stukje van de altijd zure sjoerd mossou
quote:
Aan het eind van de film staat er een jongen naar de Maas te kijken, half onherkenbaar, schuin van op de rug gefilmd. Hij draagt een zwart petje en praat op plechtige toon, over lijden en broederschap en hartstocht voor je club. Over supporterschap als een vorm van religie.
Er zijn mooi vertraagde beelden onder gemonteerd. Roodoranje licht valt over de betonnen stad. Supporters zijn op weg naar het stadion, close en in slowmotion gefilmd. Een stemmig muziekje klinkt. Jongens zwaaien met grote Feyenoord-vlaggen.
'The other side of the heart is white', heet de indringende film die ex-hooligan Leonardo Pansier over Feyenoord maakte. Toen Bennie Wijnstekers en Gerard Meijer na afloop de bioscoop uitliepen, zeiden ze dat ze er kippenvel van hadden gekregen.
Sommige mensen pinkten een traantje weg.
Wie wil weten wat een supporter van Feyenoord drijft, doet er verstandig aan juist deze film te kijken. Het is onmiskenbaar rauw en Rotterdams wat je ziet. Ruige koppen, grote handen, kleine hartjes.
Pansier wilde boven alles een authentiek beeld schetsen, dat zie je aan alles. De film is een vorm van propaganda: het gaat slechts over liefde, nergens over de haat of de excessen. De film is een eerbetoon aan Feyenoord, maar meer nog aan zijn supporters.
De mensen in de film zijn aanraakbaar en doodgewoon. Af en toe stiefelt Willem van Hanegem door het beeld, of Bruno Martins Indi, maar de hoofdrolspelers zijn mensen uit de kantlijn. Kleine helden, die in rijtjeshuizen in IJsselmonde wonen, en die 's ochtends met de bus naar hun werk gaan.
'The other side of the heart is white' is daarmee óók een eerbetoon aan de gewone man - of vrouw. Aan de kinderen en kleinkinderen van de arbeidersklasse, die in Feyenoord een eigentijds symbool herkennen.
Voetbalsupporters hebben een grote hang naar zelfbevlekking. We houden van onze clubs, maar stiekem nog net iets meer van onszelf. Wij zijn authentieker, origineler, ruiger, stoerder en specialer dan die anderen.
Die voetballers op het veld zijn morgen alweer weg, naar een nieuwe club. Wij blijven voor altijd.
Kijk ons eens, mensen. Eindhoven de gekste. Niets is sterker dan dat ene woord. Wij zijn Ajax, wij zijn de beste.
We willen winnen, maar vooral willen we gezien en gehoord worden. Kijk ons eens een mooi spandoek hebben. Hoor ons eens zingen. Kijk mij eens gek in een pilaar klimmen. Kijk ons eens lijden en vallen en weer opstaan.
Supporters cultiveren graag - en het liefst cultiveren ze zichzelf. In de film over Feyenoord zegt één supporter dat zijn club zo onderhand wel weer recht heeft op een kampioenschap, want het Legioen is er altijd en overal - en Feyenoord-supporters hebben 'zo onderhand wel genoeg geleden'.
Het klinkt prachtig en u zult er misschien kippenvel van krijgen, maar het is enorme bullshit natuurlijk.
Feyenoord-supporters lijden niet méér dan supporters van Go Ahead Eagles, Willem II, NAC of MVV: eerder minder. Feyenoorders cultiveren het lijden alleen met de meeste overgave. Het is onderdeel van hun identiteit geworden.
Feyenoorders scheppen een verbond in het gevoel dat ze meer pijn lijden dan wie dan ook - en op zich is dat prima, want zo hebben we allemaal wel wat. In Amsterdam ligt de lat het hoogst. In Breda zijn de nachten het langst. In Twente zijn ze het nuchterst. Deventer is het cultst.
We moeten die stereotypen vooral in stand houden, want het maakt de dingen overzichtelijk. Clubliefde is al abstract en ingewikkeld genoeg. Met de liefde voor een club is het vermoedelijk zoals Dennis Bergkamp het ooit verwoordde. Je houdt niet zozeer van een club vanwege een bepaalde speler, of vanwege een specifiek succes, of vanwege de kleur van het shirt.
Je houdt van een club omdat je het gevoel hebt dat je er thuishoort
Ik neem graag deze mening over zonder hem zelf te hebben gezien