Dan snap ik het, bedankt.quote:Op zaterdag 12 oktober 2013 01:49 schreef Riparius het volgende:
[..]
Geen idee, je formulering is zo onduidelijk dat onmogelijk is te achterhalen wat je je hier precies bij voorstelt.
[..]
Er werd duidelijk gevraagd naar een functie die zowel convex als concaaf moest zijn op hetzelfde interval. Jij maakte daarvan dat er werd gevraagd naar een functie die convex is op een deel van een interval maar concaaf op een ander deel van datzelfde interval. Maar dat is iets anders.
Bepaal eerst de kritieke (stationaire) punten. Bepaal vervolgens voor elk gevonden stationair punt of het een locaal minimum of maximum is, of een zadelpunt. Bedenk eerst eens hoe je dat doet, of kijk eens in je dictaten of leerboeken.quote:Op zaterdag 12 oktober 2013 00:26 schreef jordyqwerty het volgende:
Een nieuwe.
Stel je hebt de functie:
f(x,y) = x3 + y3 - 9xy + 27
Verder is gegeven dat:
0 ≤ x ≤ 4 en 0 ≤ y ≤ 4
Gevraagd wordt om het maximum en minimum te vinden.
A = f''xx = 6xquote:Op zaterdag 12 oktober 2013 02:11 schreef Riparius het volgende:
[..]
Bepaal eerst de kritieke (stationaire) punten. Bepaal vervolgens voor elk gevonden stationair punt of het een locaal minimum of maximum is, of een zadelpunt. Bedenk eerst eens hoe je dat doet, of kijk eens in je dictaten of leerboeken.
Er zijn drie typen punten waarbij globale minima of maxima van je functie op het beschouwde domein
V = {(x;y) ∈ R² | 0 ≤ x ≤ 4 ∧ 0 ≤ y ≤ 4}
kunnen worden bereikt, namelijk
1. Locale extrema bij inwendige punten van het vierkant V
2. Locale extrema op de randen van het vierkant V
3. Locale extrema bij de hoekpunten van het vierkant V
Bedenk nu zelf hoe je dit verder uitwerkt.
Je moet hier wat aan je notatie doen, en je past ook het criterium voor een locaal minimum niet correct toe.quote:Op zaterdag 12 oktober 2013 02:37 schreef jordyqwerty het volgende:
[..]
A = f''xx = 6x
B = f''xy = -9
C =f''yy = 6y
(3,3)
Dus A > 0 en C > 0
AC - B2
324 - (-9)2 = 243
Dus AC - B2 > 0
Je hebt hier dus te maken met een minimum.
f(3,3) geeft 0 (27 + 27 - 81 + 27)
Opnieuw hartstikke bedankt.quote:Op zaterdag 12 oktober 2013 07:54 schreef Riparius het volgende:
[..]
Je moet hier wat aan je notatie doen, en je past ook het criterium voor een locaal minimum niet correct toe.
Het is niet nodig, en ook niet gebruikelijk, om primes te gebruiken voor de partiële afgeleiden van f(x,y) als je de notaties fx(x,y) en fy(x,y) gebruikt voor de partiële eerste afgeleiden. Er zijn overigens ook verschillende andere notaties zoals ∂f(x,y)/∂x resp. ∂f(x,y)/∂y of ∂f/∂x resp. ∂f/∂y of ∂z/∂x resp. ∂z/∂y als z = f(x,y). Ook gebruikt men wel indices, dus f1(x,y) resp. f2(x,y), dit om ambiguïteiten bij het samenstellen van functies met meerdere variabelen te vermijden. Voor de tweede partiële afgeleiden naar x resp. naar y kun je fxx(x,y) resp. fyy(x,y) gebruiken. Voor de gemengde partiële tweede afgeleiden heb je dan fxy(x,y) en fyx(x,y) maar helaas zijn deze notaties niet eenduidig. De meeste auteurs bedoelen met fxy(x,y) dat je eerst naar x differentieert en dan naar y, dus fxy = (fx)y, maar er zijn ook auteurs die ditzelfde nu juist noteren als fyx(x,y) om zo een overeenstemming te krijgen met de volgorde van de x en de y in de klassieke notatie ∂2f/∂y∂x = ∂/∂y(∂f/∂x). Nu is er een bekende stelling die zegt dat de gemengde partiële tweede afgeleiden onder bepaalde voorwaarden gelijk zijn, zodat dit in de praktijk meestal geen verwarring oplevert.
De determinant D(x,y) van de Hessiaan van f(x,y) is
D(x,y) = fxx(x,y)fyy(x,y) − (fxy(x,y))2
Als nu (xc;yc) een kritisch punt is van f(x,y), dus fx(xc,yc) = 0 en tevens fy(xc,yc) = 0, dan luidt de correcte (voldoende, maar niet noodzakelijke) voorwaarde voor een minimum dat D(xc,yc) > 0 en tevens fxx(xc,yc) > 0.
We hebben nu
f(x,y) = x3 + y3 − 9xy + 27
fx(x,y) = 3x2 − 9y
fy(x,y) = 3y2 − 9x
fxx(x,y) = 6x
fyy(x,y) = 6y
fxy(x,y) = −9
Om de kritische (oftewel stationaire) punten te bepalen moeten we eerst het stelsel fx(x,y) = 0, fy(x,y) = 0 oplossen. Dit levert niet één maar twee punten op, namelijk (0;0) en (3;3). Uit 3x2 − 9y = 0 volgt immers y = x2/3, en substitutie daarvan in 3y2 − 9x = 0 levert x(x3 − 27) = 0 en dus x = 0 of x = 3, en daarmee is ook y = 0 resp. y = 3.
Nu is fxx(0,0) = 0, fyy(0,0) = 0, fxy(0,0) = −9, en dus D(0,0) = 0 − (−9)2 = −81. Dat betekent dat (0;0) een zadelpunt is van f. Verder hebben we fxx(3,3) = 18, fyy(3,3) = 18, fxy(3,3) = −9, en dus D(3,3) = 182 − (−9)2 = 243. Aangezien ook fxx(3,3) > 0 betekent dit dat f(x,y) voor (x,y) = (3,3) een locaal minimum aanneemt. De waarde van dit locale minimum is f(3,3) = 0.
Nu gaan we de functiewaarden bekijken langs de vier zijden van het vierkant die de rand vormen van het domein van de functie. Hiervoor hebben we
f(x,0) = x3 + 27
f(x,4) = x3 − 36x + 91
f(0,y) = y3 + 27
f(4,y) = y3 − 36y + 91
Je ziet nu gemakkelijk dat fx(x,0) = 3x2 en fy(0,y) = 3y2 zodat f(x,0) stijgt voor x > 0 en f(0,y) stijgt voor y > 0. Als we dus in een rechte lijn van het punt (0;0) naar het punt (4;0) gaan, dan neemt de functiewaarde toe van f(0,0) = 27 tot f(4,0) = 91. Evenzo neemt de functiewaarde toe van f(0,0) = 27 tot f(0,4) = 91 wanneer we in een rechte lijn van het punt (0;0) naar het punt (0;4) gaan.
Maar hiermee zijn we er nog niet, want het vierkant heeft nog een vierde hoekpunt (4;4). Dus moeten we nu ook nog kijken wat er met de functiewaarde gebeurt als we vanuit hetzij het punt (0;4) hetzij het punt (4;0) in een rechte lijn naar het punt (4;4) gaan. Het is gemakkelijk te zien dat fx(x,4) = 3x2 − 36 een nulpunt heeft bij x = √12 = 2√3 en dat fx(x,4) negatief is voor 0 < x < 2√3 en positief voor x > 2√3. Evenzo is fy(4,y) = 3y2 − 36 negatief voor 0 < y < 2√2 en positief voor y > 2√3. De functiewaarde daalt dus eerst als we vanuit (0;4) in een rechte lijn naar (4;4) gaan, om in het punt (2√3;4) een minimum aan te nemen ter grootte van 2√3(12 − 36) + 91 = 91 − 48√3 (≈ 7,86). Vervolgens stijgt de functiewaarde weer, om dan uit te komen op 11 als we in het punt (4;4) zitten. Volkomen analoog daalt de functiewaarde eveneens van 91 tot 91 − 48√3 als we in een rechte lijn van het punt (4;0) naar het punt (4;2√3) gaan, om dan weer te stijgen tot 11 als we in een rechte lijn van het punt (4;2√3) naar het punt (4;4) gaan. De functiewaarde wordt niet negatief op de lijnstukken van (0;4) naar (4;4) en van (4;0) naar (4;4), zodat f(3,3) = 0 inderdaad het globale minimum blijft van de functie.
Conclusie:
De functie f: V → R gedefinieerd door V := { (x;y) ∈ R2 | 0 ≤ x ≤ 4 ∧ 0 ≤ y ≤ 4 } en f(x,y) := x3 + y3 − 9xy + 27 neemt op V een globaal minimum 0 aan in het punt (3;3) en een globaal maximum 91 in de punten (4;0) en (0;4).
Merk nog op dat de punten waar het globale minimum en maximum worden bereikt symmetrisch liggen ten opzichte van de lijn met vergelijking y = x. Dat was ook niet anders te verwachten aangezien f(x,y) symmetrisch is in x en y.
Je motivatie om het punt (0;0) buiten beschouwing te laten omdat het randpunt is, is niet juist, immers ook in een randpunt kun je een extreme waarde hebben. Waar het om gaat is dat (0;0) een zadelpunt is.quote:Op zaterdag 12 oktober 2013 14:44 schreef jordyqwerty het volgende:
[..]
Opnieuw hartstikke bedankt.
Ik was reeds bekend met de notaties (en Young's theorem). In mijn boek worden echter wèl primes gebruikt voor partiële afgeleiden, desalniettemin zal ik er in het vervolg op letten.
Ik wist ook dat (0,0) zou volgen uit fx(x,y) = 0, fy(x,y) = 0, maar nam dit punt niet mee omdat het een randpunt is (bij f(x,0) = x3 + 27 en f(0,y) = y3 + 27 vind je dit punt ook), maar ik zal proberen zo volledig mogelijk te zijn.
Kijk hier eens voor wat (uitgewerkte) extra opgaven.quote:Ik heb alleen deze som meegekregen om ermee te oefenen, dus ik ga nog even op zoek naar wat extra opdrachten.
x en y zijn de oplossingen van de vergelijking (t-x)(t-y) = 0. Uitwerken geeft t2 - (x+y)t + xy = 0, ofwel t2 - 54t + 294 = 0.quote:Op zaterdag 12 oktober 2013 14:43 schreef wiskundenoob het volgende:
Bepaal x en y als
xy = 294
x+y = 54
Hoe reken je dit snel uit? Ik las hier ergens dat je de priemgetallen moet uitrekenen, maar ik kan het niet meer terugvinden.
294 = 2*3*7*7
54 = (7*7)+(2*3)
x= 49 en y= 6
Je rekenwerk klopt niet, waarschijnlijk bedoel je dat de som van de te vinden (gehele) getallen 55 moet zijn.quote:Op zaterdag 12 oktober 2013 14:43 schreef wiskundenoob het volgende:
Bepaal x en y als
xy = 294
x+y = 55
Het gaat niet om het 'uitrekenen' van priemgetallen maar het is de bedoeling dat je het product van de te vinden getallen ontbindt in factoren. Vervolgens verdeel je de gevonden priemfactoren over twee producten zodanig dat de som van deze producten gelijk is aan de gegeven som, en daarmee zijn de gevraagde (gehele) getallen gevonden.quote:Hoe reken je dit snel uit? Ik las hier ergens dat je de priemgetallen moet uitrekenen, maar ik kan het niet meer terugvinden.
quote:294 = 2*3*7*7
55 = (7*7)+(2*3)
x= 49 en y= 6
xy = 294 (1)quote:Op zaterdag 12 oktober 2013 14:43 schreef wiskundenoob het volgende:
Bepaal x en y als
xy = 294
x+y = 54
Hoe reken je dit snel uit? Ik las hier ergens dat je de priemgetallen moet uitrekenen, maar ik kan het niet meer terugvinden.
294 = 2*3*7*7
54 = (7*7)+(2*3)
x= 49 en y= 6
Duidelijk. Bedankt voor de link, het wordt steeds helderder.quote:Op zaterdag 12 oktober 2013 15:13 schreef Riparius het volgende:
[..]
Je motivatie om het punt (0;0) buiten beschouwing te laten omdat het randpunt is, is niet juist, immers ook in een randpunt kun je een extreme waarde hebben. Waar het om gaat is dat (0;0) een zadelpunt is.
[..]
Kijk hier eens voor wat (uitgewerkte) extra opgaven.
Nope, dan werk je dubbel, denk ik. Of bedoel je wat anders?quote:Op zaterdag 12 oktober 2013 15:33 schreef jordyqwerty het volgende:
[..]
xy = 294 (1)
x + y = 54 (2)
Je kan nu bijvoorbeeld y schrijven als een functie van x:
y = 54 - x (3)
En dit vervolgens substitueren in (1)
Kan je dan verder?
Kan je x2 -55x +294 = 0 ontbinden in factoren?quote:Op zaterdag 12 oktober 2013 16:30 schreef wiskundenoob het volgende:
[..]
Nope, dan werk je dubbel, denk ik. Of bedoel je wat anders?
x(55-x)= 294
55x -x2 = 294
x2 -55x +294 = 0
Zoals Thabit hierboven al opmerkt zijn x en y de wortels van een vierkantsvergelijking, en door deze substitutie kom je op diezelfde vierkantsvergelijking uit, die je dan op één der bekende manieren kunt oplossen. Maar als je dan gaat proberen de vierkantsvergelijking door ontbinden in factoren op te lossen, dan ben je weer terug bij het oorspronkelijke vraagstuk om twee getallen te bepalen waarvan som en product zijn gegeven.quote:Op zaterdag 12 oktober 2013 15:33 schreef jordyqwerty het volgende:
[..]
xy = 294 (1)
x + y = 55 (2)
Je kan nu bijvoorbeeld y schrijven als een functie van x:
y = 55 - x (3)
En dit vervolgens substitueren in (1)
Kan je dan verder?
Dus:quote:Op woensdag 11 september 2013 23:19 schreef Riparius het volgende:
[..]
Als je de term anxn buiten haakjes haalt, dan heb je
P(x) = anxn(1 + (an−1/an)x−1 + (an−2/an)x−2 + ... + (a1/an)x−(n−1) + (a0/an)x−n)
Nu moet je laten zien dat de uitdrukking tussen de haakjes positief is voor voldoend grote |x| en daarvoor heb je de driehoeksongelijkheid nodig.
[..]
De driehoeksongelijkheid ontleent haar naam uiteraard aan de meetkunde, maar je hebt ook betrekkingen tussen (de absolute waarden van) reële of complexe getallen die hiermee verband houden. Voor elk tweetal (reële of complexe) getallen a en b geldt
| a + b | ≤ | a | + | b |
Deze ongelijkheid kun je eenvoudig uitbreiden naar een willekeurig aantal termen, bijvoorbeeld
| a + b + c | ≤ | a | + | b | + | c |
Gebruik dit.
[..]
Dat vermoedde ik al. Dank voor de bevestiging.
Je kan dan net zo goed kwadraatafsplitsen of niet soms? Alles keer 4 eerst en dan uitwerken.quote:Op zaterdag 12 oktober 2013 17:21 schreef Riparius het volgende:
[..]
Zoals Thabit hierboven al opmerkt zijn x en y de wortels van een vierkantsvergelijking, en door deze substitutie kom je op diezelfde vierkantsvergelijking uit, die je dan op één der bekende manieren kunt oplossen. Maar als je dan gaat proberen de vierkantsvergelijking door ontbinden in factoren op te lossen, dan ben je weer terug bij het oorspronkelijke vraagstuk om twee getallen te bepalen waarvan som en product zijn gegeven.
Je kunt het ook als volgt doen. We nemen het kwadraat van de som, dat is
(x + y)2 = 552 = 3025
Dit kwadraat verminderen we met het viervoud van het product, dit geeft
(x + y)2 − 4xy = 3025 − 4·294 = 1849
En aangezien (x + y)2 − 4xy = (x − y)2 hebben we dus
(x − y)2 = 1849
De vierkantswortel nemen geeft dan
x − y = 43
We hadden hier ook −43 kunnen nemen, maar we hebben aan één waarde voor het verschil genoeg, omdat het inverteren van het teken van het verschil neerkomt op het omwisselen van x en y. Optellen van som en verschil geeft nu
2x = (x + y) + (x − y) = 55 + 43 = 98, dus x = 49
En aftrekken van het verschil van de som geeft
2y = (x + y) − (x − y) = 55 − 43 = 12, dus y = 6
Dezelfde methode is ook te gebruiken om uitdrukkingen af te leiden voor de wortels van de algemene vierkantsvergelijking
ax2 + bx + c = 0 (a ≠ 0)
Zijn de wortels van deze vergelijking x1 en x2, dan is de vergelijking te schrijven als
a(x − x1)(x − x2) = 0
oftewel
ax2 − a(x1 + x2)x + ax1x2 = 0
zodat we door de coëfficiënten te vergelijken kunnen concluderen dat geldt
x1 + x2 = −b/a
en
x1x2 = c/a
Door nu op bovenstaande wijze x1 en x2 te bepalen uit de gegeven som −b/a en het gegeven product c/a kunnen we uitdrukkingen voor x1 en x2 in de coëfficiënten a, b en c van de vergelijking afleiden. Deze manier om de abc-formule af te leiden resp. een vierkantsvergelijking op te lossen wordt wel de methode van Harriot genoemd.
Je moet even begrijpen wat er gebeurt. Als x+y = a en xy = b gegeven is kun je i.p.v. een substitutie ook het verschil x-y uitrekenen. Riparius doet dit door zeer handig gebruik te maken van merkwaardige producten.quote:Op zaterdag 12 oktober 2013 18:29 schreef wiskundenoob het volgende:
[..]
Je kan dan net zo goed kwadraatafsplitsen of niet soms? Alles keer 4 eerst en dan uitwerken.
Uit | P(x)/anxn | ≤ 1 + ε voor een zekere ε > 0 volgt niet | P(x) | ≤ | anxn | want dan zou ε = 0 moeten zijn: tegenspraak. Overigens begrijp ik niet hoe je een ongelijkheid met | P(x) | wil gebruiken om aan te tonen dat P(x) een tegengesteld teken heeft voor een positieve en negatieve x met een voldoend grote absolute waarde (want dat is wat je aan moet tonen).quote:Op zaterdag 12 oktober 2013 18:07 schreef Amoeba het volgende:
[..]
Ik weet dat dit niet helemaal juist is. Riparius, zonder het bewijs compleet af te maken, kun je iets cursiveren waar ik wat mee moet doen of waar ik een fout bega? Het lijkt me onjuist om te concluderen dat
|P(x)| ≤ |anxn| voor |x| → ∞
En dus alleen de hoogste macht er feitelijk toe doet.
Ik dacht al dat het onjuist was.quote:Op zaterdag 12 oktober 2013 18:56 schreef Riparius het volgende:
[..]
Uit | P(x)/anxn | ≤ 1 + ε voor een zekere ε > 0 volgt niet | P(x) | ≤ | anxn | want dan zou ε = 0 moeten zijn: tegenspraak.
Moet ik hieruit concluderen dat ik helemaal verkeerd denk?quote:Overigens begrijp ik niet hoe je een ongelijkheid met | P(x) | wil gebruiken om aan te tonen dat P(x) een tegengesteld teken heeft voor een positieve en negatieve x met een voldoend grote absolute waarde (want dat is wat je aan moet tonen).
Dat denk je dan weer goed.quote:Op zaterdag 12 oktober 2013 19:04 schreef Amoeba het volgende:
[..]
Ik dacht al dat het onjuist was.
[..]
Moet ik hieruit concluderen dat ik helemaal verkeerd denk?
Wat is je precieze vraagstelling en wat heb je al behandeld over limieten?quote:Op zaterdag 12 oktober 2013 19:30 schreef Amoeba het volgende:
[..]
Ik krijg er koppijn van. Hoe moet ik anders die driehoeksongelijkheid toepassen!?
quote:Op zaterdag 12 oktober 2013 19:39 schreef Mathemaat het volgende:
[..]
Wat is je precieze vraagstelling en wat heb je al behandeld over limieten?
Hier komt hier op neer. Ik moet van Riparius bewijzen dat een polynoom van oneven graad ten minste één nulpunt in R heeft. Nu heb ik dat zo gedaan, maar dat is klaarblijkelijk te kort door de bocht.quote:Op woensdag 11 september 2013 22:09 schreef Amoeba het volgende:
Zij P(x) een polynoom van de oneven graad met reële coëfficiënten. P(x) is continu op R.
zij P(x) = an•xn+an-1•xn-1+an-2•xn-2 .... +a0 met an, a0 ≠ 0 en n oneven.
lim(x -> ∞)(P(x)) = lim(x -> ∞)(anxn) = ∞ als an > 0 en -∞ als an < 0
lim(x -> -∞)(P(x)) = lim(x -> -∞)(anxn) = -∞ als an > 0 en ∞ als an < 0
Uit de tussenwaardestelling volgt dan dat er een waarde c bestaat zó dat P(c) = 0
Hmm?
Jazeker. Ook de tussenwaardestelling en de insluitstelling. De tussenwaardestelling pas ik trouwens in mijn quote toe.quote:Op zaterdag 12 oktober 2013 19:47 schreef Mathemaat het volgende:
[..]
Hebben jullie al toevallig de middelwaardestelling behandeld?
Je bewijs totquote:Op zaterdag 12 oktober 2013 19:50 schreef Amoeba het volgende:
[..]
Jazeker. Ook de tussenwaardestelling en de insluitstelling. De tussenwaardestelling pas ik trouwens in mijn quote toe.
Dat heb ik dus nog niet gehad, ofja, ik heb geen idee hoe ik het moet toepassen.quote:Op zaterdag 12 oktober 2013 20:09 schreef Mathemaat het volgende:
[..]
Je bewijs tot
is goed. Je had namelijk niet hoeven delen. Je gaat als het goed is (hopelijk) nog al die formele regels krijgen voor limieten. Dus dat als de limieten van twee functies bestaat, dat dan de limiet van de product bestaat en dat limieten ongelijkheid behouden.
Maar volgens mij wil Riparius dat je de formele definities van limieten gebruikt om afschattingen te vinden, want je mag de tussenwaardestelling zo nog niet gebruiken.
Het was dus beter geweest om de limieten te nemen zonder de driehoeksongelijkheid en dan kun je vinden datquote:
In jouw tweede geval, stel dat an < 0. Je stelt epsilon gelijk aan 2:quote:Op zaterdag 12 oktober 2013 20:36 schreef Mathemaat het volgende:
[..]
Het was dus beter geweest om de limieten te nemen zonder de driehoeksongelijkheid en dan kun je vinden dat
Dan kun je de formele definitie gebruiken om op te schrijven dat
We bekijken in dit limiet in het algemeen dat x>0. Stel a_n is positief, kies dan epsilon= 0.5. Stel a_n is negatief, kies dan epsilon=2. (Hiermee weten we dus dat P(x)>0, voor een x dat voldoet aan de limiet definitie)
We kunnen dit op een analoge wijze doen voor limiet van x naar min oneindig, waarbij dus in het algemeen geldt dat x<0. Dus we vinden dat P(x)<0 voor een x dat voldoet aan de limiet definitie van x naar min oneindig.
We kunnen de tussenwaardestelling gebruiken en bewijzen wat we wilden.
Maar ik ga nu even verder met mijn scriptie. Veel succes!
Ow sorry, het is beter om het zo opgeschreven te houden:quote:Op zaterdag 12 oktober 2013 23:04 schreef Amoeba het volgende:
[..]
In jouw tweede geval, stel dat an < 0. Je stelt epsilon gelijk aan 2:
Je linkerterm wordt dan uiteraard positief, maar je rechterterm blijft negatief.
dus 0 ≤ P(x) ≤ iets negatiefs
Hoe kan dit?
Het is bijna goed, voor naar oneindig gebruik je overigens een andere limiet definitie. Maar één of andere reden heb je toch de juiste gebruikt in je uitwerking.quote:Op zondag 13 oktober 2013 01:20 schreef Amoeba het volgende:
P(x) = anxn(1 + (an−1/an)x−1 + (an−2/an)x−2 + ... + (a1/an)x−(n−1) + (a0/an)x−n)
Dus P(x) = anxn(1+f(x))
Met f(x) = (an−1/an)x−1 + (an−2/an)x−2 + ... + (a1/an)x−(n−1) + (a0/an)x−n)
limx→∞f(x) = 0 want c/xk = 0 voor x→∞
En dan zal nu wel heel formeel dit gezegd moeten worden.
∀ε>0∃δ>0,∀x [0 < |x-c| < δ → |f(x) - L| < ε]
L = 0, dus kies ε = 1.
|f(x)| < 1
stel |x| > δ
dan
1+f(x) > 0
En dus positief. Dus die factor laat ik vanaf nu achterwege..
Stel a > δ
dan P(a) = anan
Weten we dat a>0, dus P(a) is negatief voor an < 0 en P(a) is positief voor an > 0.
Neem nu b < -δ
Dan P(b) is negatief voor an > 0 en P(b) is positief voor an < 0
En dan de tussenwaardestelling toepassen op de continu functie P(x) geeft dat er een c bestaat zodanig dat P(c) = 0
Het is niet compleet van mezelf. Voor de notatie met de ε,δ-methode heb ik wat hulp opgezocht, en geprobeerd in eigen notatie te formuleren, ik hoop dat ik dat goed heb gedaan.
Kun je daar iets meer over vertellen?quote:Op zondag 13 oktober 2013 11:34 schreef Mathemaat het volgende:
[..]
Het is bijna goed, voor naar oneindig gebruik je overigens een andere limiet definitie. Maar één of andere reden heb je toch de juiste gebruikt in je uitwerking.
Dit begrijp ik niet.quote:Het is niet netjes om nog een a of b te gebruiken. Het is beter om de gevallen van x af te gaan, voor wanneer het strikt positief of strikt negatief is.
Dit wel.quote:Je hoeft overigens ook niet te zeggen dat |x|>delta.
Je x gaat naar oneindig, dus de voorwaarde wordt dan bijvoorbeeld geschreven alsquote:Op zondag 13 oktober 2013 11:56 schreef Amoeba het volgende:
[..]
Kun je daar iets meer over vertellen?
Je kiest aparte letters a en b. Maar je kunt ook de gevallen afgaan van x, dus stel x is positief dan |x|=x en stel x is negatief dan |x|=-x. Dit maakt het lezen prettiger.quote:[..]
Dit begrijp ik niet.
Volgens mij was die regel overbodig, althans, ik denk dat dat is wat je bedoelt?quote:Op zondag 13 oktober 2013 12:04 schreef Mathemaat het volgende:
[..]
Je x gaat naar oneindig, dus de voorwaarde wordt dan bijvoorbeeld geschreven als,
en niet als
[..]
Je kiest aparte letters a en b. Maar je kunt ook de gevallen afgaan van x, dus stel x is positief dan |x|=x en stel x is negatief dan |x|=-x. Dit maakt het lezen prettiger.
[..]
Snap je dit wel?
Omdat de limiet bestaat is dat waar inderdaad. Dat moet ik goed onthouden.quote:Op zondag 13 oktober 2013 12:22 schreef Mathemaat het volgende:
[..]
Ja, die regel is eigenlijk overbodig, maar dat heeft iets met logica te maken. Je bent vrij om het toch erbij te zetten, als je je fijner ermee voelt. Het heeft ermee te maken, dat omdat het uitspraak waar is, het gevolg waar is ongeacht de voorwaarden (hier is dat |x|>delta).
Dus je hoeft eigenlijk niets meer te doen met die delta.
Nee, vergeet wat ik net heb verteld, dat is onzin xDquote:Op zondag 13 oktober 2013 12:25 schreef Amoeba het volgende:
[..]
Omdat de limiet bestaat is dat waar inderdaad. Dat moet ik goed onthouden.
Dus uhm, heb ik het laatste stuk nu wel juist opgeschreven?
Ik heb net een bakkie gehad. Goed, ga ik dit even netjes uitwerken in LaTeX.quote:Op zondag 13 oktober 2013 12:29 schreef Mathemaat het volgende:
[..]
Nee, vergeet wat ik net heb verteld, dat is onzin xD
Je moet je |x|>delta kiezen, zodat het gevolg waar is. Het is het hele uitspraak dat waar is, dus ook ongeacht de voorwaardes. Maar je voorwaardes moeten waar zijn, zodat je gevolg waar is (hier maak je dus gebruik van dat het hele uitspraak waar is).
Jawel, het is goed. Ik moet gewoon meer koffie drinken![]()
Goed zet er nog gelijk achter dat epsilon=1 ook dat je x kiest, zodat |x|>delta.quote:Op zondag 13 oktober 2013 12:33 schreef Amoeba het volgende:
[..]
Ik heb net een bakkie gehad. Goed, ga ik dit even netjes uitwerken in LaTeX.
Komt goed.quote:Op zondag 13 oktober 2013 12:35 schreef Mathemaat het volgende:
[..]
Goed zet er nog gelijk achter dat epsilon=1 ook dat je x kiest, zodat |x|>delta.
Je moet ook nog in je limiet definite zetten dat je alle x kiest uit het domein van f. Nu staat er doodleuk voor alle x. Zet er ook expliciet bij dat je twee gevallen x (x groter dan nul en kleiner dan) gaat bekijken, voordat je dat begint te doen.
Weer wat geleerdquote:Op zaterdag 12 oktober 2013 17:21 schreef Riparius het volgende:
[..]
Zoals Thabit hierboven al opmerkt zijn x en y de wortels van een vierkantsvergelijking, en door deze substitutie kom je op diezelfde vierkantsvergelijking uit, die je dan op één der bekende manieren kunt oplossen. Maar als je dan gaat proberen de vierkantsvergelijking door ontbinden in factoren op te lossen, dan ben je weer terug bij het oorspronkelijke vraagstuk om twee getallen te bepalen waarvan som en product zijn gegeven.
Je kunt het ook als volgt doen. We nemen het kwadraat van de som, dat is
(x + y)2 = 552 = 3025
Dit kwadraat verminderen we met het viervoud van het product, dit geeft
(x + y)2 − 4xy = 3025 − 4·294 = 1849
En aangezien (x + y)2 − 4xy = (x − y)2 hebben we dus
(x − y)2 = 1849
De vierkantswortel nemen geeft dan
x − y = 43
We hadden hier ook −43 kunnen nemen, maar we hebben aan één waarde voor het verschil genoeg, omdat het inverteren van het teken van het verschil neerkomt op het omwisselen van x en y. Optellen van som en verschil geeft nu
2x = (x + y) + (x − y) = 55 + 43 = 98, dus x = 49
En aftrekken van het verschil van de som geeft
2y = (x + y) − (x − y) = 55 − 43 = 12, dus y = 6
Dezelfde methode is ook te gebruiken om uitdrukkingen af te leiden voor de wortels van de algemene vierkantsvergelijking
ax2 + bx + c = 0 (a ≠ 0)
Zijn de wortels van deze vergelijking x1 en x2, dan is de vergelijking te schrijven als
a(x − x1)(x − x2) = 0
oftewel
ax2 − a(x1 + x2)x + ax1x2 = 0
zodat we door de coëfficiënten te vergelijken kunnen concluderen dat geldt
x1 + x2 = −b/a
en
x1x2 = c/a
Door nu op bovenstaande wijze x1 en x2 te bepalen uit de gegeven som −b/a en het gegeven product c/a kunnen we uitdrukkingen voor x1 en x2 in de coëfficiënten a, b en c van de vergelijking afleiden. Deze manier om de abc-formule af te leiden resp. een vierkantsvergelijking op te lossen wordt wel de methode van Harriot genoemd.
Zoals je de integraal nu berekent houd je geen rekening met de gevolgen van de absoluutstrepen voor de functie en de waarden waarvoor je de integraal evalueert. Waar ligt het nulpunt voor |x-3| en wat betekent dat voor de integraal?quote:Op zondag 13 oktober 2013 16:05 schreef wiskundige het volgende:
Hoi allemaal,
Even een wiskundige vraag:
De intergraal van 5 tot 2 van lx-3l
Ik zelf kom uit op dit:
lx^2-3xl en dan invullen
l5^2-3*5l-l(2^2-3*2)l=12 maar het moet 5/2 zijn?
Alvast bedankt
Je moet onthouden dat:quote:Op zondag 13 oktober 2013 16:05 schreef wiskundige het volgende:
Hoi allemaal,
Even een wiskundige vraag:
De intergraal van 5 tot 2 van lx-3l
Ik zelf kom uit op dit:
lx^2-3xl en dan invullen
l5^2-3*5l-l(2^2-3*2)l=12 maar het moet 5/2 zijn?
Alvast bedankt
Je verwart hierboven de definitie van limx → c f(x) = L met de definitie van limx → ∞ f(x) = L. Bovendien hield je er geen rekening mee dat limx → −∞ f(x) weer iets anders is dan limx → ∞ f(x).quote:Op zondag 13 oktober 2013 12:08 schreef Amoeba het volgende:
[..]
P(x) = anxn(1 + (an−1/an)x−1 + (an−2/an)x−2 + ... + (a1/an)x−(n−1) + (a0/an)x−n)
Dus P(x) = anxn(1+ f(x))
Met f(x) = (an−1/an)x−1 + (an−2/an)x−2 + ... + (a1/an)x−(n−1) + (a0/an)x−n)
quote:Op zondag 13 oktober 2013 16:15 schreef lyolyrc het volgende:
[..]
Zoals je de integraal nu berekent houd je geen rekening met de gevolgen van de absoluutstrepen voor de functie en de waarden waarvoor je de integraal evalueert. Waar ligt het nulpunt voor |x-3| en wat betekent dat voor de integraal?
Bedankt, is gelukt!quote:Op zondag 13 oktober 2013 16:17 schreef Amoeba het volgende:
[..]
Je moet onthouden dat:
|x-3| = x-3 voor x >= 3
en
|x-3| = -(x-3) voor x < 3
En zo kun je dus de integraal opdelen in 2 deelintegralen, en die kun je integreren.
Forum Opties | |
---|---|
Forumhop: | |
Hop naar: |