al helemaal steil met 11% gemiddeld. Vervolgens zwakt het een beetje af naar 9%, maar dat is alsnog fors. Het is nu nog vijf kilometer fietsen tot de finish en de eerste van die vijf is 10% gemiddeld. Het wordt wat makkelijker daarna, een kilometer aan 7% en vervolgens een kilometer aan 5%. Op twee kilometer van het eind komt nog een hele lastige strook, één kilometer aan 10%. In de slotkilometer vlakt het vervolgens af naar 4%.
La Covatilla is een Spaans wintersportgebied, in de provincie Salamanca en de autonome regio van Castilië en León. De klim brengt de renners naar het skistation. Omdat het een redelijk jong skigebied is ligt er een mooie en brede weg naar de top. Het terrein is wel open, waardoor de wind nogal wat invloed kan hebben. Bochtige klim, behalve aan het eind. In de laatste twee kilometer gaat het voornamelijk rechtdoor. La Covatilla maakt deel uit van het toeristische centrum Sierra de Béjar. Dit werd in 2001 geopend en sindsdien hebben ze hier niet alleen aan wintersport gedaan. Al blijft dat wel de belangrijkste bron van inkomsten. In 2015 wisten ze hier zowaar een half miljoen winst te maken, dat zijn wel de nuttige feitjes. Goed, buiten wintersport hebben ze hier ook wel wat met wielersport. In 2001 werd het zooitje pas geopend, maar in 2002 kwam de Vuelta al langs. Aan deze eerste aankomst boven op Estación de Esquí de La Covatilla hangt blijkbaar nog een heel verhaal vast. Een bijnaam werd in ieder geval op deze klim bedacht. La Banda de La Covatilla, een groep vrienden van La Covatilla. Het ging om Aitor Gonzalez en drie renners van Acqua & Sapone. Zij waren al jaren bevriend, maar op La Covatilla ging er iets niet helemaal goed. Gonzalez lag een paar dagen voor het einde tweede in het klassement, achter Roberto Heras. Op La Covatilla ging Heras in de aanval en Gonzalez moest zelf overal op counteren, hij kreeg van niemand hulp. Niet van zijn vrienden van Acqua & Sapone en niet van zijn eigen ploeg. Nee, zijn vrienden reden juist voor Heras. Hoogverraad! Zijn eigen ploeg reed überhaupt niet, want ze hadden daar vooraf bedacht dat Oscar Sevilla de kopman zou zijn. Het had uiteindelijk tot gevolg dat Gonzalez zichzelf opblies en flink veel tijd verloor op Heras. Sevilla reed hem lachend voorbij en trok een lange neus, totdat hij even later toch nog Gonzalez besloot te helpen. Verschil maakte het in Madrid niet, want Gonzalez reed zo enorm hard in de afsluitende tijdrit dat hij de Vuelta alsnog met ruime voorsprong won. De rit op La Covatilla ging overigens naar Santi Blanco, die lang in de aanval reed en voorop wist te blijven. Twee jaar later keerde men terug naar La Covatilla. De overwinning ging toen naar El Gato, Felix Cardenas. Al speelde hij eigenlijk naar een bijrol. De aandacht ging vooral uit naar Santi Perez en Roberto Heras die verschrikkelijk hard aan het rijden waren. Nog eens twee jaar later kwam men weer terug, de overwinning ging bij die gelegenheid naar de beruchte Danilo Di Luca. De laatste aankomst op La Covatilla dateert uit 2011. In een ultiem sprintje bergop was Dan Martin Bauke Mollema te snel af. Al was dat eigenlijk niet eens het belangrijkste verhaal van die rit. Een groepje van vijf sprintte voor de zege en bij die vijf zaten ene Chris Froome en ook een zekere Juan José Cobo. Froome?! Wie?! Die ene die een paar weken daarvoor 85e werd in Polen? Kan die klimmen? De rest is geschiedenis, zullen we maar zeggen. Het was ook het eerste teken dat Cobo die Vuelta wel eens zou kunnen winnen. La Covatilla dus. Wel een klim met een zekere geschiedenis.
JAAAAAAAAAAAAAAAAAAA DEZE RIT WORDT INTEGRAAL UITGEZONDEN JAAAAAAA
Om 11:40 begint de uitzending bij Sporza ook, dat wil zeggen dat we zelfs de neutralisatie live mee mogen maken. Wat een ongekende luxe. Eurosport is er vanaf 12:00 bij, voor de mensen die graag aan zelfkastijding doen. Over zelfkastijding gesproken, in Talavera de la Reina wordt het 's middags 37 graden. Wielrenner ben je zeker niet voor je plezier. Geen kans op neerslag en maar weinig wind, dat wordt weer zweten. In Béjar wordt het iets minder warm, maar met 31 graden valt het ook weer niet fris te noemen. Ook daar weinig kans op regen, alleen tegen de avond eventueel een paar druppeltjes. Kan zijn dat de renners dat nog net meemaken, want de finish wordt ergens tussen 17:23 en 18:00 verwacht. We zijn weer terug op de Spaanse tijdstippen.
In principe vind ik dat een bergrit de dag voor de rustdag altijd een strijd moet opleveren tussen de klassementsrenners. Het blijft alleen wel de Vuelta, dus dit zou heel goed een rit voor de vluchters kunnen zijn. Het ligt er maar net aan wat voor groep er weg weet te rijden en hoeveel zin het peloton heeft om te achtervolgen. Dag voor de rustdag, dus een excuus om te sparen is er eigenlijk niet echt. Daarom ga ik toch maar voor de klassementsrenners. Meer uit principe dan wat anders. In m'n achterhoofd houd ik ernstig rekening met vluchters.
1. S. Yates. De echte klimtreintjes zijn afwezig tijdens deze Vuelta en dat is in het voordeel van Yates. Dat liet hij een paar dagen geleden al zien. Jumbo dunde het peloton uit, maar toen alle knechten opgerookt waren viel het peloton stil. Yates ging meteen in de aanval en ze zagen hem niet meer terug. Zoiets kan nu ook gebeuren. Op Alfacar reden er alleen nog een paar vluchters voor, voor Yates valt het te hopen dat dit nu niet het geval zal zijn.
2. Valverde. Met zijn huidige vorm moet hij deze klim ook nog wel aankunnen. Hij gaat er de komende weken nog een keer grandioos doorzakken, maar nu nog niet denk ik. En dus zal hij weer in staat zijn om er aan het eind nog een sprintje uit te persen voor een ereplaats.
3. Lopez. Supermannetje is uitstekend in vorm. Kan zomaar de Vuelta winnen. Dat zijn teksten.
4. Quintana. Hij ademt niet, jongens. Dat zegt meestal helemaal niets, maar toch heb ik wel het gevoel dat hij ernstig goed in orde is. We gaan het meemaken.
5. Buchmann. Emoe gaat de Vuelta winnen. Of nouja, dat niet. Maar hij is wel goed bezig.
Bonus:
Perico heeft ook nog een leuk filmpje over de finale van deze rit, met ook de kasseien in Candelario. Zijn gast is deze keer niet toevallig Santi Blanco, die tegenwoordig een paar kilo zwaarder staat. Blanco, die dus in 2002 won op La Covatilla, komt hier uit de buurt. Niet uit Béjar, maar uit Puerto de Béjar.
[ Bericht 0% gewijzigd door Rellende_Rotscholier op 02-09-2018 04:52:34 ]