Bertus Aafjes zat aardig goed met zijn recensie toentertijd:
De meest geruchtmakende aanval op de experimentele dichters kwam van Bertus Aafjes, die in juni 1953 drie artikelen publiceerde in Elseviers Weekblad. Volgens hem pleegden de experimentelen verraad aan de geest, aan het intellect en aan de cultuur als geheel. Ze oriënteerden zich eenzijdig op het lichamelijke en het onderbewustzijn en hun werk resulteerde in ‘een ware ravage aan flarden van hersenen en verminkt intellect’. Dit had niets meer te maken met ‘de schone letteren’, dit was het bandeloos toegeven aan driften, dit was de dictatuur van de onderbuik.
De experimentelen predikten een nieuwe nihilistische revolutie, en zo kort na de oorlog hoefde Aafjes niet lang te zoeken naar vergelijkingsmateriaal: ‘Lees ik Lucebert’s poëzie, dan heb ik het gevoel dat de SS de poëzie is binnen gemarcheerd. Een totalitair stelsel van rauwe gevoelens en instincten, met de laarzen aan van een verschrikkelijke uniformiteit, uit zich in een dwangmatig Sieg Heil van woorden als: oe, a, oer, ei, urinoir.’
In De Groene Amsterdammer van 4 juli 1953 antwoordde Lucebert met een hartstochtelijke, woedende ‘Open brief aan Bertus Aafjes’. Wat opvalt is dat de woordvoerder van de avant-gardistische dichters nog onbekommerd gebruik kan maken van de Tale Kanaäns. Wanneer hij Aafjes vergelijkt met Pilatus of Kajafas hoeft daar geen voetnoot bij. Zelf identificeert hij zich, in alle bescheidenheid, niet alleen met Orpheus, maar ook met de lijdende Christus.
https://www.groene.nl/artikel/een-streep-onder-wat-dood-isUit antwoordbrief van Lucebert:
En u, die wilt vermoeden dat de SS mijn poëzie binnen marcheerde, zou als u dichter was weten, dat nog nimmer op de hartslag der poëzie een knecht van haat, macht en onrecht marcheerde en dat dit ook nimmer geschieden zal, maar u, die nu blijkbaar liever de mammon dan de muze dient, wilt wel graag verzwijgen dat het zwarte gevaar niet met ironie, zwarte humor, toorn en kreten van angst en vertwijfeling, maar steeds met zoetgevooisde lente- en liefdesliedjes en zalvende stichtelijke spreuken over voorzienigheid, vrijheid, cultuur etc. op de lippen het lichaam en de ziel onder deze laars vol rozen vertrapt.
https://www.groene.nl/artikel/open-brief-aan-bertus-aafjesSimon Carmiggelt had het eens aan de stok met Lucebert:
In 1964 verweet Simon Carmiggelt Lucebert dat die zijn kunstwerken gereserveerd hield voor ‘botte, van smaak en gevoel gespeende burgers, die niets van welk kunstwerk dan óók begrijpen, maar het aan de wand hangen als statussymbool.’ Lucebert kon een voorbeeld nemen aan Aat Veldhoen, die betaalbare kunst maakte voor de gewone man.
https://www.lubberhuizen.nl/de-parelduiker-2017-5[ Bericht 15% gewijzigd door Loekie1 op 09-02-2018 14:11:00 ]