quote:
René van der Gijp legt een bom onder VI Oranje
‘Leg ik een bom onder VI Oranje? Misschien’, luidde de kop boven het interview met René van der Gijp in het dagblad Trouw. Nou ken ik René al een jaar of veertig en dan kijk je nergens meer van op. Ik heb altijd een zwak voor hem gehad en vermaakte me kostelijk met de anekdotes over zijn levenswandel. René is een zondagskind, alles komt hem aanwaaien. Hij was een begenadigd talent als voetballer, haalde slechts de helft van zijn mogelijkheden uit zijn carrière, maar kon er ruim van leven. Vervolgens trad hij in de voetsporen van zijn oud-trainer Barry Hughes, die erg succesvol was met de uit Engeland overgewaaide dinner speeches. Ook die waren hem op zijn lijf geschreven en het geld stroomde weer binnen. Wilfred Genee en ik haalden hem bij het RTL 7-programma Voetbal International en René werd de revelatie in televisieland met zijn aanstekelijke lach. Michel van Egmond, de eindredacteur van het programma, en ik bedachten dat er misschien wel een aardig boek in René zou zitten. Dat klopte, want het werd een bestseller, de teller staat intussen op 350 duizend verkochte exemplaren en Gijp won de NS Publieksprijs 2013. Intussen hadden we met Voetbal International ook al een Televizier Ring gewonnen, een prijs die in de tv-wereld erg serieus wordt genomen.
Er bestond een unieke chemie tussen Wilfred, René en mij. Wilfred was snel, scherp, ad rem en irritant; kortom, een uitstekende presentator. René kon heel boeiend en begrijpelijk voor de mensen thuis over voetbal praten. En hij had de lach aan zijn kont hangen, waar iedere cabaretier jaloers op was. Ik was cynisch en zwart-wit. Zo ontstond er per toeval een aantrekkelijk televisieformat. Wij spraken het jargon uit de voetbalkantine, met wat platte humor. We stonden dicht bij onze doelgroep, zaten gezellig over voetbal te ouwehoeren in het café. En de kijkers herkenden zichzelf in het stamtafeltafereel. Veel vrouwen, die met frisse tegenzin naar al die wedstrijden moeten kijken met manlief, vonden ons wel een gezellig stel, waardoor ze ook aanschoven. Voor een kleine zender als RTL 7 waren de kijkcijfers spectaculair. Desondanks ontvingen we slechts een geringe vergoeding. Dat was niet eens een probleem, want we hadden alle drie een goede reden er te gaan zitten. Wilfred had net de ondergang van Talpa meegemaakt en moest zijn carrière nieuw leven inblazen. Voor René waren de uitzendingen advertenties voor zijn eenmansbedrijf in toespraken, en ik zat er omdat mijn logo steeds anderhalf uur in beeld was. Bij de Ster had ik daar een vermogen voor moeten betalen. Soms moet je geluk hebben in het leven. John de Mol wilde het programma meenemen naar SBS 6 om een echte mannenavond te creëren met Top Gear en Voetbal International. Op dat moment bood RTL ons voor het eerst een goed contract aan. Heel Nederland weet intussen wat we verdienen, want René vermeldt het in elk interview. Daarvóór waren Wilfred en ik ook al eens bij De Mol geweest om te praten over een talkshow. De Mol wilde Van der Gijp daar echter niet bij betrekken, omdat hij hem de onzekere factor in ons groepje vond. Wij waren van mening dat we als trio optrokken, waardoor het gesprek nooit een vervolg kreeg.
In 2011 raakte René overspannen. Hij begon te hyperventileren, kreeg angstaanvallen en huilbuien. Gedurende zijn maandenlange afwezigheid merkten we pas hoe belangrijk zijn inbreng aan tafel was. Behandelende artsen namen het zeer serieus en spraken van een ernstige vorm van geestesziekte, maar psychiater Bram Bakker kreeg hem weer op de been. Maar tot op heden is hij nog steeds niet de oude René. Hij vertoont megalomane trekjes, waant zich een Hollywood-ster en klaagt voortdurend bij de RTL-directie over Wilfred en mij. Bijvoorbeeld als ik een boek bespreek van Andy van der Meijde, Glenn Helder of Fernando Ricksen, terwijl het boek Gijp eindeloos mocht worden besproken. Of als Wilfred en ik een album met smakeloze Oranje-liedjes opnemen en een clip laten zien. En als ik een zanger een nummer met het huisorkest van Danny Vera laat zingen, of zodra Wilfred wat aandacht besteedt aan zijn boek over gezonde voeding en als de topkoks Jamie Oliver of Robert Kranenborg in het programma opduiken. René vindt het allemaal niets. Hij spreekt ons er niet op aan, maar legt zijn klacht meteen bij de directie neer. Dergelijk gedrag komt de sfeer niet ten goede. Een bijkomend probleem is dat een discussie met René niet tot de mogelijkheden behoort. Met Wilfred kun je ruzie maken, maar hij is een professional, we komen er altijd weer uit. René dreigt meteen zijn contract te verscheuren zodra er een probleem is.
Ik ben van mening dat het als spin-off van het weekblad Voetbal International begonnen televisieprogramma een goedkope kermisattractie is geworden. De bijzaken en de hunkering naar entertainment zijn hoofdzaak geworden. VI Oranje wordt ontsierd door slappe rubrieken en onze cultheld Sierd de Vos vanuit Brazilië. Ik kan ook glimlachen om Sierd, hij heeft Barry Manilow en Michael Jackson nagedaan en gekke fratsen uitgehaald, want het draait elke avond vooral om Sierd. Relevante informatie over het WK of Oranje blijft uit. De VI-redacteuren Simon Zwartkruis, Martijn Krabbendam en Tom Knipping zouden dat wél kunnen, maar journalistiek is geen entertainment. ‘Hallo Sierd, waar sta je?’ En daar gaan we weer. Ik word droevig van dat weggooi-amusement. René wordt droevig van mij, las ik in Trouw, omdat hij met Wilfred af en toe zo dronken als een aap kan worden, terwijl ik na de uitzending meteen naar huis rij. Tja, hij slaapt elke dag tot twaalf uur uit in zijn suite, want een kamer in een vijfsterrenhotel vindt hij een bezemkast, terwijl bij mij de wekker de volgende morgen om half zeven afloopt, omdat ik weer aan het werk moet. Ook daar gaat hij met de RTL-directie over praten, kondigde hij aan. ‘Iemand moet het doen. Televisie maak je voor de kijkers. Die willen vermaakt worden. Mensen entertainen, dat is voor mij het mooiste wat er is.’
Ik kan nooit boos worden op René, maar hij beseft niet dat juist hij het probleem binnen het programma is. Sinds zijn terugkeer heb ik sterk de indruk dat hij voor de uitzending antidepressiva slikt. Dan wordt hij hyper en schreeuwt en giert hij er anderhalf uur lustig op los, om zich vervolgens weer een paar dagen op te sluiten in Dordrecht. Willem van Hanegem kapte er meteen mee. Hij werd voortdurend overschreeuwd door René met de zoveelste anekdote over een paaldansclub. Na al die jaren beheers ik de kunst van het interrumperen wel, maar ik heb er geen trek meer in. Laat hem maar razen. Na de zoveelste gierende monoloog gaan we over naar de rubriek De Krantjes, en dan volgt er opnieuw een stortvloed aan woorden en lachsalvo’s. Jan Boskamp stoot me voor de uitzending vaak aan. ‘We hoeven vanavond niets te zeggen’, fluistert hij dan. ‘René heeft zijn pillen ingenomen.’ En als je er iets van zegt, dreigt Van der Gijp zijn contract te verscheuren. Maar Wim Kieft, Theo Janssen, Hans Kraay junior en Jan Boskamp worden volledig overschreeuwd door een patiënt die zichzelf niet is, maar zichzelf wijsmaakt dat hij moet entertainen. René profileert zich als een orakel en duldt geen discussie of tegenspraak, van enige chemie is geen sprake meer. De lach was vroeger zijn wapen, dat beheerste hij als de beste. Met zijn ellelange tirades en zijn neplach is hij intussen een karikatuur van zichzelf. Maar uitgerekend hij gaat nu een bom onder het programma leggen. En ik kan nog steeds niet boos op hem worden.