Ik heb al eerder gedacht dat dit paper dat ik vorig jaar voor mijn master-opleiding heb geschreven over vrijheid van onderwijs, waarin ik pleit voor afschaffing van het recht op confessioneel onderwijs, wel interessant zou kunnen zijn voor bezoekers van F&L. Het recente topic over religieuze indoctrinatie heeft mij doen besluiten het idd te posten.
Het betrof een beleidsfilosofie vak en ik heb mijn paper geschreven aan de hand van de vrijheidsfilosoof John Stuart Mill. Leuke anekdote is dat de studiegenoot die mijn paper toegewezen had gekregen om van feedback te voorzien een bestuurslid van de SGP-jongeren was. Die vond het niet zo'n sterk paper en voelde zich er door beledigd.
Uiteindelijke beoordeling door docent: 9.0.
Ik heb enkele kleine dingen in de schrijfvorm aangepast omdat de specifieke opdracht waarvoor het geschreven is het iets minder goed leesbaar maakte voor op een forum. Kan zijn dat er daardoor nu wellicht een foutje in geslopen is. Excuseer alvast daarvoor, het is al laat.
Vrijheid van Onderwijs; Dood Dogma of Levende Waarheid?“The greatest harm done is to those who are not heretics, and whose whole mental development is cramped and their reason cowed by fear of heresy. Who can compute what the world loses in the multitude of promising intellects combined with timid characters, who dare not follow out any bold, vigorous, independent train of thought, [in fear] of being considered irreligious or immoral?” (Mill, 1974 (1e druk:1859), p.95).
In dit document zal allereerst worden ingegaan op de inhoud van het rapport van de Onderwijsraad omtrent vrijheid van onderwijs. Vervolgens zal worden besproken wat de hoofddoelen van onderwijs zijn, of zouden moeten zijn. Daarop aansluitend wordt betoogd dat confessioneel bijzonder onderwijs precies die doelen ondermijnt of ten minste niet voldoende nastreeft. Om tenslotte te concluderen dat, in tegenstelling tot wat de Onderwijsraad aanbeveelt, in het belang van de samenleving geen verbreding maar juist beperking van de vrijheid van onderwijs nodig is. Dit zal worden betoogd aan de hand van de volgende drie argumenten:
• Vrijheidsrechten van het kind
• Kwaliteit van onderwijs
• Integratie in plaats van segregatie in de samenleving
Rapport OnderwijsraadIn zijn rapport ‘Artikel 23 Grondwet in maatschappelijk perspectief. Nieuwe richtingen aan de vrijheid van onderwijs’ (april 2012) stelt de Onderwijsraad dat artikel 23 van de Grondwet ruimer dient te worden geïnterpreteerd om beter te passen in de moderne tijd met haar grote verscheidenheid in de samenleving (p.7). Zij doet hiervoor drie concrete aanbevelingen (p.7).
1. Meer ruimte voor het stichten van zowel bijzondere als openbare scholen buiten de overheid om. Voldoende leerlingen is gelijk aan voldoende draagvlak. Wel reeds bij stichting meer controle op onderwijskwaliteit voor over te gaan op bekostiging.
2. Verminder beperkende rol van het begrip ‘richting’ in de wetgeving; “een fundamentele oriëntatie, ontleend aan een welbepaalde godsdienstige overtuiging of levensbeschouwing [die doorwerking vind op andere vlakken in de maatschappij]” (p.19). ‘Richting’ is gebaseerd op de oude zuilenstructuur in de samenleving en biedt daarmee onvoldoende ruimte voor nieuwe kleinere initiatieven, waarmee de overheid de variëteit van het aanbod onnodig beperkt.
3. Beweging van ‘deugdelijkheidseisen’ naar striktere kwaliteitseisen. Bij de totstandkoming van artikel 23 Grondwet werden met deugdelijkheid vooral zaken bedoeld als een schoolgids en gelijke salariëring voor het personeel (p.56). De Onderwijsraad acht het een juiste ontwikkeling dat er het afgelopen decennium steeds meer aandacht aan de inhoudelijke onderwijskwaliteit wordt besteed. “De ontwikkeling van individuen en van de samenleving als geheel hangen immers sterk samen met de kwaliteit van het onderwijs” (p.7).
Ik ben van mening dat de Onderwijsraad met de aanbevelingen 1 en 2 een verkeerd pad inslaat. De Onderwijsraad adviseert om volledige vrijheid van richting in te stellen waardoor er voor iedere religieuze en levensbeschouwelijke visies scholen gesticht kunnen worden. Ik ben van mening dat deze aanbevelingen in strijd zijn met de derde aanbeveling; achter welke ik mij wel volledig kan scharen. Het hoogste doel van onderwijs is de vrije ontplooiing van het individu. Dit gaat niet samen met onderwijs gebaseerd op een religieus of levensbeschouwelijk absoluut dogma.
Stand van zakenElf dagen na de publicatie van dit rapport viel het kabinet Rutte I. Naar aanleiding hiervan schreef demissionair minister Van Bijsterveldt op 27 september 2012 aan de Kamer dat zij een reactie op het rapport zou overlaten aan haar opvolger. In het regeerakkoord van het kabinet Rutte II is zeer weinig opgenomen over de vrijheid van onderwijs.
Schadebeginsel.Vrijheid is een ingewikkeld en sterk normatief thema. Velen kennen de uitspraak ‘jouw vrijheid houdt op waar die van een ander begint’. Dit is ook de kern van het vrijheidsbegrip van John Stuart Mill. Hij gebruikt hiervoor het ‘schadebeginsel’. De overheid mag enkel iemand zijn of haar vrijheid beperken om schade voor anderen te voorkomen of te beperken (1974, p.68). Een aanbeveling tot beperking van vrijheid van onderwijs zal wellicht in eerste instantie bij veel burgers een alarmerend effect hebben. Beperking van vrijheid klinkt de gemiddelde burger als een gruwel in de oren. Het is daarom allereerst van groot belang te benadrukken dat ik vrijheid zeer hoog in het vaandel heb staan en ervan overtuigd ben met mijn voorstellen juist de vrijheid van één van de zwakste en tegelijkertijd meest waardevolle groepen in de samenleving te versterken; die van de kinderen.
Ik zal dan ook, in de lijn van het schadebeginsel, beargumenteren dat de huidige keuzevrijheid voor ouders, die de Onderwijsraad zelfs adviseert te verruimen, schadelijke gevolgen heeft voor de schoolgaande kinderen. Te weten voor hun vrijheid, de kwaliteit van het onderwijs dat ze krijgen en, in een breder verband, de verstrekkende gevolgen van segregatie in de samenleving.
Vrijheidsrechten van het kindMill staat in principe voor een zeer ruime vorm van vrijheid van meningsuiting. “If all mankind minus one were of one opinion, mankind would be no more justified in silencing that one person, than he, if he had the power, would be justified in silencing mankind” (1974, p.76). Hij geeft aan dat men nooit zeker kan zijn of een bepaalde mening juist of onjuist is, ongeacht de grootte van de groep die deze mening heeft (1974, p.76-77). Op basis hiervan zou kunnen worden gesteld dat Mill zich achter de Onderwijsraad zou scharen in zijn streven onderwijs op basis van zoveel mogelijk ‘richtingen’ toe te staan. Immers, ieder geluid heeft het recht zich te laten horen. Als er katholieke en islamitische scholen mogen bestaan, dan moet dat ook gelden voor alle andere richtingen, hoe onbeduidend deze ook mogen zijn in de samenleving. Zo kunnen er bijvoorbeeld geen boeddhistische scholen worden gesticht omdat voor de wet deze levensbeschouwing nog te weinig doorwerkt in de Nederlandse maatschappij om als richting voor een school te mogen functioneren (2012, p.11). Men zou zelfs kunnen stellen dat deze richtingen momenteel juist klein worden gehouden doordat ze geen scholen mogen stichten en derhalve kinderen niet in deze richting en naar de bijbehorende grondslag onderwezen kunnen worden.
De Onderwijsraad bekijkt het vraagstuk rond vrijheid van onderwijs echter enkel en alleen vanuit de vrijheidsrechten van hen die de scholen stichten, of van hen die hun kind naar een dergelijke school willen kunnen sturen. “Meer verschillende scholen leidt tot meer keuzevrijheid voor ouders” (Onderwijsraad, 2012, p.11). Het klopt, momenteel worden kleine minderheden in hun vrijheid beknot ten opzichte van onder meer Katholieken, Protestanten, Moslims en niet-religieuzen. Echter, de Onderwijsraad begaat hier een grote fout in het kader van vrijheid. Men gaat immers volledig voorbij aan de rechten van het kind. Mill zegt hierover “One would almost think that a man’s children were supposed to be literally, and not metaphorically, a part of himself, so jealous is opinion of the smallest interference of law with his absolute and exclusive control over them, [..] so much less do the generality of mankind value liberty than power” (1974, p.175). In andere woorden, een ouder heeft geen absolute macht over een kind, er kunnen en mogen grenzen gesteld worden. Zoals gezegd moet een kind het recht hebben om in vrijheid tot zelfontplooiing te kunnen komen. Voorheen werd dit ondersteund door artikel 14, lid 3 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie: “Het recht van de ouders om het onderwijs te laten geven overeenkomstig hun godsdienstige en levensbeschouwelijke overtuiging wordt gewaarborgd, met inachtneming evenwel van het recht van het kind op eigen ontplooiing” (denederlandsegrondwet.nl, 23-01-2013). In 2003 werd dit lid echter als volgt herschreven: “De vrijheid om met inachtneming van de democratische beginselen instellingen voor onderwijs op te richten en het recht van ouders om zich voor hun kinderen te verzekeren van het onderwijs en de opvoeding die overeenstemmen met hun godsdienstige, hun levensbeschouwelijke en hun opvoedkundige overtuiging, worden geëerbiedigd volgens de nationale wetten die de uitoefening ervan beheersen” (minbuza.nl, 23-01-2013). Het recht op eigen ontplooiing van het kind is hiermee verdwenen ten faveure van de rechten van ouders. Een zeer kwalijke zaak die de strijd voor de rechten van het kind waar het onderwijs betreft er niet makkelijker op maakt.
Volgens Mill nemen mensen enkel die meningen voor absolute waarheid aan die door iedereen in hun omgeving gedeeld worden. En deze omgeving is dat deel van de wereld waar ze mee in contact komen, zij het een partij, sekte, kerk of klasse (1974, p.77). Als ouders hun kind religieus opvoeden, meenemen naar de kerk en daarbij ook nog eens naar een religieuze school sturen bestaat de hele wereld waar dit kind mee in contact komt uit mensen die naar hetzelfde religieuze dogma leven. Bij gebrek aan andere geluiden (Mill, 1974, p.77), zullen zij dit dogma als absolute waarheid zien, zonder er kritisch naar te (mogen) kijken.
Zelfs als dit dogma de waarheid zou blijken te zijn is er volgens Mill op deze wijze slechts sprake van een dood dogma, geen levende waarheid (1974, p.97). Het wordt blindelings geaccepteerd zonder het aan kritisch denken te onderwerpen. Daarmee verliest het alle waarde.
Kwaliteit van onderwijsDe kritiekloze aanname van een dood dogma brengt ons bij de kwaliteit van het gegeven onderwijs op confessionele bijzondere scholen. In zijn rapport gaat de Onderwijsraad ook in op dit vraagstuk. Vanuit de politiek klinkt een steeds grotere roep om strengere kwaliteitseisen voor, en strikter toezicht op, scholen. Iets wat in zekere mate ingaat tegen Artikel 23 van de Grondwet, dat vraagt om een terughoudende rol voor de overheid (2012, p.12). De kern van educatie in zijn breedste vorm is, naar mijn mening en die van Mill (1974, p.149), leren zelfstandig, kritisch en analytisch te denken. Onderwijs zou het voorportaal van de wetenschap dienen te zijn, al haar kennis wordt daar immers voor het eerst gedeeld met de jongste generaties? In de wetenschap wordt kennis wordt vergaard door waarheidsclaims steeds opnieuw te testen, te falsificeren. Een wetenschapper die onjuistheden ontdekt in iets wat voor waar werd aangenomen valt enkel lof en bewondering ten deel. Dit is de basis waarop wetenschap haar enorme vorderingen heeft gemaakt, vorderingen waarvan iedereen in deze wereld dagelijks de vruchten plukt.
Bij religie staat er een absolute waarheid centraal, waar in veel gevallen, of toch in ieder geval bij de orthodoxe stromingen, niet aan getwijfeld dient te worden. Dat deze ‘waarheid’ door toedoen van de wetenschap steeds verder is afgebrokkeld lijkt niet ter zake te doen. Dat wat de wetenschap nog niet heeft kunnen ontkrachten (en zelfs zaken die al wel degelijk zijn ontkracht, maar waar de orthodoxe religies dit simpelweg negeren) blijft als absolute waarheid gelden waar niet aan getwijfeld dient te worden. Als dit dogma centraal staat in het onderwijs dat op een school aan kinderen wordt gegeven (naast de opvoeding thuis en in de kerk, moskee of synagoge) zal dit ontegenzeggelijk gevolgen hebben voor de mate waarin deze kinderen in staat zullen blijken zich de wetenschappelijke kerneigenschap, zelfstandig en kritisch denken, eigen te maken. Zoals Mill zegt in het citaat waarmee dit visiedocument werd geopend, de angst om af te wijken heeft verstrekkende gevolgen, voor het individu en voor de maatschappij. Hoe kan van een kind verwacht worden dat het kritisch kijkt naar de wereld wanneer het geleerd heeft blindelings een niet-wetenschappelijk onderbouwd antwoord op de grootste, wetenschappelijk openstaande, vragen als absolute waarheid te aanvaarden?
Kinderen die op deze wijze opgroeien tot volwassenen zullen, zoals Mill al zei, veel minder van waarde kunnen zijn voor de maatschappij. In gevangenschap van een dogma is hun wellicht grote intelligentie en potentie de vrijheid ontnomen om tot ontplooiing te komen.
Daarnaast kan religie frontaal botsen met wetenschap. Zo blijkt dat op orthodoxe scholen van verschillende richtingen, bijvoorbeeld islamitisch en reformatorisch, de evolutietheorie niet wordt behandeld en creationisme als feit wordt gepresenteerd aan de leerlingen (refdag.nl, 23-01-2013). Naast gebrekkige aanzet tot kritisch denken voor leerlingen zou het bewust negeren van goed onderbouwde wetenschappelijke theorieën ten faveure van een ‘dood dogma’ moeten vallen onder slechte onderwijskwaliteit en aanleiding moeten zijn voor overheidsingrijpen.
Integratie in plaats van segregatie De verruiming van vrijheid van onderwijs zou volgens de Onderwijsraad moeten leiden tot een grotere variëteit in de samenleving, waarbij de overheid zich zo afzijdig mogelijk zou moeten houden. Door kinderen naar allerlei bijzondere scholen te sturen die aansluiten op de religie of levensbeschouwing van hun ouders zullen zij echter juist in een zeer besloten wereld terecht komen waar iedereen hetzelfde denkt. Dit brengt het risico op een soort nieuwe, versplinterde verzuiling met zich mee. Een verzuiling waardoor de onderlinge discussie tussen verschillende denkbeelden, die Mill zo van belang acht om kennis op te doen en zo dicht mogelijk bij de waarheid te kunnen komen, geheel onmogelijk wordt en er dus juist nauwelijks meer sprake zal zijn van variëteit in de leefwerelden van met name kinderen. Daarbij laten wij nu de brede maatschappelijke gevolgen van segregatie in een multiculturele samenleving, denk aan leerlingen die vanuit het handelen van hun school meekrijgen dat homoseksuelen gediscrimineerd mogen worden, zelfs nog buiten beschouwing.
Opvallend genoeg wordt het standpunt van de Onderwijsraad onderschreven door Mill: “A general State education is a mere contrivance for moulding people to be exactly like one another. [..] State education should only exist, if it exist at all, as one among many competing experiments” (1974, p.177). Naar mijn mening gaat Mill hier aan zijn eigen argumentatie over de gevaren van dogmatisch onderwijs voorbij. Bovendien lijkt hij niet te beseffen dat er een groot risico op verzuiling bestaat, waarin de leerlingen van de verschillende richtingen totaal niet meer met elkaar in contact zullen komen. Iets wat Mill juist de kern acht om tot zo juist mogelijke kennis te komen en in vrijheid je eigen levensbeschouwing te kunnen bepalen. In mijn ogen is er dus een grote discrepantie tussen Mill zijn visie op vrijheid en zijn visie op vrijheid van onderwijs. Wellicht speelt het verschil in tijdsgeest tussen de 19e en de 21e eeuw een rol. Ik meen in ieder geval op basis van de vrijheidsidealen van Mill tot een goede onderbouwing te zijn gekomen van de noodzaak tot beperking van vrijheid van onderwijs in Nederland. Waarmee ik tegelijkertijd sterk afstand neem van de aanbevelingen in het rapport van de Onderwijsraad.
Conclusie en aanbevelingen Met name de orthodoxe richtingen binnen het confessioneel bijzonder onderwijs in Nederland onderwijzen hun leerlingen op de basis van een ‘dood dogma’ in plaats van, door een kritische en open houding, een levende waarheid na te streven. Voor de leerlingen is dit op verscheidene wijzen schadelijk. Allereerst worden zij ernstig in hun mogelijkheden tot vrije ontplooiing beperkt doordat hun ouders voor hen de beslissing nemen hen op een dergelijke school te plaatsen. Het heersende dogma zorgt voor een zeer gebrekkige mate waarin leerlingen op deze scholen kritisch en rationeel denkvermogen wordt aangeleerd. Dergelijk dogmatisch onderwijs heeft niet alleen gevolgen voor de kwaliteit van het onderwijs, bijvoorbeeld op het gebied van natuurwetenschappen, maar kan bovendien verstrekkende gevolgen hebben in de maatschappij, nu en in de toekomst. Zeker indien de overheid zich nog verder terugtrekt, zoals de Onderwijsraad adviseert, bestaat het risico op een ongebreidelde vorming van een nieuw soort verzuiling in Nederland.
De oplossing ligt dan ook juist niet in verruiming maar in, totale, beperking van de vrijheid van richting voor confessioneel bijzonder onderwijs. Ik adviseer om enkel nog openbare en algemeen bijzondere scholen te bekostigen, uiteraard mits deze aan inhoudelijke en structurele kwaliteitseisen voldoen. De vrijheid om algemeen bijzondere scholen te stichten, die variëren in educatieve grondslag, voorkomt het risico van een eenzijdige samenleving, waar Mill voor waarschuwt. Op deze wijze zal er voor ieder kind een geschikte school zijn waarin hij of zij in vrijheid, en in samenzijn met kinderen van allerlei achtergronden, tot volle ontplooiing kan komen. Niet gehinderd door dode dogma’s in de zoektocht naar een levende waarheid.
“The existing generation is master both of the training and the entire circumstances of the generation to come; [..] it has the whole period of childhood and nonage in which to try whether it could make them capable of rational conduct in life.[..] It cannot indeed make them perfectly wise and good, because it is itself so lamentably deficient in goodness and wisdom [..] but it is perfectly well able to make the rising generation, as a whole, [..] a little better than itself (Mill, 1974, p.149-150).
LiteratuurlijstDe Nederlandse Grondwet, geraadpleegd via
http://www.denederlandseg(...)299q0sr/vgn7t8dstky7, (2013, 23 januari).
Mill, J.S., (eerste publicatie in 1859). On Liberty. Londen: Penguin Books (druk: 1974).
Ministerie van Buitenlandse Zaken, geraadpleegd via
http://www.minbuza.nl/ece(...)wijs-artikel-14.html, (2013, 23 januari).
Onderwijsraad, (2012). Artikel 23 Grondwet in maatschappelijk perspectief. Den Haag.
Karabulut, S., geraadpleegd via
http://www.sp.nl/integrat(...)en_gettovorming.html, (2013, 21 januari).
Socialistische Partij, geraadpleegd via
http://www.sp.nl/onderwijs/, (2013, 21 januari).
Van Bijsterveldt-Vliegenthart, M., (2012), Kamerbrief, Rapport Onderwijsraad “Artikel 23 Grondwet in maatschappelijk perspectief”. Den Haag: Ministerie van OCW.
Reformatorisch Dagblad, geraadpleegd via
http://www.refdag.nl/acht(...)inks_liggen_1_682685, (2013, 23 januari).
Religion taking credit for morality and ethics is like Justin Bieber taking credit for the creation of music.