In de winkel vind je alles wat ook maar met fantasy te maken heeft, van Bogen tot Zwaarden.
Inkopen is ook geen probleem. Neem de handel maar eens mee, dan zullen we er een leuk prijsje voor bedenken.
*tevreden met de gang van zaken loopt Asschen naar de achtermuur, waar hij drie keer klopt. Een klein hendeltje komt uit de tafel naast hem geschoven. Na deze ingeduwt te hebben loopt Asschen de geheime kamer achter zijn winkel in.
"nog even en mijn krachten zullen weer tot grote dingen in staat zijn."
* Na deze woorden liep Asschen weer naar zijn geheime bergruimte.
"Als ik het zwijn te pakken krijg. Nee dat is voor latere zorg , nu eerst maar eens dat mjogafa zwaard maken.
Ik zal zeer snel mijn volledige assortiment opstellen.
Momenteel is het beste wat ik heb de eerder genoemde zwaarden van mijn thuiswereld
Verkoop je ook rondels?
*met fluisterstem*
mijn ringen van macht zijn niet zo machtig.....voor mensen......
Voor mensen niet, mag ik u vragen waarvoor dan wel? Voor degene die in de schaduw leven, niet van eten maar van de essentie die ons allen laat leven?
langzaam knikt asschen zijn hoofd, bang dat mensen hem horen zegt hij zacht: "U weet meer dan gezond is voor een mens"
rinkeldeking klinkel klang klong rommel rinkel klabang
Kijk, ik heb hier een partijtje zwaarden, floretten, krissen, sabels, rapieren, degens, klewangen en hoe dat spul verder allemaal moge heten... Goede metalen: omsmelten zou zonde zijn vandaar dat ik hier nu ben en het niet aan de smid heb overgedaan...
* Hij rolt een lap uit waarin ze bijeen zijn gerold...
Op sommige zit nog wat bloed en dat is met die hele partij zo. Het is geen roest hoor al zijn het gewone metalen, het goud en zilver zit er natuurlijk niet bij, dat sparen we zelf...Maar hier is ook niks mis mee: het zijn vlijmscherpe wapens... Mooi spul, het beste overal ter wereld vandaan...
* Een juten zak wordt leeggeschud: dolken, messen, ponjaards, hartsvangers, stiletto's, vlindermessen en allerlei onduidelijkere handmessen vallen naast de zwaarden.
In de wagen heb ik een paar parapluiebakken vol spiezen, speren en hellebaarden, een paar zakken met bijlen, assegaaien, kruis-, hand-, en voetbogen, knuppels en goedendag's en dat soort antiek spul...
Alles in 1 koop graag en dan krijg je er een paar schoendozen werpsterren gratis bij...
* Asschen_sukar ziet de enorme lading 'tweedehands wapens' . Sommigen gegraveerd met wonderlijke tekens in vreemde talen en anderen fraai ingelegd met allerlei materialen. Ook de metaalsoorten lijken vanuit vele werelden afkomstig. Sommigen niet eens van deze planeet maar dat weet de horecaman niet.
Barman staat er verwachtingsvol bij en knipt nog wat messen open en trekt dolken in en uit hun schede ter demonstratie.
En? Wat denk je dat deze handel waard is? Doe eens een bod!
"Dit is een mooie collectie, na wat grondig reinigwerk is dit een mooi begin van de winkel. Ik bied u 10.000. Wat denkt u ervan beste man?"
Asschen wist ook wel dat dit minstens het dubbele waard was, maar hoopte dat de barman minder verstand had van wapens dan hijzelf.
50.000 fok en dan verlies ik er nog op en maak je nog minstens 8000 % winst!
Dit is bijzonder spul waar mensen van vader op zoon hun leven aan te danken hadden of zelfs hun leven voor gaven. Weet u, het leven loopt soms raar: drank en gokken zijn een sterke tegenstander... Vaak sterker dan het scherpste mes...
Geef mij 50.000 fok en dat mes snijdt aan beide kanten...
quote:* VixenFromHell luisterde een beetje mee en hoorde dat toevallig...
Op donderdag 17 oktober 2002 12:42 schreef barman het volgende:
Mooi spul, het beste overal ter wereld vandaan...
* Zonder er zelf aandacht aan te schenken speelt hij met een stiletto tussen zijn vingers zoals een goochelaar dat met een muntstuk zou doen.
Sommige exemplaren zijn het veelvoud waard voor een goede handelaar...
En er zitten ertussen die er uit zien als oud roest maar beslist museumstukken zijn...
* Hij knipt de stiletto open en laat hem op zijn punt in het tafelblad vallen. Even rommelt hij tussen de degens en dan trekt hij een rapier tevoorschijn. Hij maakt een vinger nat met spuug en veegt over het lemet.
Kijk: hier staat iets van
Dartantoc Qualinque Chrochep...
eh onleesbaar, ja hier...
Surkanic Chrochonque Toci...
Mooi dat een geleerde jongen daar wel wat van kan bakken. Iets wat zo diep onder het bloed zit moet wel duur antiek zijn. En het barst van dat soort elfenprikkers met geheimtaal. Kijk neem nou dit dingetje, deze hartsvanger die kwam van een dame, god mag weten waar vandaan,..
* Barman slaat een kruisje als wil hij de herinnering aan de vrouw bezweren
...een schaars gekleed wulps wijf met een groene gloed over haar huid die van betaling in natura niets moest weten...
Nee ik ben de kwaadste niet maar ik moet wel van die sentimentele rommel af. Het Casino is geen museum.
50.000 fok en geen cent minder.
Heeft u ook wapens gemaakt van Mithril van de Dwergen van de Ijzerheuvels??
"Oke u uw zin, u krijgt van mij 50.000. Maar dan wil ik er van verzekerd zijn dat dit niet eenmalig is. Als u weer wapen heeft, breng ze dan langs en we maken een prijs"
Asschen merkt nu pas de man naast de barman op, "Mitril zegt u? En of ik dat heb, maar weet u zeker dat u niet lever glamrediel wilt. Dit is een verbeterde versie van het dwergse goedje. glamrediel is door de elfen van het mysterieuse woud, en is tienmaal sterker dan mithril... Het enige gevaar schuilt in de goedheid van je hart, als daar niks mis mee is, vrees dan niks. Anders raad ik u aan toch voor mithril te kiezen.
Terwijl Asschen de man dit verteld haalt hij een wapen onder de toonbank vandaan. "Dit is wat ik bedoel"
Wat mag het worden
Goedendag, als er weer eens wat is laat ik het u als eerste weten.
* Hij groet de handelaar en keert terug naar zijn eigen zaken.
het wordt tijd dat ik weer contact opneem met "hem". Die gedachte bleef maar door zijn hoofd spoken.
"Sorry, wat zei u? ik was even ergens anders met de gedachte" Asschen wachte het antwoord van zijn klant af....
Het zwaard kost u niet veel. slechts 100 fok
* Ruggiero greep de toonbank vast alsof het zijn leven was, en begon zwaar uit te hijgen, sommige in de winkel vroegen zich af waarom hij niet per paard was gekomen, maar spendeerde verder geen aandacht aan deze gedachte, en gingen verder met de onderhandelingen over prijzen, en het aanschaffen van wapens.
"Loopt u maar mee" Asschen liep naar achter, deed de geheime deur open, en ging de man voor. "mag ik u vragen waarom het zo snel moet? Ik kan het over een uur al af hebben, maar dan wil ik wel graag weten waarom?"
* Asschen keek de man nog eens doordringend aan, de man zal wel stilzwijgen, maar proberen kon geen kwaad. Snel begon Ash. het vuur warm te stoken... het zweet druppelde van zijn voorhoofd. Hij gooide een stukje van een oud handvat in het vuur, dat terplekke ontvlamde en verdween. Het vuur was warm genoeg. Asschen pakte van achter een geheime wand een klompje metaal. Het had iets weg van het dwerge mithril, maar het blonk ( zowaar dat kon) nog harder. Het hele blok verdween in een mal, en ging het vuur in.....
"Dit duurt nog wel even" Asschen reikte dan man wat te drinken aan
* Asschen keek de man enigzins bedenkelijk aan, en Ruggiero dacht misschien dat de man wellicht dacht dat hij krankzinnig was geworden. "Ik denk niet dat u krankzinnig bent geworden" Ruggiero keek geschokt, kon hij gedachten lezen of was het recht van zijn gezicht af te lezen? "Maar u moet niet denken dat ik een heel leger van zwaarden en wapens kan voorzien" sprak Asschen terwijl hij het vuur nogeens opstookte. "Dat verwacht ik ook niet van u, maar een zwaard zal voldoen, qua wapens. Maar ik heb ook vernomen dat u andere voorwerpen aanbiedt, die niet op geweld gebaseerd zijn, maar meer subtiel, kunt u mij daar misschien wat over vertellen?"
Asschen keek de man vertwijfeld aan en vroeg zich af of hij te vertrouwen was met deze informatie, en of de oorlog ook hem betrof.
Hij dacht na terwijl hij het materiaal begon te smeden.
Het begon allemaal op een andere werled, Midkemia. Het zal u misschien onwerkelijk klinken, maar aangezien...... Asschen had zich bijna versproken, hij had niet mogen zeggen dat hij zijn gedachte kon doorzien..... het klinkt misschien raar, maar het is de werkelijkheid... u zal het snel genoeg begrijpen.
In het begin van die wereld waren er twee machten, de destructieve macht, en de opbouwende macht. Samen hielden zij elkaar ni evenwicht. De een creert de ander vernietigd. Ons volk, de Valheru, waren een creatie van de vernietiger. Het was miljoenen jaren geleden dat wij geschapen werden. Ons volk werd machtiger dan verwacht, ons volk stond gelijk aan die 2 goden. Dit zorgde voor enige onenigheid, en de twee verdwenen. Er kwamen andere voor in de plaats. De grote en mindere Goden. Moordzuchtig als ons volk was, kwamen we in opstand. Ik was de enige die niet mee deed. Zinloos was het, en bleek het ook te zijn. Mijn volk werd verbannen, eeuwig gevangen. Zelf werd mij niks gedaan. Ik ben toen terug gekeerd naar mijn creatie, de elfen. Zij hebben mijn kennis overgenomen, en hebben mij vervloekt. En tot vorige week lag ik in mijn grot op mijn thuiswereld. Maar door een onvoorzichtige magiër ben ik weer terug, nu in dit vervloekt oord. Met mijn terugkeer zijn ook een hoop voorwerpen mee gekomen. De zogenoemde ringen van macht. Deze ringen zijn gevaarlijk voor de normale mens. Maar dat is uw meester niet. Krachtig en wijs is uw meester wel... en de enige die mij kan helpen. De enige die mij weer terug kan sturen. Uw meester zal mijn meester worden, waar nodig moet ik helpen.
Maar genoeg over mij. Macht zocht u, en macht heeft u gevonden
* Vroeger was ik stervende, ik leed aan een ziekte die onvermijdbaar en dodelijk was. Ik was in dienst van een zeer gruwelijke landheer, maar had het geld nodig om een schuld af te betalen. Maar aangezien mijn baas toen niets meer aan mij had besloot hij mijn leven met een korte slag van zijn kortzwaard te beeindigen.
Maar toen ik zwaar bloedend langs de weg lag te kreperen, stopte er een rijtuig, met een zeer dure bekleding, en om een of andere reden vond hijhet nodig mijn leven te redden.
Hij had mij nodig om zijn wraak op de landheer volledig te maken, meen ik. Afijn, toen de afrekening met mijn heer bijna klaar was, kwam ik zeer hevig bloedend te gronde, na een hevigg evecht met een van zijn bedienden.Toen heeft mijn heer mij." En hierbij keek Ruggiero zenuwachtig om zich heen, "Bijna-onsterfelijk gemaakt, hij haalde zijn pols open, en liet mij ervan drinken,. zoet was het maar ik was stervende, en moest opnieuw geboren worden. Ik kreeg een rit naar zijn landhuis, en ben toen zijn bediende voor het leven geworden."
Asschen keek hem ernstig aan, en vroeg zich af of zijn voorgevoelens waar waren, maar Ruggiero was hem voor. "Je hebt gelijk ik ben een vampier, zoals men dat in de volksmond noemt. Ik kan door het zonlicht lopen omdat ik aarde van mijn geboortegrond in mijn schoenen heb, ik kan tegen kruizen omdat ik atheist ben en geen satanist, zoals menig vampier in den beginne is, dat maatk sommige bang voor kruizen, maar sommige van onze bloede liggen eronder begraven, dus het maakt weinig uit. Ook leven wij neit voor eeuwig, verbrand ons, hak ons hoofd af of breek onze ruggengraat en wij zullen onherroeppelijk sterven. Over 2000 jaar sterf ik weer, en zal dan, wanneer mijn heer niet tussen beide komt, echt sterven. Zelfs onsterfelijkheid is niet eeuwig."
Ruggiero haalde na deze spraakwaterval adem en ging weer verder.
"Mijn heer heeft daarentegen een ander probleem, hij zal niet gauw sterven na 2000 jaar, of hij moet gedood worden. Hij heeft namelijk een aantal jaren geleden een vervelende aanvaring gehad. Een aanvaring met ene Jezus Cristus, Forau, mijn heer, stond langs de kant te kijken hoe de man zijn kruis voortorste, en uit leedvermaak, wat hij in het colloseum van Rome achter zich heeft gelaten, riep hij naar de man of het kruis zwaar genoeg was. Op dat moment draaide de man zijn hoofd naar mijn heer toe en riep de woorden "Jij zal wachten tot ik terug kom". En kennelijk sprak hij de waarheid, anders was hij allang dood, onherroepelijk dood."
Ruggiero sprak niet langer, en haalde alleen maar adem, en wachtte hoe de manhierop zou reageren.
Vertel het, en u heeft een krachtige bondgenoot erbij, anders zal het blijven bij het leveren van uw oorlogstuig.
Woehoehoehoeiiiiiiiiiiiiii Bwoehahahahaha
* De mannen kijken even op: het schijnt buiten behoorlijk te spoken... denken ze allebei te gelijk of lezen ze elkaars gedachten?
Sinte Lurky heeft hun paranormale eigenschappen wel door en weet ook al lang wie zich daar schuil houden achter n de winkel... Ze dolt met hun gaven door er onverwachte elementen toe te voegen. Zou ze echt vanwege de komst van deze twee mannen het halve eiland afbreken of zijn er meer oude rekeningen te vereffenen op en rond FokEiland?
Goeden avond .. Ik ben op zoek naar een nieuw wapen.. Heeft u wat misschien wat speciaals ??? het moet wel bij een krijger uit het noorden passen..
Terugkomend op het verhaal van de beste man zei Asschen: "U heeft nu een bondgenoot" Asschen was er van overtuigd dat de man de waarheid sprak. En natuurlijk heb ik voor een vriend een kamer vrij.
* Asschen_sukar Asschen bracht de man naar zijn kamer
"Als u iets nodig heeft hoeft u maar te roepen, en u zult op uw wenken bediend worden.
Terugkeren naar de winkel kwam Ash een ridder tegen, die vroeg om een speciaal wapen, uit het noorden.
"Natuurlijk heb ik die, loopt ie even mee?" En hij liep naar de voorste wapenrekken in de winkel. Bevalt u dit, of was u opzoek naar een meer krachtiger wapen.
Eigenlijk was ik op zoek naar de "Hellslayer"
Dat is het soort wapen waar wij dol op zijn. Hak en slacht wapen, enkel en dubbelhandige wapens..
"Is dit waar u naar zocht
Gemaakt voor de graaf van oberstrasse. Het wapen is van puur goud, en geeft, bij goed gebruik, een slagkracht van talloze kilo's. De steel is van dubbelgesterkt hout, en zal de komende honder jaar nog wel mee gaan. Het handvat is van speciaal leer gemaakt, zodat de grip zelfs bij regen niet kan verslappen
of bevalt u deze
Veel informatie heb ik niet over dit beestje, wel weet ik u te vertellen dat het van platina is gemaakt, een metaal dat vroeger veel gebruikt werd, het is dan ook niet kapot te krijgen. De slagkracht van dit wapen is enkele malen groter, maar dit maakt het dan ook lastiger in gebruik
Beide kosten maar 150 Fok....
U krijgt er een half jaar gratis onderhoud bij....
De hellslayer is ook leverbaar, maar het maken van dit wapen kost me nog twee dagen, dit zal dan 200 Fok gaan kosten
Ik zelf zou wel graag de "HellSlayer"willen bestellen , maar voor onze officier wil ik graag dat gouden wapen meenemen.
Fokeuro's zegt u he ..hmm die hebben wij niet, een gelijkwaardige waarde aan edelstenen ? neemt u daar genoegen mee ?
Ik zal het wapen voorzijn van de beste elementen..... sommige magisch, geschikt voor een ridder als u..
Zo nu en dan onbedachtzaam spelend met haar uiterlijk, dan weer iets ouder, dan weer wulps en jong, paradeert ze langs de wapens tot ze bij de toonbank arriveert.
Terwijl ze haar bekoorlijkste vorm aanneemt en haar pupillen ietwat wijder lijken te worden hurkt ze over de balie en kijkt de eigenaar van de zaak diep in de ogen terwijl de rest van de klandizie niet weet waar ze moeten kijken.
Met hese stem vraagt Zij van Beneden: "Wat zijn de kwaliteits wapenen van uw smid?"
"Mijn smid ben ikzelf, en al zeg ik het zelf...een betere smid voor "speciale" goederen vind je hier op het eiland niet.... Als je een normaal zwaard wil raad ik je aan er 1 uit het rek te kiezen, of naar de smidse verderop te gaan"
Danu kijkt naar links, dan naar rechts en buigt haar bekoorlijke vormen nog iets verder over de toonbank.
"Ik zoek iets Speciaals.."
* Asschen_sukar kleurde voor zover mogelijk nog verder rood. Het viel nu toch wel erg op.... waarom had hij dit nu weer
"En iets speciaals heb ik voor u." Ik bewaar dat soort dingen alleen niet in de winkel. Deze hebben iets te veel macht voor de doorsnee mens. Als u na sluitingstijd ev......" Maar door de "overtuigingskracht" van de vrouw, het hielp ook dat ze voor zover mogelijk nog verder voorover boog, joeg Asschen zijn klanten de winkel uit.
"Loopt u even me....ik heb de "speciale" vooraden in mijn prive vertrekken liggen." Zonder om te kijken liep Asschen het kasteel in, als de vrouw intresse had, zou ze snel genoeg volgen.
De uitbater van de winkel stammert en stamelt en loopt vervolgens naar de prive vertrekken waar de speciale spullen schijnbaar voor handen zijn.
Even twijfelt ze aan de intenties van de man, maar vastberaden om te krijgen wat ze hebben wil, volgt ze de kloek gebouwde eigenaar van de winkel alsnog.
* Snel probeerde Ruggiero een uitweg te vinden, maar wist er geen te vinden, even herinnerde hij zich verhalen waarin hij had moeten aanhoren dat vampieren zich in dieren konden veranderen, hij wou vurig dat het waar was. Ruggiero voelde de kracht van de vrouw naderbij komen, hij keek nog een keer snel om zich heen opzoeknaar een uitweg.
Verhaalmogelijkheid: Mochten jullie(samen) willen dat ik geen uitweg kan vinden is dit mogelijk, willen jullie de verhaal lijnen gescheiden houden typ ik wel even een uitweg.
Plots draaide de smid zich om, zijn hand lag al klaar op de knop van zijn zwaard.
"Beste vrouw, toon uw ware aard of voel de toorn van de Valheru!!" Asschen's schouders werden opslag breder, hij begon zijn Valheruaanse krachten aan te wenden, "Toon uw ware aard, mij mislijden heeft alleen de dood ten gevolge!!!"
Asschen realiseerde zich dat in de geheime ruimte zijn pas geworven bondgenoot, en vriend zat, die hij onmogelijk kon veraden. Hij deed een stap naar links, om de vrouw bij de opening weg te lokken.
quote:"sorry magneet, maar in mijn fantasy shop zijn geen explosieven te koop" Ik denk dat je dan bij de mindere legale lieden op dit eiland moet zijn."
Op maandag 28 oktober 2002 20:00 schreef Magneet het volgende:
* Magneet loopt de winkel binnen kijkt om zich heen en ziet veel dingen waar hij de ballen verstand van heeft. "heeft u of ken u iemand die Dynamiet oid heeft?? Ik ben bezig een ondergronds huis in de rotsen te maken maar dat graniet is zeeer hard daar ben ik met mijn strijkers eeuwen mee bezig als het al lukt."
Het kost u slecht 50 fokeuro's.... En is puur voor decoratieve aard.
Asschen laat de man een soortgelijk zwaard zien "voor dezelfde prijs"
"De dood?! DE DOOD?! Laat me niet lachen sterveling, is dit eiland al zover afgetakeld dat men Mij niet eens meer herkent of erkent?"
* Snel verandert het lachen in een trieste uitdrukking en ze lijkt in zichzelf te keren.
"Och, och, ochone... Wat verandert er toch snel zo veel in zo een korte tijd." * Dan keert ze zich weer naar Asschen sukar met een blik die waarschijnlijk letterlijk zou kunnen doden als ze zich iets minder in zou houden.
"Kom in het reine met de bron van alle leven, ga op zoek naar je Graal, zoek mij in jezelf en dan spreken wij elkaar weer..."[/me]
[sup]Tip: gebruik de search op 't eiland en spit in het verleden, wie weet zit er een avontuur aan te komen.[/sup]
Asschen gaat nu op zoek..:) en vindt een heel lang topic waarvoor hij nu geen tijd heeft ....... dat komt vanavond wel weer
[Dit bericht is gewijzigd door Asschen_sukar op 29-10-2002 09:13]
* Asschen_sukar belsuit de winkel voor de rest van de dag dicht te doen, hij heeft tenslotte belangrijkere zaken te doen, asschen duwde op de knop naar de geheime kamer. Er zat tenslotte nog iemand op hem te wachten.
"Goedemiddag,
wat ik me daarnet toch mee maakte. een bloedmooie vrouw die om een "speciaal wapen vraagt. Blijkt ze een soort godin te zijn van het eiland hier. Ze had het over vind mij in jezelf.
Maar om terug te keren tot de kern, bent u tevreden met het zwaard voor uw meester? "
"oh..tuurlijk ik zla het zwaard even pakken" Asschen loopt naar de kluis en pakt het zwaard voor de beste man. "en wat betreft het ijzerwerk, als je mij een bouwtekening geeft, zal ik je lanceerinstaltie gevalletje maken"
teruglopend naar de geheime ingang beseft asschen dat hij de deur nog open heeft staan, en sluit deze nu echt, om weer terug te keren naar zijn gast
Dat object kan ik wel overstralen, maar dat kost wel wat tijd
En Asschen_sukar, zo'n hek zie ik wel zitten hoor. Maar ik wil er best voor betalen.
En het hek is zo snel mogelijk af.
Na de deur door te zijn gelopen begroette Asschen de man. "Bevalt het zwaard? Ik kan wat ondoden oproepen om op te oefenen, dat is als mijn magie hier werkt, anders ben ik ook vrij kansloos"
Ik ben hierheen gestuurd door de blauwe vinger. Ik wil graag mijn villa compleet ingericht hebben. Met alles erop en eraan. Kan dat hier?
[Dit bericht is gewijzigd door pluisje op 03-11-2002 21:44]
quote:1, euh, euh, 2, euh sit wat komt er nu ook alweer...
Op zondag 3 november 2002 17:58 schreef Asschen_sukar het volgende:
gezien Asschen de trainer is van het heuglijke elftal hangt de folder al aan zijn muur voordat Air Raid tot 3 kan tellen
doodse stilte.......
ohja, 3!!!!
quote:* Ruggiero keek de man tweifelend aan "Een paar ondoden oproepen? Heeft u dan geen idee wat ik eigenlijk ben?" Ruggiero begon te tweifelen aan de man zijn goede bedoelingen maar de man herstelde zich snel "Uiteraard bent u in den lange lijnen verwant aan de ondoden, maar zeker niet aan degene die ik kan oproepen, u denk wellicht dat ik andere vampieren het slachtoffer zou laten worden voor het testen van een zwaard, maar u hebt het verkeerd, deze creaturen zijn slecht tot in het bot, en dat is eigenlijk ook alles wat ze zijn, bot."
Op donderdag 31 oktober 2002 00:25 schreef Asschen_sukar het volgende:
het was laat voordat de winkel eindelijk dicht kon.
Eindelijk kon Asschen dan beginnen aan wat er al de hele dag in zijn gedachten zat, "een presentje voor de beste man"Na de deur door te zijn gelopen begroette Asschen de man. "Bevalt het zwaard? Ik kan wat ondoden oproepen om op te oefenen, dat is als mijn magie hier werkt, anders ben ik ook vrij kansloos"
"Als ik u ergens mee kan helpen laat u het me horen". zei Asschen. Het was hem duidelijk dat er iets groots stond te gebeuren. Er kwamen steeds meer vreemde figuren zijn winkel bezoeken. En nu Ruggiero zo'n speciaal voor zijn meester kwam halen was het hem duidelijk. En deze oorlog zou hij wel voor het goede strijden. Hij zou goed voorbereid zijn. En zijn vrienden door dik en dun steunen.
Door zijn gemijmer had Asschen niet in de gaten dat ze al bij Ruggiero's kamer waren... " Oh we zijn er al... dan ga ik u verlaten, u bent altijd weer welkom. Mijn steun heb je... in de komende tijden" En Asschen liet de man alleen
"Mag ik u vragen hoe uw meester eruit ziet"
* Toen ze enkele minuten gewacht hadden in de wachtkamer van het bouwwerk toen er licht op de voordeur geklopt werd.
"Dat zal hem zijn" zei Ruggiero terwijl hij naar de voordeur liep, maar Asschen was hem al voor "Laat u mij alstublieft mijn gasten zelf ontvangen" zei hij met een glimlach terwijl hij de deur opentrok.
* In de deur opening stond een man, zijn grijze paard had hij aan een balk vastgebonden die daar min of meer voor deze doeleinden stond, hij zag er niet groot uit, in ieder geval neit groter dan de gemiddelde mens, maar er was wel iets groots aan hem, iets wat hij uit scheen te stralen een soort "hoffelijkheid" zonder nuffig te worden.
"Komt u binnen, wees mijn gast" zei Asschen toen hij de deur verder opentrok. De figuur stapte naar binnen en een warme stem zei "dank u heer, u bent zeer gastvrij gezien het tijdstip waarop ik arriveer." de stem was zo diep dat Asschen even moest slikken voordat hij zijn antwoord kon geven, maar zijn antwoord was ook zeer hoffelijk. "Een heer van iemadn als Ruggiero verdient een warm welkom ,op welk uur dan ook." Het antwoord scheen de heer op zijn gemak te stellen, en hij deed zijn kap en zijn cape af.
Onder zijn zwarte cape was een zwart brokkaate rok met daaronder een witte blouse, waarschijnlijk gemaakt van zijde. Een voorstelling in zwart gestikt draad stelde in een russisch patroon een jacht voor waarbij het hert in de val zat, hoewel het hert zijn borst statig vooruit stak.
Op zijn kraag fonkelde een rode robijn, zo groot als een munt, wat van grote rijkdom te blijken gaf.
Zijn broek was eenvoudig en zwart, maar een rand aan de zijkant gaf er toch iets modieus aan, hoewel de man in feite helemaal niet modieus gekleed ging. Zijn riem was tevens zwart, met een zilveren knop waarop een ordeteken stond, een eclips met opgeheven vleugels.
Zijn laarzen waren klein, met een hak. Wat Asschen opviel toen de heer verder het vertrek in liep was dat er edelstenen in de hak zaten, en dat ze geen geluid maakten op de vloer.
"Welkom Forau" sprak Ruggiero tegen de heer, die hem vriendelijk aankeek "Goedenavond oude vriend" waren zijn woorden.
Toen draaide hij zich om naar Asschen.
* Asschen_sukar wist dat zijn kamers nooit luxe genoeg konden zijn. Maar galant zijn kon geen kwaad. Het was tenslotte een machtig iemand waarmee hij nu stond te praten. En waarschijnlijk zou het zijn bondgenoot worden in de komende oorlog.
Na een kleine obervatie zag Asschen dat de man Hrulf schoenen had. Die dingen konden alleen gedragen worden door grootmeester in de magie en krijg. Zijn ontzag steeg nog meer voor de man die vor hem stond. Het was een eer dat het zwaard voor deze man was gemaakt.
"mag ik zo onbeleefd zijn te vragen wat u weet over de kom...." eeb koude rilling deed Asschen stoppen met praten. Het was duidelijk dat de man nog niet toe was aan dit onderwerp.
"Heer" zei asschen, tijdens een diepe buiging. "zal ik u naar uw kamers brengen?"
* Asschen stond op en pakte het zwaard, Forau keek met grote ogen toe toen hij tot de conclusie kwam dat het zwaard het merk der schaduwmeesters droeg, een teken waarvan hij dacht dat het eeuwen geleden uitgestorven was en alleen door grote krijgsheren was gedragen.
"Uw zwaard, heer." Asschen overhandigde het zwaard aan Forau met nauw verholen trots, Forau hoopte dat het niet teleur zou stellen.
Op het moment dat Forau het zwaard vastgreep en Asschen het scherp losliet voelde Forau dat het perfect in evenwicht was, het zwaard was licht, maar zwaar genoeg om goed mee om te kunnen gaan.
Gezien Forau de man zijn ogen had gezien toen hij de Hrulf schoenen zag nam hij aan dat de man ook een meester was in magie, "Heer, kunt u misschien een paar ondoden oproepen zodat ik dit prachtexemplaat kan uitproberen?"
Forau realiseerde zich pas nadat hij gezegd had hoe bot zijn vraag eigenlijk was en hij vroeg zich af waardoor het kwam dat hij niet zijn anders zo normale stijl kon behouden, hij kon zich geen oplossing voor de geest halen.
En terwijl Ruggiero met grote ogen toezag hoe Asschen zijn handen in ingewikkelde bochten wrong keek Forau met een smakelijke glimlach toe, deze man had een prachtzwaard gecreeerd.
quote:* Forau keek verbaasd naar de persoon die zo snel als hij binnen kwam weer weg was, en Asschen ging verder met de spreuk
Op zondag 1 december 2002 14:00 schreef EstherH het volgende:
EstherH komt binnengelopen en levert een pakketje cd's af voor de verkoop.
Vers van de pers. De cd van DigiJasper en Ome-Bas. Succes met verkopen!
Het zag er nog het meest uit als een bok die op zijn achterpoten stond, uit zijn bek stoken twee grote slagtanden, aan zijn horens droop nog bloed van de vorige slachtoffers.
"Sorry voor deze vertoning, maar gezien mijn verleden is het makkelijk om wezens van zwarte magie op te roepen" Hij vertelde het op zo'n manier dat het duideijk was dat hij er verder niks over los wilde laten. "Als u er klaar voor bent zal ik hem los laten, wees niet bang hij zal mij gehoorzamen zolang ik nog leef"
* Op het moment dat Asschen zijn hand naar beneden bracht brak het beest los. Zijn wapen, anders dan de lichamelijke bewapening, was een gigantische bal aan een ketting, die geen mens op zou kunnen tillen.
Maar het beest scheen er geen moeite mee te hebben en zwaaide de bal met een daverende kracht door de kamer, een kast verpletterend. En toen, terwijl de bal zijn kant op zwaaide kwam Forau achter zijn cruciale fout, zijn zwaard.
Het lag nog op de tafel, en de bal kwam met vernietigende snelheid op hem af. Hij moest snel handelen.
Met een flitsende beweging stak FOrau zijn handen in zijn mouwen en haalde er twee lange ponjaarden uit, sprong omhoog en sloeg met niet helemaal menselijke kracht de ponjaarden in de steunbalk.
De bal vloog onder hem door en kwam met een klap tegen de muur terecht, een wolk aan gruis achter latend.
Forau hing nog aan de steunbalk en zwaaide zich over het gestalte heen.
Hij raakte de grond en rolde gelijk door naar de tafel waar zijn zwaard lag, en ontweek zo ook de tweede klap die de bal achterliet.
* Forau greep zijn zwaard en voerde snel een moulinet uit, nu waren de kansen gekeerd.
Het wezen haalde weer aan, en Forau zette zich schrak in zijn met aarde gevulde Hlurf laarzen.
Weer kwam de bal vernietigend op hem af, maar ditmaal was hij er klaar voor. Hij zette af en sprong over de ketting heen, die achter hem door vloog. Sprintte dichterbij het wezen en sloeg met een snelle slag zijn knieschijf aan gort.
Het wezen slaakte een kreet die een ander zou verstommen, maar Forau was klaar om het af te maken.
Met een snelle slag van zijn Hlurf laarzen schopte hij de andere knieschijf door zijn knieholte heen en het beest zakte kreunend op zijn knieen. Nu wist Asschen waar de edelstenen op de hakken van de schoenen voor waren.
Het beest schreeuwde nog een laatste keer toen het op zijn knieen viel. Forau haalde aan en maakte met een zijwaardse slag een einde aan het het beest zijn schreeuw.
Zijn hoofd viel lang hem op de grond en de rest van het lichaam stortte ter aarde voor Forau zijn voeten.
* Forau was onder de indruk van het wezen wat hij zojuist nog doder had gemaakt. Nog nooit had hij zo tegen een ondode gevochten, niet van zulke afmetingen, niet van zulke kracht.
Deze smid was meer dan een uitzonderlijke goede smid, het was een grootmeester, in donkere magie en in smeden.
Het zwaard glom nog in zijn handen terwijl het donkerrode bloed er van afdroop. "Een werkelijk uniek zwaard heer," zei Forau terwijl het wezen langzaam in rook verdween.
"En een werkelijk uniek wezen, het had niet veel gescheeld of u had een bondgenoot minder."
En terwijl Forau zijn zwaard weer op het kastje legde kwam Asschen weer verder de kamer in gelopen, de schade opnemend.
Het gevecht had niet lang geduurd. Voor een normaal zwaardvechter had het zijn einde betekent. Of een lang gevecht met ontsnapping als einde. Maar niemand was in ooit in staat geweest zo'n beest alleen en zonder magie te doden. Het was Asschen alleen gelukt door gebruik van zijn vertrouwde magie. Maar nooit met het zwaard.
De heer Forau deed het in minder dan een half uur.
"Een prachtig gevecht meneer. Ik hoop niet dat ik u schade heb toegebracht door deze demon uit de 7e ring van de kring te halen. Anders bied ik u mijn nederige excuses aan," Asschen boog lichtjes voor de heer om zijn woorden kracht bij te zetten, " U kamers zijn gereed, mocht u willen rusten." Asschen liet de twee achter om de schade op te nemen.
"Een prettige nacht. Morgen is er weer tijd om het over de serieuse dingen te hebben"
De man stapt naar binnen
Is er iemand hier?
* De man zag er niet al te best uit. Hij zag er uit of dat hij ieder moment in elkaar kon storten, maar dat zijn harnas dat verhinderde. Dit was ook niet zo verwonderlijk na de lange reis die hij gemaakt had. Het werd tijd voor hem om te rusten en hij had enorme honger. Als hij hier goed was moest hij eerst maar eens voor zichzelf gaan zorgen.
Asschen keek naar Forau, die de man te hulp schoot.
"Ik weet niet wat je gedaan hebt, maar je ziet er vermoeid uit beste man. Ik denk dat het beter is eerst wat te rusten, voordat je ons uitlegt wat je hier doet."
[sub] ik ben een week op vakantie.. dus je moet het eff zonder mij doen [/sub]
Als er niet snel iets gedaan werd zou het onmogelijk zijn om de invasie te overleven. De macht van Asschen en Forau zou niet genoeg zijn om het tij te breken.
"Bedankt alvast. Zodra ik weer wat geslapen heb zal ik..."
Hij werd bewusteloos. Het was goed dat Forau hem hielp anders was hij in elkaar gezakt. Forau bracht de man naar een kamer samen met Asschen en daar werd hij ontdaan van zijn harnas, en wat andere dingen die hij bij zich droeg, en op het bed gelegd. Zijn spullen lagen op een hoop in de kamer. Het viel Asschen op dat het harnas van erg goede kwaliteit was, iets wat hij zelfs kon zien nu het vol deuken zat en smerig was.
Er rezen vraagtekens bij Asschen.
"Deze man ken ik ergens van. Denk ik... Ik zal hem wel vragen wanneer hij weer wat aangesterkt is. Hij zal zich vast wel melden als hij wakker is om iets te kunnen eten."
Toen schoot hem de reiziger van gisteren te binnen. Hij had de hele dag geslapen. Hij zou inmiddels wel honger gekregen hebben.
Na vlees van het dier, dat boven het vuur hing, getrokken te hebben, schonk hij wat drinken voor de man in en vertrok naar boven. Het gezicht stond hem zo bekend.
Hij stapte de kamer binnen. Het harnas lag nog naast het bed. Zijn zwaard, wat niet meer was dan een afgebroken kling lag er ook. Dat zou hij wel weer herstellen, mocht het nodig zijn. Asschen zette het eten op de tafel, en maakte de man wakker.
"Ik dacht dat je wel aan wat eten toe was"
De man vroeg zich af of Asschen hem had herkend...
"Hoe weet ut mijn naam. Waar ken ik u van."
Asschen hoopte vurig dat hij zijn vriend van midkemia was. Ze hadden daar zij aan zij gestreden.
Nee dat kon niet. Hij was gestorven, voor zijn ogen.
Asschen pakte het lege bord, en nodigde de man uit mee te lopen naar beneden. Naar gelagkamer, waar ze wat konden drinken.
Het was een kamer met veel donker hout en rustige kleuren. Het straalde sfeer en gezelligheid uit. Asschen wees de man een luxe stoel en liep weg om wat te drinken te gaan pakken.
Het wordt tijd dat hij ziet wie ik ben. Ik hoop dat hij me niet vergeten is. Wacht, hij denkt natuurlijk dat ik dood ben.
Het was vreemd om Asschen weer te zien. Jarenlang hadden ze zij aan zij gestreden, maar tijdens de oorlog waren ze elkaar uit het oog verloren. Het was ook zo vreemd toen hij aan Asschen herinnerd werd, zo plotseling...
Asschen schonk de man een glas bier in. Dat kon de man wel gebruiken.
"Mag ik u vragen hoe u heet. En wat u hier brengt?"
tnx pluisje
Toen hij bijkwam had hij een vreemd gevoel, een gevoel van haast. Hij kon maar aan een ding denken: Hij moest naar Asschen..Hij moest.
Hij pakte zijn harnas en enkele andere spullen waaronder een kistje met daarin een stuk doek. Hij sprong op zijn paard en begon te rijden, rijden naar waar zijn gevoel hem stuurde. Hij zou hem vinden.
Later tijdens de reis kwam er een tweede visioen. Ditmaal was het kort en niet zo heftig als de eerste. Hij zag voor zich een scroll die zich ontrolde met daarop een afbeelding van een steigerende pony en het woord taveerne.
Daar zou hij Asschen vinden, hij voelde het.
[Dit bericht is gewijzigd door Daron op 02-01-2003 14:50]
"Asschen vriend, herken je me dan niet. Ik ben het: Daron. Je vriend. En waarom ik hier ben weet ik niet. Maar het is belangrijk, heel belangrijk. Ik had eigenlijk gehoopt dat jij me kon vertellen wat er te gebeuren staat"
Daron nam nog een grote slok van het bier. "Mooie taveerne heb je trouwens."
[Dit bericht is gewijzigd door Daron op 02-01-2003 14:56]
Om maar gelijk met de deur in huis te vallen. Het is goed dat je er bent."
Asschen boog iets naar voren, niet iedereen hoefde hem te horen. Er zaten altijd oren van de vijand in de buurt.
"Er staat iets groots te gebeuren. De vijand roert zich weer. We hebben alle mensen nodig die we kunnen vinden. Dit zal niet zomaar een veldslag worden.
Dit is niet eens te vergelijken met de oorlog thuis."
Asschen: "Zwaarden, ik zag er maar een"
"Ik heb meer als een zwaard bij. Het zwaard dat je zag was van goede kwaliteit, maar is niets vergeleken bij mijn andere zwaard."
Daron sprak hier over het zwaard wat hij na het verdwijnen van Asschen tijdens de oorlog had bemachtigd. Het was een heel speciaal zwaard, wat alleen hij op een normale manier kon gebruiken. Het was niet te tillen door gewone mensen, zelfs niet door de sterksten. Alleen Daron was geen gewoon mens, hij bezat de immense kracht om het zwaard te hanteren. Het zwaard bracht dan ook een immense schade toe aan de tegenstander. Echter, het zwaard was gebroken tijdens een zeer zwaar gevecht en sindsdien had Daron gezocht naar iemand die het kon repareren.Hij hoopte dat Asschen met zijn magie en kennis van de smeedkunst in staat was het zwaard te tillen en te smeden.
"ik zou graag zien dat mijn zwaard en harnas gemaakt werden, alleen een dolk voelt zo kaal. Zijn er trouwens nog meer die je bijstaan in datgene wat komen gaat?"
Hij verblijft op de 2e vedieping. Die is momenteel aan hem en zijn gevolg aangewezen. Als je hem wenst te spreken kan je dit het beste aan zijn bediende vragen."
Meer wenste Asschen niet te vertellen over zijn vriend Forau. Dat moest Daron zelf maar ontdekken. Het zou een leuke verassing voor hem zijn dat hij nu een ondode als bondgenoot had. En een goede ook.
"Het is goed om weer onder vrienden te zijn Daron. Het magiërs bestaan is eenzaam"
whooohaaaaaa
Hij vond het fijn om te zien dat met Asschen alles goed leek te zijn, maar hij vroeg zich wel af wat die enorme kwade macht moest zijn. Asschen had gezegt dat het niet te vergelijken was met de oorlog thuis en dat baarde hem toch wel zorgen. Het was tijd om op zoek te gaan naar meer medestanders. Maar eerst zou hij naar de tweede verdieping gaan om kennis te maken met de man die een Baldur demon versloeg zonder enige schade op te lopen: dat kon niet anders als een groots zwaardvechter zijn.
Hij liep de trap op en kwam aan op de tweede verdieping, hier zou ergens een bediende moeten zijn. Daron liep iets verder de gang op en zag inderdaad iemand staan. Het leek op iemand die hier de wacht stond te houden. Hij zou de persoon eerst aanspreken, hij had niet de intentie om zonder aankondiging naar binnen te stormen, dat was ook nergens goed voor. "goedendag, ik zou graag spreken met de zwaardvechter die hier verblijft, ik ben een vriend van Asschen."
Daron voelde zich hier toch niet helemaal op zijn gemak, hij miste zijn zwaard en harnas. Hij was niet gewend om zo voor iemand te verschijnen, maar het zou wel goedkomen, Asschen zou niet zomaar een hele verdieping aan iemand geven.
En dan was daar nog een of andere rare vogel. Die kwam binnenvliegen, en het leek wel of hij groeide. Hij ging op een kruk zitten, en na een tijdje kwam er iets van een gezicht tevoorschijn.
"Goeiemorgen... meneer? Kan ik u wat aanbieden. U ziet er nogal.... moe uit." Niet wetend wat anders te zeggen probeerde hij het zo.
De elfen, althans dat dacht Asschen, waren in een hoek gaan zitten, zodat ze minder opvielen tussen het normale taveerne volk. Ze zouden vanzelf wel om een serveerster wenken als het nodig was. En zolang ze geen kwaad in de zin hadden vond Asschen alles best
Doet u mij maar een glaasje granoc aub
Hij poetste een van zijn kristallen glazen op voor de ...gedaante voor hem, en schonk het goedje in.
"Wat brengt een wezen als u hier, als ik vragen mag?"
* Ruggiero liep het vertrek uit maar keerde zich nog om "Heer, er zijn een paar minuten geleden elf-heren binnengekomen, ik dacht dat u dat wel wou weten. Forau keek Ruggiero bedenkelijk aan "Dank je dat je het zegt, ik zal het in overweging nemen." sprak hij in gedachten verzonken
Maar dat zijn maar geruchten.
Nog een glas?
Daron liep naar binnen "Goedenmiddag heer, mijn naam is Daron, ik ben een oude vriend van Asschen" Toen de man zich omdraaide schrok Daron. Hij had bijna als reflex naar zijn dolk gegrepen, maar hij had zich kunnen bedwingen. Voor hem stond overduidelijke een ondode, en niet zomaar een. Een ondode, zijn gedoodverfde tegenstanders. Zij waren het waartegen Asschen en hij zij aan zij gevochten hadden. De man zag er voor een ondode opmerkelijk goed uit. De kleding die hij droeg was zeker niet goedkoop, en wat een bijzondere schoenen. Hij had een zeer mooi zwaard omhangen, het kon niet tippen aan zijn eigen zwaard, maar het was duidelijk dat iemand met veel kennis van zaken het gesmeed had. Maar als Asschen deze ondode een hele verdieping gaf, dan zou dat niet zomaar zijn. Hij besloot voorlopig niets te doen en de man te behandelen als iedere andere vriend van Asschen. Als Asschen maar niet onder invloed was van een of andere evil-spell. Waarom had hij nu alleen zijn dolk bij...
"Ik heb begrepen dat U Asschen ook zult bijstaan in datgene wat komen gaat. Dat maakt ons dus bondgenoten." sprak Daron terwijl hij de omgeving goed in zich opnam. Als die vent iets raars ging doen dan wilde hij goed weten wat de opties waren.
Dit gaf Asschen de tijd om alles op een rijtje te zetten. Hij voelde aan heel zijn wezen dat de donkere tijden begonnen te naderen. De sfeer in de taveerne was duidelijk bedrukkender dan een half jaar geleden. Mensen spraken niet zo snel meer, en zelfs de alcohol consumptie was achteruit gegaan.
Er kwam onguur uitziende persoon binnen. De man keek rustig de taveerne rond. Toen zijn ogen die van Asschen ontmoette uitte dan man een strijdkreet, trok zijn zwaard, en stormde op de barman af. Niet wetend wat te doen dook asschen weg achter de toog. Zwaardvechten was nooit zijn meug geweest. Hij zou alleen kunnen winnen als hij magie zou gebruiken. Iets wat hij juist uit alle macht trachte te voorkomen, zodat de magiërs van de vijand hem niet konden opsporen.
Maar toen het zwaard voor zijn neus voorbij raasde bedacht Asschen zich geen twee keer.
Hij hief zijn handen boven zijn hoofd, en kruisde ze. Na een korte stilte schoot er een zwarte bal uit zijn polsen. De bal knetterde van energie, en schoot recht op de ondode af. De energiebal trof doel, maar zijn uitwerking was niet de verwachte. De bal brande dwars door de ondode heen, en spatte op de vloer uitteen, want ontaarde in een klein vuur.
De ondode lachte een keer, en liep richting de verdwaasde magiër.
Het enige wat Asschen nu nog kon doen was om hulp roepen,
"Forau, Daron. Jullie hulp zou op prijs gesteld worden!!!" bulderde de magiër, in de hoop dat de twee hem te hulp konden schieten voordat het te laat was.
ooc: en ik storm nu naar bed, vanmorgen was het 6 uur
Ondertussen was in de bar de ondode op Asschen ingelopen. Hij haalde uit maar Asschen sprong opzij en het wapen belande met een klap in het hout van de bar. "Waar blijven die twee toch" vroeg Asschen zich af "als ze me nu maar gehoort hebben" Op dat moment renden Forau en Daron de bar binnen.
Toen Daron de bar binnen kwam zag hij Asschen weggedoken en een ondode die zijn wapen uit de bar trok, er was niet veel tijd. Hij mocht niet gedood worden. Zonder al te lang na te denken wierp hij de dolk. Het perfect uitgebalanceerde wapen zoefde door de lucht. Heel even leek het alsof alles langzamer ging. De ondode schreeuwde, het zwaard wat hij vast hield kletterde op de grond en forau stond al bijna bij hem. De dolk had de rechterpols van de ondode vernield en daarom was hij niet langer in staat zijn zwaard vast te houden. Hij pakte het zwaard nu met zijn linkerhand van de grond.
"Dood hem niet!" schreeuwde Daron. Hij was eigenlijk al te laat geweest, maar blijkbaar dacht Forau er hetzelfde over. Als forau hem dood wilde hebben dan was hij nu dood geweest. Het zwaard was met een soepele beweging uit de handen van van de ondode geslagen, tijdens deze beweging waren ook zijn vingers van zijn hand gesneden. Dit zou hem ervan weerhouden opnieuw een wapen te trekken. Als een vervolg op deze ontwapening vloerde forau de man en zette zijn zwaard op zijn keel, de ondode kon nu niet meer bewegen of hij zou dood zijn.
Asschen was ondertussen ook dichterbij gekomen. Het gevaar was geweken. Daron en Forau keken elkaar aan en er volgde aan beide zijden een kort knikje, ze wisten het. Voor Daron was er geen twijfel meer over, Forau was Asschen meteen te hulp gesprongen en had goed gehandeld. Bovendien leek het erop dat Forau hem ook geaccepteerd had. Wat een mooie beweging had Forau gemaakt, hij zou tijdens het gevecht een waardevol metgezel zijn.
Daar stonden ze dan, met zijn drieen om de ondode die aan een hand zijn vingers miste en aan de andere kant nagenoeg geen pols meer over had. Hij kon geen kant op. Daron trok zijn dolk uit de pols van de ondode, die daarop niet kon reageren omdat Forau met zijn zwaard tegen zijn keel prikte. Nu was het tijd hem te ondervragen, want wat deed hij hier...?
[Dit bericht is gewijzigd door Sitethief op 15-01-2003 13:44]
"Gegroet heer elf. Zou u ons kunnen vertellen waarom u naar ons toe komt?
[Dit bericht is gewijzigd door Daron op 15-01-2003 14:39]
quote:nog meer ooc :
Op woensdag 15 januari 2003 08:00 schreef Sitethief het volgende:
((OCC nou loopt in een keer iedereeen weg ))
Assie heeft drukke week.. en is niet in staat zijn hersentjes op volle toeren te krijgen....
De deur sloeg achter hem dicht. De stevige wind liet buiten nog steeds van zich horen. De ramen waren al gesloten. En de vlammen in de haard dansten wild in het rond. Wat Asschen eraan herinnerde dat hij nog steeds in een nat pak stond. Snel liep hij naar de kamer achter de bar. Zijn natte kleren hing hij bij de haard, op veilige afstand van de vlammen. Toen hij zich omdraaide rook hij een vreemd soort lucht. Herkennen deed hij het niet. Maar dat het geen natuurlijke lucht was had Asschen al snel door. Het meeste rook het nog naar tabak. snel rondkijkend spoorde hij de klanten af. Er waren weinig nieuwe mensen, en niemand viel echt op.
Dat zou later wel komen. Eerst was er die ondode. Vanavond na sluitingstijd zou hij die schoft eens ondervragen. Het beviel hem niks dat ze nu zelfs hier tevorschijn kwamen
Nadat Asschen zijn spullen bij de haard had gehangen en duidelijk weer wat tot rust was gekomen liep Daron naar hem toe en schoof bij hem aan de tafel. Hij besloot dat hij het nu wel kon vertellen. "Asschen, ik ruik al de hele tijd een vreemmde lucht die wel wat lijkt op tabakslucht, ben ik de enige of ruik jij het ook? Asschen antwoorde instemmend. "laten we op ons hoede blijven" Toen bedacht Daron zich weer dat hij zo weinig had kunnen doen toen de Unlantazor Asschen aanviel. "Asschen, zou het mogelijk zijn dat mijn zwaard gemaakt wordt?"
Hij hoopte vurig dat Asschen geen nee zou zeggen, hij had al lange tijd geen fatsoenlijk zwaard meer vastgehad en voelde zich daardoor al een hele tijd incompleet. In barre tijden vertrouwde hij er altijd op, maar nu kon dat dus niet. En de dagger gaf hem niet het wenselijke gevoel voor de dingen die te gebeuren stonden.
"ik hoop dat mijn zwaard nog te maken is, of dat je een goede vervanging hebt. En denk je dat je mijn harnas kunt repareren of heb je nog iets speciaals? Deze was niet erg bijzonder."
Mijn excuses, Forau.
"Vreemdeling, mag ik u vragen waarom u geen last heeft van dit magische rotgeintje. Of bent u soms de aanstichter van dit kwaad" Geïrriteerd door de mist zette Asschen een strengere toon op dan bedoeld.
OOC: even een snelle reply voordat ik naat mijn toets moet
"Als iemand een idee heeft over hoe we dat monster mijn taveerne uit kunnen werken wil ik dat graag horen!"
"Je had wel een mogen zeggen dat het hart aan de andere kant zat!!" Ziedend van pijn, angst en de tweestrijd in zichzelf stormde Asschen op het monster af.
ik heb het even erg druk, vandaar het lange wachten excuses hiervoor
De elven die zich afzijdig hielden keken op bij het noemen van de naam Asschen. Wat geen rare reactie was, gezien het feit dat hun verwanten vroeger onderdrukt werden door de Valheru.
Dat de laatste nog levende Valheru voor hun neus stond moest haast wel als een schok overkomen.
Ondertussen was de vreemdeling al begonnen met een aanval op het ondode monster. De energie die vrij kwam was immens. Een knetterende bal vloog op het de Unlantazor af. Dankzij de actie van Daron trof de magische aanval doel. Het beest schreeuwde van de pijn, maar was nog lang niet verslagen. Zijn zwaard vloog met inmense snelheid op de vreemdeling af.
Niet in staat het te ontwijken dook de man ineen... maar het zwaard raakte hem niet.
Voor hem stond een gedaante dat iets weg had van een elf. Alleen was hij nog groter en breeder. Zijn lichaam werd beschermd door een groot wit harnas. En zijn zwaard lag stevig in zijn handen. Zekerheid straalde van de man af.
Zonder twijfel, angst of onzekerheid liep de gedaante het licht in, en op het monster af. Even was het stil. Zowel de Unlantazor als het gedaante stonden stil. De elven, Forau en Daron bewogen langzaam om het ondode monster heen. De vreemdeling verkeerde weer in trance, zich voorbereidend op de genedaklap.
Alleen Asschen was weg. De kleine magiër was verdwenen, hij had plaats gemaakt voor de valheru. Eens weer was hij de machtige Asschen Sukar, heerser der Adelaarsbereik geworden
Met een snel gebaar pakte Sitethief zijn zilverkleurige boog van de tafel. Snel een pijl uit de koker pakkende spande hij een pijl tot het uiterste van zijn spankracht.
Alleen wat heb je aan een pijl en boog als er vier krijgers met het monster aan het vechten waren
Dus pakte Mythus haar kleine elven-tomahawk die gemaakt was van sterk hardhout en waarvan de snede glinsterde in het licht van de vele lichteffecten die bij zo'n gevecht ontstaan.
Hij hoorde de oude man iets schreeuwen maar Sitethief probeerde in opperste concentratie de Ulanzator te raken.
Voor zo'n log en groot beest was hij nog snel en behendeig ook. Bij het rondspringen en ontwijken van het monster dreunde de houten vloer van het taveerne en wolken mist waaiden omhoog en belemerden het zicht . Vlammen en rook fladderden van het gigantische zwaard af, enkele stoelen en tafels begonnen te branden .
Plotseling ging er een huivering door Sitethief heen, hij hoefde niet eens opzij te kijken om te weten wie er naast hem stond. Het was een Valheru!
Sitethief vervloekte zichzelf over het feit dat hij het weer eens niet gemerkt had. De elvenkrachten naen lanzaam af terwijl de macht van het kwade, van de sluimerende machten die langzaam maar zeker wakker werden toenam. Sitethief vreesde dat dit vergeleken bij wat er nog zou komen maar eeen picknick was.
Met een luid gesuis vloog er een zilveren flist door de kamer. Met een luid gebrul draaide de Ulanzator zich om en haalde met zijn reuze-zwaard flink uit naar Sitethief. Sitethief probeerde opzij te stappen maar hij was in verglijk met het beest veel te langzaam.
Denkend dat zijn einde naderde zag Sitethief zijn leven als een film langsschieten.
........................................................................................................................
De Valheru zijn terug.. Zal het allemaal opnieuw beginnen.. onderdrukking en onderwerping.. De Valheru , de wezens die goden wilden zijn..
De Grote Draak maakt een scherpe buiging en vliegt terug naar het kasteel.
Ik moet mijn meester terug zien te laten keren. De Valheru . dat kan nooit goed gaan..
Langzaam hief hij het hoofd, hij zag nog net hoe de eilf zich in veiligheid bracht, gered door de oude man. Met zijn gedachte bij de komende aanvallen richte hij zich op de Unlantazor. De elf zou later wel komen.
Met een snelheid waar de meeste elfen een puntje aan konden zuigen storte hij zich op de verzwakte Unlantazor. Met een korte houw van het zwaard lag het beest op de grond, de achillespezen doorgesneden. Het koste de andere niet veel moeite de klus af te maken. Het zwaard van Forau had de klus al geklaard.
De zwarte mist om het monster verdween, de rode gloed in zijn ogen doofde.
Je hebt een slaaf verslagen, maar de meester zal nooit de jouwe zijn. Oorlog nadert, en zelfs de machtige Valheru zal mij niet kunnen stoppen
Een koude rilling liep over Asschen's rug. Een oorlog was nabij, en hij was weer de oude. Asschen sukar, heerser van het Adelaarsbereik was weer onder de mensen. Nog even, en dan zou hij hier heersen, en zouden deze zielige mensen aan zijn voeten liggen.
"Valheru, verman je!". De tijd is aangebroken, datgene wat reeds lang geleden voorzien was zal nu plaatsvinden. Oorlog nadert en de werkelijke Meester van de Unlantazor en anderen der ondoden staat op het punt tot actie over te gaan. Jij! Jij zult vijanden treffen, maar ook vrienden, gelijken. niet kwa macht maar kwa hart. Herdenk Golondra! Nimmer weer Valheru, zult gij uw macht misbruiken, enkel voor het goede en dat moment is nu. De dienaar van de vrouwe zette zich schrap en wachtte de reactie van de machtige Valheru voor hem af. Gelukkig wist de Valheru nog een andere sterveling niet wat zijn werkelijke gedaante was, want anders zou dat rampzalige gevolgen kunnen hebben. Hij voelde de aanwezigheid van de vrouwe en keek de Valheru nu recht in de ogen aan.
Alleen de gedachte aan dat moment deed Asschen verlangen naar die macht, om wraak te nemen op die vervloekte magiër
Valheru, luister naar mij! Verban de kwade gedachten! De tijd is aangebroken, laat het goede in je verschijnen
* Bar_the_Grey verstuurdde een mentale image aan de Valheru, herinneringen aan vroeger tijden maar ook aan dingen die zouden komen!
Toen plotseling voeldde hij zich onwel en werd duizelig, een aanval op de vrouwe...
De kwade Meester, het kan niet anders!
Heeft hij zijn legers losgelaten?
Is de oorlog los gebarsten?
Neen het is te vroeg nog niet, nog niet er is nog geen balans.
We zijn nog niet gereed.
Te vroeg, te vroeg.......
De twee Kjeldoran Knights schrikken nergens van maar de aanblik van een vaag monster dat vecht en een te vol van magie bezittende uit de kluiten gewassen krijger, en dan een oude man die fel uit z'n ogen kijkt is hun toch wat gortig en ze wachten op het bevel van hun heer.
Goede en kwade machten zijn hier tegen elkaar aan het strijden, maar wat is goed en wat is kwaad. soms doet het kwade goede dingen en doet het goede kwade dingen in de naam van hun eigen doel.
Lord Dreamer bekijkt de situatie en wacht rustig af wat z'n "tegenstanders" (want iedereen in de kamer kan de indringer geweest zijn) als zet gaat doen. Het monster straalt kwaardaardigheid af, het lijkt wel bezeten. De rest lijkt zich allemaal tegen het monster te keren, al zijn er ook weer onderlinge gevechten gaande die op magisch vlak uit gevoerd worden.
Quantarianth heeft hem iets ingefluisterd over Valheru , maar er over horen en er een zien is wat anders. Als WarLord kan hij alleen bewondering hebben voor de Valheru, Als DragonLord wat minder als berijder van een draak. Voor dat hij zich er in mengt kijkt hij rustig hoe alles zich ontpopt. Hij glimlacht even. De overlevenden van deze strijd hebben hem wat uit te leggen.
Hij geeft de Kjeldoran Knights een seintje en samen nemen ze een wat meer strategische positie in t.a.v het strijdgewoel. Hij kijkt naar z'n zwaard en voelt zich een worden.. het zwaard begint zacht blauw te gloeien. Dan wacht Lord Dreamer op wat er komen gaat.
Asschen, grijp die macht. Accepteer je lot, je zult altijd een Valheru zijn. De macht die jou toebehoord ligt nu voor het grijpen.
Stemmen in zijn hoofd zeiden hem de macht te grijpen. Maar zijn verstand zei van niet.
Terug denkend aan al die moorden die hij gepleegd had leek het hem beter de Valheru voor eens en altijd te laten rusten.
toen schoten er beelden van zijn vermoorde dochtertje door zijn hoofd, het bloed lag overal. Haar hoofdje bewerkt met de stalen kachelpook. Hij stak nog uit haar arme tere lichaam.
De tranen rolden over zijn wangen. zijn dochter... het had nooit mogen gebeuren. Als hij die krachten toen had gehad was dit alles nooit gebeurt.
Het gebeurde in een fractie van een seconde. Die onzekerheid was alles dat de Valheru in hem nodig had. Eens weer stond daar de machtige, en duistere, Asschen sukar. Klaar om iedereen die hem in de weg stond ijkoud af te maken.
De verbazing van de mensen om hem heen gebruikend stormde hij de deur uit. Hij moest zijn broeders nog bevrijden. En daar had hij draak voor nodig.
Plotseling stormde de Valheru de Taveerne uit.
* Bar_the_Grey dacht een moment na. De Valheru zou nu beslist naar de verwachtte plek gaan. Zijn poging de Valheru te beinvloeden was jammerlijk mislukt, hij had ten dele gefaald, maar er was nog niets verloren. Nu moest de Dienaar van de Vrouwe snel handelen. Vlug keek hij rond naar de overige aanwezigen. Tussen de verschillende personen zag hij Lord Dreamer en 2 van diens wachters.
Mijn heer Lord Dreamer, we moeten met spoed naar uw kasteel, er staat iets vreselijks te gebeuren, in de diepste schaduwen ver onder uw kasteel schuilt een groot kwaad wat op het punt tot uitbarsten staat. Mijn heer ik raadt U aan de helden hier aanwezig ook uit te nodigen in uw onderkomen
De magie daar is te sterk en te gevaarlijk voor hen die het licht vrezen.
* Lord Dreamer denkt even na .. De valheru , hoe past hij in het plaatje.. ?
* Zitten z'n soortgenoten daar onder vast, is het zover gekomen dat zelfs de Valheru hun terugkomst aan het voorbereiden zijn..
* Hij kijkt om zich heen en stuurt de twee wachters naar buiten om de rest van de troepen te waarschuwen om goed op te letten. mentaal roept hij Quantarianth om te zorgen dat die ook bij het kasteel is. Dan prevelt hij een paar woorden en wappert wat met z'n hand. Een portal verschijnt die leidt naar de centrale binnenplaats op het kasteel.
Als jullie snel zijn dan zijn we op tijd. De Valheru mag dan sterk zijn maar het kasteel is magisch en geeft zich niet zo gauw bloot, en m'n draak heeft familair gezien nog een appeltje te schillen met zij die draken onderwerpen aan hun gezag.
Het kasteel is een vrijplaats voor zij die het licht en het goede steunen, en het zal altijd een vrijplaats zijn.
* Bar_the_Grey prevelde een korte herkenningsbezwering en de blauwe portaal die hij en Lord Dreamer hierheen had gebracht werd nu van enkele honderd meters afstand naar de Taveerne verplaatst.
Het Kasteel van Lord Dreamer Deel 3
Allen die Asschen_sukar willen redden van zijn lotsbestemming, stap in de portaal of blijf hier en verdedig de Taveerne en wacht op zijn mogelijke terugkomst! Ik voel reeds de aanwezigheid van meerdere ondoden die hun meesters wil gehoorzamen. Op de een of andere manier hebben ze het op deze Taveerne gemund. Heel curieus, merkwaardig en mysterieus.
Snel liep hij de trap af, zijn prive vertrekken, in de kelder, tegemoet. Daar lag wat hij zocht. Het heilige zwaard van de Valheru, nog steeds even scherp als nooit tevoren. Dankzij de oefiningen in de ninjutsu dojo fok! > deel 2 was hij scherp gebleven. Zijn zwaardvecht kunsten hadden nog niks aan kracht ingeboet.
Nu was hij klaar voor een aanval op het kasteel. Alleen zou hij het deze keer niet op een frontale aanval wagen. Bij de aftocht had hij een mooi ventilatie gat gezien. Als hij niks dikker was geworden zou hij geen moeite hebben om ze het kasteel binnen te dringen.
De gedachte van het niet kunnen moorden hielden hem even tegen, maar hij overtuigde zichzelf dat wanneer hij en zijn broeders samen konden strijden, hij dat wel goed zou maken
Ach, wat dacht hij wel niet. Die elf was niet eens een bedrijging.
Asschen liep zonder verdere aandacht aan de elf te besteden naar buiten.
De buitenlucht deed hem goed, nog steeds putte hij veel van zijn krachten uit de schoonheid van alles om hem heen. Het bos, het kleine stroompje voor de taveerne, alles om hem heen.
Nog even keek hij om zich heen, en plots verscheen daar een adelaar, zijn adelaar.
Na een korte beweging van zijn hand kwam de adelaar op hem af, en streek neer op zijn schouder. Zachtjes fluisterde Asschen de adelaar wat in, en het dier vloog weg. Het was nu een kwestie van wachten tot Asschen wist waar zijn bondgenoten zich ophielden.
Hij moest in slaap gesukkeld zijn, want hij had de adelaar niet terug horen keren. Het beest zat rustig op de rots te wachten tot zijn meester zou ontwaken. Het bees wist Asschen te vertellen dat het leger dat hij zocht niet veel verder was dan een uur reizen. Aan de andere kant van het bos had het leger kamp op geslagen, wachtend op het juiste moment om aan te vallen.
En dat moment kwam naderbij. Binnenkort zat hij in het kasteel, en hingen die twee nietszeggende mensen aan de galg, en had hij weer een rijdier. De draak was niets zonder zijn baas om te beschermen. De macht van de Valheru zou de oude gevoelens van macht weer in hem losmaken.
Maar zover was het nog niet, nu moest hij het leger nog achter zich scharen
* Asschen_sukar trok zich niks aan van de regendruppels die zijn kledij nat maakte. Het droogte vanzelf weer op, en zijn wapen zat droog opgeborgen. In de verte zag Asschen de bosrand naderen. Hij had de geur van het smeulende vuur al lang geroken, en nu zag hij beweging. Schildwachten stond overal rondom het kamp, het zou lastig worden ongezien binnen te komen. Asschen besloot het dan maar op geweld te gooien, en de schildwachten die hem in de weg stonden vakkundig uit de weg te ruimen. Het duurde niet lang of de 1e schildwacht was het slachtoffer geworden van zijn zwaard. Langzaam trok hij het zwaard uit de restanten van de ondode, en veegde het af aan de tuniek van wat een orc bleek te zijn. Langzaam liep hij verder, hij stond nu aan de rand van het kamp. Het was vele male groter dan hij verwachte. Overal stonden grote tenten, en laaide grote vuren. Grote getale orcs en ander ondood gespuis zaten, liepen of sliepen in dit kamp. Uit de drukte kwam een groot wezen aangelopen. Zelfs in Asschens ogen straalde de persoon macht uit. Nee, verbeterde Asschen zichzelf, geen persoon.. maar een demon. Hij voelde het in al zijn vaten. Het was niet de eerste keer dat hij tegenover een Demon stond. Maar dit was er 1 uit de 7e ring van de diepere hellen. Zijn hoofd was er 1 van een ram ,en zijn lijf had wat weg van een stier. Bloed droop van zijn horens, en zijn lichaam werd getekend door de vele littekens. Dit was niet zomaar een demon, Een demon uit de 7e ring was er 1 om rekening mee te houden. Eentje die je niet zo makkelijk dood kreeg simpel gezegd, eentje die je niet dood kreeg. En uitgerekend hij moest naar Asschen gaan luisteren.
Asschen had zijn hand al op zijn gevest liggen, wachtend op de eerste aanval, maar in plaats van aan te vallen begroette de demon hem.
Welkom heer Valheru. We hebben op u gewacht. De duistere heer is klaar om u te ontvangen. Morgen gaan we op weg naar het kasteel
Verbaasd door dit ontvangst liep Asschen mee, wachtend op de dag dat hij die vervelende Lord Dreamer aan zijn zwaard kon rijgen.
Het lijkt erop dat de Valheru zijn persoonlijke bezittingen al heeft opgehaald Vrouwe.
Dat is waar Dienaar, maar hetgene naar wat hij op zoek is hebben we dicht bij hem verborgen gehouden opdat het niet gevonden werd door anderen
* Plotseling werd de kamer omgeven door wit licht, een teken dat hier een beschermbezwering van de Vrouwe werd opgeheven. Toen het licht was opgelost werd er in de hoek van de vloer een tegel zichtbaar met magische runes. De Questor mompelde enkele woorden om de laatste bescherming om de tegel heen te ontdoen.
Zuakim Blosa
* Bar_the_Grey tilde voorzichtig de tegel op en legde deze aan de kant. Onde de tegel lag een kistje verborgen. Voorzichtig pakte hij het in zijn handen en haalde het uit de opbergplaats. Er zat geen slot op het kistje dus opende de Questor het kistje. Wat er in verscholen lag deed zijn mond openslaan van verbazing.
Hier? Uitgerekend hier?
Jawel Dienaar, hij heeft het ten allen tijde onbewust en zonder dat hij het wist bij zich gedragen. Er was geen moeite bespaard om beschermingbezweringen te gebruiken om dit voor eenieder verborgen te houden.
* In het kistje lag een beeldje van een draak, een beeld dat bijna levensecht leek, sterker nog de Questor wist dat dit een levende draak was en wel de Draak van de Valheru. Magisch gevangen en beschermd al die tijd door de Vrouwe, maar wel zodanig dat het in de buurt was van zijn meester.
Dank je Vrouwe dat je je Dienaar mij naar de vindplaats hebt geleid. Dit is precies wat ik nodig heb om de Valheru nog steviger in mijn greep te krijgen
* Bar_the_Grey wist dat het de kwade Meester was die sprak. Vlug keek hij om zich heen maar hij wist dat hij in de val was gelopen. In een mum van tijd werden onzichtbaarheidsbezweringen opgeheven en was hij omringd door zwarte magiers die hun ziel hadden verkocht, ook wel Liches genoemd. Normaal gesproken waren ze geen partij voor hem en had hij ze in een simpele handgebaar verslagen, maar hij was nu verzwakt en de Vrouwe had het meeste van haar kracht nodig om de portaal te beschermen.
* Drie Liches vuurdden vanuit hun vingertoppen electrische schokken op hem af, dmv een vlakke handbeweging creerde hij een schild. Twee ander Liches probeerden hem te immobiliseren door het uitspreken van een verstenigingspreuk. Vanaf zijn voeten veranderde de Questor in steen. Maar toen de steen bij zijn middel was, blies de Questor een flinke adem uit waardoor de versteniging ongedaan werd gemaakt. Van dit magische tweegevecht maakte echter een Unlantazor die van afstand gecontroleerd werd door diens kwade Meester gebruik van de situatie door via een telekinese bezwering het kistje uit de handen van de Questor te ritsen. De Unlantazor rende met het kistje in zijn armen naar boven. De Questor ontketende een helder wit licht en de Liches krijsten en verschrompelden. Snel zette hij de achtervolging in. Maar boven in de gelagkamer aangekomen vreesde hij al het ergste de deur naar buiten stond open en vanuit daar klonk een machtige Schreeuw van een machtig wezen. De Questor stapte naar de deur en zag vanuit de deuropening de Draak Shazare wegvliegen op zoek naar haar Meester de Drakerijder. De overwinningslach van de Unlantazor klonk vanuit het donker. De Draak was dus vrijgelaten. De gebeurtenissen volgden elkaar nu snel op, maar gingen ook helemaal de verkeerde kant op. DeQuestor mompelde nog iets voordat hij in rook weer verdween
Dit was niet voorzien, dit was niet voorzien....
[Dit bericht is gewijzigd door Bar_the_Grey op 05-02-2003 18:34]
De kleine man liep nog steeds voor hem uit, zijn mantel verschool ieder teken van emotie. Zo snel als zijn benen het aan konden rende hij door het landschap. De portal was dichtbij, en de vrouwe was onachtzaam.
Mijn heer, we moeten snel zijn. Een groep van onze elites heeft hun leven opgeofferd om de vrouwe bezig te houden zodat wij naar binnen kunnen. Uw broeders liggen binnen handbereik
* Een lach verscheen op het gezicht van de bediende. Als zijn meester wist wat hem te wachten stond zou hij werkelijk verbaasd zijn.
De schemer van de avond viel in, de twee reisgenoten waren nog steeds onderweg. Plots stopte de kleine man. Zijn gezicht stond weer neutraal als altijd. Hij prevelde wat, en voor hen verscheen een klein wit lichtpuntje. De man fluisterde wat, en het lichtpuntje begon hevig te bewegen, overal waar hij was liet hij een witte lichtstreep achter. Een web van licht ontstond, steeds groter, steeds sterker en steeds feller, tot er een witte poort voor hen stond.
Meester, mijn taak is volbracht.
De kleine man deed een stap achteruit, en wachtte tot zijn meester de portal naar het gene rijk zou betreden.
Uw broeders wachten op u
Dank je, Arutha. Ik wist dat ik je kon vertrouwen
Asschen stapte zonder na te denken te poort door. De weg naar de overwinning lag vrij, nog even en hij en zijn broeders zouden vrij zijn.
De macht van zijn broeders was voelbaar, puur kwaad stond er aan de andere van de portal.
Achter hem werd het licht minder, de portal sloot zich
Vertrouw niemand!
Aan de andere kant van de portal stond het kleine mannetje te lachen.
De vrouwe heeft haar taak volbracht
Woedend van razernij stonden de Valheru aan de verkeerde kant van de Portal, gevangen tussen twee werelden. Ze waren niet meer verbannen, maar zaten nu gevangen in het web van de Vrouwe.
Verschillende beelden flitsten door zijn hoofd..
Hij lag naast zijn vrouw, de kamer was gehuld in duisternis. Wind speelde met de gordijnen, en de regen kletterde op het dak. Vanuit de wieg kwam een zacht gesnurk. Asschen had de hele nacht al niet kunnen slapen, en lag nu onrustig in bed. Het geluid van vrouw en kind stelden hem gerust, maar de dreiging van een aanval niet. De hele week zat hem dit gevoel al dwars, maar hij kon niet zeggen wat en waarom het was.
Even sloot hij zijn ogen, in de hoop dat de slaap hem zou overnemen. Toen hij zijn ogen opende lang zijn vrouw naast hem, van borst tot kruis opengereten, haar bloed zat overal. Voor hem stond een man, gehuld in het zwart, met zijn dochter in zijn handen. De gordijnen werden verteerd door vuur, en de dansende vlammen sprongen over naar de vloer. Het hout schroeide hier en daar al.
De man in het zwart haalde een mes tevoorschijn, en langzaam duwde hij de punt in het de buik van het meisje.
Asschen probeerde zich uit alle macht te bewegen, maar iets hield hem tegen. Een duistere macht wilde niet dat hij zijn dochter redde.
Het mes drong verder en verder in het vlees van de kleine meid, die inmiddels de hele buurt wakker schreeuwde van de pijn.
Toen was het rustig.
Alles werd zwart. Asschen zakte in elkaar, hij had gehoopt dit nooit meer mee te maken. En nu gebeurde het weer. Zijn slechte herinneringen kwamen weer boven.
Veel tijd om er bij stil te staan had hij niet.
Plots stond hij tussen de elfen, in het vroegere Elvandar. De grote stad der elfen, met koningin Aglaranna nog aan zijn zijde. Hij was jaren lang met haar getrouwd, en had haar, en haar stad beschermt tegen kwade machten. Dit was zo geweest tot die vreemdeling kwam in het zwarte gewaad. Hij had hun gewaarschuwd, maar het mocht niet baten. Nog diezelfde avond kwam de demonen invasie op de elfenstad. Honderden elfen werden nodeloos afgeslacht, hun zielen gevangen gezet in de immense lichamen van de demonen. Asschen had weten te ontsnappen, maar had toe moeten kijken hij zijn volk werd vernietigd. Zijn koning, zijn vrouw, was hij verloren. Alles waar hij voor geleefd had was weg. Niet wetend of Aglaranna, de elfenkoning, nog leefde had hij terug getrokken in zichzelf. Kapot door de emoties van de strijd, verloren gewaand door al zijn vrienden.
De Valheru in hem had dit gemerkt, en had dit het ideale moment gevonden om terug te keren. Asschen Sukar had eens weer volledig macht over het lichaam, en jaren van moord en verminking volgde.
Weer verdween het beeld. Een grote razernij maakte zich meester van Asschen. De herinneringen uit het verleden die hij niet meer op wou halen werden hem nu toch getoond. Tot twee keer toe had hij nu zijn vrouw verloren.
Het is haar schuld Valheru. Ik heb alles wat in mijn macht was gedaan om haar te stoppen. Maar ik schoot tekort. De vrouwe heeft je willen vernietigen. Het was zij die jouw hier opsloot en je deze herinneringen toe speelde. Het is haar die jouw kapot wil zien gaan aan je eigen verleden.
De stem van de naamloze verdween, om in Asschen lichaam een nog grotere woede te ontketenen. Keer op keer beleefde hij de moord op zijn dochter. Keer op keer zag hij het koude staal het vlees binnendringen, om daar de dodelijke wonden toe te brengen. Keer op keer hoorde hij zijn dochtertje roepen om haar vader. De tranen rolde over de wangen van het kleine kind. Keer op keer stierf het kind in zijn armen, nadat de moordenaar was verdwenen.
Woede, razernij en instinct namen het over. Asschen had zijn laatste fase bereikt, en was klaar om het tegen de vrouwe op te nemen.
Langzaam maar zeker nadert ze haar doel. Bij de weg gekomen trekt ze de kap van haar pij zo ver mogelijk over haar hoofd. Hoe versleten het gewaad inmiddels ook is, door de kap is haar gezicht volledig in schaduwen verhuld en zal niemand haar herkennen, hoopt ze. En inderdaad, de enkele voorbijganger die ze tegenkomt knikt vriendelijk en één vraagt haar zelfs om een zegening. Ze walgt bij de gedachte alleen al, maar om de schijn op te houden maakt ze een vaag gebaar en prevelt wat woorden - de man ook weer gelukkig.
Dan - na voor haar gevoel een eeuwigheid - ziet ze het gebouwtje waarin de Taveerne is gevestigd. Ze haalt diep adem en tast de omgeving af. Inmiddels heeft ze de plek die van alle magie ontdaan is achter zich gelaten en kan weer volledig op zichzelf vertrouwen. Gerustgesteld dat ze Atrimar inderdaad is kwijtgeraakt, concentreert ze zich op de aanwezigen in de Taveerne.
In het etablishement zijn geen personen van enige betekenis, voelt ze. Een zeer verrassende ontdekking... de Valheru is dus niet hier! Wat nu... ze kan toch moeilijk de gelagkamer binnen huppelen en vragen waar de hooggeachte Valheru zich bevindt? Of zou de Valheru inmiddels naar een andere plaats zijn gereisd? Ze staat in dubio. De Taveerne binnengaan, of terug naar het Kasteel, waar de Valheru wellicht zijn troepen naar de overwinning leidt?
Phoenixx besluit dat de laatste optie de meest voor de hand liggende is, vervloekt de tijd die ze heeft verloren door deze onnodige reis en keert om. Een ijskoude windvlaag grijpt haar pij, rukt de kap van haar hoofd en doet haar ogen tranen.
"Ga niet van hier zonder de Valheru!"
* Trillend van de schrik, de kou of een kombinatie van beide blijft ze staan. Kennelijk is Phoenixx de enige geweest die de stem, die als een donderslag door haar hoofd had gedreund, had gehoord, want van nergens was enige reaktie te bespeuren. De meester had tot haar gesproken, denkt ze vereerd. Ze draait zich om, haalt diep adem en loopt toch weer naar de Taveerne. Bij iedere stap die ze zet tast ze de omgeving af naar aanwijzingen. In de Taveerne zijn nauwelijks magische krachten waarneembaar, zodat ze besluit eerst een omtrekkende beweging rond het pand te maken. Achter het gebouw gekomen voelt ze een tinteling in haar nek, en over haar rug lopen.
"Maar wat hebben we hier?" * fluistert ze zacht. Daar, in die donkere hoek, daar trilt de lucht zachtjes. Met het blote oog nauwelijks waarneembaar, maar het ontgaat de Vuurvogel niet. Als een spinneweb opgebouwd uit energiedraden van de meest fijne soort staat daar een portal. Phoenixx trekt een bedenkelijk gezicht.
"Wat moet die portal hier? Logisch denken meisje, logisch denken...
Waarom open je een portal? Om van A naar B te gaan.
Wat gebeurt er dan met die portal? Die verdwijnt.
Tenzij je hem nodig hebt om terug te keren naar A... Hmmm..."
* Voorzichtig tast Phoenixx de draden van het web af, nauwkeurig het patroon volgend. Haar zoektocht naar de Valheru is ze door deze nieuwe ontdekking al helemaal vergeten.
"Hmmm... als dat de bedoeling is geweest, heeft men hier toch duidelijk een foutje gemaakt. Nee - deze draad loopt overduidelijk verkeerd, zo kom je nooit meer naar deze kant van de portal. Tsk, tsk... beginnersfoutje hoor!"
* Ze doet een stap achteruit en bekijkt van iets meer afstand of ze het goed had gezien. Ook vanaf deze positie lijken haar bevindingen juist en ze stapt weer naar de portal. Uiterst nauwkeurig legt ze draad voor draad opzij om op die wijze de portal te openen. Na een half uurtje geconcentreerd puzzelen heeft ze het voor elkaar. De portal gloeit helder op en opent zich.
"Hallo! Is daar iemand?" roept Phoenixx door de opening.
[Dit bericht is gewijzigd door Phoenixx op 09-02-2003 21:30]
Vanuit de nabijliggende struiken staat Atrimar op, met gespannen boog op haar gericht, en laat hij zich in het open veld zien.
Het is lang geleden Chairin, wat brengt je hier, en aan die zijde van het conflict?
Het lijkt alsof de tijd stilstaat, en Atrimar bekijkt Phoenixx. Ze lijkt hetzelfde, al brandt er nu een ander vuur in haar ogen. Ook Atrimar lijkt veranderd, zijn lichaam gesierd met meer littekens dan vroeger, en zijn blik mogelijk nog kouder dan toen hij nog onder de invloed van andere machten was.
* Phoenixx stapt behoedzaam op Atrimar af, heft langzaam haar hand en veegt een weerbarstige lok haar uit zijn gezicht.
Haar ogen, die geen moment van die van Atrimar zijn geweken, vernauwen zich.
Een persoon met een minder vurig karakter zou zijn bevroren onder zijn ijslijke blik, maar niet de Phoenixx.
Een glimlach speelt om haar lippen.
"Je probeert je gedachten voor me te verbergen, hè Atrimar?
Maar je weet wie ik ben.
Herinner je je nog, die middag in de bossen?
Je zei dat je nooit van me gehouden hebt - maar dat was een leugen.
Je vroeg de vuurvogel op je te wachten, dat je van haar wèl hield.
Herinner je je nog dat ik de Phoenixx tot mijn dienstmeid zou maken?
Ja... dat weet je allemaal nog wel.
Je bent me niet voor niets gevolgd."
* Phoenixx houdt haar hoofd iets schuin en laat de woorden op de smid inwerken.
Ze gaat iets op haar tenen staan, trekt zijn hoofd naar het hare en geeft hem een lange, warme zoen op de mond.
"Atrimar, ben je bereid je rechtmatige plaats naast de troon van de meester in te nemen?
Of blijf je tegen jezelf vechten?
Als je voor het laatste kiest, ga dan weg van hier.
Ik zal je er ditmaal niet toe dwingen, mijn meester heeft mij andere taken toebedeeld.
Maar ik zou die taken graag samen met jou uitvoeren..."
Chairin, jij mag dan de kracht van wedergeboorte bezitten, maar ik heb de kracht van eindeloze levens leven in een oogwenk, ik ben weg geweest, lang en ver weg. Ik heb tegen je gestreden, met je gestreden, en elke keer aan een andere zijde van een conflict. Tijdens mijn laatste reis door de levenstijd ben ik vooruit geweest voor de eerste keer, en ook toen waren onze levens vervlochten. Of zie je het niet? Weet je het niet?
* Atrimar lacht schaterend, en laat zijn boog helemaal zakken.
Wij hebben inderdaad gestreden, alleen niet zoals jij denkt. Dit conflict is zo onbelangrijk in de beweging van tijden die gaan komen. Ze hebben altijd al gezegd dat tegengestelden elkaar aantrekken. Wij zijn ook zo, alleen weten we nog niet wie van ons de vlam is, en wie de mot die zal verzengen in het vuur.
* Atrimar knielt aan Phoenixx voeten en legt zijn zwaard over zijn schoot.
Ik geef je mijn zwaard en hart, voor nu. Maar wees gewaarschuwd voor wat je kiest, want overwinnen of overwonnen liggen dicht bijeen tussen ons.
Dan kijkt Atrimar op, zijn ogen blauw als ijs, en net zo kil.
Vergeet niet Chairin, de tatouages zijn dan wel weg, maar mijn geest is nog steeds dezelfde.
* Atrimar staat op en pakt zijn dolk. Terwijl hij Phoenixx aan blijft kijken snijdt hij een diepe snee in zijn onderarm en steekt hij Phoenixx zijn arm toe.
Verbind je bloed, en je lot met het mijne Chairin, en verkil je hart, en verhit je geest.
Diep van binnen wist Phoenixx dat ze deze keuze eens zou moeten maken. Haar macht, haar kracht op het spel zetten ten einde een onvoorstelbare kracht te verkrijgen... of te verliezen. Ze wist dat ze eens, na eonen van strijd met haar tegenvoet, voor deze keuze gesteld zou worden.
Maar het tijdstip was onverwacht.
Ze kijkt naast zich, waar de geopende portal gloeit. De opdracht welke de meester haar had ingegeven dringt zich weer aan haar op. "Ga niet van hier zonder de Valheru" Maar wie is de Valheru? Is het de man die met opengekerfde arm voor haar op zijn knieën ligt? Bevindt de Valheru zich aan de andere kant van de portal?
Phoenixx vloekt binnensmonds... ze houdt niet van drie-dubbele tests. Toont ze trouw aan de meester door zijn krachten voor hem te winnen, of faalt ze door haar eigen kracht af te staan? Samen zullen ze sterk zijn... totdat het lot zal beslechten wie van hen de sterkste blijkt te zijn.
Weer kijkt ze in zijn ogen, en weer ziet ze slechts de kilte. Een kilte die ze kan weerstaan zonder dat het het vuur in haar ogen dooft. Eonen van strijd die enkel op deze wijze zal kunnen worden beslecht.
Zonder haar ogen van hem af te wenden, slaat Phoenixx haar pij open. De blanke huid van haar bovenbeen wordt zichtbaar als zij haar been naar zijn arm draait. Ze slaat haar nagels diep in haar dijbeen en trekt ze diep door het vlees. Warm bloed welt op tussen haar vingers. Ze trekt zijn arm tegen haar been, een bloedband wordt gesmeed.
"Verhit je hart, verkil je geest,"* prevelt ze zacht.
Voor een toevallige toeschouwer is de aanblik van de binding tussen de twee afgrijselijk. Wervelingen van dieprood vuur en staalblauw ijs omcirkelen Atrimar en Phoenixx. Met hun hoofden in de nek geworpen en hun monden open in een geluidsloze kreet tappen ze het diepste van hun sluimerende oermachten aan. Boven de twee schieten twe nevels omhoog, tot ver boven de boomtoppen zijn ze te zien.
Een vage, maar tegelijk felrode lichtende vogel slaat krijsend haar vleugels uit om een ijsblauwe pulserende wolf. Beide mythische dieren hebben feloplichtende gele ogen die elkaar opnemen. De wolf snuift en de ogenschijnlijke stoom uit zijn neusgaten zorgen voor een flinke sneeuwbui. Grauwend laat de wolf zijn tanden zien en zet zich schrap voor een sprong.
De vogel slaat haar vleugels nogmaals fel uit en de dwarrelende, loskomende veren zetten de bomen onder haar in vuur en vlam. Nogmaals slaakt ze een kreet alvorens in een duikvlucht op de wolf af te gaan. De wolf reageert meteen en springt op zijn beurt op de vlammende schim af. In hun sprong lijkt het alsof de twee weer teruggezogen worden in de geesten van de nog steeds immobiele Atrimar en Phoenixx, hun beider bloed kleurt de grond inmiddels rood, en een onmenselijke huil welt op uit de keel van de vroegere smid.
Met een ruk trekt Atrimar zijn arm van Phoenixx af en valt achterover. Schaterlachend bekijkt hij zijn handen, hij draait ze om en om, bekijkt ze als ware ze niet de zijne.
Gelukt! Chairin, voel je het niet? Het is gelukt!
Atrimar krabbelt overeind en kijkt Phoenixx aan. Ze staat ietwat onvast op haar benen, maar in tegenstelling tot Atrimar wist zij wel te blijven staan. Phoenixx slaat haar blik op en wil wat zeggen, amar haar blik blijft hangen op de ogen van Atrimar. Tot haar verbijstering zijn ze weer eens veranderd. Waren ze eens helblauw geweest, en zelfs goudgeel, daar zijn ze nu verschillend, pulserend. Atrimar's ogen lichten af en toe op in een puls van rood en blauw, naar geel, en weer terug naar rood.
De wedergeboorte is nu ook de mijne.
Atrimar lacht het uit en slaat zijn handen naar de hemel. Diep en langgerekt slaakt hij een oude kreet, het huilen van de wolf.
Je hebt in je opdracht gefaald Rutoras!
Meester, geef me nog een kans, ik zal U niet teleurstellen!
* Rutoras maakte een diepe buiging en knielde op de grond uit eerbeid voor de Naamloze.
Ik zou je eigenlijk moeten laten rotten in deze hel, maar je kunt me nog van nut zijn. De Vrouwe heeft namelijk een fout gemaakt en die ga jij voor me afstraffen.
Natuurlijk Meester, vertel me wat ik moet doen en het zal zo geschieden.
Pak het kistje op, deze is gecreerd door de Vrouwe en die creatie gaat nu tegen haar gebruikt worden.
* Een moment later was Rutoras weer op het Eiland. Hij stond midden in een oude begraafplaats. Om hem heen waren verschillende tombes en grafzerken. Dit was een vergeten plek van het eiland. De Rustplaats van koningen en ridders van vroegere tijden. Nu pas zag Rutoras dat hij in een cirkel stond. Vanuit de schaduwen kwamen drie gedaantes op hem afgelopen, een priester, een gevallen strijder en een Unlantazor. De Unlantazor sprak namens de wil van de Naamloze.
Rutoras leg het kistje in het midden van de cirkel, de verborgen kracht zal zometeen zijn werk doen.
* Rutoras wist dat hij niet moest tegenspreken en deed wat hem werd opgedragen. Geleidt door de Naamloze pakten ze automatisch elkaars handen vast en op eenzelfde ritmische toon klonk er uit hun stemmen een rijm.
From this day forth
the dead shall rule the north
by willpower bound
they shall rise from the ground
two of the living and dead hand in hand
in a blessed circle they stand
From the four winddirections they came
together they call his name
Master, give us your power
let the dead rise within the hour.
* Op het moment dat het laatste woord was opgezegd, verschrompelde het kistje en werd het witte licht dat eruit ontstond opgevangen door de cirkel. Het kon niet weg en werd geabsorbeerd door elk van de vier gedaantes die de cirkel vormden. Vanuit elk van hen schoot een witte straal de begraafplaats op. Springend van graf naar graf en van tombe naar tombe. Na enkele minuten was het licht in de cirkel opgebruikt en vielen de vier gedaantes uitgeput achterover neer. De Priester had de ceremonie niet overleefd en lag met een holle blik in zijn ogen dood op de grond.
Rutoras meldt je straks bij de Taveerne, daar wachten Phoenixx en de Valheru op je. Zorg dat je niet te laat bent anders zul je eeuwig branden voor je falen.
* De Rutoras kon slechts knikken en keek de Unlantazor na die verdween in de duisternis. hij bleef achter met de gevallen strijder naast hem. Een uur later, begon de priester te bewegen, eerst enkele vingers, daarna een hand en uiteindelijk helemaal. Hij stond op en sloeg met zijn vuist op zijn borst. De Rutoras keek om zich heen en zag de herrijzenis van koningen en ridders. de Naamloze had een elite leger uit de grond opgetrokken. Helden die eens synoniem stonden voor goedheid waren nu dankzij de Vrouwe in de macht van de Naamloze. Rutoras stond op en ging op pad naar de Taveerne. In zijn kielzog gevolgd door een leger ondoden. Aangekomen bij de Taveerne beveelt de Rutoras het leger halt te houden. Hij ziet van de verte dat Phoenixx samen met een man voor een portaal staan. Geduldig wacht hij af tot hij het sein krijgt zich te melden. Hij gaat er immers vanuit dat de Naamloze haar op de hoogte brengt van zijn komst.
* Bar_the_Grey heeft genoeg gezien. De ontmoeting tussen Phoenixx en Atrimar heeft hij met veel interesse gade geslagen. Nu het leger ondoden de taveerne tot op een tiental meter is genaderd besluit hij zijn krachten te sparen en weer terug te keren naar een entiteit, die momenteel in een kamer bij Het Kasteel van Lord Dreamer Deel 3 is. In plaats van twee lantaarns hangt er nu weer zoals altijd al was geweest, nog maar een lantaarn boven de deur van de Taveerne.
"Ja liefste, het is gelukt!" * spreekt ze voldaan. Verrukt kijkt ze naar de man die daar aan haar voeten ligt. De lucht ten westen van hen licht fel op, heel even maar, maar lang genoeg om de aandacht van Atrimar en Phoenixx te trekken.
De man die haar zijn kracht heeft geschonken, die al zijn vechttechnieken met haar heeft gedeeld.
Hij, die een onvoorstelbaar mooie gave aan haar gaf.
De magische kracht uit lang vervlogen tijden, van een wereld ver van hier.
Vanaf dit moment heeft ook Phoenixx de mogelijkheid om....
Kijkend in die richting zien zij de donkere lucht op steeds verschillende plaatsen kort oplichten.
Even plotseling als het fenomeen was begonnen, hield het ook weer op.
"De meester roept ons, Atrimar.
De portal is geopend en onze strijders zullen zich weldra bij ons voegen.
Kom Atrimar..."
* Phoenixx reikt hem de hand en trekt hem soepeltjes overeind.
Kom Atrimar... inspecteer je leger!!"
* Met een wijds armgebaar toont ze hem het lege grasveld waarop zij staan.
Alsof dit het teken is waarop werd gewacht, leidt Rutoras het leger ondoden naar voren.
Het is de vrouwe * Gedachten van nog langer gevangenschap stonden hem niet aan. Het web was weg, maar het gevaar niet geweken. De vrouwe kon in vele identiteiten voor hem staan. Het enige dat hij kon doen was de confrontatie aan gaan. De meester om hulp vragen begon hij de dans des doods. Wat zichtbaar was verdween. Wat tastbaar was loste zich op. Asschen was nu niet meer als een schim. Een schim in het rijk der doden. Langzaam en snel tegelijk, sterk en langzaam, slim en snel. Bij het betreden van deze wereld stroomden hem krachten als nimmer tevoren toe. Voor hem was een schouwspel van licht en donker, van vuur en ijs, wit en zwart. Man tegen vrouw, beide bebloed. Hun zielen waren samen 1, en toch apart. Grote krachten gingen er van beide uit. Wetend dat hij voor beide niet waarneembaar was verdween hij. Zolang de meester deel uit maakte van zijn lichaam zouden zij samen deze wereld betoveren. En hun zwarte magie zou uit hun lichaam stralen, als een lied neerdalen, en als de pest inwerken. Niemand zou overleven, en hij zou aan de troon van zijn meester staan.
De schim die Asschen Sukar was verliet de dromenwereld, die eens zijn gevangenis was, en betrad de wereld der levenden.
Strijders uit lang vervlogen tijden hoor mij aan! Te lang hebben jullie gesluimerd in de nevelwereld waarin ik ook vertoefd heb. Elke minuut die jullie bij leven gehad hebben, heb ik herleefd. Elke seconde die jullie gevochten hebben zitten in mijn genen ingebakken. Ik ging jullie voor op weg naar de duisternis, ik zal jullie leiden op weg naar het licht.
Om deze te verzengen met onze macht.
Om deze te smoren in haat.
Om deze te verstikken in duisternis!
Laat de enige vreugde in jullie harten de vreugde van de strijd zijn, want de eerstvolgende verlossing is de dood. Een permanente dood. De dood van vrede. Gezamelijk zullen wij uitrijden en slag leggen met de laatste horde op weg naar jullie eeuwige rust!
* Atrimar heft zijn boog, gespannen met een inktzwarte pijl en schiet deze in de richting van het Kasteel. De pijl suist door de lucht met een onmenselijk geraas, het geluid van de roep der doden, het geluid van de aankomende strijd.
Het geluid van dood.
Voor hem klonk een ritselend geluid, instinctief greep Asschen naar zijn zij. Maar hij kwam tot de pijnlijke ontdekking dat daar geen zwaard meer hing. Zonder enige vorm van verdediging stond hij tegenover het gevaar dat zich in de bosjes schuil hield. Afwachtend op wat er komen ging bleef Asschen stil staan.
Plots sprong er uit de struiken een grijze wolf, zijn bek bevlekt met vers bloed. Het beest gromde, zijn tanden zagen er ernstig scherp uit. Zonder twijfel sprong het beest op Asschen af.
Om zichzelf te verdedigen gaf Asschen de wolf een flinke trap, waardoor deze even wankelde, en op zijn zij neer viel. Uitgeteld voor een volgende aanval bleef het dier liggen.
Dat zal hem leren mij aan te vallen
Snel trok Asschen verder, dit was niet het weer om lang stil te blijven staan. Hij liep weg van de wolf, althans dat was zijn bedoeling, maar bij de eerste stap viel hij voorover in de sneeuw. Een afgrijselijke pijn in zijn been weerhield hem ervan verder te lopen. Een vlugge blik leerde hem dat de wolf niet helemaal zonder slag of stoot verslagen was. Een rode vlek markeerde de plek waar Asschen gebeten was.
Nu lag hij daar zonder hoop op een veilige plek om te schuilen voor de naamloze. Open en bloot voor iedereen lag hij daar. Biddend op een goede afloop verbond hij de wond zo goed en kwaad als mogelijk was. Nu was het aan de goden om te beslissen wat er met hem zou gebeuren.
Door het sneeuw was de wond mooi dicht gaan zitten, en vrij gebleven van ontstekingen. Maar door de kou kan de valheru zich niet bewegen. Zijn spieren zaten vast.
Niet bereid het op te geven bleef de valheru strijden tegen de dood. Het kleine beetje warmte dat de herinnering aan zijn dochter hem gaf hield hem op de been.
In de verte hoorde de valheru voetstappen. Iets met veel haast kwam deze kant op.
Fel licht dook zijn ogen in. De sneeuw boven hem werd weg gehaald. Twee zwarte modderige handen tilden hem op.
Toen werd het weer zwart voor zijn ogen. De redder had het schijnbaar overbodig gevonden zichzelf kenbaar te maken.
verder gaan we in : Imloth Melui - De Rozenvalei
Voor hem lag een afgebrande ruine. Wat het precies geweest was, was onduidelijk. Her en der staken nog wat houten balken omhoog, zwartgeblakerd van de intense hitte die het vuur gehad moest hebben.
Dionysos scharrelde wat tussen de rotzooi die er nog lag.
In het midden van het, ooit grote, gebouw vond hij en bord, maar daarop insierlijke letters "TAVEERNE DE STEIGERENDE PONY" geschreven.
Taveerne, wat ooit een plaats geweest moest zijn voor reizigers om sterke verhalen te vertellen, is nu een ruïne waar de ratten zich nog niet eens in wagen. Zonde
Hij verliet het trieste hoopje hout. Het had geen zin hier langer te blijven. Zijn doel was duidelijk niet hier. Eigenlijk wist hij niet eens wat zijn doel was.
In afwachting van een ingeving ging hij tegen de grote eik op het plein voor de taveerne zitten. Na de lange nachtwandeling kon hij wel wat rust gebruiken. Langzaam zakte zijn ogen dicht, het was een lange nacht geweest. En dat was nog niks bij wat hem te wachten stond.
Hey een tand voor mijn verzameling.
* Zarr pakte de tand op en stopte die weg in zijn buidel. Met zijn rechterhand wreef hij nog eens over zijn ketting waar tanden van allerlei wezens hingen, trofeeën van vroegere battles en duels. Zo verkende Zarr nog een tijdje de ruimte en vond uiteindelijk de voorraadkamer. Triomfantelijk haalde hij er gedroogd vlees uit en at er meteen van. Zijn ergste honger werd zo gestild. Toen hij weer boven bij de ruïne aankwam, zag hij aan een stukje verderop in het gras een konijn zitten. Dit was werkelijk zijn geluksdag.
Bij Kronos, dank voor deze mooie dag
* Zarr pakte geruisloos zijn sling en steen tevoorschijn en een moment later lag het konijn met gebarsten schedel in het gras.
* Later die avond zat Zarr te genieten van een warm kampvuur waar het konijn boven werd geroosterd, toen er zes ruiters aan kwamen. Zarr spaardde de moeite om op te staan en hield zijn aandacht bij het vuur. vier ruiters stapten af en omsingelden hem, terwijl de overige twee de paarden in bedwang hielden en ze aan een dichtbij zijnde boom bonden.
Zo jij durft, zomaar open en bloot een vuur stoken. Ben je dan niet bang voor dieven en bandieten die hier de omgeving onveilig maken?
Nee niet echt. Moet dat dan?
Ach, het is wel handig...
* Met een knik seinde de woordvoerder en blijkbaar leider van de ruiters, naar zijn kameraden. Vrijwel gelijk trokken ze hun zwaarden.
Genoeg gepraat vreemdeling, geef ons je goud en dan laten we je misschien leven. En dat konijntje dat gaat er wel in. Hahaha.
Raak dat konijn aan en je sterft ter plaatse vuile dief.
* De struikrovers hielden onmiddelijk op met lachen en kwamen dreigend op Zarr afgelopen. de leider kende geen angst en deed een greep naar de stok waaraan het konijn gespietst was. Toen volgden de gebeurtenissen elkaar snel op. Vliegensvlug stond Zarr op en gooide een verscholen mes in de borst van de leider. Terwijl diens kameraden het goed en wel doorhadden, danstte het zwaard van Zarr al in het rond. Twee vielen er bij de eerste slag dodelijk gewond ter aarde. Zarr grijnsde naar de overgebleven struikrovers, die inmiddels verschrikt om zich heen keken.
Mij beroven, heh stelletje schorum. Naar Kronos met jullie.
* Zarr liep naar voren en blokeerdde de eerste uitval van de struikrover, draaide om hem heen en spietste hem in de rug met zijn zwaard. De andere struikrover had er genoeg van en zette het op een lopen, maar Zarr gooide een dolk in zijn rug, waarna ook hij dood ter aarde viel. Een pijl zoefde over Zarr's hoofd. Hij keek om en zag de overgebleven struikrover een kruisboog laden. De schorem, zijn messen waren op en hij stond te ver weg voor een aanval. De Struikrover was net klaar met laden en richtte met dodelijke precicie zijn kruisboog. Met een strijdkreet gooide de Akeï zonder aarzelen zijn zwaard. De struikrover keek verbaast naar zijn buik, waar het grote zwaard in stak en stopte met ademen. Zarr haalde zijn werpmessen uit de lichamen en onderzocht ze stuk voor stuk en vond enkele geldbuidels. Aangekomen bij de leider merkte hij dat deze nog leefde.
Kronos is je niet echt gunstig gezind is het wel? Naar de hel met jou. Ik had je gewaarschuwd
* In een beweging sneed hij de keel door van de roverhoofdman. Langzaam buigde de barbaar nu voorover, hij wilde een nieuwe trofee die hij aan zijn verzamling kon voegen. Hij was ook nog eens zes paarden rijker, Kronos was hem inderdaad goed gezind vandaag. en ook deze dag was de hemel niet naar beneden gekomen.
[Dit bericht is gewijzigd door Zarr op 08-05-2003 15:14]
* Bij de weg staat een wegwijsbord. Zonder die te raadplegen, slaat Zarr samen met zijn paarden rechtsaf. En zo vertrekt de Akeï naar Trandofir
Na een paar woorden in het elfs, zij het een verbasterde vorm, begon het voorwerp te gloeien, en begon de lucht om haar heen te trillen.
Asschen Sukar, heerser van het adelaarsbereik, keer terug. Keer terug naar je meester, keer terug naar mij!
* Er kwam geen reactie. Asschen Sukar had de roep van zijn meester niet beantwoord. Waarom wist Fearin ook niet. Het had niet aan haar gelegen, ze had gedaan wat gedaan moest worden.
Misschien zat die vervloekte Arutha erachter. Met hem erbij wist je maar nooit.
Fearin, zoek de valheru in de wereld waar lichamen niet bestaan, en schimmen de uitweg beteken.
Ja meester, ik zal niet falen
Misschien moest hij het maar eens herbouwen, als Juno hem daar de gelegenheid voor gaf.
"Shazare, toon jezelf! Ik, Asschen Sukar, heerser van het Adelaarsbereik, zoek je hulp. Shazare, help me!"
* Hij had de woorden nog niet uitgesproken of er verscheen een vrouw uit het bos.
Haar haren waren rood, als bloed, en hingen tot haar goed gevormde borsten. Die waren bedekt door een minimaal paars stukje zijde. Het geheel scheen net niet door, maar liet weinig te fantaseren over.
Uit haar rug groeiden twee gigantische vleugels, zwart, rood gekleurd.
Op haar knappe gezichtje was een grote zwarte tatoeage zichtbaar. Het was een teken van haar trouw aan de valheru die ze nu nog steeds diende.
"Meester?"
* Het was Shazare in haar meest menselijke vorm. Ze had zich schuil gehouden rondom de taveerne. Ze wist dat haar meester snel terug zou keren. En nu stond ze klaar hem te dienen.
"Waar gaan we heen?"
"Het verleden!. Mijn verleden!"
Maanden lang had hij onder het puin bedolven gelegen, dag in dag uit had hij niks anders kunnen doen dan zijn haat jegens de Valheru nog hoger opzwepen.
Samen met zijn grootste vijand, wie hem verslagen had in de slag om Midkemia, was hij naar deze wereld gekomen. En hij had gezworen voor eens en voor altijd een eind te maken aan het leven van dat verdomde wezen.
Zijn macht had een te grote invloed gehad op de oorlog, en als Dionysos dit nieuwe land wou veroveren, moest eerst de Valheru uit te weg zijn.
De hemel kleurde rood, en op zijn strijdros reed Dionysos aan kop van zijn leger. Ze waren op weg naar de laatste slag. De legers van het koningrijk zouden verpletterd worden onder de zwaarden van zijn leger.
Achter hem liepen zijn geliefde Moredhel strijders, met daarachter nog vele duizenden krijgers. Trollen, Gnomen, huurlingen maar zijn leger bestond vooral uit een grote massa ondode strijders. Lijken, opgestaan uit hun graf om hun Koning te dienen.
Doffe tromslagen galmden door het dal. Zijn leger marcheerde voort.
Het had hem weken gekost om door de bovenste laag puin heen te komen. Met alleen maar de kracht van zijn eigen spieren was hij het gebouw boven hem te lijf gegaan.
Uiteindelijk was dan de dag aangebroken dat hij weer vrij was.
Zijn leger marcheerde voort. Het geluid van de duizenden marcherende soldaten deed alle levende wezens angst aan. De kleine beestje kropen diep in hun holen, en de grotere vluchtte weg. Weg van een zekere dood die de aanraking met het leger zou brengen.
Bovenop de berg, die later omgedoopt zou worden tot Dodemanspiek, keek de Ondode Koning over zijn leger. Een gevoel van macht maakte zich meester van de Koning. Nog een seconde lang genoot hij van dat gevoel, de macht die hij had. Niemand zou in staat zijn hem te stoppen.
Met geheven zwaard gaf hij het teken tot de aanval. Een leuk gebrul rees op uit het leger, een gebrul dat hun vijanden een gevoel van angst gaf dat tot diep in je vezels doordrong.
De legers van koningrijk waren gedoemd te verliezen, met het laatste beetje hoop dat ze hadden stormden ze op het leger van ondode krijgers af, hun dood tegemoet.
Zijn ogen moesten nog wennen aan het licht, maar al snel zag hij de vormen van een dor landschap om zich heen. In de verte lag een groot bos, een ideale plaats om jezelf schuil te houden tot je krachten weer terug zijn.
Langzaam vertrok de ondode koning, Dionysos, richting het bos. Nieuwe kleren zou hij wel van een reiziger "lenen", zijn zwaard zou hij zelf wel repareren. Daarna was het tijd om deze nieuwe wereld te verkennen.
Duizenden soldaten waren een dood door het zwaard gestorven. Het dal lag bezaaid met lijken, en de grond kleurde rood van hun bloed. Het leger van het koningrijk wankelde.
Van de vele Dwergen, Elven en mensen waren er nog weinig over. De kracht van Dionysos leek te groot voor het sterfelijke leger. Ze waren bijna zover dat ze zouden opgeven, hun wil was bijna gebroken.
Maar toen moest zonodig die vervloekte Valheru verschijnen. Gezeten op zijn gouden draak. Vervloekt is hij die de slag deed omkeren in winst voor het koningrijk.
De tijd voor wraak was hier!
Het violette uur, het uur tussen de nacht en zonsopgang trad in. Legendes zeiden wel dat dit het uur was waarin vreemde dingen gebeurde, en dat de magie op dit tijdstip het sterkste was. Shazare en haar vader hadden besloten dat dit het uur was waarop de ceremonie zich zou voltrekken.
Ghrahult, vader van Shazare,stamhouder van de laatste der zwarte draken zou vertrekken naar de eeuwige velden. De stemming onder de drie was bedrukt. Shazare en de valheru wisten dat ze elkander nooit meer zouden zien. Asschen Sukar had besloten het eiland niet te verlaten, hij had hier zijn thuis gevonden en zou het niet verlaten. Ook al betekende dat de dood.
Alles was gereed bewegingsloos keken de Valheru en zijn draak toe hoe Ghrahult zich in het gouden zwaard stortte, en zijn geest vrij kwam van zijn lichaam. Het lichaam werd door Shazare opgetild, en op haar rug gelegd. Het lichaam werd naar een heilige plaats gebracht, een waar alleen draken nog konden komen. Een veilige laatste haven voor een uitstervend ras. Met pijn in het hart zag Asschen Sukar de twee uit het zicht verdwijnen.
Dit was het dan, nu kon hij alleen maar wachten tot de zee hem kwam overvallen, en tot het water hem tot zich zou nemen.Asschen Sukar sloot zijn ogen, in afwachting van het noodlot dat komen zou.
In de verte hoorde hij nog rennende voetstappen, en een zacht gehuil. Het einde moest nabij zijn. Het geluid van de voetstappen kwam steeds dichterbij, en daarmee ook het gehuil. Iemand kwam zijn richting op, waarom lieten ze hem niet alleen. Alleen met zijn verdriet, alleen met zijn gedachtes en verlangen. Hij had geen behoefte aan gezelschap. De valheru kwam overeind uit het gras, om te kijken wie zijn rust kwam verstoren. Zijn hand ruste op het gevest van zijn zwaard, deze persoon kon maar beter een goede smoes hebben.
quote:De valheru stond inmiddels met getrokken zwaard de onbekende op te wachten. Hij had weinig zin om zijn hoofd om de hoek van de ruïne te steken. Hij zou vanzelf wel tevoorschijn komen.Maar in plaats van de man die Asschen voor ogen had, stond daar voor hem een maar al te bekende dame. Voor hem stond een in het wit gehulde vrouw, haar haren zwart als de nacht en haar huid wit als de maan. Haar ogen waren rood van de tranen. De verbazing was van haar gezicht af te lezen. Van iedereen die hier kon zijn, was hij toch wel de laatste die ze verwacht had. Zonder na te denken stortte ze zich in zijn armen.
Arutha
In de verte zag ze het grote zwarte gestalte nog naast de taveerne staan. Het was nog niet te laat. Schreeuwend liep ze naar de taveerne, de pijn verbijtend. Het kon nu niet meer fout gaan. Maar toen klonk daar in de verte het geluid van scheurend vlees, en brekende botten. Ze had gefaald, de valheru had het niet gehaald. Al haar liefde, al haar haat, het was allemaal voor niks geweest. De tranen kwamen in overvloed, toen in de verte de draak uit het zicht verdween. Nog nooit had zo zo'n leegte gevoeld. Hij was verdwenen.
"Ik... ik dacht dat je .. dat je vertrokken was. Naar... naar het eeuwige rijk. Shazare die net weg vloog. Een lichaam op haar rug. Ik dacht dat ik te laat was. Ik hou van je"
De valheru hield haar bezwete, en bebloede lichaam dicht tegen zich aan.
"Ik ook van jou, ik ook van jou." Een glimlach werd zichtbaar op het gezicht van Asschen. Zijn liefde was diep weggestopt geweest, maar nooit verloren gegaan. En nu stond hij daar,de dood afwachtend samen met de vrouw die zijn grootste liefde, en tevens zijn grootste vijand was. Samen zouden ze over het eiland waken, en het nooit meer verlaten, zoals ze ook elkaar nooit meer zouden verlaten.
Arutha nestelde zich in Asschen's armen, en sloeg haar armen om de valheru heen. Ze zouden samen achterblijven.
Het was nu wachten op het water.
Arutha voelde asschen's krachtige armen om haar lichaam heen, en moest terug denken aan vroeger. Ze hadden elkaar al zo vaak lief gehad, maar elkaar ook zo vaak dwars gelegen. Ze konden niet zonder elkaar, dat was al zo ten tijde van de Valheru, toen zij nog maar een kleine elf was.
Ze was de enige geweest die bij hem was gebleven, nadat Asschen ze de vrijheid had gegeven. Ze had hem nooit in de steek gelaten, en zou dat nu ook niet doen.
Een traan rolde over haar wang, en viel uiteen op Asschen's borst. Hier kwamen ze dan aan hun einde, samen.
Vaarwel eiland. Dit is het laatste wat jullie van mij en Assie zullen zien. Met veel pijn en tranen verlaten wij het rijk der levenden. Gegroet lieve vrienden
|
Forum Opties | |
---|---|
Forumhop: | |
Hop naar: |